DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, No. 273. Honderd en vijftiende jaargang IE ZATERDAG 22 NOVEMBER Acht-en-zeventig gulden. DE JONG'S RECLAME CACAO i Kilo 1.20 s SPROKKELINGEN. blijft steeds de puikste cacao voor den pr(Js. door JO'SEIF COHEN. (Na d'r uk ver boidiem) In de stilte der kamer, waar de oude heeren roo- kend tezamen zaten, badl de stem van majoor Bas nog een nagalm-trilling verscholen. Hij was de laatste geweest, dia had! verteld, nauwkeurig en ob jectief, hoe hij aan zijn vrouw was gekomen. Het was de afspraak geweest, d'at zij allen zoodra zij intiem bij elkander zouden zijn de historie van hun jeugd zouden verhalen en geen van hen w"as er, die niet iets bijzonders had te zeggen. Ja, het vreem de was, dat de schijnbaar nietigsten onder hen de dolzinnigste avonturen hadden beleefd, en de zon derlingste geschiedenis was wel die van een klein onbeteekenend kaalhoofdig heer met 'n stomp neus je. en een gouden brilletje, en roede, bevende, gerim pelde handjes, die zijn vrouw nu veertig jaar geleden van werelddeel tot werelddeel had nagereisd, terwijl zij hem constant heli ja-woord weigerde, tot hij1 haar in Brisbane het leven redde 1 en zij hem eindelijk als zijn vrouw was gevolgd, een verhaal, dlat werd aangehoord met een zekere pijnlijke verbazing, om dat niemand! gelooven kon, dat deze onheteekemende heer met zijn stompneusje, zijn gouden brilletje en zijn bevende, gerimpelde handjes ooit iets roman tisch doorstreden kon hebben. Alle verhalen tezamen hadden een zwoele stem ming verwekt, die een lach en een schrei vereend door de kamer deed ruischen. Er was maar één man geweest, die itot dusver had gezwegen, en dit kwam niet, zooals de meesten wel vermoedden, omdat hij niets beleefd zo:u hebben, doch omdat hij ongetrouwd Was gebleven. Toen men nu algemeen zweeg, pein zend over de vreemdheid v,am dit bestaan, bief hij, de oude artist, dia pas zijn schilderij „Diana'" had ver kocht voor vijftienduizend gulden, zijn bTeeden kop op en zijn matte, verre stem klonk plots als een snik in die stilte. „Ik ben u dankbaar voor uw verbalen", zeidé hij, „en ook ik heb wat te vertellen. Het is een historie uit mijn héél jonge jaren, en de titel luidt anders dan bij u, mijne beeren. Boven mijn geschiedenis zou als opschrift kunnen staan: „hoe ik niet getrouwd beul", of n)og beter uitgedrukt:. ,acht en zeventig gulden. Misschien zal ze u In haar eenvoud treffeu. Het is minder ro mantisch datn het de heeren tot dusver hebben ge- hoordi. „Vertelt u 't gerust „Laat ik dan dadelijk met de deur in buis vallen. Geeft u me nog een sigaar, edele gastheer. Ik rook dit merk héél graag. Welnu, heeren I laat ik u zeg gen, wat acht. en zeventig gulden zijn. Acht en ze ventig gulden zijn tovee en vijftig maal anderhalf, en hebben eens voor mij de buur beteekend, die ik iu mijn armen, jongen tij dl voor mijn kamer beb betaald. U vraagt me waarom geen tachtig, waarom zoo precies acht-en-zeventig In die dagen gaf ik .teekemles aan een jong meis je, ééns per weak, voor één gulden vijftig per keer, en ik had 't zoo geregeld, dat ik er mijn huishuur van betaalde. De huishuur was 't eerste noodige, schoon linnengoed! 't tweede, mijn Schulden betalen voor mijn verf en 't andere geiei 't -derde en. mijn eten 't vierde. Als ik een schilderstukje verkocht voor vijftig guldlen, was ik dien koning te rijk- Dan at ik niet, maar dinóérde. 