DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De tredmolen, Ho» 285 Mondsrd m yiJRieiid» jaargang. 1913 ZATERDAG 6 DECEMBER Kamer van Koophandel en Fabrieken. Brieven uit Marokko. Leze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en -eestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden /oor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk ft,—. \fzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. OPENBARE VERGADERING Op MAAN DAG 8 DECEMBER 1913, des avonds hal? negen, op het Stadhuis. A. PRINS Az., Voorzitter. Mr. J. VERDAM, Sceretaris. COLOME BEOHAR. Voor ons lig o de groote, eindeloos schijnende vlakte, begroeid met groote doornbosschen en kleine palmboschjes; geheel op den- achtergrond verheft zich de hooge keten van- het Atlasgebergte, waarach ter die zon weldra zal verdwijnen. Dat is het land der Berebers, dat gedeeltelijk onderworpen is aan het Fransche geizag. Ons bataljon maakt voor de zooveélste maal vandaag halt, om even uit te blazen in de lichte schaduw der boschjea dlie gedeeltelijk geen bladeren hebben. Men drinkt het laatste waTm geworden water uit de veldtlessoben. En dan is er in 't geheel geen water meer l Heimri'ch, een Duit- scher, diie achtergebleven is met een groote blaar on der zijn voet, die hem doet hinken, komt eindelijk aangestrompeld. „Heb je geen put gezien?" vraagt zijn kameraad Fritz. „Ik heb iets veel beters ge- ssien; een groote mand met sinaasappelen!" „Waarom heb je za dan niet meegebracht?" „On mogelijk! die mand' zat vastgebonden op den rug van dien ezel en daarachter liep onze cantinebaas Ama- deo!" 1 „Dia Spanjool!?" „Juist, dat canaille: omdat hij weet, dat wij geen water kunnen machtig worden, vraagt hij' twintig sous voor een sinaasap pel! Konden we ham maar een poets bakken. Ik bob er over gedacht, en ik heb hem 'geholpen ginds zijn mand' af te laden, maar de Spanjool wou me als be looning een ged'rcogd© pruim gaven. We zullen iets anders moeten verzinnen. Kunnen we geen drie lange witte mantels leenen, dan zullen we hem zijn mand! afhandig maken." „Nou, dlrie bumois zijn wel te vinden in Marokko", zegt die inmiddels nad'er- gekomen Balg. Maar een fluitje gilt, en men neemt den ransel weer op den rug. Bij d© volgende halte worden de kleine tenten op geslagen rond' een kleine fontein; we hebben water, maar.... wanneer we naar beneden zien, bemerken wij, dat op den bodem der put een d'oode kameel ligt. „Niet mogelijk het aftreksel1 te drinken", meent onze commandant. Met de overige officieren wordt ©en raad belegd', als eensklaps een Corsioaan, 'adjudant Broissi, zich bij hen voegt en den commandant meldt „Mon commandant, iik geloof d'at ik „miraga" heb (zinsbegoocheling). „Mirage?" bromt da comman dant. „Ja, weet u, ik heb wat rond'geloopen om' na'ar een put te zoeken." „En hebt u er geen gevonden; ge zult ook nooit iets goeds vinden met uw „mirage" - „Ja maar, toen ik naar water zocht, ontmoette ik ©en „burnoie"hij zocht te ontsnappen, maar ik zag, d'at hij op Heinrich da Duitscher geleek, als twee druppels water. Ik Hep hem aan; hij ant woordde, bromde iets d'at meer van Fransch dan van Arabisch weg had. Verderop het tweede mirakel; weer een Bereber, maar deze leek sprekend op onzen Fritz; ook hem wilde ik aanspreken, doch die nam plotseling da vlucht. Toen ontmoette ik den derden idioot, dd© op den Belg geleek en mij toeriep in 't Fransch, d'at ik zou terugkeeren naar het kamp, of anders.... Zooals itk zeg, mon commandant, ik lijd aan zinsbedrog, „miraga", ik ga naar den dokter." „Korporaal!" roept