DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De tredmolen,
Ho» 285
Mondsrd m yiJRieiid» jaargang.
1913
ZATERDAG
6 DECEMBER
Kamer van Koophandel en
Fabrieken.
Brieven uit Marokko.
Leze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
-eestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
/oor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk ft,—.
\fzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
OPENBARE VERGADERING Op MAAN
DAG 8 DECEMBER 1913, des avonds hal?
negen, op het Stadhuis.
A. PRINS Az., Voorzitter.
Mr. J. VERDAM, Sceretaris.
COLOME BEOHAR.
Voor ons lig o de groote, eindeloos schijnende
vlakte, begroeid met groote doornbosschen en kleine
palmboschjes; geheel op den- achtergrond verheft
zich de hooge keten van- het Atlasgebergte, waarach
ter die zon weldra zal verdwijnen. Dat is het land
der Berebers, dat gedeeltelijk onderworpen is aan
het Fransche geizag. Ons bataljon maakt voor de
zooveélste maal vandaag halt, om even uit te blazen
in de lichte schaduw der boschjea dlie gedeeltelijk
geen bladeren hebben. Men drinkt het laatste waTm
geworden water uit de veldtlessoben. En dan is er
in 't geheel geen water meer l Heimri'ch, een Duit-
scher, diie achtergebleven is met een groote blaar on
der zijn voet, die hem doet hinken, komt eindelijk
aangestrompeld. „Heb je geen put gezien?" vraagt
zijn kameraad Fritz. „Ik heb iets veel beters ge-
ssien; een groote mand met sinaasappelen!"
„Waarom heb je za dan niet meegebracht?" „On
mogelijk! die mand' zat vastgebonden op den rug van
dien ezel en daarachter liep onze cantinebaas Ama-
deo!" 1 „Dia Spanjool!?" „Juist, dat canaille:
omdat hij weet, dat wij geen water kunnen machtig
worden, vraagt hij' twintig sous voor een sinaasap
pel! Konden we ham maar een poets bakken. Ik bob
er over gedacht, en ik heb hem 'geholpen ginds zijn
mand' af te laden, maar de Spanjool wou me als be
looning een ged'rcogd© pruim gaven. We zullen iets
anders moeten verzinnen. Kunnen we geen drie
lange witte mantels leenen, dan zullen we hem zijn
mand! afhandig maken." „Nou, dlrie bumois zijn
wel te vinden in Marokko", zegt die inmiddels nad'er-
gekomen Balg. Maar een fluitje gilt, en men neemt
den ransel weer op den rug.
Bij d© volgende halte worden de kleine tenten op
geslagen rond' een kleine fontein; we hebben water,
maar.... wanneer we naar beneden zien, bemerken
wij, dat op den bodem der put een d'oode kameel ligt.
„Niet mogelijk het aftreksel1 te drinken", meent onze
commandant. Met de overige officieren wordt ©en
raad belegd', als eensklaps een Corsioaan, 'adjudant
Broissi, zich bij hen voegt en den commandant meldt
„Mon commandant, iik geloof d'at ik „miraga" heb
(zinsbegoocheling). „Mirage?" bromt da comman
dant.
„Ja, weet u, ik heb wat rond'geloopen om' na'ar een
put te zoeken." „En hebt u er geen gevonden; ge
zult ook nooit iets goeds vinden met uw „mirage"
- „Ja maar, toen ik naar water zocht, ontmoette ik
©en „burnoie"hij zocht te ontsnappen, maar ik
zag, d'at hij op Heinrich da Duitscher geleek, als
twee druppels water. Ik Hep hem aan; hij ant
woordde, bromde iets d'at meer van Fransch dan van
Arabisch weg had. Verderop het tweede mirakel;
weer een Bereber, maar deze leek sprekend op onzen
Fritz; ook hem wilde ik aanspreken, doch die nam
plotseling da vlucht. Toen ontmoette ik den derden
idioot, dd© op den Belg geleek en mij toeriep in 't
Fransch, d'at ik zou terugkeeren naar het kamp, of
anders.... Zooals itk zeg, mon commandant, ik lijd
aan zinsbedrog, „miraga", ik ga naar den dokter."