'n Artist is een raar ding, 'it geld beteekent iets voor ons, zoolang als we 't hebben. ,Ik heb ze gekend, die op een schuit in 't water leefden, en eiken dag haddén ze ruzie met dén bakker, die ze aan den oever voorbij reed. Wanneer hij niet meer wilde poffen, gingen ze hem met een wrakke roeiboot achterna, 't Is lollig, als ja 't ver telt, maar 't heeft óók zijn tragiek, dlat verzeker ik u. Dat zijn zijwegen, en ik wil' bij dé geschiedenis blij ven. Juffrouw Bak, dat is de juffrouw, die ma da ka mer verhuurde, en ik, waren overeengekomen, dait ik haar zou betalen, zoo'drai mijn leerlinge ma betaald zou hébbeu. Die had er geen begrip van, dat ik zoo veel zorgen had. Voor haar droeg ik altijd het schoon© linnengoed, wiamt! diat is in 't 'leven veel waard. Als ze een week had overgeslagen, haalden we de les een week daarna in, en de vacantias moest ze doorbetalen zoo was het precies acht-en-zeven tig gulden, de huur van de kamer, 't Kwam net zoo precies uit, als dlat er den eersten Januari telkens weer een nieuw jaar begint. Of mijn leerlinge talent had? Of ze door mijn lessen vooruitging? Laat ik eerlijk zeggen, dat ik het niet weet. Eiken Maandagmiddag kwam ik op haar landgoed, en we zochten dan de mooiste plekjes op, om er te schilderen. We praatten, als we niet werkten, over alle mogelijke dingen, over 'it leven, schilderkunst, over litteratuur, een enkele maal over da liefde, zoo vaag, als alleen maar jonge mensehen dat kunnen dloen. Goed 't kwam, zooals 't komen moest. Ik ging van haar houden. In 't begin was 't een soort van aanbidding vian me, zooals ja hebt voor een groote, vreemde kunst, 't Denkbeeld, dat ik haar met mijn lippen zon heb ben aangeraakt, was onverdraaglijker voor me dan een vlam. Nooit, daoht ik bij mezelf, zal ze 't weten. JZa zal er zelfs geen vermoeden van hebben. Ik zal heel terughoudend zijn, ik zal haar alleen maar les geven en over niets praten.... Dat hield ik ook vol. Maar 't was gek. Hoe stiller ik werd, hoe le vendiger werd zij. Nu begrijp ik alles véél beter, mp.ar in die dagen geloofde ik, dat ze er niets van bad gemerkt. Laat ik 't nog eenmaal zeggen, zooals ik 't iin mijn jeugd heb gedacht, o! 't klinkt uit den mond van een ouderen man, oen artist, die 't leven in zijn grofheid kent, zoo onzinnig, zoo banaal, niet waar? Laat me 't vertéllen 1 Als ze me zou hebben gezegd, dat ze van me hield, had ik méér dan mijn le ven, had ik mijn kunst willen opofferen. Wanneer ze me had' gevraagd, of ik nooit van mijn leven mijn palet zou hebben willen verlaten, had ik het graag gedaan wanneer zij me daarvoor haar liefde had willen geven. Daarvan was natuurlijk geen sprake. We bleven van elkaar verwijderd', zij een rijk, "jong, mooi meisje.ik een arme, onbeteekenendé schil der, die zijn weg nog moest maken, en die hoogstens een enkele maal in een krant werd genoemd, en ik paste op, dat tusschen ons de scheiding bleef. Tot ik een goeden dag opeens merkte» dat mij de aanraking van haar hand) meer waard was dan Mu- riillo1 en Erans Hals tezamen. Het was een zomernamiddag. We zaten naast el kander, en schilderden een beukeboom. Toevallig raakte haar arm den mijnen aan, en ik was op 't punt haar te zeggen, dat ik van haar hieldw