de commandant tot een ge gradueerde, di© juist passeert, roep mij eens Hein rich, Fritz en den Belg hier. De korporaal verza melt al zijn scherpzinnigheid om deze drie te vindten en bij den commandant te brengen. „Waar komen jullie vandaan?" vraagt streng de officier. „Uit een kleine oase", zegt Heinrich handig. „We zochten een put", voegt Fritz er bij, „en we vonden sinaas appelen", en bijl presenteert den officier een kleine mand vol heerlijke vruchten. „Sancré nom!" bromt deze, „zoóiets is altijd beter dan kameel-aftreksel en hij bijt in den sinaasappel. „Breng mij naar die oase", commandeert hij. De drie kijken elkaar eens aan. Een hunner zegt: „Maar het ie ver hier van daan." „Messieurs", roept de officier, „tast toe!" Hij werpt het drietal een vijf-frankstuk toe, met d© woorden1: „Daar roovers, dat is voor jullie, geeft de rest aan je kameraden" en tot den officier: „De duivel mag weten, waar z© die gestolen hebben!" Eensklaps hoort men schreeuwen: „Aux Armes! de Berebers!" De officieren stijgen op, e©n hoorn blazer blaast verzamelen; een man vliegt het kamp binnen, het is ©en burg.er, een Spanjool, het is on ze cantinebaas, di© direct naar den commandant loopt en Toept: „U kunt mij gelooven, ik ben aan gevallen door drie van die roovers, ze hebben me al mijn sinaasappelen ontstolen!" „O, wat een dom kop", schreeuwt He commandant, „voor drie Bere bers komt hij het geheele kamp in oproer brengen. Hier zijn vijf francs voor je sinaasappelen. Het gou vernement geeft schadevergoeding, zooals u weet, en nu, maak dat je wegkomt." „Merci!" zegt de Spanjool, en druipt af. Een ©ogenblik Tater staat het dkietal weider voor den officier, maar nu wat angstiger. „Zeg eens, je hebt wat moois uitgehaald!, je hebt ean Spaaaech on. Wcsfi Ja jpt wat dat Mggaa will; ik wil niet, dat jullie voor den krijgsraad! komt, want ik heb er ook van meegegeten, maar d'ie 10 francs, dat begrijp je, die moeten terugkomen. „Eh bien, man commandant", zegt de Belg, „het was niet te duur; de sinaasappelen zijn niet goedkoop in dezen tijd van 't jaar!" Om$e cantinebaas zal nooit kunnen vermoeden, d'at onze dlrie vrienden-legionairs hem zoo makkelijk van zijn vruchten hebben afgeholpen, en nadat we terug gekeerd waren en op onzen post, vertelde de Span jool nog dikwijls van zijn heldenmoed, op den dag, toen hij geheel alleen in de vlakte achterbleef, met drie Marokkanen die niet# medenamen d'am zijne manden mat sinaasappelen, zonder hem te deren! Het tweede gedeelte van dezen brief schrijf ik u uit Meknez. Na weer eenig© weken te hebben rondgezworven, en nadat onze kolonel had begrepen dat de vijandige „harka's" die voor eeni'gen tijd' gesignaleerd wa ren de wijk hadiden gentomen in het door de bos- schen onbereikbare gedleel'ta van het Hooge Atlasger bergte, gingen wij tteru'g naar het centrum der. Beni M'Tir, de stad Meknez. Deze stad heeft reeds veel van zijn vroegere inlandsche, ©cht-Marokkaansche zeden en gewoonten verloren, sinds de Fransche troepen daar hun kamp hebben opgeslagen en diii- zenden gelukzoekendle burgers aller natiën hun best doen, de inlandsche markt met haar primitieve han delswaren ten gronde te richten. Enfin, dat is steeds zoo 'geweest en zal ook wel zoo blijven. Ieder neemt wat hem het beste lijikt, terwijl de Marokkaan zelf moet toegeven dat de moderne werk-, voer- of rijtui gen ver boven de zijne staan. Bij dat alles is er van een daling in de prijzen dhr levensmiddelen niet veel te merken. De trein van uit Casablanca o-ver Rabat op weg naar Fez zal Meknez waarschijnlijk niet