„Korporaal!" roept de commandant tot een ge
gradueerde, di© juist passeert, roep mij eens Hein
rich, Fritz en den Belg hier. De korporaal verza
melt al zijn scherpzinnigheid om deze drie te vindten
en bij den commandant te brengen. „Waar komen
jullie vandaan?" vraagt streng de officier. „Uit een
kleine oase", zegt Heinrich handig. „We zochten
een put", voegt Fritz er bij, „en we vonden sinaas
appelen", en bijl presenteert den officier een kleine
mand vol heerlijke vruchten. „Sancré nom!" bromt
deze, „zoóiets is altijd beter dan kameel-aftreksel en
hij bijt in den sinaasappel. „Breng mij naar die
oase", commandeert hij. De drie kijken elkaar eens
aan. Een hunner zegt: „Maar het ie ver hier van
daan."
„Messieurs", roept de officier, „tast toe!" Hij
werpt het drietal een vijf-frankstuk toe, met d©
woorden1: „Daar roovers, dat is voor jullie, geeft
de rest aan je kameraden" en tot den officier: „De
duivel mag weten, waar z© die gestolen hebben!"
Eensklaps hoort men schreeuwen: „Aux Armes!
de Berebers!" De officieren stijgen op, e©n hoorn
blazer blaast verzamelen; een man vliegt het kamp
binnen, het is ©en burg.er, een Spanjool, het is on
ze cantinebaas, di© direct naar den commandant
loopt en Toept: „U kunt mij gelooven, ik ben aan
gevallen door drie van die roovers, ze hebben me al
mijn sinaasappelen ontstolen!" „O, wat een dom
kop", schreeuwt He commandant, „voor drie Bere
bers komt hij het geheele kamp in oproer brengen.
Hier zijn vijf francs voor je sinaasappelen. Het gou
vernement geeft schadevergoeding, zooals u weet, en
nu, maak dat je wegkomt."
„Merci!" zegt de Spanjool, en druipt af.
Een ©ogenblik Tater staat het dkietal weider voor
den officier, maar nu wat angstiger. „Zeg eens, je
hebt wat moois uitgehaald!, je hebt ean Spaaaech on.
Wcsfi Ja jpt wat dat Mggaa will; ik
wil niet, dat jullie voor den krijgsraad! komt, want
ik heb er ook van meegegeten, maar d'ie 10 francs,
dat begrijp je, die moeten terugkomen. „Eh bien,
man commandant", zegt de Belg, „het was niet te
duur; de sinaasappelen zijn niet goedkoop in dezen
tijd van 't jaar!"
Om$e cantinebaas zal nooit kunnen vermoeden, d'at
onze dlrie vrienden-legionairs hem zoo makkelijk van
zijn vruchten hebben afgeholpen, en nadat we terug
gekeerd waren en op onzen post, vertelde de Span
jool nog dikwijls van zijn heldenmoed, op den dag,
toen hij geheel alleen in de vlakte achterbleef, met
drie Marokkanen die niet# medenamen d'am zijne
manden mat sinaasappelen, zonder hem te deren!
Het tweede gedeelte van dezen brief schrijf ik u
uit Meknez.
Na weer eenig© weken te hebben rondgezworven,
en nadat onze kolonel had begrepen dat de vijandige
„harka's" die voor eeni'gen tijd' gesignaleerd wa
ren de wijk hadiden gentomen in het door de bos-
schen onbereikbare gedleel'ta van het Hooge Atlasger
bergte, gingen wij tteru'g naar het centrum der. Beni
M'Tir, de stad Meknez. Deze stad heeft reeds veel
van zijn vroegere inlandsche, ©cht-Marokkaansche
zeden en gewoonten verloren, sinds de Fransche
troepen daar hun kamp hebben opgeslagen en diii-
zenden gelukzoekendle burgers aller natiën hun best
doen, de inlandsche markt met haar primitieve han
delswaren ten gronde te richten. Enfin, dat is steeds
zoo 'geweest en zal ook wel zoo blijven. Ieder neemt
wat hem het beste lijikt, terwijl de Marokkaan zelf
moet toegeven dat de moderne werk-, voer- of rijtui
gen ver boven de zijne staan. Bij dat alles is er van
een daling in de prijzen dhr levensmiddelen niet veel
te merken.
