DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Groote Najaarmemarkt to Alkmaar IJ T. BENZ en OVERLUID Automobielen. No. 255 Honderd en vijftiende jaargang. 1913 ZATERDAG 1 NOVEMBER. Maandag 3 November 1913 FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. op Maandag 3 November 1913. Iepelliet Schets uit het Zeeuwsch-Ylaamsche volksleven, Onder Suggestie. Carrosseriefabrikant, ALKMA AR, Telefoonnummer 3. (Slot volgt). ALKMAARSCHE COURANT BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR 'brengen ter algemeen© kennis, dat ter gelegenheid) van da Groote NAiJAIAR&VEElMAKKT op feet VEE, dat niet per vaartuig naaT de markt word't gebracht, ALLEEN AANGEVOERD MAG WOR DEN LANGS DEN HELDERSÖHEN WEG, OVER DE HEILOOëKBRUG, OVER DE ERIE- SCHE BRUG en O'VER DE VLOTBRUG. Aanvoer van VEE over del Geiesterbrug, de Nieuw- landerhrug, de Emmabrug en d© rustieke Voetbrug gen is VERBODEN. Het VEE, 't welk over de B O O MP O ORTStBRU G bij bet. ZEGLIS de stad bin nenkomt, mag slechts naar de markt vervoerd wor den langs de VOORMEER, de BIERKADE en den ACHTERWEG. Bij de TEXELSCHE, de HEILOOëR-, de FRIE- SCHE- en de VLOTBRUG zal bet aan te voeren VEE door deskundigen worden ONDERZOCHT. Het per vaartuig aan te voeren Vee mag alleen .gelost worden aan de KANAATiKAPE, met uitzon-1 dering van enkele booten, die aan de BIERKADE kunnen lossen, alle op plaatsen door den Havenmees ter aan te wijzen. Geen Vee mag ter markt geplaatst worden zonder voorafgaand deskundig onderzoek, en in geen geval vóór des morgens 5 uur. Alkmaar, 24 October 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. D'ONATH, Secretaris. Door F. DE SINCLAIR (Nadruk ver'b-odlen). „Dat's toch schunne, jong, dlienen ekspezies, had Sarrelewie gezeed- tegen Iepelliet, terwijl bij z'n lip pen toekneep en z°ni hoofd scbudlde. „Dat 's toch .schunne.1 Dit mogg>e euk'n keer zien!" E!n zoo was 't gekomme, dlat Ieptellitetl goesting bad gekregen ooik es naar Geuit te gaan, naar de tentoon stelling. Maar Irmia tad gevroge, of ie temee zot was: ze gong beklans an 't schreeuwen en as ze zoo begon. past er op, dan was 't 'n vieze, zulle 1 „Gij, mee .ouwen ekspezies.riep ze, „dat s ommers toch nikske veur fesoendëli'ke mins©; de pas ter heit 't zelf geaaedl, dat 't allemoal schand'ao-lig- heid: ils, wa-gge zietl" Net kwam de paster langes 't huizeke en Iepel liet wias 't em nagel-eupen ini z'n b-l-euten beufd en bad gezeedl: „Ha menier de paster, 'n woordje astoeblieve.I" Roman naar bet Duitscb van O. CROME SCHWIENING. 44) o Zoo bleef tante Bettjy bijl baar nicbtlje, dat zij, op zo© wonderbaarlijke wijze bad wedergevomden, en Karei kon niet anders dan ei' zijn zuster .schriftelijk van op de hoogte brengen. Maar aldus kwam er tevens een eind'e aan het ver blijf van docter Helpert in bet stille buisje in Delft; en Karei 'kon zich in deze omstandigheden niet ver zetten tegen 'bet besluit van den herstellenden zieke: bij zou nu naar ©en hotel gaan, waiar bij gemakkelijk verder op krachten kon komen. Met bet Jioopan ging bet de laatste dagen veel beter. Maar d'oeter Helpert zelf was op dat oo-genbl'ik bet slachtoffer van bangen twijfel. Nu Hij afscheid zou nemen van dit buis, was bet -of bij er dfe helft van zijn ganache welZen achter liet. Eta terwijl een weemoedig gevoel van verlangen en innig medelijden hem naar die zieke heendireef, van wie bij den vorigen dag nog zuilke droevige d'ingen gethoord bad, toch wist bij zeker dat er in dit buisje iemand was die hem onweerstaanbaar boeide en die bij niet zou kunnen loslaten. Hij had! Gesine niet vaaik gezien na den dag van gisteren, toen baar broer bun alles verteld bad. Zoo lang Karei en tante Betty thuis waren was dit den jongen man niet zoo zeer opgevallen; maar vanmor gen, nu zij met Maartje alleen in buis waren, ver langde hij' vree&elijk naar