aanid'oen, we gens de groote kosten, die verbonden zijn aan den omweg welken mten zou moeten maken door het Hoo ge Atlasgebergte. Die spoorweg heeft nog steeds de miniatuur-spoorbreedte van 66 c.M., hij is geheel aangelegd door de Fransche genie-soldaten. Naar mijn inzicht is dat alles weer dubbel werk; het doel is immers, de smalle lijn eerst aan te leggen tot Fez en daarna bij stiukjeis 'en beetjes tte beginnen, die te vervangen door normale spoorbreedte met zwaarder materiaal. De duizenden moeilijkheden, nu overwon nen met de smalle baan, komen later weer te voor schijn, wanneer men met e'en honderd ton zware lo comotief over de miniatuur-bruggetjes wil trekken, die nu niet voldoende sterk zijn om te paseeeren. Enfin, i"k hoop, dat wanneer ik het geluk mag heb ben nog eens uit Marokko terug te kteeren, van deze reis minstens eenige mijlen per trein zullen zijn, hoe wel men mij verzekerde, dlat de retedis vervoerde sol daten op enkele plaatsen b.v. als de trein tegen een berg op ging, moesten uitstappen om de locomotief een handje te helpen en den last van levensmiddelen en waggons naar boven te sjouwen. Anderen ataptten uit om een andere reden en kwamen later in draf weer bij ons binnstappen", verklaard© mij een jong Fransch soldaat, die d'e reis uit Casablanca naar hier had gemaakt om bij de artillerie drie jaar zijn dagen te tellen. D© militaire wet voor driejarigen dienstplicht doet zich reeds gevoelen bij de nieuw aangekomenen, on der wie vela vrijwilligers voor Marokko zijn. Nie mand' hunner had gedacht, hier zoo'n „zoodje" te vinden; compagnies tot de helft wteggeslonken, artil lerie met tweemaal zooveel muilezels als men&chen; en cavalerie.zonder ruiters. Alleen die admini stratie is nogal in orde, die hoopt ten minste haar magazijnen vol boonen en erwten, haver en stroo. En dat is alles, wat men nood'ig heeft om te leven, ter wijl ook tot afwisseling het brood wel vervangen wordt door beschuit; geen Verkadle's, maar Fransche „pain d'gu'erre", die met hamer en platten heitel moet worden 'eetbaar gemaakt. Geen wonder, d'at het antï-militaixisme steeds meer vel'dl wint onder de troepen; zelfs de „tabor", de door de Fransohen zoo zorgvuldig bijeengezameld© Marokkaansche infante rie, cavalerie en artillerie, vangt langzamerhand aan, mee te muiten. Er zijn nog geen twee jaar veriaopen sedert d'e gruwelijke revolutie d!er inlandsche troepen, toen diezen zich wierpen op hun instructeurs te Fez; dui zenden hebben hun misdaad geboet, boeten hem nu nog onder de Fransche wapens. Vele anderen heb ben bun wapens en ammunitie medegenomen en zijn hun landlgenooten te hulp gesneld bij hun opmarsch tegen de Eransohe troepen, terwijl eenige honderden als voorbeeld werden neergeschoten tegen de muren hunner stad. Wat is er geworden van die regi menten „tabor", destijds geheel vernietigd? De toe loop is toegenomen; duizendten arme gorurbi'-bewo- ners wilden door „gmoums" verleid1, het Fransche uniform dragen, en werden 'gaarne aangenomen. Wanneer men nu ons kamp te Dar Oaïd) bezoekt, dan vindt men dat voor meer dan ©en derde bezet door deze troepen, gewapend met onze wapens, nieuwe karabijnen en ander© moderne ammunitie. Maar o wee, wanneer vandaag of morgen de lang onderdruk te haat eer ©pwakkert telgen de „roqmi", d'ie hen dwingt, mede op te trekken tegen hun eigen stam men, tegen hun eigen stamgenooten! Dikwijls moet men zich inhouden, wanneter men daar zoo'n bergbe woner met lange verwilderde lokken, 'geheel onder 't ongedierte, een onzer Europeanen hoort verwen- sehen ea vervloeken, soms