DAGBLAD VOOr iLKMAAR EN OMSTREKEN.
De regels Dit onze omgeving,
lïo* 8
Honderd en zestiende Jaargang.
1914.
ZATERDAG
10 JANUARL
FEUILLETON
De Ziel Tan Margaret Rand»
Als de Kerstklokjes luiden.
(Januari.),.
Wanneer we het oog hebben op onze omgeving,
dan bedoelen we daarmede de giootere en kleinere
boaschen en hoven van steden en dorpen uit Noord-
Holland benoorden het IJ, dus ook de kreupelbosch.-
jes van duinen en hei don:; verder n ure kusten van
Noordr, Zuider- en Waddenzee; piass®» en moeias-
sen; duinen en stranden; weidien ecu bouwlanden, ent.
Arm aan vogels zijn die streken nog niet en het
geheele jaar door zul'len we er talrijke sooTten in vele
exemplaren kunnen- aantreffen, en we hebben goeden
moed, dar het getal van stonde of aan meer too- dan
afnemen zal.
Met 1 Januari 1914 toch is de nieuwe Vogel wet in
werking gekomen, die veel meer vogel» beschermt,
dan de Wet tot bescherming van diersoorten, nuttig
voor landbouw en houtteelt. Dia nieuw® Wet ia een
flinke stap in de goe-de richting, al moet eer ook nog
sitaedte op een internationale wet aangestuurd! wor-
dén. De nu in werking getreden wet maakt evenwel
de Nedérlandsche medewerking mogelijk. Ja alle
Eijkea uit Europa moeten zich voor 'bescherming uit
spreken, want 't baat niet veel, dat we hier, b.v. de
zwaluwen gastvrijheid verleenea, wanneer ze in het
Zuiden van Europa op dien trek bij' tienduizendtallen
worden opgevangen. Zoo ook vermoorden wij in on
ze omgeving nog elk jaar groote troepen lijsters, wat
evenwel binnen vijf jaar uit zal zijn.
We willen deze moordérijem jammer noemen en
verder zien, wat de avifauna in onze omgeving elke
maand alzoo te zien geeft; evenwel zullen we elkan
der wijzen, op de groote verscheidenheid van vogels,
zonder daarbij lange voigeïbeschrijvingen te geven
Gaarne stel ik mij evenwel! beschikbaar tot het be
antwoorden van vragen op ornithologisch gebied,
zoo die verlangd mochten wordén.
In Januari verwacht men zeker .niet veel verschei
denheid op vogelkundig gebied Verschillende dich
ters toch spreken van uitgestorven wouden en van
doodsche stilte, die alom heeracht. Maar zie dan
eens in tuinen en bosch'jesl Daar vindt ge Vlaam
sen© Gaaien, die nu eens leel'ijke schreeuwgeluiden
laten hooren en dan weer lokkende uitroepen ten
besta geven, om kleine vogels in hunne nabijheid te
krijgen, 't Zijn brutale roovers in een mooi pakje,
dat veelkleurig bout is, terwijl' het opgerichte kuifje
den vogel wel sierlijk staat. Ook Eksters en Bonte
Kraaien laten gedurig haar bekende geluiden hoo
ren, zoowel! bij de boerderijen als in het geboomte.
Da Akker leeuwerik is alomtegenwoordig en heeft het
alleen te kwaad bij sterken sneeuwval. Dan komen
meermalen talrijke exemplaren om het leven. Ook
de Kuifleeuwerik laat zich in vluchten zien en wel
gedurig op de wegen en in de nabijheid der dorpen.
Op de mestvaalten bij' da boerderijen trippelen en
wippen Witte Kwikstaarten, terwijl ook talrijke
Bartnaijsjea op den boetr teren.
Zoo koud kan het niet zijn, of „Klein Jantje", het
Winterkoninkje, fluit zijn deuntje om bij afwisseling
takjes en stammen te imspecteeren, en er weg te pik
ken insecten-eieren en -popjes. Ook het alom beken-
da Roodborstje en de Basterdtaachtegaalmisschien
beter als Heggemusch bekend, zingen des winters
hunne korte, doch blijde zangen en geven daarmede
ta kennen, dat men ook in de korte en gure dagen
maar moed moet houden, want dat da dagen spoedig
zullen lengen en die lente dan weldra weder in aan
tocht is.