De trein van uit Casablanca o-ver Rabat op weg
naar Fez zal Meknez waarschijnlijk niet aanid'oen, we
gens de groote kosten, die verbonden zijn aan den
omweg welken mten zou moeten maken door het Hoo
ge Atlasgebergte. Die spoorweg heeft nog steeds
de miniatuur-spoorbreedte van 66 c.M., hij is geheel
aangelegd door de Fransche genie-soldaten. Naar
mijn inzicht is dat alles weer dubbel werk; het doel
is immers, de smalle lijn eerst aan te leggen tot Fez
en daarna bij stiukjeis 'en beetjes tte beginnen, die te
vervangen door normale spoorbreedte met zwaarder
materiaal. De duizenden moeilijkheden, nu overwon
nen met de smalle baan, komen later weer te voor
schijn, wanneer men met e'en honderd ton zware lo
comotief over de miniatuur-bruggetjes wil trekken,
die nu niet voldoende sterk zijn om te paseeeren.
Enfin, i"k hoop, dat wanneer ik het geluk mag heb
ben nog eens uit Marokko terug te kteeren, van deze
reis minstens eenige mijlen per trein zullen zijn, hoe
wel men mij verzekerde, dlat de retedis vervoerde sol
daten op enkele plaatsen b.v. als de trein tegen een
berg op ging, moesten uitstappen om de locomotief
een handje te helpen en den last van levensmiddelen
en waggons naar boven te sjouwen. Anderen ataptten
uit om een andere reden en kwamen later in draf
weer bij ons binnstappen", verklaard© mij een jong
Fransch soldaat, die d'e reis uit Casablanca naar hier
had gemaakt om bij de artillerie drie jaar zijn dagen
te tellen.
D© militaire wet voor driejarigen dienstplicht doet
zich reeds gevoelen bij de nieuw aangekomenen, on
der wie vela vrijwilligers voor Marokko zijn. Nie
mand' hunner had gedacht, hier zoo'n „zoodje" te
vinden; compagnies tot de helft wteggeslonken, artil
lerie met tweemaal zooveel muilezels als men&chen;
en cavalerie.zonder ruiters. Alleen die admini
stratie is nogal in orde, die hoopt ten minste haar
magazijnen vol boonen en erwten, haver en stroo. En
dat is alles, wat men nood'ig heeft om te leven, ter
wijl ook tot afwisseling het brood wel vervangen
wordt door beschuit; geen Verkadle's, maar Fransche
„pain d'gu'erre", die met hamer en platten heitel
moet worden 'eetbaar gemaakt. Geen wonder, d'at
het antï-militaixisme steeds meer vel'dl wint onder de
troepen; zelfs de „tabor", de door de Fransohen zoo
zorgvuldig bijeengezameld© Marokkaansche infante
rie, cavalerie en artillerie, vangt langzamerhand aan,
mee te muiten.
Er zijn nog geen twee jaar veriaopen sedert d'e
gruwelijke revolutie d!er inlandsche troepen, toen
diezen zich wierpen op hun instructeurs te Fez; dui
zenden hebben hun misdaad geboet, boeten hem nu
nog onder de Fransche wapens. Vele anderen heb
ben bun wapens en ammunitie medegenomen en zijn
hun landlgenooten te hulp gesneld bij hun opmarsch
tegen de Eransohe troepen, terwijl eenige honderden
als voorbeeld werden neergeschoten tegen de muren
hunner stad. Wat is er geworden van die regi
menten „tabor", destijds geheel vernietigd? De toe
loop is toegenomen; duizendten arme gorurbi'-bewo-
ners wilden door „gmoums" verleid1, het Fransche
uniform dragen, en werden 'gaarne aangenomen.
Wanneer men nu ons kamp te Dar Oaïd) bezoekt, dan
vindt men dat voor meer dan ©en derde bezet door
deze troepen, gewapend met onze wapens, nieuwe
karabijnen en ander© moderne ammunitie. Maar o
wee, wanneer vandaag of morgen de lang onderdruk
te haat eer ©pwakkert telgen de „roqmi", d'ie hen
dwingt, mede op te trekken tegen hun eigen stam
men, tegen hun eigen stamgenooten! Dikwijls moet
men zich inhouden, wanneter men daar zoo'n bergbe
woner met lange verwilderde lokken, 'geheel onder 't
ongedierte, een onzer Europeanen hoort verwen-
sehen ea vervloeken, soms in gebroken Fransch. Er
i* mets bogen ts do«ra; hij draagt das Beuracht» uni
form; een kloppartijtje zou aan beiden straf bezor
gen.
