DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
No. 273.
Honderd en vijftiende jaargang
IE
ZATERDAG
22 NOVEMBER
Acht-en-zeventig gulden.
DE JONG'S
RECLAME
CACAO
i Kilo 1.20
s
SPROKKELINGEN.
blijft steeds de
puikste cacao
voor den pr(Js.
door
JO'SEIF COHEN.
(Na d'r uk ver boidiem)
In de stilte der kamer, waar de oude heeren roo-
kend tezamen zaten, badl de stem van majoor Bas
nog een nagalm-trilling verscholen. Hij was de
laatste geweest, dia had! verteld, nauwkeurig en ob
jectief, hoe hij aan zijn vrouw was gekomen. Het
was de afspraak geweest, d'at zij allen zoodra zij
intiem bij elkander zouden zijn de historie van
hun jeugd zouden verhalen en geen van hen w"as er,
die niet iets bijzonders had te zeggen. Ja, het vreem
de was, dat de schijnbaar nietigsten onder hen de
dolzinnigste avonturen hadden beleefd, en de zon
derlingste geschiedenis was wel die van een klein
onbeteekenend kaalhoofdig heer met 'n stomp neus
je. en een gouden brilletje, en roede, bevende, gerim
pelde handjes, die zijn vrouw nu veertig jaar geleden
van werelddeel tot werelddeel had nagereisd, terwijl
zij hem constant heli ja-woord weigerde, tot hij1 haar
in Brisbane het leven redde 1 en zij hem eindelijk
als zijn vrouw was gevolgd, een verhaal, dlat werd
aangehoord met een zekere pijnlijke verbazing, om
dat niemand! gelooven kon, dat deze onheteekemende
heer met zijn stompneusje, zijn gouden brilletje en
zijn bevende, gerimpelde handjes ooit iets roman
tisch doorstreden kon hebben.
Alle verhalen tezamen hadden een zwoele stem
ming verwekt, die een lach en een schrei vereend
door de kamer deed ruischen. Er was maar één man
geweest, die itot dusver had gezwegen, en dit kwam
niet, zooals de meesten wel vermoedden, omdat hij
niets beleefd zo:u hebben, doch omdat hij ongetrouwd
Was gebleven. Toen men nu algemeen zweeg, pein
zend over de vreemdheid v,am dit bestaan, bief hij, de
oude artist, dia pas zijn schilderij „Diana'" had ver
kocht voor vijftienduizend gulden, zijn bTeeden kop
op en zijn matte, verre stem klonk plots als een snik
in die stilte.
„Ik ben u dankbaar voor uw verbalen", zeidé hij,
„en ook ik heb wat te vertellen. Het is een historie
uit mijn héél jonge jaren, en de titel luidt anders
dan bij u, mijne beeren.
Boven mijn geschiedenis zou als opschrift kunnen
staan: „hoe ik niet getrouwd beul", of n)og beter
uitgedrukt:. ,acht en zeventig gulden. Misschien zal
ze u In haar eenvoud treffeu. Het is minder ro
mantisch datn het de heeren tot dusver hebben ge-
hoordi.
„Vertelt u 't gerust
„Laat ik dan dadelijk met de deur in buis vallen.
Geeft u me nog een sigaar, edele gastheer. Ik rook
dit merk héél graag. Welnu, heeren I laat ik u zeg
gen, wat acht. en zeventig gulden zijn. Acht en ze
ventig gulden zijn tovee en vijftig maal anderhalf, en
hebben eens voor mij de buur beteekend, die ik iu
mijn armen, jongen tij dl voor mijn kamer beb betaald.
