m
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
MILITIE.
Ho. 7
Honderd en zendende jaargang.
YRIJPAG
9 JAHUAKI.
EETIILLETOH.
He Ziel van Margaret Mand.
Oeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Inschrijving voor de Militie van
de mannelijke geborenen van het
jaar; 1895, op Dinsdag en Vrijdag
van t—3 uur, ten stadhuize, vóór
20 Januari a.s.
Telefoonnummer 3.
BINNENLAND.
AARSCH
COURANT.
Januari 1914.
„Da volgende dagen zullen verder, leeren, in toe-
verre de voorstelling van hetl gebeurde (te Z a-
(bern), door den 'kolonel gegeven, juist of onjuist
ia." Zoo schreven we Dinsdag. Sindsdien zijn dozij
nen getuigen opgetreden. Zij hebben elkaar op de
belangrijkste punten tegengesproken. „Er werd ge
floten en gejoeld, gesebolden en gevloekt vóór die ar
restaties, die zooveel beweging verwekt hebben", ver
klaarden de militairen. „Het was muisjesstil", ge
tuigden de burgers.
„Er werd gefloten, dat het op verren afstand
hoorbaar was'' alduis die militairen.
En de burgers verzekerden, dat ze niets gehoord'
hadden1.
Waar de militairen volwassen mannen hebben op
gemerkt, zagen de burgers enkel vrouwen en 'kinde
ren. Wat militaire oogem zwaTt zagen, zagen burger
lijke wit. Eb, toch stonden beiden onder eede, en
toch mag men niet veronderstellen, dat een van bei
de partijen opzettelijk in strijd met de waarheid heb
ben getuigd, dus een meineed hebben afgelegd. Het
stond 'hier „eed tegenover eed". En dia krijgsraad
heeft ongetwijfeld een moeilijke taak om achter de
waarheid te komen.
Kolonel von Keuter men schrijft de laatste da
gen zijn naam weer met één t maakte ongetwijfeld
een sympathieken indruk. Zijn slotwoord in dit
proces luidde gisteren aldus:
„Ten eerste wil ilk nog eens zeggen, dat ik het vol
le bewustzijn heb, dat mijn officieren, mijn onderof
ficieren en manschappen, als één man achter mij
staan. Ik herhaal, wat ik hier in het begin gezegd
heb, dat datgene, wat officieren, onderofficieren en
manschappen gedaan hebben, op mijn bevel geschied
is, daarvoor neem ik de volle verantwoordelijkheid op
mij, ook thans aan het eindl van di't geding. Ik heb
ook thans nog geheel den indtruk, dat ik gedwongen
was, zoo te hand'elen en geloof, d'at ik volgens mijn
voorschriften gehandeld heb. Ik heb onder noodza
kelijkheid, weliswaar onder een zeer bittere noodza
kelijkheid', gehandeld, zooals ik voor Hod en mijn
keizer en koning denk te kunnen verantwoorden. Ook
het aanhouden der lieden was naar mijn vaste over
tuiging volstrekt noodzakelijk. Ik geloof, dat ik
ook memschel'ijk juist gehandeld heb, want ik ben
vast overtuigd, d'at, als ik de lieden losgelaten had,
het nog dienzelfden nacht tot een bloedige botsing
(SSTabralc vSÉbodkshO..
Staan vs© 3k SlBaSMjBk
52)
Zij deelde mevrouw Mansfield mee, dat zij nog een
dag langer haar gezelschap zou genieten. Mevrouw
Mansfield glimlachte, want Oharlofrte was toch haar
kind, maar het gezichtje van Suzette betrok.
Wat scheelt er aan, Suze? vroeg haar zuster.
Ik wou, dat jij' je woord! hield, antwoordde het
oprechte kind. Maggie, dia lieveling, zou morgen
haar ventje hier brengen, maar natuurlijk, nu kan
dat niet.
En waarom niet, klein ding?
O, Ohattie, je weet toch, dat je Maggie haat.
Je hebt niet het recht zoo iets te zeggen, Su
zette.
Ik heb daartoe alle recht; je bent bepaald af
schuwelijk tegen die lieve Maggie, maar zij en het
kind en i'k zullen een goeden tijd hebben als je weg
bent.
Suze, lieveling, je moogt zoo iets niet zeggen,
zei haar moeder.
Het is waar, moesje, en u weet dlat ook heel
heel goed.
Mevrouw Mansfield zweeg. Zij keek slechts haar
oudste dochter aan en bemerkte een eigenaardige
uitdrukking op haar gezicht.
