DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en vijftiende jaargang.
1913,
ZATERDAG
15 NOVEMBER.
De Cadettenschool.
NOo 2B7
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar 10,80; franco door het geheele Rijk 11,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
Telefoonnummer 3.
STADSNIEUWS.
KMAARSCHE COURANT.
- MB3IH— i
l>lt nnmmer bestaat nit 3 bladen.
i.
AJuKIMAlA.il, 15 November.
Men) weet, dat de Cadettenschool officieel aan het
afsterven is. Zij heeft de laatste jaren .ongeveer al
les slechts gehad1, dam zij maai- krijgen ken: een slech
tte pers, ©en slechte Kamer, een slechte regeering.
Trouwens 1 'bijl haar geboorte werd) zij niet met
onvermengde .gevoelens begroet. Toen minister Ber-
gansius in 1890 'bij die Tweede Kamer kwam met een
ontwerp, waarin o.m. de oprichting van een of meer
Cadettenscholen' werd voorgesteld, ontmoette dit
voorstel veel tegenkanting. Tal van bezwaren van
paedagogischen, finapicieielea en militairen aard wer
den geopperd, terwijl zelfs in deze instelling werd ge
zien ©en bevoorrechting van het openbaar b.oven het
bijzonder onderwijs. Wat dit laatste bezwaar betreft,
bet werd ondervangen door aanneming van een
(am-endemeuti-vian Böben 'Sieds, waarbij het externaat
werd ingevoerd, zoodait 'die jongelieden, die aan het
toelatings-examen hadden voldaan, onmiddellijk met
groot verlof konden vertrekken en hun opleiding ge
heel 'elders ontvangen, en zij' dus het voordeel van de
Cadettenschool (zekerheid van plaatsing aan de Ko
ninklijke academie) konden vereenigen met vrijekeu-
ze van 'die opleidingsinrichting. Be helft der jonge
lieden zou van die vrije keuze wel gebruik maken,
dacht mien en tot dusverre is maar één zoodanig
cadet geweest 1
Ondanks „de vaak krachtige argumenten," gelijk
majoor Vlaming in zijn openingstoespraak nu twin
tig jaar1 geleden zeide, welke in 'a land's vergaderzaal
.tegen het stelsel der Cadettenschool weerklonken,
werd de wet aangenomen minister Seijffardt, die
de openingsplechtigheid bijwoonde, had zelf ais Ka
merlid tegen gestemd11
Herhaaldelijk is tijdens haar bestaan de meening
verkondigd, 'dat da Cadettenscbcnl liefst maar zoo
gauw mogelijk weer moest verdwijnen.
Het aantal Candida ten dat zich aangaf voor het
toelatingsexamen, aanvankelijk zeer" groot-, werd
epoedig ho-e langer hoie lager1: het bedroeg gtedurende
dé jaren 18931913 resp. 252, 207, 220, 219, 216, 205,
216, 183, 148, 15®, 162, 156, 147, 129, 93, 76, 78, 96,
90, 55, 66.
Voor een deel werd die verminderde toeloop toe
geschreven aan del te hoo'ge toel'atingseiechen. Maar
ook werd herhaaldelijk de opmerking gemaakt, dat
de Cadettenschool op te weelderigen voelt was inge
richt, dat zij eten kostbaar instituut was, mogelijk
medewerkend om den kastegeest te bevorderen, dat
zij velen ertoe biacht op te jeugdigen leeftijd de be
roepskeuze te doen. Na 1904 namen de in de Kamer
geuite klachten toe. Bij1 die behandeling dier staats
begroting voor 1907 werden in het bijzonder ernsti
ge grieven uitgesproken tegen den geest dér cadetten
©n dé tucht aan de Cadettenschool. He inrichting
-werd een „principieel ondeugdelijke hoeksteen" ge
noemd van het militair onderwijs, voor wedk-s 'besten
diging geen aanleiding bestond.