baar. Gesine kwam niet. Aan tafel zaten zij zwijgend tegenover elkaar. „Hij denkt steeds aan haar", dacht Gesine bedkoetfd en zij had) moeite baar tranen te weerhouden. Eta doctor Helpert zei ook niets toen zij zoo ernstig en zoo. aan gedaan was. Het was een sombere dag, totdat Ka- re-fs bericht kwam' dat tante Betty In den Haag zou blijven. Geain© kwam met dien brief naar hem toe. Da jon- De paster me© naar binnen. Zoo in ©ene; Irma verschoot dr van. „Zet ou 'n keer, mender d'e paster", zee ze, „moar ge m-eu-gt nie rond zien zulle; "k ben ik net an 't kui- schem" De paster most lachen. „Awel Iepelliet", zee die, „wat wilt ge weten?" „Awel menier de paster", Zee Iepelliet en ie wier d'r rood van. „Awel, menier d'e paster.'k wou-ik 'n keer gevroge hebbe.awel zie-de. ,,'k Zla.l-ik 't wel zegge", zee Irma met 'n kwaje stemme. „Mi'enen boas wil noar den ekspezies, me nier de pasteren i k zegge, dat da veur 'n broa- ven mins niet en past.'t is d a d d el" „Azeu Iepelliet, ge wilt naar de expositie?" vroeg die paster. „Jou et", zete Iepelliet met 'n sterken knik. „Awel.ga gerust", zee de paster en ie most nog 'n keer lachen. „Bê.ziee Irma, heelegaar gebluft. „Nou gij 1" lachte Iepelliet. „Moar ge bet tocb zelf gezee'd, menier da piaster, dat den ekspezies vol mee schandoalighed'en was. streed Irma op. „Toet.... toet....", lachte de paster, „maar als ge niet naar de Beaux Arts gaat, dan meugt ge ge rust overal rond zien.gerust." ,,'t Is 'n heel -isch-oone exposias; van alles is 't er. kleeren en tapijten en machines.alia, van alles wat ge maar bedenken kunt. All-eanig, zoo gezeid, naar de Beaux Arts, daar meugt g© niet in." ge man begreep den toestand dadelijk. „Dat bericht zendt mij ook bier vandaan juffrouw van Kinscho ten", zaide bij met doffe stem. „Ik zal vanavond nog naar een hotel gaan. Zou u aan Maartje willen vragen of zij mijn goed zou willen inpakken? Dan zal ik mijn bagage door den botelknecbt laten ba len." Gesine boog bet hoofd. Zij begreep dat bij niet anders kon. Maar zij beefde. „Gaat u niet naar. baar toe?" vroeg zij zachtjes. Hij schudde bet hoofd. „Ik 'zou heel graag willen, ik heb eigenlijk .geen rust voordat ik baar heb weer gezien. Dien smeekenden blik, waarmee zij' mij aan zag, een oogenblik voordat ik u ontmoette, kan ik niet vergeten. Het is als 't ware een beschuldiging die ik op mij voel rusten. Maar ik mag niet gaan voordat uw broer mijj roept .dat heb ik hem ge loofd." Zwijgend boog zij bet hoofdl nog dieper. En in baar hart riep luide een stem: „Hij beeft baar lief! hij beeft baar lief I" De koffer was weldra gereed. Op zijn stok geleund nam bij afscheid van Gesine. Het was tegen den avond. „Dat ik zoo spoedig hersteld ben, heb ik al leen aan u te danken I Wat u in deze dagen voor mij geworden is-" Hij sprak den zin niet uit, hij was diep bewogen. Gesine bad de kracht hem met vochtige oogeu lachend toe te voegen: „Herinnert u u den dag van uw aankomst nog wel? toen Karei mij een goed zus je noemde? Ook voor u wil ik een goed zusje zijn." „Een zuster Had zijn mond dat wöord uitge sproken of bad bij bet slechts gedacht? Daarvan zou hij zich op dit oogenblik geen rekenschap kunnen geven. En niet als twee goede vrienden, maar ver lagen, heel eventjes gaven zij dlkabder de band. Toen verwijderde hij zich langzaam. Voetje voor voetje, den Zuidiwal af naar de Rotterdammerpoort. Hij had bedankt voor een rijtuig. Gesine bleef alleen achtereen gevoel van gren- zen'looze verlatenheid beving haar. Drie dagen wiaren voorbij gegaan; toen ontvingen doctor Helpert in zijn hotel en Gesine te huis beiden een kort telegram van Karei, dat geen andfer bericht behelsde dan het woord1: „Kom over." „Dat1 's nia fesoerudelik?" vroeg Irma. „Nee, dat ben allemaal slechte schilderijen van Franschmans.allemaal lichte stukken en beel den. alla