Toen, zonder dat ik-zelf er iets aan doen kon, begon mijn verstand' te werken. Ik bedacht het bij mezelf, dat ik er toch niet ze ker van was, d'at ze van me hield'. Ik bedacht, dat, als ze van me hield, ik mijn kunst voor haar zou op offeren. Ik bedacht, dat, als ze niet van me hield, mijn kunst 't eenige was, dat mijn toevlucht zou zijn. Eln ik dacht, begin nu allemaal te lachen, aan die acht-en-zeventig gulden. Wanneer ze me zou weige ren, zou 't voor mij onmogelijk zijn, om haar verder les te geven. Dan was alles voor mij verloren. Ik kon. me in dit geval evengoed opknoopen. Wanneer ik haar vroeg, liep ik een te groot gevaar. Ik wist het al» ze me zou weigeren, en dat zou ze zeker doen, geloofde ik, was mijn kamer naar de maan, dan stond ik met mijn schilderijen op straat, met mijn ■schoon linnengoed en met 't beetje cxediet, dlat ik nog had. Goed1 ik zweeg. Wel verbeeldde ik me, dat ze tegen me lachte, een beetje verlegen een beetje zeker tegelijkertijd. Goed1 ik zweeg 1 Ik kan alléén maar zeggen, dat het loon, dat me iedere maand werd uitbetaald, in mijn zak brandde. Het bleef er gelukkig niet lang.... Juffrouw Bak kreeg 't dadelijk en ik hoefde het niet meer dan een paar uur bij me te houden. De zomer verging Nooit heeft ze 't van me kunnen denken, dat ik van haar hield. Ze heeft het zelfs niet aan me kun nen zien, toen ze me haar verloving vertelde. Het was midden in den winter en ze was bezig 't wit van sneeuw te schilderen. Dat herinner ik me was voor haar vreeselijk moeielijk! Ze maakte er altijd iets grauws van, iets naars. Ineens legt ze 't penseel neer, ziet me aan, en zegt: „Ik kan niet werken 1" „Waarom niet?" vraag ik. „Omdat ik aan iets anders denk." Ik vraag natuurlijk niets. Zij gaat voort: „Ik ben met iemand verloofd." Ik heb me rustig gehouden.Z.e heeft niets aan me gezien.... Ik heb haar de hand gegeven, haar gefeliciteerd. Nog even heb ik me verbééld, dat ze naar me keek, als dien eenen keer. Maar dat kon ook een vergissing zijn. „Kunt u raden met wien?" „Neen 'i zei ik „Probeer u 't eens." Ik noemde tien namen, ach, met een lachend' ge zicht. Ze kan niets gemerkt hebben. Natuurlijk noemde ik den juisten niet, en zij sehaiterde. Einde lijk zeide ze het precies de domste en vervelendste van haar aanbidders. Een paar maanden later trouwden ze. De achDen-zeventig gulden was ik toch kwijt, maar toevallig kwam precies op den dag, dat ik de lessen verloor, een kunsthandelaar uit Bot terdam, die drie schilderijen van me kocht voor ■drie honderd' gulden. Als hij een paar maanden vroeger was gekomen, zou ik 't meisje hebben gevraagd. Nu was ze voor een ander Mijn heele leven lang heb ik over deze kleinie historie gedroomd, die voor een vreemde misschien niet van belang is. En daardoor komt 't,heeren, d'at ik ongetrouwd ben gebleven, want ik heb aan 't meisje al dien tijd gedacht, en een andere vrouw heeft me toch nooit geboeid, al heb ik er veel in mijn leven ontmoet. En toch zou ik u de geschiedenis niet hebben ver teld, als ik niet de vorige week 't bericht had1 gekre gen, dat ze was gestorven. Een dag later kracht de post me een boekje met lichtbruin schrift geschre ven zóó oud en daarin stond.dat 't meisje mij ook had lief gehad.in die d'agen. En als ik nu bedenk.d'at ik ze verdienen kon. wanneer ik wil.iederen dag.acht-en-zeventig