DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
„Benz" en „Oïerland" Automobielen,
Mcuwjaarswenselien.
No» BOO
Honderd m Yijftiende jaargang.
1913.
WOENSDAG
24 DECEMBER
NIEU WJAAESWENSCHEN
LOUIS en LOUISE
FEUILLETON.
De Ziel yan Margaret Rand.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
veor Alkmaar 10,80; franco door het geheeie Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
STALLING en ONDERHOUD fan AUTOMOBIELEN.
Telefoonaummer 3.
Zijdie zich met 1 Januari op
dit blad abonneeran, ontvangen1
de tot dien datum verschijnende nummers
franco en gratis.
D© Directio.
ïn het nummer dat WOENSDAG 31
DECEMBER verschijnt, zai wederom ge
legenheid bestaan tot het plaatsen van
25 cents a contant.
ALKMAARSCHE
OURANT
De Directie.
JËern Kerstverhaal
door
JOB STEYNEN.
(Nadruk verboden.)
Het was op den eersten Kerstdag van bet jaar zoo-
en zooveel.
Het decor was zooals dlat behoorde. De sneeuw
lag ©enige Engelsehe duimen dik. Het violette neu
zen, de oogen wat knipperend in bet schelle licht
(als van duizenden koolspit&enlampenl) en de schou
ders omhoog getrokken, spoedden de scbaarsche voet
gangers zich voort over den keurig-witten straat-
vloer.
Het achterdoek des hemels was staalblauw en strak.
Dien morgen hadden d'e klokken gebeiërd, maar
een groot aantal menschen had er niet veel notitie
van genomen. Te zeer was een elk .geoccupeerd! ge
weest met het kleine belang in zijn eigen enge we
reldje, zoo verscheiden bij allen. Zooveel menschen,
zooveel wereldjes. Wil't u dat wel gelooven, mijn
vriendelijke lezers? Wei hadden allen, zoo goed
ais allen, dezelfde dagelijksche verrichtingen ach
ter den rug, dat wil zeggen, dat zjj, da een wat vroe
ger, de ander wat later, de min of meer, warme bed
den verlaten hadden, en zich in de min of meer kou
de kaïmera verschrikt en armoedig hadden gevoeld;
wel hadden allen zich, de een meer, de amdt-r minder,
verfrischt in het wreed!» water van d'e lampetkom,
zich afgedroogd, de haren, min of meer, gekamd, en
zich het lijf bedekt met de, min of meer, warme klea
dings tukken. Wel hadden allen op de kiok gekeken,
(op den kalender kijken was voor dien dag overbo
dig), doch d'e tijden, dat ééne gróót® gedachte alle
menschen. oip dien dag bezielde, zijn voorbij*.
Laat mij echter, in plaats van u met mijn lood
zware problemen te verontrusten,, u da hoofdperso
nen van dit epos voorstellen.
Een man en een vrouw. (Dili schijnen wel steeds
de twee wezens te mpeten zijn, tusschen welken de
drama's zich afspelen. Begon het niet reeds in het
oude paradijs? En waar zal het einde zijn?)