In elk geval, ging Suzette voort, zullen Marga
ret, het kind, moeder, John en ik het verrukkelijk
hebben, als je op rei® bent.
Wat ben je toch allerliefst, maar da tijd zal be
wijzen of Margaret mijn afwezigheid werkelijk pret
tig zal vinden of niet.
Zij moet het wel prettig vinden.
Ik bedoel op den duur.
gekomen zou zijn. Doot hen in dten kelder te hou
den, heb ik bij de burgerlijke overheid en bij de bevol
king da overtuiging gewekt, d'at het nu bitteren ernst
geworden was en diaaTom zijn ook nieuwe rustversto
ringen den volgenden dag achterwege gebleven. Ik
'ben vast overtuigd, dat ik mijn „schuldigen plicht"
gedaan heb.
Reeds gaat er door een deel van het Duitsche bla-
den-bosoh een zacht geruisch: „zie je wel, dat de
militairen gelijk hadden" en „als dit proces nu maar
vóór dat van luitenant v. Fcrstner was gehouden,
dan was die onschuldige bloed er ook beter afgeko
men en da stemming van het oppersten krijgsraad
ten opzichte van Forstnetr zal morgen na het Reuter-
proces wel heel anders zijn dan in het eerste pro
ces".
Maar over de al of niet sympathieke eigen
schappen van kolonel Reuter gaat het niet. Per
soonlijke eigenschappee staan er niet in die eerste
plaats op het spel. De hoofdkwestie is, of er ai of
niet dingen in strijd met de wet, waaraan ieder
staatsburger, dus ook iedler militair is onderworpen,
door den kolonel zijn gedaan. Deze vraag moet die
krijgsraad zoo objectief mogelijk trachten te beant
woorden. En wanneer hij zijn antwoord gereed heeft,
dan moet hij in naam van den koning wien de ko
lonel volgens zijn subjectieve opvatting op bijzonder
verdienstelijke wijze meent te hebben gediend het
vonnis vellen naar eer en geweten, zonder politieke
of persoonlijke nevenbedoelingen.
Aan het uitvoerige requisitoir van den auditeur
militair ontbrak gisteren die onbevangenheid. Hij
verweet dte openbare meening vooringenomenheid)
maar op hetzelfde oogenbliik maakto tegeningemor
menbeid zich van hem meester. Het grootste ge
wicht legde hij! op de getuigenissen van de militai
ren, en op die van da burgerts, die gunstig voor de
beklaagden uitvielen. De verklaringen van de juris
ten getuigen dia niet gedagvaard werden, maar
zich zelf moesten opgeven liet hij geheel ter zijde.
Zoo kwam hij tot dte slotsom, dat dte kolonel met
zijn maatregelen heeft gehandeld volgens zijn plicht,
volgens die wet, naar zijn instructiën, en dus van de
aanklacht, zich onwettig van het uitvoerend' bewind
te hebben meester gemaakt, moest worden vrijgespro
ken. Maar de kolonel heeft onrechtmatig die men-
schen in den kellder vastgehouden, doch met het oog
op de gebeurtenissen werd voor deze strafbare daad
slechts 7 dagen gevangenisstraf goëiecht.
De tweede beklaagde, luitenant Schad, moest vol
gens den auditeur-militair worden vrijgesproken
van dte aanklacht wegens huisvredebreuk, daar hij
op bevel van den kolonel had gehandeld, doch tot 3
dagen moet worden veroordeeld wegens het toebren
gen van lichamelijk letsel aan een loodgietersleer-
linig de luitenant verklaarde op eer en geweten,
dat hij dezen niet geslagen had.
De verdediger merkte nog op, dat een officier als
Het kind en de oudere vrouw keken beidten Char
lotte aan alsof zij' bang voor haar waren. Charlotte
merkte dat op en begreep, dat zij in haar wrevelige
stemming tegen Suzette te ver was gegaian.
't Komt er niet op aan, Suze, zei zij1 op een an
deren toon. Ik meende niet wat ik zei, maar je er
gerde mij met je bewering, dat men mij hier zoo wei
nig zal missen. Kiem and vindt het prettig zoo iets
te hooren, d'at zuil je zelf ook nog wel eens ondervin
den.
Was ik onaardig tegen je, Ohattie? Dat was
mijn bedoeling niet.
Wel een beetje, lieveling, maar je arme oude
Chat zal spoedig ver weg zijn.
