Schaakrubriek. Damrubriek. Een groot gevaar. De nierpij nen bij oude menschel. Deensche Praatjes. Te beltomen Wandkalender 1914. een Kindersprookjesboek. Tier verschillende Scliilderytj'es. een Album met 120 Illustraties Aaderlandsche geschiedenis. m VIJAND VAN ELKE VROUW WAT RUGPIJN BETEEKENT. AAN DE DAMMERS 1 AAN DE DAMMERS hotel „De Goudten Leeuw," waar journalisten e® die artistenl van hetresd'dleaiti ei-sta dij e hun vasten „Stammtisch" hebben. Piccolo houdt er een hartstocht op na en een gevaarlijke ook: hij dweept met de kunst. Tot zijn excuus kan dienen dlat zijn moeder die niemand gekend heeft bij ,,'t balie t" is geweest, evenals zijn vader en nietwaar, je ouders kies je nu juist niet zelve 1 Hij had dus kunstemaarsbloedl in de aderen, dat stond vast. Men vertelde zelfs, dat hij Sehillei las, enkele passages kon voordragen en ook wel nu en dan zijn kleine beentjes van da vloer lichtte. Gezien heb ik het nooit, maar ik geloof het zonder voorbehoud. Het kereltje was tot alles in staat, en het zal ook wel zijn ©enige vreugde geweest zijn. Zijn dagalijksch Leven was zwaar genoeg. Vloeken, .stom pen, schelden waren bekende klanken voor hem, maar piccolo bewaarde ondanks alles steeds eenzelfde spot lachje, een aaïdigen oogopslag en rekende nauwkeu rig de verteringen uit. Hij. leefde zijn eigen leven tje binnenin; daaraan raakte de booza wereld niet. En oorklepjes hield hij niet voor niets er op na aan het verzorgde, gepommadeerde hoofd. Je moest wei degelijk .o.p je woorden passanl En vooral de dames! Op een) goeden dag kwam „zij", de grootste van allen, die goud in de keel, bril- lianten aan alle tien vingers, maar geen hart in haar boezem en geen geld in haar buidel had. M'aar zij was de koningin der reclame en natuurlijk daarom de „ster" der kunst. Zij was de goddelijke, de eeni- ge, zij was haar naam stond op alle reclameborden vet gedrukt mevrouw Ilona von Bergen, wier kon terfeitsel' vóór alle ramen van sigarenwinkels prijkte. Het was me.een opwinding! Vandaag kwam de im presario en .gisteren haar kamenier met koffers en doozen in allerleiafmetingen. Onze hotelhouder liep als een bezetene door het huis. De krantenschrijvers zaten in afwachting als jagers op hun buit en picco lo Den avond, waarop de diva haar intrek in ons ho tel nam, was hij bijkan» auf, «torn en verstard. Hij draaide om onze tafel! heen, waaraan zij mede aanzat, als de poes om een warmen rijstebrijschotel. Hij trilde van verlangen om in haar nabijheid te ko men, zijn oogjes glinsterden van zaligheid, als zij lachte een d'iep-tragisch lachen en als zij zucht te over 's werelds dlomheid, dan bal'de piccolo zijn vuistjes en zijn oogen schotten vuurpijlen af. Reeds dien volgenden avond moest de diva optre den, heette het. Piccolo dWalde als een droomet met open oogen rond. Op zijn knieën hadl hij zijn chef gesmeekt hem dien avond vrijaf te geven ver- geefsche moeiten „Ezelf' kreeg hij o.p zijn smach ten tot antwoord. 'tWas me geen geringe emaadl Piccolo huilde hardap maar wat gaf het? Hij' moest blijven en hij bleef. Maar zijn gezicht droeg een uitdrukking van starre vastberadenheid. is 'tWerd 'n prachtavond, natuurlijk uitverkocht huis, uitgelaten publiek, bloemen, kransen losgespan- nen wagen! En daarna, welk een terugkeer ïu t hotel 1 De eetzaal wachtte hei-verlicht; ©en feest- souper was er aangericht met champagne, de opwin ding bereikte haar hoogtepunt.... En piccolo? Ja, piccolo.... piccolo was ook als dol. Juist .op het oogenblik, dat alle gasten glommen van de pret, staat hij vóór dia diva. Trotsch, rustig, als ©en held op het slagveld, staat hij daar en houdt hoog in zijn rood© dikke handjj.es ©en bouquet. Of eigenlijk, was het een bouquet, 't Leek meer op een bloementuin. En hij buigt zijn knie voor haar, grijpt