De man luisterde naar d'en naam van Louis. Hij
was minziek als een Mohammedaan, en zijn verbeel
ding had de stoutmoedigste liefdes-avonturen ge
kend; in werkelijkheid hieven deze avonturen echter
achterwege. Maatschappelijk had hij weinig om het
lijf. Bekleed met het colporteursambt, had hij uit
gebreide connecties, welke echter eveneens weinig
om het lijf hadden en hem dus niet veel verder
brachten. Zijn kleeding was indrukwekkend! poover;
een tweedehands colbertpakje week niet van zijn
lichaam, tenzij dan des nachts. Zijn llimnengo*ed werd
niet dan op algemeen erkende christelijke feestda
gen verwisseld. Zijn lichaam was vrij gezond, doch
zijn ziel was ziek, doodziek vanwege die vermelde
vrouw. Hij versmachtte. Gelijk het hert naar de
waterbron, zoo dorstte hij naar haar tegenwoordig'
heidl
De vrouw was gezondl naar ziel en lichaam of
schoon niet bijster doorvoed, kon men toch een ze
kere gevuldheid aan haar waarnemen; wel niet, over
dadig, maar men zag bij den eersten aanblik bij voor
beeld heel goed, dat het geen man. was. Trouwens
over hert uiterlijk van vrouwen raakt! men al even
min als o*ver haar innerlijk uitgepraat De vrouwen
uit de buurt vonden kraak noch smaak aan haar. De
mannen daarentegen prezen om strijd haar qual'itei-
tern. Wie had zulke pittige, koffiebruine oogen als
zij? Wie was zóó welgevormd? Zoo kordaat in het
gesprek? Deze en meerdere goede hoedanigheden
bezorgden haar een meer dan gewonen bijval. Zij
was de Penelope dezer achterbuurt. Haar naam was,
het moge u toevallig lijken, maar ik zweer u, d'a.t
het d© waaiheid is, haar naam was Louise.
In haar bedrijf, een winkeltje in papier en schrijf
behoeften, leerde zij hem kennen. Enkele malen be-
z org de ze hem een annonce en uit de onvermijdelijke
zakengesprekken met hem had zich een «enigszins
vriendschappelijke omgang ontwikkeld1. Daarbij had
zij op hem een onuitwiscih'baren indruk gemaakt.
En zooals ik u zeida, hij was er zeer van in de war,
o, reed's geruimen tijd. Zijn eetlust werd gering, wat,
gegeven zijn armoede, eerder een zegen heeten kon;
hij kwijnde weg, of liever hij kwijnde nog vérder
weg dan hij reeds was. Men zou wellicht meenen,
dat de winter met zijn lage temperaturen ook hêm
een weinig had afgekoeld, doch wie zulks vermoeden,
kennen de verstoktheid dezer kwaal niet.
Zie, daar ging hij zijn hoed' was verkleurd, zijn
jas zat vol plooien als ©en harmonica, en zijn schoen
zolen lieten meer sneeuwwateT binnen dan noodig
was, doch zijn ziel toefde in de tropen.
Op dezen zoo beteekenisvollen Kerstmorgen had
hij zich een bes-luit afgeperst. „Nu of nooit1', had
hij honderden malen tot zichzelven gezegd. Hij
moest thans alle aarzelingen overwinnen, en haar
onomwonden zijn liefde belijder. Geen dag leek hem
daartoe heter gelegenheid te bieden ban juist die van
liet Kerstfeest. Had hij als handelsrelatie het recht
'uiet, haar een Kerstgeschenk te geven? En eenmaal
dat geschenk gegeven, en aanvaard, (natuurlijk aan
vaard, ja,) was de belijdenis- zijner liet'd. nog slechts
een bagatel. Wanneer het geschenk eenmaal aan
vaard was, ging verder ailea vanzelf.
Ka vele aarzelingen had hij het geschenk gekozen:
een Kerstkrans. Toepasselijker kon het al niet'. Of
ja, een bankethart ware dieper van zin gebleken,
doch dit kwam, Louis al te brutaal voor, temeer daar
het geschenk dan de verklaring vooraf moest gaan;
iets anders zou het zijn geweest, als d© aanbieding op
de verklaring volgde, dan, ja.... Wellicht was het
opzienbarendst een krans én een hart geweest; eerst
de krans, dan de verklaring, daarna het hart. Doch
zulk ecu inval, hoe aangenaam in theorie, bleek in de
praetijk onuitvoerbaar vanwege dé hooge onkosten.
Voor den krans alleen had hij reeds zestig cents moe
ten offeren.
Zie, daar ging hij dan, over het witte tooneel1 dter
(SÜadrutr. va&bodoz#.
vca L. E M®A5i®.
él)
-Zij zijn beiden ook heel goed. Miargaret is al
leen wat zenuwachtig, maar dat is niet te verwonde
ren.