gulden.als ik dat bedenk.Die acht-en-zeven- tig gulden hebben mijn leven vernield." DE WOLF ALS HUISDIEK. De wolf kan, eviemmiufr als de vos, zijn waren aard verloochenen, ook al wordt hij op zeer jongen leef tijd ai door dien mensch opgevoed en getemd). Zoo ha'd een boschwachter in Frankrijk een jonge wolf gevan gen, dien hij als een hond opvoedde. Do boschwachter ging dikwijls naar de stad! en liet zijn vierjarig zoontje dan geheel aan de waakzaam heid van den wolf over. Alles ging goed en de wolf was reeds drie jaar oud, toen de man, d'ie weduw naar was, weer eens naar de stad ging. Hij had1 ver geten het dier te voederen, het werd) hongerig en at het kind op. Daarna verdween de wolf in het boach en werd' niet weer teruggezien. De ongelukkige vader werd door d'e rechtbank ver oordeeld wegens dood door onvoorzichtigheid. HET BESCHERMENDE KLEED. In Sagen wordt dikwijls verteld van een gewaad of een hemd, dat den drager onverwondibaar maakt. De held van het „Nibelungenliéd," Siegfried, had een hoornen huid, die Blechts daar een wondbare pl'ek overliet, waar het lindeblad) van den boom was gevallen, toen hij' zich in het bloed van dien door hem gedooden) draak gebaad had'. Een dergelijke bescherming had 'Wolfdietrich, de hoofdpersoon van het oude heldendicht „Dé groote Wolfdietrich." De Noorsche vikingkoming Helgo d'r'oeeg een purpe ren mantel, dloor zijn gemalin Helga .geweven, welke mantel ondoordringbaar was voor pijl, 'lans en zwaard. In een duel met zijn medeminnaar Angera- tus van Seeland wierp hij' dezen mantel echter af, opd'at men later niet zoo kunnen zeggen, dat hij zijn tegenstander door toovarfcunsteni had overwonnen. Van gordels en ringen, door tooverformulieren be zworen, leest men eveneens dikwijls in oude sagen; men schreef ze d'e kracht toe, den drager tegen won den -te beschermen, of zich in een 'dierengestalte te kunnen veranderen. Volgens een overlevering moest het tegen houwen, stooten en steken onschadelijk makende tooverge- waad door een meisje in zeven jaren op Kerstdag on der het zingen van tooverformul'ieren .gesponnen worden. Meestal was het purperkleurig, want in vroeger tijden gold het purperen kleed als ©en af beelding van een door de schikgodinnen vervaardigd gewaad, dat men daarom ook „godenweefself' noem de. Soms was hot ook goudgeel van kleur. Enkele dichters beschreven het beschermende weefsel als een wit gewaad, doch dit is een dichter lijke, .ofschoon niet zeer steekhoudende vrij heid); hef kleed werd on'der het aanroepen van kwade en duistere machten vervaardigd', en wit is geen daartoe geschikte kleur, omdat deze aan die goede, hoogere wezens behoort. WAT WE OP D'E MAAN KUNNEN ZIEN. Als we den gemiddelden afstand tusischen maan en aarde op ongeveer 385.000 kilometer stellen, zal een sterrekijker, die tienmaal vergroot dé maan 'laten zien, alsof ze slechts 38.500 kilometer was verwijderd. Een honderdvoudige vergrooting zou haar dlus op 3850, een duizendvoudig op 385 K.M. afstand1 laten zien. Een duizendvoudige vergirooting bestaat ech ter niet bij onze isterrekijikers en toch leert de erva ring, dat we op een afstand van 385 K.M. eigenlijk niets meer kunnen, zien, of slechts nog zeer grove omtrekken zonder blzonderheden. Daaruit blijkt, dat we op de maan slecht's zeer groote voorwerpen, dus