in gebroken Fransch. Er i* mets bogen ts do«ra; hij draagt das Beuracht» uni form; een kloppartijtje zou aan beiden straf bezor gen. Keeren we nu terug naar Meknez, waar de Eran sohe lieveiingstroepen, de Alpenjagers, nog steeds uitrusten van hun vermoeiende reis, van Casablanca naar deze stad. Wij legionairs, die altijd op colonne of in de dloodl- sche woestijnen van Marokkoi zijn, wij loopen overal rond, wanneer we weer ©en» in een stad 'komen als Meknez, waar de markt ons te klein is, waar we de stad1' ingaan, om d'e nieuw-verrezen gebouwen te be zichtigen. Waar vroeger een „Café Maure" stond, bemerken we nu dia „Benque du Maroc," met zijn ge tralied© vensters en ijzeren deuren, dia cinema en schouwburg. Automobielen .snorren door de niet al te breed© straten het dient gezegd, op enkde plaatsen reed's aardig verbrteed door omver geredten straatuitstallingen, welker eigenaars nu een veiliger plaats hebben uitgezocht. De vele bedelaars met hun nog meerdere lichaamsgebreken en fakir-vertoo- ningen, wagen zich niet mleer, hurken niet meer bij troepen in d'e voornaamste straten. De auto maakt ruim baan en is de schrik van deze lui, dlie er waar schijnlijk kennis mee maakten. Alleen 'die kameel, het zelfbewuste schip dier woestijn stoort zich niet in 't minst aan het 'getoeter van dien chauffeur, draait droom'erig zijn hals o men e!et dan met een diemstge- zicht een beetje hooi van d'e straat. De kameel ia het die dien toeristen in Marokko soms uren geduld laat oefenen, wanneer het met eenige honderden collega's met dia hun teigen traag heid een weg passeert. v. d. Y. door H VAN TEOKLENBURG. Madeleine lachte verward. Vóór haar stond! de oude stroeve keukenmeid, vier kant op haar sloffen. Als een dreiging, iederen ochtend met de kortge- steld'e vraag wat voor groente, juffrouw?!" „Ja.... ja...." zoni Madeleine, doch ze kon niet denken. Ze neep haar wenkbrauwen bijeen en dwong haar mond uit den zacht ontplooiden lach tot strenger trek, doch in haar oogen, achter de harde lorgnet glaasjes wild© het vage verre lachje maar niet wij ken. Ze keek weer werktuigelijk naar de meid die wachtte, die ied'ren morgen na 't ontbijt binnenkwam en net zoo wachtte. Lange zel'fda jaren was dat zoo gegaan. „Kom nou juffrouw." „Och, 'k weet niet vanochtend', vraag het maar aan mevrouw." De pantoffel® klepten weg. In het doodstille huis van da dameshuishouding, begonnen bóven de stem men vanl haar moeder en de meid! in eene gedweeë redeneering. Af en aan, heenr en terug, in doffe klanken. En Madeleine staarde weer opnieuw in d'en her'fsttuin en dat divaze galukslachje bleef vaag om haar mond en lachte naar een verre herinnering. Het was iederen herfst zooals d'e wingerd' rood werd gekleurd en het najaar d'en tuin had' aangeraakt en er ai het groen goud maakte en tot rood ontvlam men d'eed. Dün boorde door het alled'aagsche leven die oude herinnering! En met de dagen die verstre ken, met d'en herfstpracht d'ie ziich voltrok, kwam de herinnering aan die korte, eens beleefd© liefdte, dich ter aan haar hart. Het eerste jaar waren de dagen van de Septembermaand als een vroom herdenken geweest, zooals men wijdt aan een gestorvene. Doch hij, die Madeleine lief had leefde 1 Het tweede jaar, het derde jaar, waren voorbij gegaan. Was hij ge lukkig geworden of ongelukkig? Langs sluipwegen had ze uitgevorscht, bang openlijk haar oude liefde te toonen voor den nu immers gehuwdten man. Ze had vernomen dat hij niet gelukkig was geworden. En Madeleine had' in het stille leven met de moeder samen een dag van