O, Charlotte, dat ben ik niet met je eens. w an-
neer er zich bij de moeder na dia geboorte van haar
kind symptonen van zenuwachtigheid voordoen, dan
moet daar dadelijk werk van gemaakt worden ja,
dadelijk. En je weet, welk een vre&selijken tijd Mar
garet he'eft doorgebracht toen het kind werd gebo
ren. Bijna vier-en-twintig uur lang bestond! er wei
nig hoop, dat zij het leven zou behouden. Je moet
je moeder in dit opzicht gelooven, Charlotte. Ik
heb zes kinderen gehadl, dus heb ik wel de noodige
ervaring. Ga er zoo gauw mogelijk weer heten, Char
lotte, en indien die zenuwachtigheid blijft aanhou
den, dan moet je John overreden, dat h'ij den dokter
haalt of een specialiteit liaat komen.
Ik geloof niet, dat die zenuwachtige toestand
zal aanhouden. En een dokter kan in élk geval niets
doen tegen een zieken geest. Bovendien kan ik er
mij in geen geval mee bemoeien ik ga niet weer
naar Victor Street terug. Op uitdrukkelijk verlan
gen van Margaret is het wezen, dat dag en nacht
voor haar kind) gezogr, het haar man behagelijk
gemaakt en haar huishouden bestuurd heeft, de deur
gewezen. Ja, het is zoo, moeder, men heeft mij aan
't, verstand gebracht, dat ik moest vertrekken.
Charlotte, lieveling. O, mijn arm kind!!
Beklaag me niet, moeder; ik verlang uw mede
lijden niet. En ik wensch ook niet, dat iemand an
ders dit weet. Margaret handleida juist zooals ik
had gedacht Op dien avond toen John in zijn wan-
straat. Hechts en links verhieven zich de besneeuw
de coulissen der gevels. Het achterdoek van -den he
mel scheen minder strak dan daareven, en grauwer
van' kleur.
Het leek wel' te gaan dooien.
In zijni jas was een indrukwekkende binnenzak; die
diende op werkdagen om bewijs-exemplaren van zijne
dagbladen, ter verspTeidling onder zijn adverteerders,
in mede te dragen. Thans was in dezen zak de Kerst
krans geborgen, tot het beslissend oogenblik, waarop
de mild© schenker, in dé nabijheid der woning van
Louise, hem te voorschijn halen en gereed ter aanbie
ding in' de hand houden zou. Zoo had Louis besloten
te handélen. Zoodra hij binnenkwam, zou hij het
geschenk aanbieden, zonder een seconde tusschen-
rui'mte, die toch wellicht nog eens aarzeling brengen
kon; aarzeling als reactie op een staat van moed,
waartin hij nu verkeerde. Een punt van overweging
was het nog, of hij den krans ontbloot of in het pa
pier gewikkeld aanbieden zou, en het eerste had
hem ruim zoo aangrijpend! toegeschenen. Ja, in een
bliksemflits van vermetelheid was het schitterende
denkbeeld hem ingevallen, Louise bij het binnentre
den onmiddellijk den ontblooten krans op het hoofd
te plaatsen, -doch een stem* in zijn binnenste, waar
schijnlijk die der hygiëne, waarschuwde hem tegen
déze wel wat al te buitensporlig-xomantische 'demon
stratie. Ten slotte was hij weder tot zijn oorspron
kelijk plan, den krans in het papier te laten, terug
gekeerd.
Zie, daar ging hij d'au door de fantastische sneeuw-
stad, met den Kerstkrans in zijn binnenzak. En hij
dacht aan niets anders.
Hij vorderde al heel aardig, en niet ver meer van
haar woning was hij. Nog een tweetal straten, of
beter: gedeelten van straten....
Hu nog één straat.
Hu nog een twintigtal huizen.
Hu nog een dozijn.
Elf. Tien. He,gen. Acht. Zeven. Zes. Vijf. Vier.
Drie. Twee. Een. Hij wës er.
Zlie, zijn hand strekt zich naar d'e deurklink uit.