reusachtige berggrorepen, kraters vanzeergroote doorsnee kunnen onderscheiden. Dit was tenminste de slotsom waartoe Arago kwam. Maïeux, de leidter der sterrewacht in Bourges, Frankrijk, oefent eritiek uit op dit punt. Hij zegt, d'at men geen vergelijking kan treffen tusschen onze gezichtisischerpta in hori zontale en in verticale richting. Naar boven gericht heeft het oog vanzelfsprekend veel dimmer© luchtla gen te doordringen ,dan 'het horizontaal! gerichte oog. De dampkring is ook juist in haar onderste l'agen verontreinigd door stof lem waterdamp en door de verschillende stroomingen wordt de gezichtscherpte nog aanzienlijk verminderd. Moreux heeft getracht dit vraagstuk op een ande re manier op te lossen. 'De ondervinding leert, dat reeds een dertigvoudige vergrooting een voorwerp van 1830 meter zichtbaar doet worden. Met nog grootere verrekijkers kan mén echter nog veel sterker vérgrootingen verkrijgen en met een kijker met een opening van een meter zou men op de maan reeds een volorwerp van slechts 18 meter door snee kunnen zien. EEN WE'TElNSIOHAPPELIJKEi ONTDEKKINGS REIS IN DE NOO'BDZEE. Een voor ontdekkingsreizen opzettelijk ingericht schip heeft in den zomer van dit jaar een reis in de Noordzee gemaakt, welk© ten doel had bizondere hy drografische onderzoekingen te dloen. Daarbij' bevon den zich nog acht andtere schepen en wel één Schotsch» één Zweedsch, twee Holland'sche en vier Fngelsche. De onderzoekingen strekten zich uit tusschen de Schotsch© Kust en het Skagerrak. Men hield zich voornamelijk 'bezi.g met de meting van de bewegingen d'eir watermassa's in dit deel van die zee. Daarmee worden niét 'bedoeld da verplaatsingen aan de oppervlakte do'or den wind veroorzaakt, doch .de verplaatsing van de watermassa's in de diepte dér zee. De schepen werden voor deize metingen allen voor anker gelegd. De onderzoekingen bestonden in me tingen v.an dé strooming dicht onder de oppervlakte en o-p den boidém ien bij mooi weer ook nog in daar- tusschen gedegen diépten. Twee weken lang werden deze metingen gedaan elk uur, bij' dag en bij nacht. In het bizonder werd .de opmerkzaamheid gevestigd op het verschijnsel, dat met -onderzeesche golven wordt aangeduid en dat vermoedelijk in die diepten optreedt, w.aar het zwaardere grondlwater zich met het lichtere water dér oppervlakte vermengt. Voor delze metingen werden bizonder samengestelde in strumenten gebruikt. Ook dé temperatuur en het zoiutgehalte dér verschillende lagen werd' door onder zoek van het water vastgesteld. Bovendien werden ook de op alle diepten levend© wezens verzameld, die middellijk of onmiddellijk het voedsel van alle visch in de Noordzee vormen. In het geheel werden door de Engelsche schepen alleen meer dan 8000 stroo- mingsmetingen uitgevoerd. Het doel van deze on derzoekingen was den invloed van de samenstelling en bewegingen van het zeewater op het trekken en het aantal der visschen na te gaan, van welke om standigheden die Noordizeevisscher'ij afhangt. Men heeft bijv. opgemerkt» dat h'et meerdere of mindere voorkomen van haring in Kattegat en Sikagerrak on middellijk afhangt van die watermassa, die van de Noordzee in de Oostzee stroomt. NIEUW-YORK'S'OHE DANSEN. In Nieuw-York tracht men weer allerlei nieuwe dansen uit te vinden-. De Tango is er reedls oudér- wetsch, de Turkey