U vraagt me waarom geen tachtig, waarom zoo
precies acht-en-zeventig
In die dagen gaf ik .teekemles aan een jong meis
je, ééns per weak, voor één gulden vijftig per keer,
en ik had 't zoo geregeld, dat ik er mijn huishuur
van betaalde. De huishuur was 't eerste noodige,
schoon linnengoed! 't tweede, mijn Schulden betalen
voor mijn verf en 't andere geiei 't -derde en. mijn
eten 't vierde. Als ik een schilderstukje verkocht
voor vijftig guldlen, was ik dien koning te rijk- Dan
at ik niet, maar dinóérde. 'n Artist is een raar ding,
'it geld beteekent iets voor ons, zoolang als we 't
hebben. ,Ik heb ze gekend, die op een schuit in 't
water leefden, en eiken dag haddén ze ruzie met dén
bakker, die ze aan den oever voorbij reed. Wanneer
hij niet meer wilde poffen, gingen ze hem met een
wrakke roeiboot achterna, 't Is lollig, als ja 't ver
telt, maar 't heeft óók zijn tragiek, dlat verzeker ik u.
Dat zijn zijwegen, en ik wil' bij dé geschiedenis blij
ven.
Juffrouw Bak, dat is de juffrouw, die ma da ka
mer verhuurde, en ik, waren overeengekomen, dait ik
haar zou betalen, zoo'drai mijn leerlinge ma betaald
zou hébbeu. Die had er geen begrip van, dat ik zoo
veel zorgen had. Voor haar droeg ik altijd het
schoon© linnengoed, wiamt! diat is in 't 'leven veel
waard. Als ze een week had overgeslagen, haalden
we de les een week daarna in, en de vacantias moest
ze doorbetalen zoo was het precies acht-en-zeven
tig gulden, de huur van de kamer, 't Kwam net zoo
precies uit, als dlat er den eersten Januari telkens
weer een nieuw jaar begint.
Of mijn leerlinge talent had? Of ze door mijn
lessen vooruitging?
Laat ik eerlijk zeggen, dat ik het niet weet.
Eiken Maandagmiddag kwam ik op haar landgoed,
en we zochten dan de mooiste plekjes op, om er te
schilderen. We praatten, als we niet werkten, over
alle mogelijke dingen, over 'it leven, schilderkunst,
over litteratuur, een enkele maal over da liefde, zoo
vaag, als alleen maar jonge mensehen dat kunnen
dloen. Goed 't kwam, zooals 't komen moest. Ik
ging van haar houden.
In 't begin was 't een soort van aanbidding vian
me, zooals ja hebt voor een groote, vreemde kunst,
't Denkbeeld, dat ik haar met mijn lippen zon heb
ben aangeraakt, was onverdraaglijker voor me dan
een vlam. Nooit, daoht ik bij mezelf, zal ze 't weten.
JZa zal er zelfs geen vermoeden van hebben. Ik zal
heel terughoudend zijn, ik zal haar alleen maar les
geven en over niets praten.... Dat hield ik ook
vol. Maar 't was gek. Hoe stiller ik werd, hoe le
vendiger werd zij. Nu begrijp ik alles véél beter,
mp.ar in die dagen geloofde ik, dat ze er niets van
bad gemerkt. Laat ik 't nog eenmaal zeggen, zooals
ik 't iin mijn jeugd heb gedacht, o! 't klinkt uit den
mond van een ouderen man, oen artist, die 't leven
in zijn grofheid kent, zoo onzinnig, zoo banaal, niet
waar? Laat me 't vertéllen 1 Als ze me zou hebben
gezegd, dat ze van me hield, had ik méér dan mijn le
ven, had ik mijn kunst willen opofferen. Wanneer
ze me had' gevraagd, of ik nooit van mijn leven mijn
palet zou hebben willen verlaten, had ik het graag
gedaan wanneer zij me daarvoor haar liefde had
willen geven. Daarvan was natuurlijk geen sprake.
We bleven van elkaar verwijderd', zij een rijk, "jong,
mooi meisje.ik een arme, onbeteekenendé schil
der, die zijn weg nog moest maken, en die hoogstens
een enkele maal in een krant werd genoemd, en ik
paste op, dat tusschen ons de scheiding bleef.
Tot ik een goeden dag opeens merkte» dat mij de
aanraking van haar hand) meer waard was dan Mu-
riillo1 en Erans Hals tezamen.