Keeren we nu terug naar Meknez, waar de Eran
sohe lieveiingstroepen, de Alpenjagers, nog steeds
uitrusten van hun vermoeiende reis, van Casablanca
naar deze stad.
Wij legionairs, die altijd op colonne of in de dloodl-
sche woestijnen van Marokkoi zijn, wij loopen overal
rond, wanneer we weer ©en» in een stad 'komen als
Meknez, waar de markt ons te klein is, waar we de
stad1' ingaan, om d'e nieuw-verrezen gebouwen te be
zichtigen. Waar vroeger een „Café Maure" stond,
bemerken we nu dia „Benque du Maroc," met zijn ge
tralied© vensters en ijzeren deuren, dia cinema en
schouwburg. Automobielen .snorren door de niet al
te breed© straten het dient gezegd, op enkde
plaatsen reed's aardig verbrteed door omver geredten
straatuitstallingen, welker eigenaars nu een veiliger
plaats hebben uitgezocht. De vele bedelaars met
hun nog meerdere lichaamsgebreken en fakir-vertoo-
ningen, wagen zich niet mleer, hurken niet meer bij
troepen in d'e voornaamste straten. De auto maakt
ruim baan en is de schrik van deze lui, dlie er waar
schijnlijk kennis mee maakten. Alleen 'die kameel,
het zelfbewuste schip dier woestijn stoort zich niet in
't minst aan het 'getoeter van dien chauffeur, draait
droom'erig zijn hals o men e!et dan met een diemstge-
zicht een beetje hooi van d'e straat.
De kameel ia het die dien toeristen in Marokko
soms uren geduld laat oefenen, wanneer het met
eenige honderden collega's met dia hun teigen traag
heid een weg passeert. v. d. Y.
door
H VAN TEOKLENBURG.
Madeleine lachte verward.
Vóór haar stond! de oude stroeve keukenmeid, vier
kant op haar sloffen.
Als een dreiging, iederen ochtend met de kortge-
steld'e vraag wat voor groente, juffrouw?!"
„Ja.... ja...." zoni Madeleine, doch ze kon niet
denken.
Ze neep haar wenkbrauwen bijeen en dwong haar
mond uit den zacht ontplooiden lach tot strenger
trek, doch in haar oogen, achter de harde lorgnet
glaasjes wild© het vage verre lachje maar niet wij
ken.
Ze keek weer werktuigelijk naar de meid die
wachtte, die ied'ren morgen na 't ontbijt binnenkwam
en net zoo wachtte. Lange zel'fda jaren was dat zoo
gegaan.
„Kom nou juffrouw."
„Och, 'k weet niet vanochtend', vraag het maar
aan mevrouw."
De pantoffel® klepten weg. In het doodstille huis
van da dameshuishouding, begonnen bóven de stem
men vanl haar moeder en de meid! in eene gedweeë
redeneering. Af en aan, heenr en terug, in doffe
klanken. En Madeleine staarde weer opnieuw in d'en
her'fsttuin en dat divaze galukslachje bleef vaag om
haar mond en lachte naar een verre herinnering.
Het was iederen herfst zooals d'e wingerd' rood werd
gekleurd en het najaar d'en tuin had' aangeraakt en
er ai het groen goud maakte en tot rood ontvlam
men d'eed. Dün boorde door het alled'aagsche leven
die oude herinnering! En met de dagen die verstre
ken, met d'en herfstpracht d'ie ziich voltrok, kwam de
herinnering aan die korte, eens beleefd© liefdte, dich
ter aan haar hart. Het eerste jaar waren de dagen
van de Septembermaand als een vroom herdenken
geweest, zooals men wijdt aan een gestorvene. Doch
hij, die Madeleine lief had leefde 1 Het tweede jaar,
het derde jaar, waren voorbij gegaan. Was hij ge
lukkig geworden of ongelukkig? Langs sluipwegen
had ze uitgevorscht, bang openlijk haar oude liefde
te toonen voor den nu immers gehuwdten man. Ze
had vernomen dat hij niet gelukkig was geworden.