Hij licht die op, en is binnen. Het winkeltje is
schemerdonker. In de achterkamer brandt een kleine
lamp, en door het tusschenvenster, met een dun gor
dijn bekleed, schijnt zwak het licht het voorhuis in.
Louis rekt den hals uit, en ziet hoe zij in het lamp
licht oprijst en naar den winkel komt. Hij loopt haar
tegemoet, en.O, matelooie ontzetting! Waar is
e Kt vtkrans? Hij hoeft «.llien niet in de hand.
Een duizeling bevangt hem. Nog heelt hij de
i;racbt om in zijn zakken te tasten. Doch hij vindt
niets, niéts. Hij wil de straat oploopem om het ver
miste te gaan zoeken, maar een gevoel, dat dit hem
liet lf, tate sikkepit respect van de bemlinde zou do-en
verbeuren, weerhoudt hem. In ©en vage verte be
speurt hij Louise. Ze nadert Ze staat vóór hem. Ilij
steekt de hand uit &n brengt eenige doffe klanken
voort. Ze drukt zijn hand, en zegt: „dank u, even
eens ©en pleizierig Kerstfeest", waaruit hij opmaakt,
dat hij haar, hoe do*f o-ok, toch een diergelijken
wensch heeft toegevoegd.
Ze noodt hem plaats te nemen. Hij doet, het,
maar hij is niet geheel vrij van zinneloosheid. Ze
zegt iets van het weer, en hij antwoordt verstrooid.
Naar uiterlijk is hij niét zoio erg onrustig, hij
blijft 'n stoel' zitten als woedde er geen heksen-
sabb;. n verschrikkingen in zijn ziel. De Kerst
krans, -ut vriendelijke zachte voorwerp, werd hem
een eauc'hemar. Waar zat dat ding? Om 's-hemels
Alkmaar.
Carrossorlefabrikant,
verschillende type's voorradig.
Nu Is het de tijd uw carrosserie te bestellen om
voor het a.s. seizoen vroegtijdig gereed te zijn.
Prachtige gelegenheid tot
Proefwagen disponibel. Telefoon 573.
hoop bij ons kwam en ik met hem meeging, was ik
daarvan zoo zeker, dat ik hem liet beloven, het aan
niemand te vertéllen, allerminst aan Margaret, dat
ik in hun huis was-. Pas vandaag is zij dat te weten
gekomen. Zij gedroeg zich, zooals ik had verwacht;
zij verlangde, dat ik heenging. Zij werd) er zenuw
achtig van en dus maakte ik zooveel mogelijk haast
om weg te komen.
En blijf je niet voor goed thuis?
Y.ooxloopig voor een paar dagen. Ik denk er
over, weer naar tante Eauny in Italië te gaan, maar
ik weet nog niet, wat ik doe.
Trek het u niet aan, moeder. Er is geen twist of
zoo iets geweest, Margaret heeft mte zelfs gevraagd
of ik haar af en toe kwam bezoeken. Zij is ook zeer
verlangend cm u en 'Suzette te zien.
Ik moet zeggen, dat ik er niets van begrijp, al
leen weet ik, dat .gij! beidén het nooit samen hébt
kunnen vinden.
En dat ook nooit zullen doen, maar wij! söjn
daarom volstrekt geen vijanden. Om u dit te bewij
zen, moet u weten, dat ik op Margaret's eigen ver
zoek niet op verzoek van John beloofd heb het
kind ten doop te houden. Dat wil' zeggfen onder één
voorwaarde, waaraan Margaret, naar ik gis, wel zal
voldoen.
En waarin bestaat die, Charlotte?
Charlotte stond op.
Ik heb verzocht of het kind gedoopt mag wor
den door een zekeren mr. Clement Dare, die de pre
dikant is van een kerk in het drukste gedeelte van
Londen. Het kerkje heet St. John the Divine.
Je bent toch het vreemdste meisje, dat ik ooit
heb gezien, Charlotte. Ik heb nooit* van dien man
of van die kerk gehoord.