He grieven vonden weerklank minister Sabron
verklaarde in 1908, niet 'te zullen overgaan tot on
verwijlde verdwijning, hij' wenschte te streven naar
geleidelijke opheffing, welke w.en&ch in de Kamer
luidde werd toegejuicht.
Konduit verklaarde minister van oorlog Cool bij
,de installatie van de Staatscommissie voor d'e reor
ganisatie van het militair onderwijs bij de land
macht, dat er in het wemsdhelijk geachte stelsel geen
plaats meer was voor da Cadettenschool en dlat de
nieuwe wet aan het vooTtbestaian dezer school een
eide zou behooren te maken.
He commissie, bestaande uit actief-"dienende hooge
en hooger militairen en burgerlijke leden, ,oud-mili-
itairen en hoofden van inrichtingen van op-enbaar
en bijzonder onderwijs is aan het onderzoeken ge
gaan enondaniks ministers, ondanks Kamerle
den, ondanks hoofdartikelen- en ingezonlden-sitiukken-
sehrijver-s tot die slotsom gekomen, idat er van ophef
fing der Cadettenschool geen sprake moet zijn, doch
dat haar behoud geboden en zel'fs haar uitbreiding
noodzakelijk is!
Be commissie is overtuigd', dat -de 'aanvulling van
(het officderskoxps zonder een Cadettenschool niet
verzekerd zou zijn. Zijl dleelit niet die bezwaren om
trent te vroege beroepskeuze en te vroege onttrek
king aan bet gezinsleven. En uitvoerig bespreekt-
zij in haar lijvig rapport del overige bezwaren, welke
pij kort aldus samenvat: „Be cadetten, oud-leerlin
gen dör Cadettenschool, steken ini ongumstigen zin af
bij d'e -overige cadetten, leerlingen der Koninklijke
Militaire Academie, tucht en paedagogischb leiding
laten aan da Cadettenschool' te wenschen over zoodat
zij eigenlijk eena -slechte kostschool is."
We halen een deel' van de weerlegging dier bezwa
ren hier even woordelijk uit hJet'versLag aan:
Hat aan een© inrichting met aenj honderdtal
Teerlingen van zeventien of achttien jiaar wel eens
baldadigheden zullen gepleegd zijn; dat 'men wel
licht ©ene enkele maal1 minder gelukkig is geweest
in d'e keuze van het leiding gevend' personeel en
dat enkele malen, tijdens een bestaan van bijna
twintig jaren, klachten over gedrag'en tucht wer
dén vernomen, behoeft op zich zelf geen. ergernis
te geven of tot een veroor,deeling te leiden.
Niettemin is het een feit, dat de waardeering en
het aanzien van de Cadettenschool in de openbare
meening veel geleden hebben, zoodat zij niet guns
tig aangeschreven staat, niet alleen bij' het groote
publiek, idoch zel'fs bij de Regeering.
Het behoeft geen betoog, dat vooral' ook deze
laatste omstandigheid aan den bloei dier Cadetiten-
scüool niet bevorderlijk zal zijn geweest. Voegt
men daarbij., dat reeds sedtetrt verscheidene jaren,
tengevolge van hetgeen bij de indiening en de be
handeling van d'e wetsontwerpen van 1964 en 1908
is medegedeeld, heit bestaan der schooi op ©enigs
zins losse schroeven is gezet en dat die op dit
o'ogenblik loopende proef -gevolg van de aanne
ming der wet van 1910 'beoogt, die inrichting
„den natuurlijken dood te l'aten stierven," dan ligt
in dit alles voldoende verklaring voor de omstan
digheid, dat dia toeloop van -adspixanten naar d'e
Cadettenschool- aanmerkelijk is verminderd en de
ze inrichting in de laatste jaren geen beeld geeft
van hetgeen zij' zou 'kunnen zijn en in den eersten
tijd van haar béstaan .ook was."