Aan het Noordzeestrand kan men tegenwoordig
gedurig vinden Alken van verschillends soort. Voor
al de gewone Alk (Alca torda) komt er veelvuldig
voor en bij stormen uit het Noordwesten vindt men
re gedurig tot in de duinen. Zoo'n Alk is van dé
Zeekoeten te onderscheiden door den verhoogden
bak, die van groeven voorzien is. De Zeekoet, die
in houding eui vederkleed veel op den Al'k gelijkt,
Momas vb» B. L
„Hij heeft daarin toegestemd. Ik kan hem vijftig
pond geven van de honderd, die ja mij elke maand
zendt en van het overige zelf ruim met mijn kind
leven; maar nu verzoek ik je, om dadelijk na ont
vangst van dit schrijven, die bewuste vijfhonderd re
gelrecht aan mij te zenden. Zend ze aan het oude
adres. Ik kan je niet zeggen hoeveel moeite het mij
kost het geld' in handen te krijgen. Als Tom wist,
dat het uit Engeland kwam, zou alles verloren zijn.
W at de gevolgen ook mochten zijn, hij zou regelrecht
naar Engeland gaan en zich zel'f te Melchester Hall
voorstellen als de wettige echtgenoot van -de werke
lijke Margaret Rand. Niets zou hem kunnen weer
houden. Hij zou denken, dat hij zieh door jullie met
eene groote som zijn stilzwijgen zou kunnen laten
afkoopen en hij zou dat telkens herhalen. Hij is zoo
slecht, dat hij slechts soortgelijke karakters als zijn
eigen kan begrijpen. In Canada zal hij goed opgebor
gen zijn en dan zal ik weer leven. Maar haast je,
Margaret, of moet ik Hettie zeggen? Draal niet ter
wille van den man dien je liefhebt, ter wille van het
kind, dat je mogelijk nu in je armen houdt, ter wille
van het groote fortuin, dat je hebt verkregen. O,
maak ook haast om mijnentwil'! En om het kleine
kind, dat mij -dierbaarder is dan iets anders ter we
reld. Zij ligt nu naast me en kijkt me met haar blau
we oogjes aan. O, draal niet! draal niet!
Je ongelukkige Margaret Gaythorne."
De vrouw, die dezen wanhopigen brief laa, wat zelf
bijna even ongelukkig, Zij drukte haar hand tegen
haar voorhoofd. Doch nu hojorde zij -den voetstap
van haar man voor haar deur.
Margaret verborg den brief in een geheime lade
»as haar Moratoire en stead' een «ogenblik later
heeft een langoren en meer puntigen snavel, terwij-1
de Papegaai-duiker den hoogsten snavel heeft, doch
deze bek is niet zwart, maar rood gekleurd.
De genoemde Ai'ksoorten zijn zwart op de boven-
deeien en wit van onderen, en verder kenmerken zij
zicii door vinvormige vleugels, dia hen bij het duiken
en voortbewegen onder water zeer goed ta pas ko
men, maar voor vliegen ongeschikt zjjn. Da pooten
zijn ver naar achteren geplaatst, wat ook den duik-
vogel kenmerkt. Het water is dan ook het element
van de Alken en al zwemmende en duikende kunnen
ze groote afstanden afleggen.
In -de polder» 'kunnen we in Januari ook vinden
kleine troepjes Sneeuwgorzen en Berg- of Alpen
leeuweriken, die er rondvliegen, om weg te pikken
de zaadjes van zeekraal en -andere zoutminnende
planten. Groote vluchten Kokmeeuwen, en Kleine
Zee- of Stormmeeuwen overdekken soms, als 'het wa
re, de weiden. De Mantelmeeuw, met Ieizwart o-p
rug en vleugels en de Zilvermeeuw, die een zacht-
biauw op de bovendeel en vertoont, houden zich meer
langs de steenglooiingan o-p, terwijl de Drieteenige
Meeuw, aldus genoemd naar het gemis van, een ach-
terteentjo aan eiken po-ot, en verder kenbaar aan de
zwarte vlekken aan den nek, zich in kleine vluchten
nu eens hier en dan weer daar vertoont.
Op de schorren en slikken van Zuider- en Wad
denzee treft men hoofdzakelijk win tergasten aan, die
het in hun Noordelijker gelegen broedétréken niet
hebben kunnen uithoudén, maar die het bij- ons nog
mild genoeg vin-d'en, om niet mog Zuidelijker te trek
ken.