Het was een zomernamiddag. We zaten naast el
kander, en schilderden een beukeboom. Toevallig
raakte haar arm den mijnen aan, en ik was op 't
punt haar te zeggen, dat ik van haar hieldw Toen,
zonder dat ik-zelf er iets aan doen kon, begon mijn
verstand' te werken.
Ik bedacht het bij mezelf, dat ik er toch niet ze
ker van was, d'at ze van me hield'. Ik bedacht, dat,
als ze van me hield, ik mijn kunst voor haar zou op
offeren. Ik bedacht, dat, als ze niet van me hield,
mijn kunst 't eenige was, dat mijn toevlucht zou zijn.
Eln ik dacht, begin nu allemaal te lachen, aan die
acht-en-zeventig gulden. Wanneer ze me zou weige
ren, zou 't voor mij onmogelijk zijn, om haar verder
les te geven. Dan was alles voor mij verloren. Ik
kon. me in dit geval evengoed opknoopen. Wanneer
ik haar vroeg, liep ik een te groot gevaar. Ik wist
het al» ze me zou weigeren, en dat zou ze zeker
doen, geloofde ik, was mijn kamer naar de maan, dan
stond ik met mijn schilderijen op straat, met mijn
■schoon linnengoed en met 't beetje cxediet, dlat ik
nog had.
Goed1 ik zweeg.
Wel verbeeldde ik me, dat ze tegen me lachte, een
beetje verlegen een beetje zeker tegelijkertijd.
Goed1 ik zweeg 1
Ik kan alléén maar zeggen, dat het loon, dat me
iedere maand werd uitbetaald, in mijn zak brandde.
Het bleef er gelukkig niet lang.... Juffrouw Bak
kreeg 't dadelijk en ik hoefde het niet meer dan een
paar uur bij me te houden.
De zomer verging
Nooit heeft ze 't van me kunnen denken, dat ik
van haar hield. Ze heeft het zelfs niet aan me kun
nen zien, toen ze me haar verloving vertelde.
Het was midden in den winter en ze was bezig 't
wit van sneeuw te schilderen.
Dat herinner ik me was voor haar vreeselijk
moeielijk! Ze maakte er altijd iets grauws van, iets
naars. Ineens legt ze 't penseel neer, ziet me aan,
en zegt:
„Ik kan niet werken 1"
„Waarom niet?" vraag ik.
„Omdat ik aan iets anders denk."
Ik vraag natuurlijk niets. Zij gaat voort:
„Ik ben met iemand verloofd."
Ik heb me rustig gehouden.Z.e heeft niets aan
me gezien.... Ik heb haar de hand gegeven, haar
gefeliciteerd. Nog even heb ik me verbééld, dat ze
naar me keek, als dien eenen keer. Maar dat kon
ook een vergissing zijn.
„Kunt u raden met wien?"
„Neen 'i zei ik
„Probeer u 't eens."
Ik noemde tien namen, ach, met een lachend' ge
zicht. Ze kan niets gemerkt hebben. Natuurlijk
noemde ik den juisten niet, en zij sehaiterde. Einde
lijk zeide ze het precies de domste en vervelendste
van haar aanbidders. Een paar maanden later
trouwden ze. De achDen-zeventig gulden was ik
toch kwijt, maar toevallig kwam precies op den dag,
dat ik de lessen verloor, een kunsthandelaar uit Bot
terdam, die drie schilderijen van me kocht voor ■drie
honderd' gulden. Als hij een paar maanden vroeger
was gekomen, zou ik 't meisje hebben gevraagd. Nu
was ze voor een ander Mijn heele leven lang heb
ik over deze kleinie historie gedroomd, die voor een
vreemde misschien niet van belang is. En daardoor
komt 't,heeren, d'at ik ongetrouwd ben gebleven,
want ik heb aan 't meisje al dien tijd gedacht, en een
andere vrouw heeft me toch nooit geboeid, al heb ik
er veel in mijn leven ontmoet.
En toch zou ik u de geschiedenis niet hebben ver
teld, als ik niet de vorige week 't bericht had1 gekre
gen, dat ze was gestorven. Een dag later kracht de
post me een boekje met lichtbruin schrift geschre
ven zóó oud en daarin stond.dat 't meisje
mij ook had lief gehad.in die d'agen.