met zijn lin kerhand' naar zijd hartekant, slaat zijn oogen hemel waarts en zeigt: „Aan u, o schoonste aller vrouwen, M>ag ik mijn wensch wel toevertrouwen Gij, zoo door allen aangebeden, Wil ook mijn ruiker nemien, heden. Mijn hart geef ik u ook er bij, Neem het en maak gelukkig mij." Luidl gelach, gebrul van alle kanten. Bravo-geroep volgd'e van rechts en l'inks. Piccollo wordt bejubeld. Een heerlijk artikeltje voor die krant! Honderden handen strekken zich naar piccolo uit, die nu weer op zijn beide beenen staat, direct naast zijn diva. En nu volgt er-een grootach moment: een tra£n glinstert er in Ilona's oog vlug ia zij opgestaan, buigt zich naar het ventje toe, legt haar volle ronde armen om zijn nekje en kust ons piccolootje, twee, drie keer. Stil is het plotseling geworden de vleugelen van den genius der kunst hebben even geklapperd en zich over den arme ontfermd. Het was een aandoen lijk schouwspel; toen volgde het schielijk verdwij nen der diva. Den volgenden dag staat er natuurlijk alles over in de kranten, roereind-mooi. Piccolo is de held vau 't stadje. Hij glimt als ©en gasgloeikousje, hij zweeft als in wolken, hoog boven allen en alltes. Hij rin kelt ook met da vela douceurs in zijn broekzakje als een Amerikaansche millionair kan doen met zijn dol lars. Hij voelt zich, planeerende boven allen uit, voelt zich interessant, belangrijk. De tafelgesprek ken gaan al'leen over Hona en piccolo.... Men fluistert iets in het hotel, zacht, geheimzin nig. „Dte diva hleefti ruzie gehad m'et haar inten dant.Waarom? Daarom! Zwaar ontnuchterd' is zij en het publiek. Haar tooneielspelgaven zijn veel te hoog geschat geworden; de kritiek heeft niet lan ger yleiend gesproken; kortom: het is gerinkel in de ruiten. Piccolo is diep ongelukkig. Hij heeft zelfs plan nen' gehad om naar dien intendant in eigen persoon te gaan. Hij mort en peinst na als Napoleon die Eerste; hij is grimmig over den ondank der menschen; hij bedient slecht en zijn vele stommiteiten zullen hem later leelijk worden aangerekend'. „Piccolo." Hij hoort op. Het is haar stem. Zij staat voor hem, met een kleine schaar van getrouwen; zij ziet er uit als een duivelin. Dezen avond heeft zij schan delijk fiasco gemaakt. Zij snuift van woede en wraak. Zij scheldt op zeer onartistieke wijze als een grove waschmeid. Dan lacht zij' luid op. Wee, die haar woede mag treffen! „Piccolo," klinkt opnieuw haar stem. Als een geslagen hond kijkt hij' naar haar op. „TT wen&cht, mevrouw?" stamelt hij eindelijk. „Ezel," blaft zij hem aan, waarbij bij inelkaar knikt als een scheermes. „Weet je dan nog altijd niet, dat En het ongeloofelijke gebeurt. Zij1 heft lfaar be ringde hand hoog op, op piccolo's wang kletst een klap Een zacht gesnik vol'gt., een doodlsche stilte! Wij staan als zoutpilaren. De diva begint nu met den hotelhouder te razen, daarna vallen deuren in het slot. Koffers zien wij naar benedien slepen. De diva reist weg. Een plotselinge ongesteld heid, heet het. Het heele hotel ademt verlicht op. Aan piccolo, dacht niemand in dte algeheeïe ver warring. Den volgenden morgen vond men zijn bed ledig en op dte waschtafel in zijn kamer een briefje, waarop geschreven stond: „Ik overleef dezen smaad niet. Ik sterf men zal mij ndet vinden. Geliefde vrouw! voor en door u alléén bestond i'k: Frits, de piccolo in het hotel: JD'e gouden Leeuw." Heusch en warempel men heeft hem niet gevon den. Men doorzocht het geheele bosch, de beek en het meert Piccolo bleef weg. De politie betoonde den bekenden koortsachtigen dienstijver de kran ten waien vol van de schokkendste berichten, al les vergeefs. De jaren vloden heien en over de geschiedenis van piccolo groeide gras niet een gering klein gras- zoodje groeide er overheen, neen, een grasveld. De gasten van de stamtafel