En Madeleine had' in het stille leven met de moeder
samen een dag van opstand! gekend, van geluk ge
mengd met leed! Heftig had ze doorleefd haar klei
nen roman met hem die zich verbonden achtte aan
een jeugdliefde, die liever verkoos zelf niet volko
men gelukkig te zijn dan een zwaar leed' toe 'te bren
gen. Madeleine en hij, zij' zouden zich opofferen.
Het vierde jaar was getreden over haar korte ge
luk en de eentonige dagen bleven zich reien, werdten
een lange, lange stoet dlie haar jeugd meenamen.
Ze kreeg het vroeg teleurstellend© uiterlijk van de
teere blonde vrouwen. Haar oogen werden bijziende
en ze moest een lorgnet dragen. Het vijfde jaar was
aangebroken en zij1 had! die weemoed van haar dertig
ste jaaT helteefd1.
Het werd' herfst. De volle wingerd! werd bloed
rood. Het leed hadl zijn scherpte verloren, toch
wierp de herfst' zijn stemming over haar uit. De
zeer sehoone herfstdagen deden haar droomen. En
de herinneringen van zoo lang geleden brachten voor
't eerst een teere, fijne vreugd. Madeleine voelde
geen1 opstand' meer nu ze zoo oud' al werd. In d© klare
herfststemming lag d'e dierbare liefde-herinnering
zonder strijd als een kleinood, onberoerd door ver
werkelijkingsgedachten. En nu rees het altijd ver
meden, het angstig gevreesd© verlangen de oude pltek
terug te zien, Iet dorp terug te zien, de buitentuin
terug te zien, waar hij' haar zijn liefde bekend© en
tevens zijn terughouding uit plicht. Forsch
groeide dit sterke verlangen, met een sterke kracht
omdat het ziic'hi zoo veilig waande.Het verleden
was voorbij,, zij' had het overleefd, doel als een af
scheid! wild© zij' lat d'orp zien.
De kamer heek Madwleia» plet# vul ea g»diwaa
voelde zij zich in haar verlangen. Een oogenblik
verlhijsterdten haar de moeilijkheden ter volvoering
van die d'aad in het rustige, nimmer ondterbroken le
ven. Haar sterke wil dlreef haar tot uitvluchten.
Het dorp lag bij Den Haag; aan haar moeder zou ze
zeggen daar in Den Haag een wintermantel te gaan
koopen. Ze zou dit ook doen; het leek een nevendoel
van de reis.
Nu hoorde Madteleine de oude keukenmeid' d'e trap
pen afkomen en nu vl'ug moest alles zich voltrekken.
Alle bezwaren zou zij overwinnen, want zij wild©
weg. E'n nu zelf trof het haar hoe sterk d'e drijf
kracht was naar het herinnexingsoord. Snel' bara-
mend dèèd zij en onwezenlijk wa» het haar toen ze
dan werkelijk, moe van emotie, een half uur nadat ze
droomend gedacht had, dien droom tot werkelijkheid
opvoerde.
In de kussen* van dien trein gezeten, gleden de nar
jaarslandten langs Madeleine heen. Met al het lang*
haar blik heentrekkende, veerde voor haar, d© weinig
reizende, de energie op. Haar leeftijd leek in 'haar
gevoelen op den achtergrond te komen en ze werd
een jong meisje weer, belangstellend in alles en
frisch eiken indruk tot zich nemend. Jammer dat za
zonder lorgnet zoo weinig zag.
Het leven werd weer groot en ruim in laar ten in
den frisachen ochtend' staalde zich haar pTettige
moed. Zelfs dacht ze een oogenblik meer om den
mantel in Den Haag, d'an om het bezoek aan 't dorp;
Rijswijk. Tegen twaalven kwam ze in Den Haag aan.
Daar stond ze, ontnuchterd wat, buiten het station,
maar toch ook met een plechtig gevoel d'at in haar
begon te rijzen, nu ze de dwarsstraat zag waarlangs
ze gegaan wa®, toen met fiem.
Langzaam onwillekeurig sloeg ze die straat in;
de kindleren uit school buitelden er in jeugdweeldle.