En als ik nu bedenk.d'at ik ze verdienen kon.
wanneer ik wil.iederen dag.acht-en-zeventig
gulden.als ik dat bedenk.Die acht-en-zeven-
tig gulden hebben mijn leven vernield."
DE WOLF ALS HUISDIEK.
De wolf kan, eviemmiufr als de vos, zijn waren aard
verloochenen, ook al wordt hij op zeer jongen leef
tijd ai door dien mensch opgevoed en getemd). Zoo ha'd
een boschwachter in Frankrijk een jonge wolf gevan
gen, dien hij als een hond opvoedde.
Do boschwachter ging dikwijls naar de stad! en liet
zijn vierjarig zoontje dan geheel aan de waakzaam
heid van den wolf over. Alles ging goed en de wolf
was reeds drie jaar oud, toen de man, d'ie weduw
naar was, weer eens naar de stad ging. Hij had1 ver
geten het dier te voederen, het werd) hongerig en at
het kind op. Daarna verdween de wolf in het boach
en werd' niet weer teruggezien.
De ongelukkige vader werd door d'e rechtbank ver
oordeeld wegens dood door onvoorzichtigheid.
HET BESCHERMENDE KLEED.
In Sagen wordt dikwijls verteld van een gewaad
of een hemd, dat den drager onverwondibaar maakt.
De held van het „Nibelungenliéd," Siegfried, had
een hoornen huid, die Blechts daar een wondbare
pl'ek overliet, waar het lindeblad) van den boom was
gevallen, toen hij' zich in het bloed van dien door hem
gedooden) draak gebaad had'.
Een dergelijke bescherming had 'Wolfdietrich, de
hoofdpersoon van het oude heldendicht „Dé groote
Wolfdietrich."
De Noorsche vikingkoming Helgo d'r'oeeg een purpe
ren mantel, dloor zijn gemalin Helga .geweven, welke
mantel ondoordringbaar was voor pijl, 'lans en
zwaard. In een duel met zijn medeminnaar Angera-
tus van Seeland wierp hij' dezen mantel echter af,
opd'at men later niet zoo kunnen zeggen, dat hij zijn
tegenstander door toovarfcunsteni had overwonnen.
Van gordels en ringen, door tooverformulieren be
zworen, leest men eveneens dikwijls in oude sagen;
men schreef ze d'e kracht toe, den drager tegen won
den -te beschermen, of zich in een 'dierengestalte te
kunnen veranderen.
Volgens een overlevering moest het tegen houwen,
stooten en steken onschadelijk makende tooverge-
waad door een meisje in zeven jaren op Kerstdag on
der het zingen van tooverformul'ieren .gesponnen
worden. Meestal was het purperkleurig, want in
vroeger tijden gold het purperen kleed als ©en af
beelding van een door de schikgodinnen vervaardigd
gewaad, dat men daarom ook „godenweefself' noem
de. Soms was hot ook goudgeel van kleur.
Enkele dichters beschreven het beschermende
weefsel als een wit gewaad, doch dit is een dichter
lijke, .ofschoon niet zeer steekhoudende vrij
heid); hef kleed werd on'der het aanroepen van
kwade en duistere machten vervaardigd', en wit is
geen daartoe geschikte kleur, omdat deze aan die
goede, hoogere wezens behoort.
WAT WE OP D'E MAAN KUNNEN ZIEN.
Als we den gemiddelden afstand tusischen maan en
aarde op ongeveer 385.000 kilometer stellen, zal een
sterrekijker, die tienmaal vergroot dé maan 'laten
zien, alsof ze slechts 38.500 kilometer was verwijderd.