zagen geslachten komen en gaan; sommige b'eroemd, andere naar de kelder; deze getrouwd1, gene verboemeld, eenzaam. Men werd zelfs bijwijlen moe van alles, verlangde naar buiten, naar de natuur. Ik ook voelde behoefte daaraan en kwam op ©en avond terecht in een klein, net hotelletje in het Schwarzwald1. Het hotel had' teen keurigen tuin, had weinig gasten en had' een keurigien oberkeïlner. Wat kijkt die man me dwaas aan, dacht ik eveu van den ober. „Ober, de spijskaart, asjeblieft." „Asjeblieft, dokter." Ik draai me op mijn stoel r.ond! en staar den ober met starren blik aan, als een konijntje dte slang. Ei een maar, wat zijn dat voor oogen, voor oor lappen, dacht ik; even schemert iets in mijn herin nering, ik word helder, ik herken „Ober u is. „brits, de oberkeïlner, zeker dokter...." „Maar u was toch...." „Zeker, dokter; ik wae o-oit eens piccolo in het ho tel „De Gouden Leeuw." „Is het mogelijk? maar u is dood!. „Maar, dokter. „U liet toch een schrijven achter. „Reclametruc, dokter, voor Ilona." „En het bouquet, het gedicht?" „Tevoren opgemaakt plan, kunstuiting van haar.." „En dan haar oorveeg, haar afscheid?" „Tusschen ons beiden, tevoren afgesproken...." „Maar de plotseling reis?" „Krijgslist, de intendant wilde haar niet langer.." „Frits, ik ben paf. Eni Hona?" Mijn kellnertje zag mij weemoedig boven zijn zwa- ren snor aan: „ik weet niet," zei hij eindelijk; „zij ging den Oceaan over, is verdwenen en vergeten." Een oogenblik was het stil tusschen ons beiden. „En jij, Erits?" vroeg ik eindelijk. „IJ begrijpt, dokter, hoe ribbenporren en honger mijn deel waren. Overal rondgezwalkt, maar ten slotte terecht gekomen, behouden, _dokter." „Dat zie ik, Frits, ik ben er blij om." Ik gaf hem de hand, die hij krachtig schudde. „Vooruit, kerel, piccolo, ober, drink een glas met mij. „Op uw gezondheid, dokter!" De nierpijnen komen meer voor bij de oude men schen dan bij de jongen, dat is een feit en dat is zeer begrijpelijk. Het is de verslijting van dat orgaan die de oorzaak is van de smarten die het ons doet verduren en hoe ouder het is, hoe versletener het is. Denkt eens aan den reus- achtigen arbeid dien de nieren verrichten zonder oponthoud, bij dag en bij nacht. Denkt eens dat de nieren tot taak hebben het bloed te zuiveren en alle vergiften, overblijfselen der voeding, uit te drijven. Be» denkt ook dat, wanneer dat orgaan, dat belast is ver giften uit te drijven, niet meer of onvolkomen werkt, een deel niet uitgedreven vergiften in het lichaam blijft en dit vergiftigt. Men moet dus op zijne nieren letten en zoodra men stijfheid en smarten in den men moeite ondervindt om Mej. Mocal. rug gevoelt, wanneer recht te gaan staan of wanneer de urine troebel is, zich zelf zeggen dat de nieren zijn aangedaan en dat men ze moet verzorgen. Om ze te verzorgen, om heur de kracht weer te geven behoorlijk haar werk van filter te verrichten, zal de geneeswijze met de Pink Pillen u de beste diensten bewijzen. Ziehier het bewijs er van: Mej. Mocal, wonende 65, Cours Lafayette, te Lyon (Rhöne-Frankrijk), bij Mevr. Delia, schrijft ons „Ik heb veel geleden aan smarten in den rug, aan nierkrankheid, en ik was er toe gekomen niet meer te kunnen werken. Mijn algemeene toestand was ook zeer slecht, ik at bijna niet meer sliep weinig en was zeer zwak. Men heeft mij uwe goede Pink Pillen doen nemen en zij hebben mij veel goed gedaan. Ik ben, dank zij die pillen, van al mijne smarten verlost en bovendien is mijn alge meene toestand zeer voldoende geworden." Verkrijgbaar f 1.75 per doos, en f 9.