Zoo kan men er eiken winter vinden Wilde Zwa
nen en wel hoofdzakelijk den Cygnus musicus, die
in troepen rondtrekt en gedurig een klagend geluid
laat hooren, terwijl de kleinere Oygnus bewioki, d'ie
eigenlijk in Amerika thuis hoort en de Cygnus olor
er in minder aantal voorkomen. Laatstgenoemde
kenmerkt zich door een rooden snavel, terwijl de bei
de andere soorten den bek geel aan den wortel en
zwart naar voren hébben. Bij Cygnus musicus heeft
dit geel eveniwel meerdere uitgebreidheid dan bij den
Kleinen Zwaan. Zul'ke wilde zwanen zijn groote vo
gels met lange halzen. De oude dieren dragen -een
zuiver wit vederkleed, dat voor de vervaardiging van
„zwanendons" gewild is-.
Wanneer er ijsgang in zee is, maar d'at behoort
in d'e laatste twintig jaren tot da groote uitzonderin
gen, dan beproeven wel in het wit gekleede ja
gers van deze vogels te bemachtigen, doch niet ge
makkelijk gelukt het, daar de dieren schuw van -aard
en steeds zeer waakzaam zijn. Ook treft meen- langs
de kusten Wii'dé Ganizen in verschillende soorten
aan. Van de Zeeganzen komt wel het meest voor de
mooie Rotgans, die haar eentonig „rott-rott" tot op
grooten afstand' laat hooren, ook zelfs in den nacht.
Bij de hevigste koude blijven deze dieren in het wa
ter, en er kunnen er zoo veel bij elkander zijn, dat er
een wolk van vogels de lucht ingaat, wanneer men ze
ta dicht wil naderen. Meermalen ook vindt men op
de Zuiderzee meer bontgekleurde Ganzen, die dé na
men dragen van Brand'gans en Roodhalsgans, doch
nimmer in -groot -aantaL
Maar zeer veel zoogenaamde Landlganzen treft men
weder aan op d'e groengrondten en de bouwlanden van
onza zeepol'd'ers, waar ze heel wat schade kunnen aan
richten. En dan is wel het sterkst vertegenwoordigd
de gewone Wilde Gans of Grauwe Gans. Deze s-oort
verblijft evenwel niet bij ons, wanneer de ijsgo-din
walt al ta streng regeert, d!aar -® meer naar het
Zuidén trekt. Ze word't d'r.1 hier vervangen
door de Akkecgans, die oo a troepen aanwe
zig kan zijn, terwijl ook d. ns d'ikwijjs in aan
zienlijke hoeveel'hedten in ame kuststreken van
ons land komt rusten. Voo: het jagen op Ganzen
worden gedurig kostelooze vergunningen uitgereikt,
daar deze vogels onder het schadelijk wildl gerang
schikt worden.
In zee, langs de stranden en in de polders zouden
we notg tal van Zwem- en Duikeenden kunnen zien,
d'o-ch die zijn er ook nog in -de volgende maand. Ook
zijn er nog wél meerdere vogel-soorten, ofschoon we
er reeds verscheidene genoemd hebben; toch hebben
we slechts een greep uit het vele kunnen doen.
In de volgende maand dus meer.
J. DAALDER Dz.
dooi
THèRESE HOVEN.
Nadruk verbeden.
Met stijf op elkander geperste lippen en droef sta
rende oogen zat ze ter neder in het kleine kamertje,
dit haar home vormde, als ze niet in verpleging
was.
Ze kreunde al» in physieke pijml
Maar 't deed' ook pijn, 't was een intens lijden!
Het ergste was haar verstoorde gemoedsrust; ze
ij was zoo kalm geweest, *1 die jaren, ze had haar weg
zoo duidelijk afgebakend voor zich gezien.
Haar ouders waren kort na elkander gestorven,
juist toen ze twintig jaar was en de wereld als een
zonnig rozenveld, vóór haar uitgestrekt scheen.
Het bleek toen, d'at haar vader boven zijn mid-d'elen
had geleefd en bij- zijn dood, meer schulden dan kapi
taal naliet. Waarschijnlijk was 't verdriet over den
desolate® toestand', waarin hij' zijn weduwe en doch
ter had achtergelaten, wel' de voornaamste aanlei
ding geweest tot het verergeren van de hartkwaal,
waaraan haar moed'er lijdende was.
Vóór dat d-e zaken afgewikkeld waren, was zij haar
man in den dood gevolgd en bleef Liesbeth alleen
achter met dubbelen- rouw in- 't harte en geen hoop
voor de toekomst.
Eenige vermogende familieleden hadden geholpen
en dten naam van haar vader voor schande behoed,
maar toen alles afbetaald was, bleef er niets over.