Een honderdvoudige vergrooting zou haar dlus op
3850, een duizendvoudig op 385 K.M. afstand1 laten
zien. Een duizendvoudige vergirooting bestaat ech
ter niet bij onze isterrekijikers en toch leert de erva
ring, dat we op een afstand van 385 K.M. eigenlijk
niets meer kunnen, zien, of slechts nog zeer grove
omtrekken zonder blzonderheden. Daaruit blijkt,
dat we op de maan slecht's zeer groote voorwerpen,
dus reusachtige berggrorepen, kraters vanzeergroote
doorsnee kunnen onderscheiden. Dit was tenminste
de slotsom waartoe Arago kwam. Maïeux, de leidter
der sterrewacht in Bourges, Frankrijk, oefent eritiek
uit op dit punt. Hij zegt, d'at men geen vergelijking
kan treffen tusschen onze gezichtisischerpta in hori
zontale en in verticale richting. Naar boven gericht
heeft het oog vanzelfsprekend veel dimmer© luchtla
gen te doordringen ,dan 'het horizontaal! gerichte oog.
De dampkring is ook juist in haar onderste l'agen
verontreinigd door stof lem waterdamp en door de
verschillende stroomingen wordt de gezichtscherpte
nog aanzienlijk verminderd.
Moreux heeft getracht dit vraagstuk op een ande
re manier op te lossen. 'De ondervinding leert, dat
reeds een dertigvoudige vergrooting een voorwerp
van 1830 meter zichtbaar doet worden.
Met nog grootere verrekijkers kan mén echter nog
veel sterker vérgrootingen verkrijgen en met een
kijker met een opening van een meter zou men op de
maan reeds een volorwerp van slechts 18 meter door
snee kunnen zien.
EEN WE'TElNSIOHAPPELIJKEi ONTDEKKINGS
REIS IN DE NOO'BDZEE.
Een voor ontdekkingsreizen opzettelijk ingericht
schip heeft in den zomer van dit jaar een reis in de
Noordzee gemaakt, welk© ten doel had bizondere hy
drografische onderzoekingen te dloen. Daarbij' bevon
den zich nog acht andtere schepen en wel één
Schotsch» één Zweedsch, twee Holland'sche en vier
Fngelsche. De onderzoekingen strekten zich uit
tusschen de Schotsch© Kust en het Skagerrak. Men
hield zich voornamelijk 'bezi.g met de meting van de
bewegingen d'eir watermassa's in dit deel van die zee.
Daarmee worden niét 'bedoeld da verplaatsingen aan
de oppervlakte do'or den wind veroorzaakt, doch .de
verplaatsing van de watermassa's in de diepte dér
zee.
De schepen werden voor deize metingen allen voor
anker gelegd. De onderzoekingen bestonden in me
tingen v.an dé strooming dicht onder de oppervlakte
en o-p den boidém ien bij mooi weer ook nog in daar-
tusschen gedegen diépten. Twee weken lang werden
deze metingen gedaan elk uur, bij' dag en bij nacht.
In het bizonder werd .de opmerkzaamheid gevestigd
op het verschijnsel, dat met -onderzeesche golven
wordt aangeduid en dat vermoedelijk in die diepten
optreedt, w.aar het zwaardere grondlwater zich met
het lichtere water dér oppervlakte vermengt. Voor
delze metingen werden bizonder samengestelde in
strumenten gebruikt. Ook dé temperatuur en het
zoiutgehalte dér verschillende lagen werd' door onder
zoek van het water vastgesteld. Bovendien werden
ook de op alle diepten levend© wezens verzameld, die
middellijk of onmiddellijk het voedsel van alle visch
in de Noordzee vormen. In het geheel werden door
de Engelsche schepen alleen meer dan 8000 stroo-
mingsmetingen uitgevoerd. Het doel van deze on
derzoekingen was den invloed van de samenstelling
en bewegingen van het zeewater op het trekken en
het aantal der visschen na te gaan, van welke om
standigheden die Noordizeevisscher'ij afhangt. Men
heeft bijv. opgemerkt» dat h'et meerdere of mindere
voorkomen van haring in Kattegat en Sikagerrak on
middellijk afhangt van die watermassa, die van de
Noordzee in de Oostzee stroomt.
NIEUW-YORK'S'OHE DANSEN.