De kleine Suzette snelde op haar zuster toe en
vroeg haar om vergiffenis.
Ik zal je die onder één voorwaarde schenken,
en wel, dat je tegenover Margaret niet herhalen zult
wat ik heb gezegd.
Natuurlijk niet Ik zou haar om niets ter wer
reld willen bedlroteven.
Dan is aides vergeven. Maar nu ga ik naar bed,
ik ben doodmoe.
Den avond van dienselfden d'aig vond Margaret
Rand een kostbaar oogenblikje om den brief te le
zen, dien de klerk van het filiaal te Dulwich van de
London and Western Bank reedis verscheidene dagen
in bewaring had gehad.
Zij had in zijn bijzijn geen tijd gehad om den in
houd daarvan door te zien, maar hem een grooter
cheque gegeven en allerlei instructies betreffende
hetgeen hij doen moest in haar afwezigheid. Zij stel
de een onbeperkt vertrouwen in hem' en hij zou lie
ver sterven dan haar verraden. Hem zouden bij ge
regelde tusschenpoo'zen zekere bedragen aan geld ter
hand gesteld worden, die h'ij naar Tasmania moest
opzenden. Nadat Margaret d'at alles had' beschikt en
den klerk medegedeeld' had, dat zij op zijn laatst te
ven Reuter, een man van onbesproken gedrag en ka
rakter, d'ie 35 jaar lang keizer en staat gediend
heeft, niet tot gevangenisstraf veroordteeld mag wor
den, omdat hij meende het recht te hebben de eer van
het leger tegen het schuim der straat te verdedigen.
Voor beide beklaagden vroeg hij volledige vrij
spraak.
Morgenochtend zal de krijgsraad vonnis vellen.
Dat daarnaar reikhalzend wordt uitgezien, beihoeft
wel niet uitdrukkelijk te werden gezegd het pro
ces heeft in binnen- en buitenland groote belangstel
ling gewekt.
DEI ONDER WIJ S-COMMIS'SIE.
Het (u. 1.) Vaderland reageert voïgenderwija op
het artikeltje in De Standaard* dat wij1 gisteren over
namen
De Standaard beklaagt zich, dat de onderwijscom
missie enkel uit leden van de Tweede Kamer is sa
mengesteld. Ook hierom omdat „als gevolg van deze
zonderlinge methode dte meeat op den voorgrond
staande mannen van dte Anti-revolutionaire partij nu
buiten de Commissie bleven."
Deze klacht heeft ons verbaasd.
In de Onderwijscommissie wordt dte Antirevolutioi-
naire partij vertegenwoordigd1 dteor dte H.H. van der
Voort van Zijp, voorzitter van dte Anti-revolutionaire
Kamerfractie, en van der Molen, wethouder van on
derwijs van Neerlands eerste koopstad. Nu mochten
wij nog weinige dagen geleden in De Standaard le
zen, dat de heer van der Voort van Zijp van buiten
gewoon goed inzicht blijk gegeven had met zijn ma
noeuvreeren in de kwestie of zijne partij al of niet
in de Onderwijscommissie zitting zou nemen. Zijne
„kordate" houding, die den premier zijne laatste con
cessie zou hebben afgedwongen, werd ten voorbeeld
gesteld aan mannen als Lobman en Loeff, die, zooals
De Standaard liet doorschemeren, in hunne politieke
onnoozelheid reeds hadden toegebeten, vóór ze eene
ernstige poging hadden gewaagd, om meer te ver
krijgen dan gebodlen werd.
Gaat 'het nu aan, dat De Standaard dezen fijnen po-
lïtiöken kop, dezen tacticus eersten rang niet rekent
tot de eerste mannen van die pairtij En wie kan be
ter in de Onderwijscommissie op zijne plaats zijn dan
dia leider van eene der rechtsehe fracties, die reeds
precies zag waar het hieem moest, toen mammen als
Lobman en Loeff, altijd volgens Da Standaard, het
ppoor nog geheel bijster waren? En dan wordt deze
man gesecundteerdl door den heer van der Molen, die
het onderwijsvraagstuk fonds kent en die het ach
tereenvolgens als onderwijzer, schoolopziener, Ka
merlid en wethouder van onderwijs van alle kanten
heeft kunnen bekijken.