Een harer tantes, een schatrijke weduwe, bood
haar een tehuis aan; zij- had een groot huis en- een
talrijken dienaarstoet; nichtje kon zich nuttig ge
noeg maken, als zij- de verplichting niet tè drukkend
wilde d'o-en zijn.
Doch Liesbeth weigerde; ze wilde geen genade
brood eten, in welken vorm het haar ook werd aange
boden.
Zood'ra haar eerste wanhopendé smart voorbij was,
stond het plan bij haar vast, ze wild'e zich onafhanke
lijk maken en zieh scharen ondér de banier d'er wak
kere vrouwen, die hoe langer hoe meer de sterkte
van het zoogenaamde zwakke geslacht bewijzen.
De Teaotie had gunstig gewerkt, het verwende luxe
poppetje werd een flinke werkster.
Ze koes het verpleegsters-vak, eensdeels omdat
juist het dame-zijn er een van de beste factoren van
vormt, en ook, omd'at de opleiding minder lang en
minder kostbaar zou zijn dan b.v. die voor leerares of
rechtsgeleerde.
Trouwens, daarbij sloot zich haar opvoeding niet
aan.
Het vak, alB zoodanig, paste ook bij haar denken
en voelen.
Ze had, in korten tijd, zooveel ellende doorgemaakt
en bijgewoond, -dat ze van zelf geschikt was om 't lij
den van anderen te begrijpen en te verlichten.
Ze bleek d'an ook uitnemend voor haar taak bere
kend; een klaar hoofd steunde willige handen en
Zuster Liesbeth maakte haar proeftijd in verschil
lende gasthuizen schitterend door.
Toen vestigde ze zich als vrije verpleegster, en
werd als zoodanig al spoedig zeer gunstig bekend»
Haar gezondheid was uitstekend, haar ziel sereen;
ze vond voldoening in haar werk, het evenwicht van
haar levenss-chaal had zich hersteld.
Toen kwam h ij in haar leven en besefte ze dat
haar rust slechts Bchijnniet en haar geluk slechts
schijngeluk was geweest.
Ook bij Liesbeth van Ravensteijn kwam het oogen-
blik, dat vroeg of laat bij elke vrouw komt, als zij dé
voor John. De groote inspanning waarmee zij zich
beheerschte, bracht een blos -op haar wangen, John
beschouwde haar met teedere bewondering.
Ik was bang, lieveling, dat je oververmoeid
was, zeid© hij.
Ik zi© er toch niet oververmoeid' uit, welt
Neen, neen, je bent mooier dan ooit.
Hij trad de kamer binnen, en op de sofa plaats ne
mend, trok hij Margaret naast zich.
Goddank, wij zullen overmorgen buiten op ons
landgoed zijn, zei hij.
Goddank! herhaalde zij.
I'k zou zoo gaarne het paarlen collier, dat ik je
heb gegeven, zien, Margaret. Het stel is niet com
pleet. En ik wil! het als mijn cadeau aan mijn lieve
ling, voor het aanstaande bal completeeren.
Margaret's hart stond van- schrik bijna een oogen-
blik stil.
Een minuut later zei) zijIk bezit tiara en oor
bellen, wat kan ik meer nood-ig hebben?
Ik heb magnifieke braceletten gezien en die wil
ik je geven. Die moeten bepaald gemaakt zijn om
bij het collier van parelen gedragen te worden. Laat
mij 't eens zien, lieve.
Zij viel tegen hem aan.
O, liefste, wat is er?
Niets, John, niets, beweerde zij. Alleen geloof
ik, dat i'k toch oververmoeid ben. Ik moest mijn ja
pon vandaag passen en en er waren zooveel andere
dingen. Ja, ik beni moe. Je zult d'e parelen morgen
zien, John.
Denk er niet meer aan, lieveling. Ik dacht al
leen, dat je het stel gaarne compleet zoudt willen
hebben.
Zeker, maar al te graag, John. Je zult het col
lier morgenmiddag zien.
Heel goed. Ik zal Mortimer schrijven, dat hij
de braceletten niet moet verkoopen, vóórdat ik een
keuze heb gedaan.
Et zijn oogenblikken in het teven, d'at men zich
met vastberaden moed moet wapenen, als men zich
aan iets niet kan onttrekken, want op geen andere
manier heeft men kans zijn doel te bereiken. Kort
om, men kas dan sleahte dooi eesi aires hr «.veerenden
moed het spel winnen.