Naar het spreekwoord-, dat men aan de vruchten
leen boom kent, heeft 'de commissie zoo nauwkeurig
mogelijk de cijfers verzameld, welke een indruk kun
nen geven van de resultaten der zoo heftig aangeval-
ten instelling.
O'-p grond van de cijfers toont te aan, -dat de uit
komsten, verkregen aan de Cadettenschool, lang niet
zoo slecht zijn, als meat wel heeft willen doem voor
komen.
Wegens onvoldoend gedrag zijn 8 cadetten van de
Koninklijke Militaire Academie eenige maanden la
ter dan da -ov'erigen tot officier benoemd, van deize
8 waren 6 oucMeerlingeiu van dé Cadettenschool en
2 van de Hooger© Burgerschool. Haar entegen ver
lieten in de jaren 1898 tot 1911 op niet-eexvolle wij
ze het leger 6 luitenants, aan d'e Academie opgeleid
na 1895, van deze 6 waren 5 gekomen van de Hoo-
gere Burgerschool en 1 van die Cadettenschool.
Het percentage van h-en, die -den cursus aian de K.
M. A. in den normalen tijd volbrengen -en due na een
studie van drie jaren den officiersrang 'behalen, is
het grootst voor de ouddeerlingen der -Cadetten
school (89.32 pet. tegenover- 83.10 pet.) He gemiddel
de leeftijd bij het bereiken van denofficiersrang
voor de oud-le'erlingen der Cadettenschool (21,95
jaar) is nog tets lager dan voor die der hoogere bur
gerscholen (22,05 jaar). Ha studie-resultaten van
de Cadettenschool vertoonen merkwaardig veel over
eenkomst met die van de Koninklijke Militaire Aca
demie, in het bijzonder voor wat de oud-leerliwAn,
der hoogtere burgerschool aan laatstgenoemde inrich
ting betreft.
Ten aanzien van het gedrag der leerlingen op de
Cadettenschool merkt die commissie op, dat een per
centage van 0,22 (2 van 882 in 18 jaren); voor hen,
die wegens hunne gedragingen of van 0,67 (6 van
882) voor hen, die wegens gemis aan aanleg of ijver
bij de studie moesten worden ontslagen, niet ho-og is
(h-et percentage van hen> d'ite wegens hunne gedra
gingen Van de K. M. A. verwijderd wierdien, 'bedraagt
-0,14). In -de officierskorpsepi valt geienerlei 'Onder
scheid1 aan te wijzen, tusschen hen, die hunne oplei
ding aanvingen aan da Cadettenschool, en ben, die
rechtstreeks uit de burgermaatschappij aan dé K. M.
A. aankwamen. Noch in g-unstigen, noch in ongun-
sti-gen zin is dier commissie iets 'dergelijks ter oore
gekomen. Zijl is dan -ook van oordeel, dat de Cadet
tenschool ©ene vergelijking met ide K. M. A. en even
zeer 1 vo-,or wat da uitkomsten van het onderwijs
betreft met -de hoogerie burgerscholen otf soort
gelijke inrichtingen zonder twijfel en zelfs zeer goed
kian doorstaan.
Men moge, zegt zij, uit overwegingen, betrekking
hebbend© op mogelijkheden en invloeden, welke niet
onder cijfers zijn te -brengen, een inrichting als de
Cadettenschool in beginsel niet wenschekjk achten
of afkeuren, naar die meening der commissie zou het
echter onjuist en onbillijk zijn, die school te ver-o-or-
deelen op grond vian hetgeen zij' in dé bijna twintig
jaren van haar bestaan heeft gepresteerd.