De man bestaat en dé kerk bestaat, zei Char
lotte bedaard. Margaret kent den man en de kerk.
Ik ken den man, ma-ar de kerk niet.
Bedenk toch, Charlotte, hoe je daardoor onzen
predikant zult grieven.
Mijnheer Earlton en mijnheer Dare zijn intieme
vrienden, moeder. Ik heb kennis met hem gemaakt,
toen hij te Melchester in dé pastorie logeerde.
Dat kan wel zijn, maar ik vind je handelwijze
toch heel vreemd. Ik zou wel eens willen weten, hoe
John er over denkt.
John denkt op 't oogenlblik niet diep over iets,
dat niet direct met zijn vrouw en kindi in verband
staat. Maar toch, als hij zijn oprechte meeninlg moest
zeggen, dan zou hij het ongetwijfeld met u eens zijn.
Charlotte keerde zich hij die woorden om' en keek
haar moeder aan.
Ik zal waarschijnlijk tihuis blijven tot na den
doop, dlie, naar ik vertrouw, wel spoedig zal plaats
vinden. Begrijp, bid ik n, goed', moeder, dat ik udit
alles in vertrouwen* heb gezegd; u mag er zelfs niets
tegen vader over spreken. Er is geen sprake van
ruzie tusschen Margaret en mij. Zij verlangt alleen
met haar man en kind te zijn. Ik zal' haar bij gele
genheid bezoeken en zij: zal mij! voor den vorm wel
kom heeten. Maar zij ho.opt u spoedig te zien en als
u haar bezoekt, neemt u dan iS'uzette mee. Als Su
zette haar te druk is, kan zij het kind in een van zijn
statievertrekken aanbidden, want hij i*s aanbiddelijk
en allerliefst. O ja, nog iets, vóór-dat ik ga uitpak
ken. Ik zag vanmorgen die jonge vrouw, die eerste
kamenier van Margaret, nadat zij in het bezit van ai
haar rijkdom was gekomen.
Margaret en die vrouw Clair noemt zij zich (zij
neemt de allures van een Eransehe kamenier aan, of
schoon zij evenmin' van Fransche afkomst is als ik)
hebben samen oneenigheid gehad* en *sinds dien tijd
is het arme mensch zondter betrekking geweest. Zij
lijdt werkelijk gebrek, moeder en ik ik kon dat zoo
niet laten, ik heb haar vanmorgen wat geld gegeven,
om haar voor honger te bewaren. Zij is vlug met
die naald en kan mij* helpen mijn japonnen te veran
deren. Ik heb ha*ar daarom gevraagd hier morgen om
negen uur te komen. Zij kan hier overdag zijn en
buitenshuis slapen. TJ heeft daar toch niets tegen?
Heen, zeker niet, kindlief. Het is juist iets
voor jou om vriendelijk te wezen, waar men dat in 't
wil, waar was het gebleven
Louise praat een weinig, maar, bemerkend' hoe hij
nauwelijks antwoordt, gaat ze gaandeweg zwijgen.
Er komt nu een groote s'tilte. Eensklaps vraagt
ze hem in die stilte of hij niet wél is,
Ik weet 'het niet, zegt hij.
Wét zégt u? doet Louise, verward door zijn ant
woord.
Ik zei niéts, antwoordt de ongelukkige.
Ik dacht toch
Neen, neen, i'k zei niets, voorzoover i'k weet,
tenminste.
Het ia doodstil in het veTtrek. Geen geluid) dringt
van de straat door. De sneeuw is als een sourdine.
Daar klinkt plotseling een zaclhte kreet uit de be
narde keel van Louis. Hij heeft d'en Kerstkrans tóch
nog ontdekt in zijn binnenzak terwijl hij op de meest
clandestiene wijze zichzel'ven zat te fouilleeren.
Wat is er? schrikt Louise op.
Niets,.... eh,.... niets, stamelt Louis.
Maar.maar u zei toch iets*?