— per zes doozen, bij het Generaal Depot der Pink Pillen, van Eeghenlaan 22, Amsterdam, en Nierop en Slothouber, Langestraat 83, Alkmaar. XII. BRYRUP. E«nigen tijd geleden kreeg ik hier een stukje buitenleven te zien dat m\j levendig aan Amerika liet denken. Ik maakte den vorigen winter kennis met den hoofdi edakteur van een der meest gelezen provinciale bladen, en met zijne zeer intelligente vrouw, die des winters in hun gastvrij huis veel menschen zien. en zeer gezien zijn in hunne woonplaats, eene stad in Jylland. (Spreek uit: „Juulland"). Echte gezolschaps- mensehen zou men zoo zeggen, die niet buiten de luxe van de twintigste eeuw kunnen, en die dan ook naar hun zomerverblijf die luxe met zich mede zouden nemen, zooals dat ook bij ons in Holland veel de mode is. Ik hoorde hen spreken van hunne buitenplaats te Bryrun, dat volgens de algemeene opinie eene der mooiste pl kjes in Jylland.moet zpn, en ik nam met groet.e blijdschap eene uitnoodiging aan om hen daar dezen zomer te komen bezoeken te meer daar ik mij dan toch in de nabijheid zou bevinden. „Maar in alle eenvoudigheid, hoor," zei de redak- teur lachend tegen mij. „k la guerre comme k la guerre, en gasten beschouwen we als familieleden." „Natuurlijk," antwoordde ik maar ik dacht bij mij Zelf: „nu ja, die eenvoudigheid die zal wel zoo erg niet zyn. Beelderige villa, mooie équipage, auto, enz. 't Is me in Engeland ook eenige malen overkomen dat ik g-ïntiveerd werd om „doodeenvoudig" te komen eten, „heelemaal en familie", en als ik dan ook doodeenvoudig gekleed aan kwam zetten, dan bestond „de familie" uit een stuk of twintig gasten, de heeren gerokt en met witten das, en de dames in gedecol leteerd avond toilet, en ik zelf als het leelijke eendje ©r tusschen inl Jawel, compliment, daaar zon ik ni«t meer invliegen. Toen ik dan ook de uitnoodiging ontving, om en dag buiten te Bryrup te komen doorbrengen, kleertd<- ik mij in mijn allermo- iste zomerplunje, en begaf mij al tus in gala naar het, lokale spo. rweglijntj waar (te trein naar Bryrup al gei eed stond. De af atand is niet ve©| meer Ha f>0 kilometer, maar we Heden er 'um 21/j n u ever in de smoorhitte, au in een over ulde coupé omdat 't Zondag was, en al tie boeien uit den omtrek dus np de been waren om hunne uaast' estaanden te beroek-n. Langzaam was 't maar eenmaal in nnin leven heb ik toch in een trein gezeten die nög langzamer ging dan deze Dat was in Zveden, om van't eene dot pje naar het andere te komen Daar namen ze de zaak zoo kalm op dat ik voor de variatie van tjj t tot tijd eens uitstapte, en e> n paar ki'ometer lang naast den trein wandelde, en een praatje met den machinist op de lokomotief maakte Als 't ni«t zoo ontzettend warm geweest was, dan zou d langzaamheid van dit Bryrup treintje mij eeh ter i iets gehinderd heb en, want ik was daardoor in de gelegenheit om het natuuischoon te bewo' deren, dat zeer de moeite waard w s om in oogeuschouw genomen te worden Prachtige weilanden en koien eld»ii, afg wi seld d or met dichte bosschen begroeide heuvels, en hier en d ar een kabbelend berkje nchoi> ken aan het lmdscbap waar wqj d rstnemdeii iets zeer schildeia ht'gs en ik gaf unim no, n lan ook rui i ïi den kost. V i ei en Veil.) w g kw m< we van het stadsgewoel, en zuiverder en reiner werd de lucht die we inademden tot we eindelijk ons eind station Bryrup genaderd waren, waar mjjr e ken issen mij op stonden t wachten. »n we langzaam naar hun buitenplaats „Villa Pase" tot wandelden, „Hl r zqn we zei rupn gastheer, „welkom in villa „Pase" en voor een kort "ogenblik verloor ik mijne tegenwoordigheid van geest ii kon, stom van de verbazing, geen woord uitbrengen In het verre Westen van Amerika zou ik niet zoo verwonderd geweest zijn, maar hier, midden in h«t land van de in alle opzichten zoo verfijnde Denen I Mijn gastheer en gastvrouw konden waarschijnlijk de gevoelens die mij overrompelden op mjjn gezicht lezen, ten minste zij schaterden het beiden uit. „Ja, dat had u nu niet verwacht, wel?" riep mijne