Men zou aan Del Standaard wiUten vragen: Waar
uwe partij èn! op politiek gebied èn op onderwijsge
bied zoo voortreffelijk in da ondterwijs-eommissie is
vertegenwoordigd, Meinl Liebchen was will'st du noch
mehrï
Tenzij1 maar dit kunnen wij ons niet voorstellen
-De Standaard) in deze voorliefde mocht hebben
voor een bepaald persoon.
Gemengd nieuws.
ALLE EENDJEISI ZWEMMEN IN HEIT WATER.
Niet minder dan twaalf jongens en meisjes vorm
den gisterochtend een lange riji van beklaagden vóór
gen het midden van Maart dacht terug te komen,
keerde zij opgewekt naar Londen terug.
Zij had toen echter den brief nog niet gelezen.
Voordat zij' dien open maakte, nam zij' de voorzorg de
deur van haar slaapkamer op sl'ot te draaien. Toen
las zij het epistel.
„The Ro&e Farm
St Mary's Country, Tasmania.
„Mijn liefste Hettie. Ik heb een ellendigen tijd
doorgemaakt, i'k ben in één woord half gek van ver
driet. Je weet hoe hartstochtelijk ik Tom liefhad,
toen ilk ih het hotel te Melbourne tegen je over hem
sprak. Ik was volkomen bereid om ter wille van hem
afstand te doen van 'geld, een goeden naam en wat de
wereldl geluk noemt. O, o. hoe innig veel hield ik
toen van hem ik beschouwde hem' als een held,
Hoe weinig kende ilk hem'!
O, Hettie, hoe weinig kende ik hem Ik heb van
tijd tot tij'd in mijn brieven gezinspeeld op zijn ge
drag, wat je oogen een weinig moet geopend' hebben,
maar ik durfde je niet alles schrijven. Je sekraef me
in je laatsten brief dat er uitzicht bestond', dat God
je een kind zou schenken. Mogelijk ben je nu in het
gelukkig bezit van een zoon of dochter. Ik heb je
nooit geschreven, dat God, als een lichtstraal! in mijn
donker belstaan, mij ook met een kind wilde zegenen.
Ik dacht zooveel aan de geboorte van mijn lieveling
steldte mij voor wat zoo'n wezentje voor mij niet zou
zijn. Ik voelde, dat ik alles kon verdragen met mijn
kind! in mijn armen. Zelfs Tom was vriendelijk te
gen mij als wij1 over dte geboorte van die kleine spra
ken.
„Eh nu moet ik je vertellen hoe vreeselijk mijn lot
is. Toen ik indertijd dte farm verliet en al dte zorg
daarvooT aan' jou overdroeg, leerde ik Tom kennen.
Ik kreeg hem lief en meende, dat hij mij ook liefhad,
Wij trouwden in het geheim, want hij beweerde, dat
als zijn patroon wist, dat hij een vrouw had, hij hem
den Haagsehen kantonrechter, mr. van Kaalte, die
hen met weinig welwillenden blik monsterde en on
der het kleinte goed, dat giebelende en lachende bin
nen dacht te komen, al dadelijk den schrik bracht
door een forschen hamerslag.
Wat was hun misdrijf? Gezongen hadden ze, met
hun allen, „tezamen en in vereeniging" in het nach
telijk uur, op het Buitenhof, ten overstaan van Wil
lem II in brons. Het daverde in dit 's nachts zoo
stille stadsgedeelte van hun ,,'s-Gravemhlaage gaat
nóóóóit vterlóéóóre, faldteral'dteriere, falderalderiere."
Maar erger gebeurde. Dte onschuldige eendjes in
den Hofvijver, die reed's lang op het „Eilandje" dom
melden, werden van' schrilk wakker, stellig ook wel
hierdoor, omdat het ,,'s-Gravenhage gaat nooit ver
loren, falderalderiere," dezelfde melodie heeft van 't
aloude: „Alle eendjes zwemmen in htet water." Was
het wonder, dat bij dit algemeens reveil du Canard,
het „alle eendjes enz." nog eens zoo hard werd' aan
geheven dloor het jolige troepje. Maar daarmede wae
het luidruchtig gezelschap nog nitet tevreden. Nu
eenmaal het succes behaald was, dat de eendjes wak
ker waren gemaakt en dteze angstig en luid begonnen
te doem wat des verschrikten eends is, n.l. kwekken,
toen werd het daar een lteven als een oordeel' op het
Buitenhof.
Want zóó hard konden die opgeschrikte waterbe
woners niet kwekken, of het gezelschap aan den
oever begon nog harder te kwaken, zoodat het een
kwa-kwa-concert werd, dat ten sl'otte geen Haagsch
poli'tie-agtent, die zelfrespect bezit, kón dulden.