Het zal velen, in het bijzonder dengenen, -die nauw
met onze militair© inrichting in aanraking kwaqma
iof komen, genoegen -doen deze -uitspraak te mogen
vernemen,
He Cadettenschool wordt na onderzoek plotseling
belicht als een miskend, adhterafgeizet uitterend
stiefkind, dlat ten onrechte Veelvuldig „in onvoor
zichtigheid geboren" geacht werd, welks spoedige
dood ten onrechte werd géwenscht. En da commis
sie wil van het stiefkind nu een troetelkind maken,
bij- het reeds .opgegeven T» B-. C. pa
tiëntje nieuwen levenslust en nieuw© levenskracht
opwekken. Hoe dat zullen wie in een volgend ar
tikel nagiaan.
VER. TOT BEIYORBEIRIN-G HER BEIBMN1GEN
VAN SQLECHITEL'O'OREINHEN.
He Vereemging tot bevordering der belangen van
slechtlhoorenden had gisteravond in dé Doopsgezinde
kerk een bijeenkomst belegd, om bij voldoend© be
langstelling te geraken tot d© oprichting v,an een af-
d'eeling Alkmaar dier v.ereeniging. Voor een aantal
belangstellenden sprak mej. Tine Marcus van Krab-
bendijke over het doel' en dié werking dér vereeniging.
Vo-or deze gelegenheid was -door dé firma Ribbink en
Van Bork te Amsterdam een kerktelefoon aangelegd.
Spr. begon met dank te brengen aan de aanwezi
gen.
He belangen dér slechtho-orenden, aldus spr., wer
den totnogtoe slecht behartigd. 'Gold vroeger het
oog als bet hoogste zintuig, thans is die -wetenschiap
niet meer zoo doordrongen van dat feit. Tot zelfs
voor 25 a 30 jaar werd) het gehoororgaan door -de ge
neeskundigen slechts weinig bestudeerd', en nog is
dé vollksmeening van oordeel dait aan doofheid zeer
weinig of in het geheel niets is t© do-en. En todh is
voorziening in dit opzicht werkelijk nood'ig.
Ook op geestelijk gebied heeft men dé hardhooren-
den zeer verwaarloosd. He gezonden schrijven aan de
door de natuur zoo misdeelden allerlei! mindter aan
gename eigenschappen toe, als waren ze achterdoch
tig, ergdenk-end', schuw, teruggetrokken, somber en
apathisch. Boch niets is minder waar. Het gemi-s
van het gehoor is ©Ven groot, zoo niet griooter dan
van het gezicht. Wel wordt dat gemis niet of bijna
niet gevoel'd do-or doofgeborenen. Bij' slechtihootren-
den is juist het tegenovergestelde het geval.
Vooral -de -slechtbooTendle bewoners Van middel
punten dier beschaving moeten alle muzikaal en
-geestelijk genot derv-eim En toph Welkt een doove
meer spot en -ongeduld op dan eeni-g land'er misdeelde.
Doofheid kan niet gerealiseerd worden -en het gemis
v,an slechthoorenden wordt dan ook niet in zijn vol
len -omvang begrepen, zood'at hierin naar alle waar
schijnlijkheid! dé oorzaak van dén spotlust ligt. Be
wijst bovendien de onmogelijk van afsluiting van het
gehoor, de werkzaamheid niet misschien de superio
riteit van dait orgaan?
Bij| den geestelijken nood, die de slechthoormdén
lij'den, komt ook nog de geestelijke honger, die niet
door lezen kan wordlen gestild. Het orgaan waarmee
de mensch in contact komt meti zijn medemens-eb.,
mist de doove en -daardoor is hij afgezonderd van de
anderen, het is dus een belang 'der islechthoorenden
deze leemte in het licht te stellen.
'Ook op maatschappelijk gebied -staan de do-oven ten
achter bij' dé anderen. Men kan een idoove ni-et in -de
gemeenschap gebruiken zegt men. Voor alle abnor
male kinderen 'worden inrichtingen gesticht, waar ze
kennis kunnen -opdoen; vo-or de slechthoorenden
deed men niets. Het is -dus van het gro-otste belang
de 'aandacht van de overheid hierop te vestigen-. Wat
het onderwijs betreft, na het onderwijs voor haTd-
hoorenden aan de lagere school zou ook passend vak
onderwijs moeten worden gegeven, terwijl het zich
later1 ook moet uitstrekken tot gymnasiaal, middel
baar en hooger onderwijs,.