In Nieuw-York tracht men weer allerlei nieuwe
dansen uit te vinden-. De Tango is er reedls oudér-
wetsch, de Turkey trott is echter, ofschoon reeds bij
na even oud, meer algemeen in zwang. Geen dag
gaat voorbij of aan den dlanshorizont verschijnen
nieuwe zeldzame dansen, die de wonderlijkste namen
dragen en uit de meest fantastische combinaties be
staan. Doch er zijn slechts weinig „sterren."
Tegenwoordig dingen drie nieuwe dansen om den
voorrang, teneinde de modedans van het seizoen te
worden. De meeste kans daarop heeft de Hitchy k-ov
die reeds in alle balzalen ijverig gedanst wordt. De
Hitchy Kov is een eenvoudige verbinding van Tur-
key-trott en Tango.
Een andere dans, die eveneens zeer populair za'l
worden is d© Braziliaansche Maxrxe, die heel veel op
de Tango gelijkt.
De derde nieuwigheid is de „lamme Eendendans,"
die zijn naam met eere draagt, omdat het geheele li
chaamsgewicht op den rechter voet rust, terwijl de
linker zoo gracieus mogelijk meegesleept wordt
DE OERMENSÖHEN VAN ZUÏDtFRANKRIJK.
In het Vazèredal! in Zuid-Frankrijk léefde, nu on
geveer 250 M. van de kust, in dé oertijden waar
schijnlijk vlak aan het water de volksstam van Mico-
que, waarvan de overblijfselen in de aardlagen be
waard gebleven zijn.
Op de hellingen van La Micoque groeide tot zelfs
in de 70er jaren een zeer beroemde wijnsoort, die
door de druiflluis volkomen werd vernietigd'. De
streek lag eenzaam, totdat een van de vele vuur
steenzoekers toevallig eenige kunstvoorwerpen vond.
De aandacht werd hierdoor op deize streek gevestigd.
Onder kiezellagen vond men een grot, een „abris"
zoo'als het in de geschiedenis dér voorhistorie heet,
en verder niet vermoede voorwerpen. Uit de .onder
zoekingen bleek nu, dat de raadselachtige menschen
van Micoque het vuur niet of bijna niet gekend heb
ben, hun keukenafval bestond uit niet-gebrande
paarden- en buffelheendéren. Niettegenstaande de
weinige bekendheid met het vuur, stonden ze op een
hoioga trap van ontwikkeling in de bewerking van
den vuursteen. Ze hadden reedls verscheidene werk
tuigen als: hamer, beitel, bijl, schaaf, boor» pijlpunt,
mes en hoogstwaarschijnlijk .ook vischhaken.
Deze bestonden uit kléine vuursteensplintertjes
die in het midden vastgebonden en van aas voorzien
waren, om d'en visch te lokken. En nu nog visschen
de menschen uit die streken volgens deze oeroude
methode. Ze binden twee stukjes hout in het mid
den 'aan elkaar, hangen er een wurm tusschen en d'e
haak werkt onberispelijk.
De Micoque-bewoners waren in hoofdzaak vis-
schers en paardenjagers. De huiden van de door hen
gevangen dieren wisten ze zeer goed te looien.
Deze beschaving is echter door een natuurramp
geheel weggevaagd. Doch in onzen tijd worden deze
geheimen weer ontsluierd en van la Micoque kan
men nog vele verrassingen verwachten. Het is niet
onwaarschijnlijk d'at men in de duistere aardlagen
nog een goedi bewaard! gebleven geraamte vindt van
een der bewoners.
GROEN HAAK.
Voor dé haarkunstenaaris breekt een scho-one tijd
aan. De mannen van de kam en borstel, schaar en
verfkwast zullen in het vervolg als teeiken hunner
waardigheid! rondloopem met een veelkleurig palet
En hun slachtoffers, of liever die van een dwaze en
ultrabikarre, mo.de, do.en de wereld versiteld 'staan van
haar grasgroen, violetblauw, of pimpelpaars hoofd
haar. Ja heusch, lezeressen, het is mode, dat de
mondaine dames zich het haar laten verven in de
kleur van haar toilet. Bij een zeegroen avondtoilet
kan men dus niet anders verschijnen dan met een
waternimfen-pruilk. Den volgenden morgen, wan
neer het die dame behaagd heeft zich in een tango
rood© peignoir .te hullen, dan is haar coiffure plot
seling éveneens tango-rood) geworden. Voor de itea
veranderen toilet en kapsel als met een toovenslag
in nijlgroen.