Zulk een oogenbliik wae in het leven van de jonge
vrouw van John Rand gekomen, van die rijke en
oogenschijnlijk -gelukkige vrouw de aangebedene
van haar echtgenoot de moeder van het mooiste
kind' ter wereld de liefste van alle vro-uwe®.
En toch wist zij, dat ale zij nu niet een overgroo-
ten moed aan den dag legde, zij onvermijdelijk ten
onder moest gaan. Haar luchtkasteel ziou als puin
voor hare voeten ineenstorten.
Dien nacht maakte Margaret haar plannen. Het
heette dat zij weer volkomen hersteld was. Maar
toch moesit zij zieh nog in acht nemen. Dadel'ijk na
het ontbijt zei John haar goeden dag hij vertelde
haar, d'at hij- onverwacht naar buiten moest maar
voor theetijd weer terug zou zijn. Hij kuste zijn
vrouw teeder.
Vermoei' je nu niet te veel, Maggie. Bedenk,
dat je nu niet l'anger- in de k-olomiën bent, maar de
rijkste, de mooiste, de meest beminde vrouw in Enge
land, d'at je een man hebt, die je aanbidt en een jon
gen, d'ie ons beider oogappel is.
Wat beteekent dit alles, beste John? vroeg zij,
terwijl zij- hem1 met haar meest stralenden glimlach
aankeek.
Het beteekent, dat je de dingen luchtig moet
opnemen en ook dat ik dat pareloollier moet zien,
als we vanavond' weer sa-men thee drinken.
En toch moet i'k de dingen luchtig opnemen,
m-ompalde dé ongelukkige vrouw bij zich zelf. Hard
op zei zij
Ik zal 'heel Voorzichtig zijn; mijn lieve, dwaze
man behoeft zich niet tijdens zijn afwezigheid! be
zorgd over mij te maken, hoor. Ik ben een koloniste
en dus zoo sterk als een paard.
John Rand vertrok opgewekt. Hij had er geen
flauw vermoeden van hoe belangrijk de zaak was, die
hem noodzaakte den laatste® d'ag van zijn verblijf te
Londen naar buiten te gaan. Hij zou zich ook niet
veel gestoord hebben aan dat verzoek als het niet
zoo dringend was geweest.
Een half uur, nadat haar man haar had verlaten,
reed Margaret in een van de auto1» naar da city om
aan becoek aan haar aaakwaaiuesiera ta bron gen-
leegte van het al'leen-zijn ondervindt.
Bij de eene kenmerkt het zich door een rusteloos,
onbestemd verlangen, bij de andere wordt het haar,
van buitenaf, geopenbaard door den man, die liefde
of liefdes-uitingen in haar opwekt.
Ze was in haar werkkring met zoo-velen in aanra
king geweest en het was ook reeds voorgekomen, dat
een harer mannelijke patiënten of ©en der dootoren,
lie ze in haar werk in gasthuizen of bij partioulie-
ren had ontmoet, haar 't hof maakte.
Ze had er zieh nimmer over verbaasd.
In haar vak werd veel geflirt! Doch zij had er
zich nooit veel van aangetrokken; haar üollega'a
noemden haar: „De Onkwetsbare."
Tot ook in haar pantser de voege werd ontd'ekt,
o-ok in heur hart de kwetsbare plek werd gevondén.
Ze had', gedurende verscheiden maanden, een hard
nekkig geval van jicht verpleegd', in dén vorm van
een ouden heer, die beslist niet door een man wilde
worden opgepast en evenmin in een kliniek wilde
gaan.
Voor het onaangename werk had' hij zijn knecht,
doch voor de eigenlijke verpleging en ook voor ga
zelschap vond hij het bizonder prettig en een troost
in zijn lijden om d'o-otr een mooi zusje te worden ver
zorgd.
't Was een vermakelijk type en al' was Zuster
Liesbeth niet zoo lichtlachsch en tot spotten geneigd
als de meeste verpleegsters, toch plooidé zieh vaak
een geestig lachje om haar fijnbesnedén mond'. De
oude Prof, zooals haar patiënt in zijn omgeving werd
genoemd1, ofschoon hij geen aanspraak op dien titel
had, kreeg druk bezoek en dan moest Zuster de hon
neurs waarnemen. En zoo was h ij gekomen.
een knappe man met een sympathiek uiterlijk en met
het week-teedcre in stem, oogen en houding, dat
vrouwen zoo zeer aantrekt en toch zoo heel vaak een
eigenschap is van lichtzinnige, oppervlakkige Don
Juans.