opstand! gekend, van geluk ge mengd met leed! Heftig had ze doorleefd haar klei nen roman met hem die zich verbonden achtte aan een jeugdliefde, die liever verkoos zelf niet volko men gelukkig te zijn dan een zwaar leed' toe 'te bren gen. Madeleine en hij, zij' zouden zich opofferen. Het vierde jaar was getreden over haar korte ge luk en de eentonige dagen bleven zich reien, werdten een lange, lange stoet dlie haar jeugd meenamen. Ze kreeg het vroeg teleurstellend© uiterlijk van de teere blonde vrouwen. Haar oogen werden bijziende en ze moest een lorgnet dragen. Het vijfde jaar was aangebroken en zij1 had! die weemoed van haar dertig ste jaaT helteefd1. Het werd' herfst. De volle wingerd! werd bloed rood. Het leed hadl zijn scherpte verloren, toch wierp de herfst' zijn stemming over haar uit. De zeer sehoone herfstdagen deden haar droomen. En de herinneringen van zoo lang geleden brachten voor 't eerst een teere, fijne vreugd. Madeleine voelde geen1 opstand' meer nu ze zoo oud' al werd. In d© klare herfststemming lag d'e dierbare liefde-herinnering zonder strijd als een kleinood, onberoerd door ver werkelijkingsgedachten. En nu rees het altijd ver meden, het angstig gevreesd© verlangen de oude pltek terug te zien, Iet dorp terug te zien, de buitentuin terug te zien, waar hij' haar zijn liefde bekend© en tevens zijn terughouding uit plicht. Forsch groeide dit sterke verlangen, met een sterke kracht omdat het ziic'hi zoo veilig waande.Het verleden was voorbij,, zij' had het overleefd, doel als een af scheid! wild© zij' lat d'orp zien. De kamer heek Madwleia» plet# vul ea g»diwaa voelde zij zich in haar verlangen. Een oogenblik verlhijsterdten haar de moeilijkheden ter volvoering van die d'aad in het rustige, nimmer ondterbroken le ven. Haar sterke wil dlreef haar tot uitvluchten. Het dorp lag bij Den Haag; aan haar moeder zou ze zeggen daar in Den Haag een wintermantel te gaan koopen. Ze zou dit ook doen; het leek een nevendoel van de reis. Nu hoorde Madteleine de oude keukenmeid' d'e trap pen afkomen en nu vl'ug moest alles zich voltrekken. Alle bezwaren zou zij overwinnen, want zij wild© weg. E'n nu zelf trof het haar hoe sterk d'e drijf kracht was naar het herinnexingsoord. Snel' bara- mend dèèd zij en onwezenlijk wa» het haar toen ze dan werkelijk, moe van emotie, een half uur nadat ze droomend gedacht had, dien droom tot werkelijkheid opvoerde. In de kussen* van dien trein gezeten, gleden de nar jaarslandten langs Madeleine heen. Met al het lang* haar blik heentrekkende, veerde voor haar, d© weinig reizende, de energie op. Haar leeftijd leek in 'haar gevoelen op den achtergrond te komen en ze werd een jong meisje weer, belangstellend in alles en frisch eiken indruk tot zich nemend. Jammer dat za zonder lorgnet zoo weinig zag. Het leven werd weer groot en ruim in laar ten in den frisachen ochtend' staalde zich haar pTettige moed. Zelfs dacht ze een oogenblik meer om den mantel in Den Haag, d'an om het bezoek aan 't dorp; Rijswijk. Tegen twaalven kwam ze in Den Haag aan. Daar stond ze, ontnuchterd wat, buiten het station, maar toch ook met een plechtig gevoel d'at in haar begon te rijzen, nu ze de dwarsstraat zag waarlangs ze gegaan wa®, toen met fiem. Langzaam onwillekeurig sloeg ze die straat in; de kindleren uit school buitelden er in jeugdweeldle. Enkele straten moest zij dbor en dan was ze op d'en weg waarlang# de stoomtram TeadL En ineens smar telijk voelde ze: op dien weg hadiden ze samen geloo- pen en nu liep zij er alleen. Den 'heelen ochtend had zij gereisd om hier te