smeerlapperij, ge verstaat me wel. Iepelliet knipperde al luisterend met z'n oogen. „Da ben tocb dinge.zee Irma hoofdschuddend. „Wh...., boe.... boe noemde dadide ook weer, menier de paster?" vroeg Iepelliet. „De Beaux Arts", zee de piaster. „Awel. de boosaar", herbaalde Iepelliet en dan ook hoofdschuddend „De 'boosaar.is dat zeu. wagge tocb zeit.bê.... bê.... dat's toch onge- perremeteerd. „Maar afgezien daarvan", zee de paster, „gelijk ik zeg, dan meugt ge alles bekijken.en Irma ook, gerust „Ikke?" riep Irma, ,,''k zou ik nog liever.... en dan resoluut met 't hoofd schuddend, „nooit nie.. 'k zou-i'k nie will1©.... mee twintig guldens tofe, nie.1" „Gelijk ge wilt", zee d'e paster en ie lachte es te gen Iepelliet enJ meteen &tong-ie op. „Zoover1 dlan.ge weet nou, wait ge weten woudt." Hij reikt© de band) aan Irma en dan aan baar man. Iepelliet gong mee tot an de deur©. „Alla menier de piaster, zijt bedankt, merteii zmlle!" Omdat de paster 't dam goed vond, vond Irma 't ook goed en zoo toog Iepelliet op teen schoenen Sep temberdag nlaar Gent. Bij bet vertrek van den volgenden trein ontmoet ten zij elkander aan bet station. Zwijgend kwamen zij naar elkander toe. „Laten wij dleeen moeilijken tocht Samen afleg gen I" zei de bij. „Ilk dtemk dlat bet bet laatste uur van haar leven is, waarin i'k baar zal' wederzien1-" Zij knikte zwijgend. Hot was of baar keel was dichtgeschroefd. Zij stapten in denzelfden coupé en bleven zwijgen gedurende d)a korte rei®. En toen zij in den Haag in een rijtuig zaten, waarmee zij naar bet ziekenhuis reden, kon Gesine baar tranen niet langer inhouden. Doodsbleek maar met oogen stralende van een bo- venaardschen gloed, lag Lizzie op baar legerstede. Tante Bett-iy hield baar band vast. Toen zij' doctor Helpert zag binnenkomen, zei'd'e zij fluisterend: „Eindelijk" en een lachje speelde om haar mond. Zij zag den jongen man aan met een blik 'alsiof zij hem nooit weer los wou laten. Toen stierf de gloed weg uit baar oogen; langzaam' vielen de oogleden dicht, zij verroerde zich niet meer. „Verwelkt als- een bloem!" zeide die docter diep bewogen. „Zij1 is heengegaan." Niemand schaamdb zich rondom dat sterfbed! voor zijn tranen. Zij stroomden' Ernst Helpert over de wangen toen bij zich over haar benen boog en een kuis op baar voorhoofd drukte. Tante Betty en Gesine keerden naar Delft terug, de laatste di'ep ontroerd. Karei bleef totdat bet lijk naar Delft kon worden overgebracht, waar zij begra ven zou worden. En ook doctor Helpert bleef in den Haag. De begrafenis was afgeloopen. Karei van Kin schoten verzocht docter Helpert de familiebetrek kingen d'er overledene te vergezellen naar zijn buis. „Het document van dominé Potter is gekomen-. Ik heb het in mijn zak, en u hebt ook recht bij de voor lezing tegenwoordig te zijn." Het waren 'ernstige, stille toehoorders, welke de volgende bekentenis var» een berouwhebbend man aanhoorden. „Ik, die n dït -schrijf, verkondig -dfe liefde en ge nade van den almacbti-gen God aan anderen, en ik vertegenwoordiger der beroemde BEJfZ munt uit doorEenvoudige constructie, nieuwste verbeteringen en zeldzaam geruisehloozen gang. Proelwagen disponibel. TELEFOON 57». Een -schoenen 'dag, maar 't kost gaan regenen en 't was daveur, dat Irma d'r parrepiu had meegegeven an Iepelliet. „Gisteraovond stong er 'n sterre bi© die maon en d'atls meestentieds regen", had ze voorspeld en ver manend had Ze er achter gevoegd: „Molar past er op, zulle, dagge, um nie kapot maokt of ievexan-st weg -steekt, wear ga um nie weero-mma kriegt." Iepellitet. had van ja geknikt of van nee, navenant, op alles wat Irma zee; dat was pertan 't beste en in z'n Zondagsch© kleeren met de pterrepl'u van Irma in z'n hand', wasAe naar -d'e statie gekuierd. Effen veur die statie, daar stond' Teefiel, die met ser, in de kalkput t'e roeren, veur 