trott is echter, ofschoon reeds bij na even oud, meer algemeen in zwang. Geen dag gaat voorbij of aan den dlanshorizont verschijnen nieuwe zeldzame dansen, die de wonderlijkste namen dragen en uit de meest fantastische combinaties be staan. Doch er zijn slechts weinig „sterren." Tegenwoordig dingen drie nieuwe dansen om den voorrang, teneinde de modedans van het seizoen te worden. De meeste kans daarop heeft de Hitchy k-ov die reeds in alle balzalen ijverig gedanst wordt. De Hitchy Kov is een eenvoudige verbinding van Tur- key-trott en Tango. Een andere dans, die eveneens zeer populair za'l worden is d© Braziliaansche Maxrxe, die heel veel op de Tango gelijkt. De derde nieuwigheid is de „lamme Eendendans," die zijn naam met eere draagt, omdat het geheele li chaamsgewicht op den rechter voet rust, terwijl de linker zoo gracieus mogelijk meegesleept wordt DE OERMENSÖHEN VAN ZUÏDtFRANKRIJK. In het Vazèredal! in Zuid-Frankrijk léefde, nu on geveer 250 M. van de kust, in dé oertijden waar schijnlijk vlak aan het water de volksstam van Mico- que, waarvan de overblijfselen in de aardlagen be waard gebleven zijn. Op de hellingen van La Micoque groeide tot zelfs in de 70er jaren een zeer beroemde wijnsoort, die door de druiflluis volkomen werd vernietigd'. De streek lag eenzaam, totdat een van de vele vuur steenzoekers toevallig eenige kunstvoorwerpen vond. De aandacht werd hierdoor op deize streek gevestigd. Onder kiezellagen vond men een grot, een „abris" zoo'als het in de geschiedenis dér voorhistorie heet, en verder niet vermoede voorwerpen. Uit de .onder zoekingen bleek nu, dat de raadselachtige menschen van Micoque het vuur niet of bijna niet gekend heb ben, hun keukenafval bestond uit niet-gebrande paarden- en buffelheendéren. Niettegenstaande de weinige bekendheid met het vuur, stonden ze op een hoioga trap van ontwikkeling in de bewerking van den vuursteen. Ze hadden reedls verscheidene werk tuigen als: hamer, beitel, bijl, schaaf, boor» pijlpunt, mes en hoogstwaarschijnlijk .ook vischhaken. Deze bestonden uit kléine vuursteensplintertjes die in het midden vastgebonden en van aas voorzien waren, om d'en visch te lokken. En nu nog visschen de menschen uit die streken volgens deze oeroude methode. Ze binden twee stukjes hout in het mid den 'aan elkaar, hangen er een wurm tusschen en d'e haak werkt onberispelijk. De Micoque-bewoners waren in hoofdzaak vis- schers en paardenjagers. De huiden van de door hen gevangen dieren wisten ze zeer goed te looien. Deze beschaving is echter door een natuurramp geheel weggevaagd. Doch in onzen tijd worden deze geheimen weer ontsluierd en van la Micoque kan men nog vele verrassingen verwachten. Het is niet onwaarschijnlijk d'at men in de duistere aardlagen nog een goedi bewaard! gebleven geraamte vindt van een der bewoners. GROEN HAAK. Voor dé haarkunstenaaris breekt een scho-one tijd aan. De mannen van de kam en borstel, schaar en verfkwast zullen in het vervolg als teeiken hunner waardigheid! rondloopem met een veelkleurig palet En hun slachtoffers, of liever die van een dwaze en ultrabikarre, mo.de, do.en de wereld versiteld 'staan van haar grasgroen, violetblauw, of pimpelpaars hoofd haar. Ja heusch, lezeressen, het is mode, dat de mondaine dames zich het haar laten verven in de kleur van haar toilet. Bij