gastvrouw uit, „u dacht natuurlijk iets prachtigs te zien te krijgen. Nee hoor, als w» Buit n zijn dan hebben we vacantia. Geen mooie kleeren, geen lekker eten, en dit!" Wat had ik het land me mjjii gftla-costuam, toen ik tegenover „dit" stond H«t was een gebouwtje van ruwe houten planken getimmerd, waar de zon aan alle kanten indiskreet doorh en kon kiik«n. Een paar treden op een houten trap, en we stonden in een vertrek dat tegeljik als eetkamer, salon en huis kamer di«nst deed. Een lange houten tafel met plaats voor 10 A 12 menschen stond in een gedeelte van de kamer een ronde tafel met eoui anten, boeken enz. »i' op, en omringd door een rieten sopha en dito makkelijke stoelen, in eon ander gedeelte, terwijl aan weerskanten de keuken, de slaapkamers en een veranda waren, Alles was even primitief van ongeverfd ruw hout, maar daar het huis boven op een heuvel stond, had men overal een prachtig uitzicht over meren, en heuvels en dalen. Het dak van het huis, dat be stond uit een s >ort geprepareerd papier, dat ondoor dringbaar voor den r gen was. kon zich verheugen jn roode verf. de eenige die in het heels huis te vinden was, die het een schilderachtig uitzien tus schen de groene hoornen gaf. Het geheel was door den r-dakteur zelf ontworpen en hij en zjjile vrouw verleiden met geestdrift er pver hoe zij er ieder jaar van genoten, «m, na al de pnontbeerlqke luxe, diehet sta'sleven met zich ede biengt, zich al het wat" te komen verjongen in dez" atuurtoestanden „Eu er is honderd akers eikenbosch om ons heen, waar gc>>n «eg of steg te vinden wis, toen we hie kwamen" vertelde d' redskteur, „maar mijne drie konen en ik hebben eigenhandig ieder-n boom die omgehakt moest, worden, geveld en evenals de eetst© kolonisten in Amerika ons door eigen kracht paden en wogen gebaand „Maar <u zult u de log erskiinv rs zien," zei me vrouw. „die zpn in een apart gebouw" Ik volgde en na een klein wandelingetje van een paar minuten kwamen we aan een soort van groot Kippenhok Dit, was eene vierkante ruimte, waar vier menschen gelogeerd konden worden op scheepsmanierl Aan weersbanten van den muur waren twee kooien boven elkaar, middenin sb nd de waschtafel en in de hoeken twee tasten voor kleeren en ondergoed „Ruimte genoeg," zei de redakt»ur met trotsch op het gewrocht zijner hersens neerziende „wat doen we toch eigenlijk met al die overbodige luxe? Als ik hier buiten kom. dan gooi ik die als ballast over boord en geniet op «en primitief menscbe ijke manier van de natuur „I n wat zeggen de dienstboden van da>e terugkeer naar de natuur vroeg ik. „Zjaa, dat is altijd de moeilijkheid," antwoordde mijne gastvrouw, „we zijn nu eenmaal niet natuur mensehen genoeg um 't zonder diensthodan te kun nen stellen, maar die zijn niet ontwikkeld genoeg om dit hier te kunnen genieten. Die vinden h«t stadsleven, met comedies, en restaurants en variétés het non plus ultra van alle aardsche geluk 't Is echter maar voor drie maanden vnn 't jaar, en dan behelp ik mij maar met wat ik krijgen kan Maar voor ons zijn deze drie maanden, weg van al dat mondaine leven, eene heerlijke opfrissching. Ik zou er niet meer buiten kunnen. „Om drie uur komt de landauer," zei haar m»n, „en dan zullen we een rijtoer in de omstreken gaan maken. „O, dus toch een landauer," dacht ik, alle luxe is dan nog niet overboord." Maar nee, hoor, „de landauer' was een boerenkar waar twee banken in gezet waren, en waar twee vurige boerenpaarden voorstonden, die door den redakteur zelf gemend werden. Ik, ongelukkig stadsmensch, vond 't wel eenigszins griezelig, toen we, nadat we op de kar geklouterd waren, in een flinken draf weghotsten, holderde bolder, zoodat hooren en zien je verging, maar ik vergat t< ch gauw o ijn angst, want ten eerste had mijn gastheer zijn span