Zou Alkmaar, vroeg -spr., niet kunnen voorgaan.
Zouden de deuren van dé wijdvermaarde Alkmaar-
Sche huishoud- en industrieschool niet noodlend kun
nen worden opengezet voor een categorie v,an mis
deelden, die tot heden aan wering en afwijzing ge
wend is? 'Hoe dankbaar zo-uden wij zijn, indien van
de vele en velerlei leergangen, die deze school aan
vrouwen en meisjes van alle rangen en standen der
maatschappij biedt, ook enkele toegevoegd werden
voor slechthoorenden.
Hoe diep zouden wiji deze tegemoetkoming gevoe
len en hoe dankbaar zouden wij juichend het klassiek
geworden woord op dé lippen nemen; van Alkmaar
begint de victorie!
Spr. meende met het gesprokene genoegzaam te
hébben aangetoond dat er inderdaad V-oor de islecht
hoorenden bilzondér belangen zijn te b-ehartigen. He
vereeniging will dit nu doen door in d© eerste plaats
de studie dar oorheelkunde te hev-orderen. Verder
voorziening in dén geestelijken nood der lijders^ het
leereu van li-plezen, vingertaai enz.
Hoor -da vereeniging wordt nog krachtig gewerkt
aan een „landhuis" waar slechthoorenden een toe
vlucht hebben. Het hoofdbestuur heeft echter in
deze nog zeer weinig tot stand kunnen brengen en
het bouwt daarom1 zijn hoop op de leden en de afdee-
lingen.
De véreenigiug beoogt lotsverbetering op lichame
lijk, geestelijk en maatschappelijk gebied indlenmeest
uitgebreiden zin. Ze doet echter noig te weinig, de
kracht ontbreekt haar. Elke afdeeüng moet ertoe
meewerken om het lot van de slechthoorenden te
verbeteren en hen aan de eenzaamheid te ontrukken
en hun -leven tot meerdere ontwikkeling -en hooger©
intensiteit op te voeren.
Ten slotte werd een afdeeling Alkmaar van de ver
eeniging opgericht met ©en ledental van 10 perso
nen.
Tot president wend benoemd de heer O. G. Luijt,
tot secretaresse mevr. SweertsPetri, tot penning-
meesteress© mevr. A. A. de GrootBier-dnage».
HET NUT.
Voor het departement Alkmaar van da Maatschap
pij tot Nut van 't Algemeen trad gisteravond in het
bioscooptheater van den heer Weber als -spreker op
de heer H. Koppeschaar, arts te iSoesterberg, die
■leider was van de Nederiandsche ambulance te Mon
tenegro, om een voordracht te houden oVer Montene
gro en den Balkan-oorlog.
Nad'at de heer Verkuijl dien heer en mevrouw Kop-
peschaiar welkom had geheeten en het een eer had
genoemd, als spreker in te leiden den man, d'ie d©
eer van Nederland ho,og heeft -gehouden in den Bal
kan, was het woord aian 'dr. Koppeschaar.
Deze 'begon met een kleine geschiedkundige inlei
ding, maakte het begrip Groot-Servië 'duidelijk
en 'deelde iets mede omtrent de Balkan-kwestie in
het algemeen. De Montenegrijnen behoo-r'en histo
risch geheel tot het Groot-Servische volk en zouden
■het liefst er Weer toe behooren. Steeds hebben ze
hun nationaliteit weten te bewaren, al leefden ze in
ouderlingen strij-d.