Enkele straten moest zij dbor en dan was ze op d'en
weg waarlang# de stoomtram TeadL En ineens smar
telijk voelde ze: op dien weg hadiden ze samen geloo-
pen en nu liep zij er alleen. Den 'heelen ochtend had
zij gereisd om hier te komen en nu waB zij er. Het
was, voor in d'en middag, precies als toen. Vijf jaren
geleden. Ook toen was het zoo'n klare kalme, zoo'n
zachte zuivere najaarsdag. Dicht, diichter, zou ze de
herinnering naar zich toe willen halen, d'e jaren mis
gunnend hun verwijdering.
Doch toen was het stellig voller weelde nog buiten
geweest. Eni dieper lucht. Wellicht lieek dit zoo om
dat er nu huizen stonden langs den wegl Zelfs in
haar droomen van het verleden stond' het beeld' van
den weg duidtel'ijker voor haar dan d© realiteit .dleze
nu gaf.
Madeleine liep met dwalenden tred al® menschen
op een kerkhofbezoek. De stoomtram kwam haar
achterop. Die was ook toen langs gekomen. Ze
stond eveh stil, wilde dicht van d'at moment dia her
innering omhelzen. Weer kwamen huizen, die er
niet waren geweest. Dooh daar een plek, hoog op
gegroeid1 gras dat door den wind golvend bewogen
werd. Het was of in dat gezicht en in het stille
ruisohen d'er boomen d'e eindelijk© herkenning kwam.
Er kwamen d'orpsmenschen den weg af, en ze had' be
hoefte te groeten, gelijk het kindl dat in zijn vader
stad terugkeert»
Ze verlangde nu vurig het huis te zien, wat was
het restaurant, hotel, waar zij samen gezeten had
den? Het was op een hoek, een kruispunt van we
gen. Dit was het.
Madeleine naderde met vrome voeten. Ze keek
naar het raam op in een stommen groet. Stil was
het in-'t café. Een zwartgerokte kel'Tner tuurde naar
d'e lucht. En ze zette zich aan het tafeltje bij' hun
raam, alleen.
En ze herkende, het was alles hetzelfde. Groote
hooge ramen met bovenin gekleurd glas en het uit
zicht op een wei met zrwaar geboomte aan 't eind.
Het was alles hetzelfde doch dte verheerlijking was
uit haar oogen weg en al de voorwerpen stonden stil
en wachtend. Een lantaarnpaal stond diicht voor 't
raam. Die stond er als een wachter, een oude be
kende. Er kwamen weinig menschen. Die brachten
een tijdje rumoer van stemmen, dan bleef ze weer al
leen en stond dte kellner opnieuw in dte lucht te zien.
En Madeleine liet zich teruggaan tot het verleden.
Over de boomen aan 't eind der wei trokken floersen
en zwak begon een libhtje te leven in het lantaarn-
kooitje. Madeleine bestelde een glas port, d'at bad
ze ook toen met bem gedronken. Over haar gedach
ten gleed nu dezelfde nevel die de schemer over de
dingen spreidde. Er kwam een onduidelijkheid in de
waarneming en dit was goed!. Haar d'room leefde.
Vol en voller werd zij van herinnering. Sterker dan
die middag was hij nu bij haar, rond haar. De ver
rukking moest in eigen sterkte grooter zijn, want
dit zware dek van vijf jaren was van haar weg. Mis
schien als haar leven meer bewogen was geweest, zou
ze niet zoo hebben vastgehouden. Vijf jaren en de
indrukken waren thans nu ze de plek weer zag waar
ze afscheid van hem nam, weer scherp als geschiedde
dit afscheid gisteren. Ze zag zijn heftig bewogen
gezicht toen lij uitlegde d'at het niet kon, dat zij bei
den moesten afstand' doen, ze herinnerd© zich da on-
roering, die zich! van hen beiden meester maakte bij
d© vrijwillig opgenomen levenslast. Madeleine
zuchtte, zuchtte zoo liudde, d'at dte kellner terzij keek
en toen hij de dame met een zakdoekje aan de oogen
zag komen, maar naar binnen liep.
Vijf jaren.doch het was niet voorbij, dit leed'
zou haar nooit weer verlaten. Van d'e bevrijde, d«
onbezorgde «temming van d'en oehbend was niets
meer over. Madeleine zat voorover gebogen, ia el
kaar, al# een beeld! vaa moedeloosheid ea zm werd
uoV Vewsrat Vier weg g# «aoataa. Doolt Vee kon Mi