komen en nu waB zij er. Het was, voor in d'en middag, precies als toen. Vijf jaren geleden. Ook toen was het zoo'n klare kalme, zoo'n zachte zuivere najaarsdag. Dicht, diichter, zou ze de herinnering naar zich toe willen halen, d'e jaren mis gunnend hun verwijdering. Doch toen was het stellig voller weelde nog buiten geweest. Eni dieper lucht. Wellicht lieek dit zoo om dat er nu huizen stonden langs den wegl Zelfs in haar droomen van het verleden stond' het beeld' van den weg duidtel'ijker voor haar dan d© realiteit .dleze nu gaf. Madeleine liep met dwalenden tred al® menschen op een kerkhofbezoek. De stoomtram kwam haar achterop. Die was ook toen langs gekomen. Ze stond eveh stil, wilde dicht van d'at moment dia her innering omhelzen. Weer kwamen huizen, die er niet waren geweest. Dooh daar een plek, hoog op gegroeid1 gras dat door den wind golvend bewogen werd. Het was of in dat gezicht en in het stille ruisohen d'er boomen d'e eindelijk© herkenning kwam. Er kwamen d'orpsmenschen den weg af, en ze had' be hoefte te groeten, gelijk het kindl dat in zijn vader stad terugkeert» Ze verlangde nu vurig het huis te zien, wat was het restaurant, hotel, waar zij samen gezeten had den? Het was op een hoek, een kruispunt van we gen. Dit was het. Madeleine naderde met vrome voeten. Ze keek naar het raam op in een stommen groet. Stil was het in-'t café. Een zwartgerokte kel'Tner tuurde naar d'e lucht. En ze zette zich aan het tafeltje bij' hun raam, alleen. En ze herkende, het was alles hetzelfde. Groote hooge ramen met bovenin gekleurd glas en het uit zicht op een wei met zrwaar geboomte aan 't eind. Het was alles hetzelfde doch dte verheerlijking was uit haar oogen weg en al de voorwerpen stonden stil en wachtend. Een lantaarnpaal stond diicht voor 't raam. Die stond er als een wachter, een oude be kende. Er kwamen weinig menschen. Die brachten een tijdje rumoer van stemmen, dan bleef ze weer al leen en stond dte kellner opnieuw in dte lucht te zien. En Madeleine liet zich teruggaan tot het verleden. Over de boomen aan 't eind der wei trokken floersen en zwak begon een libhtje te leven in het lantaarn- kooitje. Madeleine bestelde een glas port, d'at bad ze ook toen met bem gedronken. Over haar gedach ten gleed nu dezelfde nevel die de schemer over de dingen spreidde. Er kwam een onduidelijkheid in de waarneming en dit was goed!. Haar d'room leefde. Vol en voller werd zij van herinnering. Sterker dan die middag was hij nu bij haar, rond haar. De ver rukking moest in eigen sterkte grooter zijn, want dit zware dek van vijf jaren was van haar weg. Mis schien als haar leven meer bewogen was geweest, zou ze niet zoo hebben vastgehouden. Vijf jaren en de indrukken waren thans nu ze de plek weer zag waar ze afscheid van hem nam, weer scherp als geschiedde dit afscheid gisteren. Ze zag zijn heftig bewogen gezicht toen lij uitlegde d'at het niet kon, dat zij bei den moesten afstand' doen, ze herinnerd© zich da on- roering, die zich! van hen beiden meester maakte bij d© vrijwillig opgenomen levenslast. Madeleine zuchtte, zuchtte zoo liudde, d'at dte kellner terzij keek en toen hij de dame met een zakdoekje aan de oogen zag komen, maar naar binnen liep. Vijf jaren.doch het was niet voorbij, dit leed' zou haar nooit weer verlaten. Van d'e bevrijde, d« onbezorgde «temming van d'en oehbend was niets meer over. Madeleine zat voorover gebogen, ia el kaar, al# een beeld! vaa moedeloosheid ea zm werd uoV Vewsrat Vier weg g# «aoataa. Doolt Vee kon Mi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 5