goed in de hand, en ten tweede was de streek waar we doorheen kwamen zoo mooi, dat ik spoedig voor niets anders oogen had. Over ongebaande mulle wegen holderde bolderden we, waar we ons ieder oogenblik moesten bukken om geen takkeD in 't gezicht te krijgen, waar de kar somtijds over hoog uitstaande wortels ging, zoodat we van onze bank opvlogen als of we een elastieken hal waren en ik ieder oogenblik dacht dat we onderste boven zouden gaan. Maar alles ging gelukkig goed En gedu'ende de toer, die vier uren duurde, lieten we dikwijls de kar stilhouden, om naar hooge uitzichtspunten t-1 klimmen, vanwaar het geheele prachtige landschap zich als een panora ma voor onze oogen uitstrekte. 't Was een verrukkelijke dag, en toen ik des avonds weer in mijn treintje naar het stadsgewoel toesukkelde dacht ik „dat is toch het toppunt van beschaving, om op een gegeven oogenblik van de luxe die men in de stad voor zgn prestige noodig heeft, afstand te kun- --4 zoolang de voorraad strekt, in ruil voor een prachtige Voor 7 Y 'or 42 Voer OS Zie verder circulaire rond ieder «tuk zeep. n«n do-n, «n de gaven van de natuur op zulk een- primi'ievo manier te kunnen genieten. Gelukkig de geen dm h«t zoov r uebrncht he» ft. 410. G. HEATH COTE Zwart (8) abedefgh Wit (8) Mat in 2 zetten. Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan het Bureau van dit blad. Oplossing probleem 416. De 4 enz. Goede oplossingen ontvingen we van de heeren P. J. Boom, C. Visser en G. Imhu'lsen te Alkmaar, H. Weenink en P. Bakker te Amsterdam, J. Deuzemau te Erederiksoord, J. Reeser te VoorbuTg, J. Vijze laar, Le Comte te 's-Gravenhage en -S. te S. Bijna elke vrouw lijdt wel eens aan pijn in den rug, met een gevoel alsof de rug wil doorbreken. Het is alleen een waarschuwing dat de nieren zwak beginnen te worden. Elke vrouw die waarde hecht aan een goede gezondheid, moet direct naar een der onderstaande adressen gaan en een doos van f 1.75 De Witt's Nieren- en Blaaspillen koopen, welke spoedig de pijn doen verdwijnen, hetgeen door ver giften in het bloed veroorzaakt wordt. Deze zuren zetten zich in de rugspieren vast en veroorzaken pijn, omdat de nieren niet sterk genoeg zijn om die vergiften eiken dag uit te drijven. Stel nu het gebruik niet uit, want zwakke nie-j«*~"' ren zijn ten laatste zeer dikwijls del p oorzaak van Brightsche ziekte. In- 1 T 5 dien U nimmer deze Pillen beproefd hebt, kunt U na toezending van 10 cents aan post zegels van een der onderstaande firma's of van E. C. DE WITT Co., Amsterdam, een monsterdoos aan DE WITT's Nieren- en Blaaspillen bekomen. Verkrijgbaar bij de voornaamste Drogisten en bij Nierop Slothouber, Alkmaar. Met dank voor de ontvangen oplossingen, van pro bleem 261 (van J. Noome Mzn.) Stand: Zwart: 6, 10, 11, 13/16, 19, 20, 21, 23, 29, 34. Wit: 25, 27, 28, 32, 35, 36, 37, 38, 43, 47/60. Oplossing: 1. 38—32 1. 29 38 2. 4742 2. 38 47 3. 48—42 3. 47 31 4. 37 17 4. 11 22 5. 32—28 5. 22 33 of 23 6. 43—39 6. 34 43 7. 49 9 7. 14 3 8. 25 5 en wint. Goede oplossingen ontvingen wij van dte heeren: J. Amei&beek, C. Betlem, W. Blokdijk, G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. M. Houtkoopeor, J. K., F. J. Kroese, G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, S. Ho- man, Wijde Wormer, H. E. Lantinga, Haarlem. Van probleem 260 nog een goede oplossing ontvan gen van C. Betlem, Alkmaar. STUDIE VAN" FABRE. De volgende stand, samengesteddi door Fabre, is zeer interessant en een bestudoering overwaard. Be trekkelijk eenvoudig en toch zoo mooi. Wit speelt 3429 en 39 30. Een prachtige lok- zet! Wi't dreigt winst te behalen door 3025. Dus zwart haast zich 2025 te spelen. Doch juist dsz» zet brengt dan aan wit dte volgende winst: 1. 28—23 1. 10 60

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 2