Ik? Dat verbeeldt u je maar, antwoordt op be
sliste toon de doodelijk gefolterde bezoeker.
De arme vrouw weet niet, hoe ze er mee aan moet.
Louis heeft d'en, in papier gewikkelden Kerstkrans
nu met bevende 'hand aangevat, en haalt hem uit den
zak te voorschijn. Hij wil hem ondanks al het voor
gevallene haar nog aanbieden, maar wacht ©en paar
seconden om tot zichzelven te komen.
Louise, schichtig als een hinde 'bij d'en aanblik der
wonderlijke bochten, waarin de bezoeker zich op zijn
stoel wringt, kijkt, nu den witten zak bespeurend,
zeer bevreemd daarheen.
Hij ziet. dit, en wil opstaan, doch zijn hart bonst
als een locomobiel. „Nog een seconde, nog één se
conde," houdt hij zich voor. Doch zeer vele seconden
zijn voorbij en nog altijd heeft d'e arme minnaar niet
besloten. Hij transpireert uit al zijn poriën en durft
niet, durft niet. Tien jaar van zijn leven had! hij ge
geven om te durven.Een fijne mist daalt voor
zijn oogen. Zijn ooren gonzen als muskieten. Dit is
de crisis. De moed welke den weerzinwekkendsten
lafaard' soms gegeven is in een hoogste ben-arring, is
in aantocht. Het oogenblik dér antknooping is na
bij. Reed'a is hij' opgestaan, den witpapieren zak met
zoete inhoud/ in* de hand, reeds opent hij den mond
om het beslissend woord' te zeggen, wanneer hij
ziet, dat ze glimlacht, dat ze glimlacht öm hém.
En gelijk een zonnesteek treft h-em, eensklaps* en fel,
het besef, dat hij nu het geschenk n*iet! meer geven
kan, daar zijn lange aarzeling hem in haar oogen be
lachelijk gemaakt heeft. En dan, o, afschuwe
lijke tegenwoordigheid van geest, die den armen
drommels ontvliedt wanneer ze hem tot eiken prijs
bezitten willen, en zich hulpvaardig opdringt in
geheel niet van j*e zou verwachten.
Mevrouw Mansfield! sprak geheel' argeloos en
Charlotte glimlachte.
Het is prettig o*m ten minste ©en paar goed©
eigenschappen te hebben, mompelde zij binnens
monds.
Ik kan het arme meisje ook wel) wat werk ge
ven, ging mevrouw Mansfield voort. Er moeten nog
een paar zomerjurken voor Suzette gemaakt worden
en zij kan dat even goed doen als een ander. Zeker,
ik herinner mij haar heel goed, Charlotte. Zij was
hier met Margaret vóór haar 'huwelijk en scheen een
handige, nette persoon te zijn. Ja, ik zal haar zeker
helpen.
VI.
DE AMATEUR DETECTIVE.
Mevrouw Mansfield bestelde voor dien middag een
rijtuig om, vergezeld van de opgetogen Suzette,
John's vtouw een bezoek te brengen. Zij- had* een
onbehagelijk gevoel zonder recht te weten waarom.
Charlotte mocht het liefste, mooiste vrouwtje, dat
mevrouw Mansfield ooit had ontmoet, niet lijden.
Waarom toch? Het lag niet in Charlotte's aard' o*m
jaloersch te zijn* op een mooi uiterlijk, dat haar zelf
was ontzegd gebleven.
Suzette begon te beven, toen zij voor het huis stil
hielden. Als zij die liefste van alle Margaret's en het
kleine ventje eens niet te zien kregen? Wat of moe
der dacht? Zou moeder eens willen radten? Maar
mevrouw Mansfield was daarvoor niet te vinden. Het
lot was hen echter gunstig. Margaret had goed ge
slapen na de emoties van dien morgen. Zij voelde
zich goed en verkwikt. Mevrouw Mansfield en Sui-
zette waren haar beiden heel welkom. Ja zeker, zij
wilde ze ontvangen.
fWsrit v«rr«ird.)