De arbeid weard en wordt door de Montenegrijnen
verfoeid. D© vrouwen werken, dé mannen vechten,
de bloedwraak is bij' hen in ©ere. In economisch-en
pin beteekenen de Laat&ten daardoor niets voor het
land. Hoor koning Nilcolaas' invloed, ,o.ok niet wei
nig door den invl-oad van het winnen van den Turk-
schen oorlog van 1876, waardoor Montenegro de ha
venstad Antiviri kreeg, is hiér wel eenige verande
ring in gekomen. Er zijn tegenlwoord'ig in Monte
negro twee klassen, het overgroote -deel bestaat uit
vechtersbazen, wier vrouwen de producenten
zijn en dan is er een intellectueel gedeelte, waar de
vechtlust nog wel inzit en dat nog niet geheel is,
wat een goede 'maatschappij' verlangt. De winkel
stand, die er dan nog is, telt geen Montenegrijnen.
Alles staat in Montenegro onder hlet directe gezag
van 'den koning, het volk beschouwt hem als vader.
Steeds gaat men wagend naar hem. 'e Morgens om
negen uur zit hij' op een stoel in de dbur, als het
w-arm is ook Wel buiten, hij, 'draagt het nationaal eos-
tuum en heeft steeds een sigaret in dén mond. Met
allerlei! eigenaardige verzoeken nadert men hem dan.
Zo-o kwam in spx.'s tegenwoordigheid een onderdaan
eens vragen, of de koning zijn schulden zo-u willen
betalen. Aan eigenaardige antVo,orden ontbreekt
het o-ok niet. Hij gaf zijn ongetrouwde onderdanen
m overweging te trouwen met -die weduwen 'dér ge
sneuvelden en dan aoiu hij graag bij, de doopplechtig
heid tegenwoordig zijn.
De Montenegrijnen kunnen werken, het rijn zelfs
goéde werkkrachten. Vel^ö hunner zijn geëmigreerd
naiar Amerika en als ze dan terugkearen blijken ze
goed geld te hebben verdiend. In Montenegro wer
ken ze dan echter niet, maar zetten hun penningen
in een soort jenever -om. Toen de -o-orlog uitbrak,
■keerden uit Amerika een 4000 rniau naar het vader
land! terug, het heel© leger had een sterkte van 30 a
35000 man. 'Soldij: krijgen dé soldaten niet. 'Het te-
r-ugkeeren uit Amerika wijst op de groote vader
landsliefde der Montenegrijnen. Wie niet kwamen,
zijn bij hun stam ongezien en doen het beste hun
-heale leven niet weer terug te koeren.
Toen da gr-oota oorlog uitbrak hadden de Monte
negrijnen bijna geen geneeskundigen dienst, van een
militairen geneeskundigen dienst hebblen zfe geen
notie. Hen 26 September' 1912 kwam -dlan' ook de
dringende oproep aan het Roodé Kriuis en beschaafd
Europa heeft schitterend geholpen. Met gro-ote
moeilijkheden had men te kamp'en in het land, dat
500 jiaar ten achter is. Er heerscht gebrek aan or
ganisatie, aan leiding in het algemeen, er is geep.
militaire discipline, geeni commando, geen reser
vekader, geenl administratie, géén goedé postdienst,
terwijl d© bevolking een, gesloten en achterdochtig
karakter toont. Eé zijn geen goede hotels, in 'tGrand
Hotel te Cettingne, waar spr. logeerde, was het
grenzeloos smerig, dé bediening der kamers geschied
de door één armoedig meisje met behulp van twee
striaatscho-oi-ertjes. De servetten vertoonden gaten,
waar men zm hoofd wel kon doorsteken, het eten
-was erg -slecht.en de pensio-nprijs 8 per dag.
Yan het eten was bijna niet te leven. 'Spr. ging over
het particuliere hotel klagen bij het Ministerie van
Buitenlandische Zaken, en toen werd het beter, hoe
wel een smakelijke maaltijd tot de uitzonderingen
behoorde.
In Cettigna was één modern hospitaal, het Baailo-
hospitaal m-et 40 plaatsen.