Zuster Liesbeth, anders zoo voorzichtig en terug
houdend, liet er zich door begoochelen.
Vóór ze er zich bewust van was, had zijn beeld
een plaats in heur hart gevonden en zijn persoonlijk
heid zieh in haar d'enkwezen genesteld'.
Ze verlangde naar zijn komst en voelde een heer
lijk, verhoogd levens-bewustzijn, als hij in dezelfde
kamer met haar was.
En spoedig merkte ze, dat ze hem ook niet onver
schillig was.
Om den ouden Prof 's avond'» wat op te vroolij-
ken, maakten zijn kennissen dikwijls een partijtje
met hem; Liesbeth vond het altijd! gruwelijk verve
lend om er aan mee te moeten doen, behalve als Paul
TTnsinger mee aan zat.
Dan werd de and-ere zoo oninteressante robber
een bron van zaligheid.
Met een woord, een wenk, een gebaar kon hij zoo
veel uitdrukken, vond ze en ze maakte zich sterk er
steeds de bedoeling van te begrijpen.
En zoo groeide en bloeide daar in de ziekenkamer
een heerlijk mooi plantje, dat van jonge lief-de en 't
menschelijke hart zong er 't eeuwige lied! -met 't zelf-
dé refrein
Zij wist van hem, d'at hij een vermogend' adlvocaat
was, ongetrouwd en met zijn moedér woonde en- hij
wist van haar, dat zij van goede familie was, geen
fortuin had, doch er verbazend aantrekkelijk uitzag,
een gracieus figuurtje, zelfs onder het stemmige,
zwarte verpleegsters-japonnetje en een mooi, fijn ge
zichtje, waarvan -de schoonheid eer verhoogd dan
verminderd! werdi d'oo-r het bagijnen-kopje, zooal» hij
het noemde.
De oude Prof mooht hem gaarne; geen wondér, hij
was altijd vol gezellig nieuws, vroolijk en opgewekt!
Hij was algemeen bemind, een oharmeurl
En daardoor helaas! verwend.
Zijn beeld, met al' zijn zonnige aantrekkelijkheid,
verrees voor Zuster Liesbeth1'» oogen terwijl ze in de
eenzaamheid' van haar kamertje zat.
Mijnheer Moneypenny was er niet wegens ernstige
influenza, maar mijnheer Read© waa gelukkig de da
me te woerd te staan.
Hij was een groot vereerder van -schoonheid. Een
mooi gezicht, een bevallig figuur brachten hem van
zijn stuk zooala hij gaarne mocht zeggen. Hij
vond in Charlotte's uiterlijk wel iets zeer aantrekke
lijks, maar naast Margaret verdwenen haar bekoor
lijkheden geheel.
Zijn hart begon onstuimig te kloppen, toen hij in
die d'iepe, stralende oogen keek. De trek om de kn-
raalroodé lippen verwekte bij hem eenzelfde gevoel,
naar hij meende, als iemand moest hebben, die ver
liefd wordt.
Helaas! dit hemelscbe wezen was niet voor hem,
het behoorde een ander. Welk een gelukkige kerel
wais John Rand, een vrouw en een fortuin te krijgen
en wel zulk een vrouw en zulk een fortuin! Schoon
heid w,as toch maar alles. Als hij- trouwde, moest
zijn vrouw mooi zijn. Schoonheid ging toch ver bo
ven geld of stand, of iet» anders.
Het verheugt mij zeer, u te zien, mevrouw
Rand, verklaarde hij. Is er iets d'at i'k voor u doen
kan, in de afwezigheid van mijn compagnon?
U beheert immers d'e zaken, niet waar? zei
Margaret op eenigszins angstigen toon; wat haar
nog aantrekkelijker maakte.
Zeker. Wij beiden zijn volkomen bevoegd om
vooir u te handelen.
Dat hoopte i'k al. Ik ben' hier vandaag geko
men o-m u te vragen een wissel van v achthonderd
pond' voor mij te schrijven»
De advocaat schrikte, hij kreeg een kleur. Marga
ret spande zich in om haar moed zooveel in haar ver
mogen stond, staand© te houden. Naast het hoog
rood e, zenuwachtige gezicht leek het hare een toon
beeld van kalmte en opgewektheid!
Ik moet het geld hebben, ging zijl voort, anders
zou ik er natuurlijk niet om vragen. Er zal' zeker
geen rnoeiel'ijkheidl bestaan om het krijgen. Mijn for
tuin is zoo groot.
Groot, herhaalde Reade, u is een van de rijkste
vrouwen in Londen.