Het nieuwtje is afkomstig uit Londen. Bij het
vernemen van dit nieuwste haarsnufje hebben ette
lijke coiffeur-bedienden 'begrepen, d'at hun Londlen-
sch© collega's handen te kort zouden komen, en zijn
toen, uit pure menschlievendiheid weilichrt ver
mengd met een weinig gelddorst naaT de Engel
sche hoofdstad getrokken.
HET HANDSCHRIFT VAN' VROUWEN.
De term „een fijne dameshand," waardoor de ge
lukkige adressant onmiddellijk d'e lieve afzendster
zou herkennen, Is verouderd. Tegenwoordig schrij
ven mannen „fijn," en houden de vrouwelijke pen-
voersters er vaak een handschrift op na, waarachter
een oningewijde minstens de „Tuige rechter" van ons
huisdier zou zoeken. Het is inderdaad opvallend,
zoo houterig en kolossaal de moderne vrouwen schrij
ven. Vrouwelijke studenten schrijven het meest
vloeiend, doch het laelijkst. Nietsdoende jonge da
mes schrijven grove, groote letters, die élk afzonder
lijk een houterigen, doch in zA geheel een regelma-
tigen indruk maken. Kantoorjuffrouwen hebben on
tegenzeggelijk de beste hand; in netheid doet het
schrift onder voor dat van de onderwijzeres, doei in
karakter wint het stellig. Getrouwde vrouwen, tu»-
■sehen de 30 en 40 jaar kunnen zich over het alge
meen op de beste band) beroemen. Jonger© vrouwen
hebben nog veelal! d'e vierkante letter's van hun j'on-
gemeisjes-tijd behouden, terwijl de oudere dames of
nooit een loopend handschrift hebben 'bezeten, of
d!ie door toenemende zenuwachtigheid hebben moe
ten inboeten. Kruideniers, slagers of bleékeris zou
den in dit opzicht een leuk statlstiekje kunnen po-
maken.
EEN KERNACHTIGE UITLATING.
Dezer d'agen gaf een bekend© gymnasitiekleerares,
voorstandster der vrouwenbeweging en lid van de
V ereeniging ter Verbetering van Vrouwenkléeding,
een uitlating ten beste, d'ie hoewel' nu juist niet bij
zonder „ladylike," stellig een kern van waarheid be
vat. Ze stond' op een druk punt te wachten op de
tram. Er wachten nog eenige dames, waaronder en
kele hyper-modern gekleede, die de fashionable hou
ding aannamen: knieën doorgezakt, buik vooruit,
hoofd ietwat lijdend' rechts achterover hangend. Op
eens beving onze gymnaste een gevoel van afschuw
en hardop, zoodat all© omstanders het hooren kon
den, sprak ze tot haar gezellin: „Zi© nu die ge
daanten. Het lijken wel ledepoppen. Schandelijk, dat
heet ook nog vro.uw. Ik zou ze wel allemaal bij de
schouders willen pakken en ze in de houding willen
zetten. Niet de mode-houding, maar de goede, men-
schelijke houding. Ho© zwaar zal het komende ge
slacht voor de dwaasheid van hun moeder moeten
boeten I"
Is er voor d'oovemanswooren gesproken? Neen, ge
lukkig niet. Het aantal' „hobbezakken!" zooals die
oude oorspronkelijke naam luidf wordt steeds
groioter. Maar het zijn nu geen) hobbezakken meer
Een modieus gekleede dame ziet er nu „hobbezakke-
riger" uit, dan haar „reform"-zu'ster. 'Zi© dé jomg_ste
mo.dépr entjes.
InKPzoudnu mededelingen.