een zeegroen avondtoilet kan men dus niet anders verschijnen dan met een waternimfen-pruilk. Den volgenden morgen, wan neer het die dame behaagd heeft zich in een tango rood© peignoir .te hullen, dan is haar coiffure plot seling éveneens tango-rood) geworden. Voor de itea veranderen toilet en kapsel als met een toovenslag in nijlgroen. Het nieuwtje is afkomstig uit Londen. Bij het vernemen van dit nieuwste haarsnufje hebben ette lijke coiffeur-bedienden 'begrepen, d'at hun Londlen- sch© collega's handen te kort zouden komen, en zijn toen, uit pure menschlievendiheid weilichrt ver mengd met een weinig gelddorst naaT de Engel sche hoofdstad getrokken. HET HANDSCHRIFT VAN' VROUWEN. De term „een fijne dameshand," waardoor de ge lukkige adressant onmiddellijk d'e lieve afzendster zou herkennen, Is verouderd. Tegenwoordig schrij ven mannen „fijn," en houden de vrouwelijke pen- voersters er vaak een handschrift op na, waarachter een oningewijde minstens de „Tuige rechter" van ons huisdier zou zoeken. Het is inderdaad opvallend, zoo houterig en kolossaal de moderne vrouwen schrij ven. Vrouwelijke studenten schrijven het meest vloeiend, doch het laelijkst. Nietsdoende jonge da mes schrijven grove, groote letters, die élk afzonder lijk een houterigen, doch in zA geheel een regelma- tigen indruk maken. Kantoorjuffrouwen hebben on tegenzeggelijk de beste hand; in netheid doet het schrift onder voor dat van de onderwijzeres, doei in karakter wint het stellig. Getrouwde vrouwen, tu»- ■sehen de 30 en 40 jaar kunnen zich over het alge meen op de beste band) beroemen. Jonger© vrouwen hebben nog veelal! d'e vierkante letter's van hun j'on- gemeisjes-tijd behouden, terwijl de oudere dames of nooit een loopend handschrift hebben 'bezeten, of d!ie door toenemende zenuwachtigheid hebben moe ten inboeten. Kruideniers, slagers of bleékeris zou den in dit opzicht een leuk statlstiekje kunnen po- maken. EEN KERNACHTIGE UITLATING. Dezer d'agen gaf een bekend© gymnasitiekleerares, voorstandster der vrouwenbeweging en lid van de V ereeniging ter Verbetering van Vrouwenkléeding, een uitlating ten beste, d'ie hoewel' nu juist niet bij zonder „ladylike," stellig een kern van waarheid be vat. Ze stond' op een druk punt te wachten op de tram. Er wachten nog eenige dames, waaronder en kele hyper-modern gekleede, die de fashionable hou ding aannamen: knieën doorgezakt, buik vooruit, hoofd ietwat lijdend' rechts achterover hangend. Op eens beving onze gymnaste een gevoel van afschuw en hardop, zoodat all© omstanders het hooren kon den, sprak ze tot haar gezellin: „Zi© nu die ge daanten. Het lijken wel ledepoppen. Schandelijk, dat heet ook nog vro.uw. Ik zou ze wel allemaal bij de schouders willen pakken en ze in de houding willen zetten. Niet de mode-houding, maar de goede, men- schelijke houding. Ho© zwaar zal het komende ge slacht voor de dwaasheid van hun moeder moeten boeten I" Is er voor d'oovemanswooren gesproken? Neen, ge lukkig niet. Het aantal' „hobbezakken!" zooals die oude oorspronkelijke naam luidf wordt steeds groioter. Maar het zijn nu geen) hobbezakken meer Een modieus gekleede dame ziet er nu „hobbezakke- riger" uit, dan haar „reform"-zu'ster. 'Zi© dé jomg_ste mo.dépr entjes. InKPzoudnu mededelingen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 13