Op dé noodkreet uit Montenegro kwam een inter
nationaal medisch gezelschap. He ambulances waren,
ar nog niét na het uitbreken van den o-orlog, d'e eer
ste gewonden moesten eenVoudiig aan hun lot wor
den overgelaten en omkomen. He exploitatiekosten
van -de ambulances wiaaren zeer hoog. Spr.'s ambulan
ce had in Cettigné 500 per maand' aan brandhout
noodig, het was moeilijk te krijgen. Soms waren er
in drie weken geen lucifer-s. Aan 'de kust zou de
-exploitatie goedkooper geweest zijn, doch alles moest
naar d© hoofdstad Cettigne, waar ook de geneeshee
r-en -onder hei direct geZiag van den koning stonden.
He soldaten deden bij1 de ambulance wat ze wilden,
ze hebben geen begrip van orde. Met den neus ston-
-den "ze op het werken Van d'e doctoren en kwamen
maar onophoudelijk in dé ambulance-kamer. Met
geduld en beleid moest mén hen, net als kindenen,
beter leeren. He Montenegrijnen zijn sympathieke
kerels, doch ze worden niet goied gelleidl Ze leven
maar voort op 'de kale bergen, hoewel van het land
wel wat te maken zou zijn, da dalen zijn vruchtbaar.
Vele interessante bijzon-dierheden deelde dr. Koppe
schaar daarna mad© over de bataljons, die de namen
der -dorpen 'dragen, over de in hoog aanzien zijn-de
functie van den vaandeldrager, over dé kleeding,
over den steun uit Rusland en over die Montenegrijn-
-sche vrouwten, die hoewel in het algemeen een prooi
van ontbering, den man nooit Verlaten, hem opzoch
ten op het front, lekkernijen brachten en munitie,
zonder zich 'bevreesd' te toonen voor het vuren.
Spr. was eerst alléén als medicus naar Montenegro
gegaan. De Montenegrijnen hadden wel om géld en
verbandmiddelen gevraagd, doch weuschtén geen
doctoren en geen verpleegstersu 'Spr.é taak was te
zien, waar goederen en geld het best konden worden
ondergebracht. Hij- deelde daarna o.m. een en ander
mede omtrent den aïgetmeenen aanval op 7 E-etbruari
van het Tiurksch© leger op Skoetari en zette uiteen
de groote beteekeni's van de snelverbanden van
Utermö'hlen bij| dé behandeling -der vele gewonden.
Hij schetste da droeve gevolgen van dén o-orlog en
deelde iets medé omtrent de wonden door d!e ver
schillende kogel'types gemaakt.
Raderbrancards, zo-oaJis spr. er één had meegeno
men, die steeds goede diensten bewtees, achtte hij in
ieder leger noodig. Eén per compagnie, zo-oal-s in
ons leger, is veel te weinig.
Spr. vertelde daarna van zijn dienst dloen 'bij de
Servische ambulance, wéés op den goeden economi-
eichen toestand van 'Servië, op de innerlijke kracht
van het volk en sprak alls zijn oordeel uit, dat geen
vredespaleis, geen vredescongres hert ontstaan van
het Groot-Servisch© Rijk kan tegenhouden. Komt
de -oorlog met Oostenrijk, dan lijdt het geen twijfel
iof Oostenrijk za'll het onderspit delven.
Na nog eenige opmerkingen van geneeskundigen
aard te hebben gemaakt besloot s-ptr. zijn voordracht,
die zeer luide werd toegejuicht.
Na de piauze vertoonde dr. Koppeschaar een reeks
mo-oi© lidhtbeelden, dli© hij op prettige wijze toelicht
te, waardoor voo-rail de zorgeloosheid en de armoedi
ge toestanden in Montenegro -duidelijk werden.
De heer Verkuyï bracht dr. Koppeschaar, dli© ge
toond had, dat in beperking zidh dien meester toont.