Die maakte hij process verb aal op, en dat deed hij
natuurlijk.... kwa litate kwa. Alles ging op
de „bon", uitgezonderd dte e o h t e eenden natuur
lijk.
Resultaat: eiisch tot veroordteeling gisteren door
den ambtenaar van het O. M. mr. Lunsingh WicherB,
van boeten, loopende tusscben twee en drie gulden,
plus nog een duchtig standje van dten kantonrechter.
HETT SPOORWEGONGELUK BIJ BEDELEN.
Dezer dagen heeft te Halerbrug een conferentie
plaats gehad van staatsambtenaren, spoorwegautori
teiten uit Utrecht en Groningen, ingenieurs en in
specteurs van de Mij. tot Eixpl. van Staatsspoorw., le
den van den Raad van Beheer op dte Staatsspoorwe
gen. Ter plaatse werd na afloop van dlie conferentie
een nader, uitgebreid onderzoek ingesteld, waarbij
nog verschillende beambten, die met den verongeluk
ten trein hebben gereden, zijn gehoord. Ook werd dte
machinist, die met dien trein heeft gereden, door
genoemde autoriteiten in verhoor genomen.
Men verwacht, schrijft de N. Gr. Ct„ dat vermoe
delijk nog op het einde van dteze of in het 'begin van
de volgende week retedls dte betrekkelijke rapporten in
de Staatscourant zullen verschijnen. Thans reeds is
men met het vaststellen daarvan bezig. Eenmaal
daarmede gereed, worden ze van Utrecht naar hef
Departement van Waterstaat verzonden.
Door de Maatschappij wordt een zeer uitgebreid
onderzoek ingesteld naar da in dte laatste dagen
plaats gehad hebbende kleinere spoorwegongelukken.
De Maatschappij zal, indien nocdig, dte schuldigen
voorbeeldig straffen.
De toestand' van mej. de Boer ia voortdurend
goed te noemen, 't Zal echter nog geruimen tijd
duren, voor ze het ziekenhuis te Groningen kan ver
laten.
In da Hoogeveensche Ct. komt een ingezonden
stuk voor van den h'eer J. Pottinga Sz., oud-burge-
zou ontslaan. Ik keerde naar onze farm terug en je
hebt nooit iets van mijn geheim vermoed.
„Toen kwamen de brieven van 'de zaakwaarnemers
en ons vertrek naar Melbourne. Daar deelde ik je
mijn geheim mee en vroeg je mij te helpen. Je stem
de daarin toe. Ik beschikte verder, dat mij een ge
deelte van het enorme fortuin, dat jij in mijn plaats
zou erven, moest ten deel' vallen. Jij stemde in allee
toe en vertrok naar Engeland. Ik ging naar mijn
man. Mijn eerste plan was om hem ronduit de waar
heid te zeggen, maar ik was nog geen week met hem
samen geweest of ik begreep, dat hij' nooit iets van
dat geheim mocht te weten komen. Ik maakte hem
wijs, dat die ma andelij kache toelage het geld was dat
de oude hoeve aan huur opbracht. O, Hettie, al die
leugens, die ik moest bedenken! Misschien had Tom
mij lief, toen wij voor het eerst met elkaar in aanra
king 'kwamen, maar die liefde is spoedig verdwenen.
Ik bemerkte, dat ik al dte schitterende vooruitzichten
van mijn leven had opgeofferd aan eenl ischadüw
neen erger aan een man, dia zich langzamerhand
ontpopte tot een vijand. Hettie, hij' drinlkt hij
speelt. Hij heeft nooit geld genoeg. Hij geeft om
niemand, denkt slechts aan zichzelf en hoe hij zijn
lusten kan botvieren. Ons kind kwam voor den tijd.
Hij sloeg me in een aanval van woede en een uur la
ter was het zoo ver met me. Dat bracht hem tot be
zinning en tijdens die vreeselijke bevalling was hij
weer geheel de oude. Een week lang leefde ik als in
het Paradijs toen kwam er weer een uitbarsting.
Ik dacht, dat mijn arm zwak kind zou sterven. Dat
kon ik niet verdragen. Ik raapte al mijn moed bij
een en bracht hem er toe, mij te beloven dat hij naar
Canada zou gaan, als ik hem maandelijks vijftig pond
zond en hem vijfhonderd mee gaf om mee te begin
nen.
(Wordt vervolgd.)