't nieuwe huizëke van Sarrelewie, die achter Pasch-en no-u toch gong trouwen mee rooi© Elbdie en Teefiel, die riep: „Awel Iepelliet, op reis jong?"1 Iepelliet zwaaide met de perreplti. ,,'k Goian-i'k 'n keer naar den ekspezies, zulle 1" „Toe moar.'t Zit er am, geleuf ik! Mot 't nog regenen enk van do age?" En hij' wees spottend op de pemeplu. ,,'k Peize van wel", antwoordde Iepelliet, „ze zeg gen 't toch." Eb. hij zwaaide da perxeplb ten afscheid in de lucht en Teefiel! stak z'n kalkschup ombo-og. Drij halve kluiten mo-st-ie betfalen an dlienen con- delteur van de elektrieke tram, mo'ar toen hieuw-ie ook p-ersies stille veur den ingan'g van. dien ekspezies. Voor een franc mostei© een karetje koopen bij zoo'n medamke in 'n klein kotje en toen moebt-ie d'r in, deur 'n i-ez-eren hekke, dat ze-liet© draaien. „Oa ben tocb dlinge.1" En Iepelliet bleef Wel vijf minuten ©taan bij' dien ingang om te ziten, boe of die andere menschen ook door dart iezeren ding heen'draaiden em d¥ wias 'n vette medam bij, die bost er amper deur.... ze mos- te d'r trekk-e.ze wier d'r be&choamd van. Da was tocb leutig, zulle! Dan gong-ie dteur. O, da was toch schunne m-ee al die blo-mme.en da wit.en die groene bieste; 'n soortement stier© mee bultten wazze dat. Oeje oeje.dia wazze stiere, jong! Iepelliet keek rond en volgde de andere bezoekers. Door 'n soort kerk Iepelliet nam gauw z'n pet af 1 most ie loepen en toen was-ie weer in die bui tenlucht. Aweer blommen. Maar hou moist-ie es rondzien; meneer die paster, die zee, d''r was van alles, kleeren.en1 tepijtem. en mesjienes en da wais allemoaJ feso-endellkl AULee- nig van die Franschmans, de boosaar, da was.... lepel-liet stond) srtiL Vlak bij hem was 'm gast aan 't watersproeien over de blommen. zelf heb d'i© meer dan iemand anders noodïg. Ik ben schuldig aan den dood van mijn vriend, want ilk bob dte band uitgestrekt naar zijn vrouw. Stejwart Hop kins was mijn vriend toen hij; uit Europa kwam met een jong vrouwtje^ dat viader en moeder heimelijk verlaten bad om hem toe te behoorem. Zij was zacht en goed en scbo-on, en baar beeld werd' levendig in mijn hart gegraveerd. Mijn vriend was gélukkig met haar, zijn geluk was voor mij een marteling. Zij schonk hem een Ikindl, een meisje, betzelfdle kind waarvoor deze bekenteni© bestemd' is, zoodlra err aan mijn leven een eind is gekomen-. Ik verlangde naar den dood' van mijn vriend, opdat zij vrij' zou worden; want zij bad' hem lief en zou nooit naar die liefde van een ander geluisterd hebben zoolang er nog licht was in zijn oogen. Eens op een avond maakten Hopkins en ik een roeitochtje op zee ik was met sombere gedachten vervuld, bij in die opgewekte en vertrou welijke stemming dJie hem bet hart van) zijn vrouw bad doen- winnen. Er stak een sto-rm op, onze boot kantelde. Wij beiden klemdten ons aan de kiel vast. „Help! ik zink!" riep bij. Ik bad) hem kunnen red- d)en; ik bad de hand maar behoeven uit te steken. Ik liet hem verdrinken. En die vrouw, waarnaar al' mijn verlangens uitgin gen, was vrij. Maa-r tusschen baar en mij stond mijn misdaad. Van bet eerste oogenblik af aan zorgdle ik voor de vrouw en bet kind, alsof bet mijn eigen bet trekkingen waren. Toen het meisje nog geen vijf jaar oud was, stierf d'e moeder. Ik weet zeker dat het verlangen naar den geliefden echtgenoot de oor zaak geweest is van haar dood. Ik voedde Lizzie op als mijn eigen kind. Mijn laatste bede aan baar ia om vergeving dat ik baar baar vader heb ontroofd. Mo-ge d'e hemel mij genadig zijn! Deze bekentenis vertrouw ik toe aan veilige ban den ingeval die doodl mij oproept, voordat Lizzie baar achttiende jaar beeft bereikt. Blijf ik zoo lang in leven, dan zal ik haar op haaT achttien-den verjaar dag zelf mijn misdaad bebjdbn. Dominé POTTER."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 9