DAGBLAD VOOr iLKMAAR EN OMSTREKEN. De regels Dit onze omgeving, lïo* 8 Honderd en zestiende Jaargang. 1914. ZATERDAG 10 JANUARL FEUILLETON De Ziel Tan Margaret Rand» Als de Kerstklokjes luiden. (Januari.),. Wanneer we het oog hebben op onze omgeving, dan bedoelen we daarmede de giootere en kleinere boaschen en hoven van steden en dorpen uit Noord- Holland benoorden het IJ, dus ook de kreupelbosch.- jes van duinen en hei don:; verder n ure kusten van Noordr, Zuider- en Waddenzee; piass®» en moeias- sen; duinen en stranden; weidien ecu bouwlanden, ent. Arm aan vogels zijn die streken nog niet en het geheele jaar door zul'len we er talrijke sooTten in vele exemplaren kunnen- aantreffen, en we hebben goeden moed, dar het getal van stonde of aan meer too- dan afnemen zal. Met 1 Januari 1914 toch is de nieuwe Vogel wet in werking gekomen, die veel meer vogel» beschermt, dan de Wet tot bescherming van diersoorten, nuttig voor landbouw en houtteelt. Dia nieuw® Wet ia een flinke stap in de goe-de richting, al moet eer ook nog sitaedte op een internationale wet aangestuurd! wor- dén. De nu in werking getreden wet maakt evenwel de Nedérlandsche medewerking mogelijk. Ja alle Eijkea uit Europa moeten zich voor 'bescherming uit spreken, want 't baat niet veel, dat we hier, b.v. de zwaluwen gastvrijheid verleenea, wanneer ze in het Zuiden van Europa op dien trek bij' tienduizendtallen worden opgevangen. Zoo ook vermoorden wij in on ze omgeving nog elk jaar groote troepen lijsters, wat evenwel binnen vijf jaar uit zal zijn. We willen deze moordérijem jammer noemen en verder zien, wat de avifauna in onze omgeving elke maand alzoo te zien geeft; evenwel zullen we elkan der wijzen, op de groote verscheidenheid van vogels, zonder daarbij lange voigeïbeschrijvingen te geven Gaarne stel ik mij evenwel! beschikbaar tot het be antwoorden van vragen op ornithologisch gebied, zoo die verlangd mochten wordén. In Januari verwacht men zeker .niet veel verschei denheid op vogelkundig gebied Verschillende dich ters toch spreken van uitgestorven wouden en van doodsche stilte, die alom heeracht. Maar zie dan eens in tuinen en bosch'jesl Daar vindt ge Vlaam sen© Gaaien, die nu eens leel'ijke schreeuwgeluiden laten hooren en dan weer lokkende uitroepen ten besta geven, om kleine vogels in hunne nabijheid te krijgen, 't Zijn brutale roovers in een mooi pakje, dat veelkleurig bout is, terwijl' het opgerichte kuifje den vogel wel sierlijk staat. Ook Eksters en Bonte Kraaien laten gedurig haar bekende geluiden hoo ren, zoowel! bij de boerderijen als in het geboomte. Da Akker leeuwerik is alomtegenwoordig en heeft het alleen te kwaad bij sterken sneeuwval. Dan komen meermalen talrijke exemplaren om het leven. Ook de Kuifleeuwerik laat zich in vluchten zien en wel gedurig op de wegen en in de nabijheid der dorpen. Op de mestvaalten bij' da boerderijen trippelen en wippen Witte Kwikstaarten, terwijl ook talrijke Bartnaijsjea op den boetr teren. Zoo koud kan het niet zijn, of „Klein Jantje", het Winterkoninkje, fluit zijn deuntje om bij afwisseling takjes en stammen te imspecteeren, en er weg te pik ken insecten-eieren en -popjes. Ook het alom beken- da Roodborstje en de Basterdtaachtegaalmisschien beter als Heggemusch bekend, zingen des winters hunne korte, doch blijde zangen en geven daarmede ta kennen, dat men ook in de korte en gure dagen maar moed moet houden, want dat da dagen spoedig zullen lengen en die lente dan weldra weder in aan tocht is. Aan het Noordzeestrand kan men tegenwoordig gedurig vinden Alken van verschillends soort. Voor al de gewone Alk (Alca torda) komt er veelvuldig voor en bij stormen uit het Noordwesten vindt men re gedurig tot in de duinen. Zoo'n Alk is van dé Zeekoeten te onderscheiden door den verhoogden bak, die van groeven voorzien is. De Zeekoet, die in houding eui vederkleed veel op den Al'k gelijkt, Momas vb» B. L „Hij heeft daarin toegestemd. Ik kan hem vijftig pond geven van de honderd, die ja mij elke maand zendt en van het overige zelf ruim met mijn kind leven; maar nu verzoek ik je, om dadelijk na ont vangst van dit schrijven, die bewuste vijfhonderd re gelrecht aan mij te zenden. Zend ze aan het oude adres. Ik kan je niet zeggen hoeveel moeite het mij kost het geld' in handen te krijgen. Als Tom wist, dat het uit Engeland kwam, zou alles verloren zijn. W at de gevolgen ook mochten zijn, hij zou regelrecht naar Engeland gaan en zich zel'f te Melchester Hall voorstellen als de wettige echtgenoot van -de werke lijke Margaret Rand. Niets zou hem kunnen weer houden. Hij zou denken, dat hij zieh door jullie met eene groote som zijn stilzwijgen zou kunnen laten afkoopen en hij zou dat telkens herhalen. Hij is zoo slecht, dat hij slechts soortgelijke karakters als zijn eigen kan begrijpen. In Canada zal hij goed opgebor gen zijn en dan zal ik weer leven. Maar haast je, Margaret, of moet ik Hettie zeggen? Draal niet ter wille van den man dien je liefhebt, ter wille van het kind, dat je mogelijk nu in je armen houdt, ter wille van het groote fortuin, dat je hebt verkregen. O, maak ook haast om mijnentwil'! En om het kleine kind, dat mij -dierbaarder is dan iets anders ter we reld. Zij ligt nu naast me en kijkt me met haar blau we oogjes aan. O, draal niet! draal niet! Je ongelukkige Margaret Gaythorne." De vrouw, die dezen wanhopigen brief laa, wat zelf bijna even ongelukkig, Zij drukte haar hand tegen haar voorhoofd. Doch nu hojorde zij -den voetstap van haar man voor haar deur. Margaret verborg den brief in een geheime lade »as haar Moratoire en stead' een «ogenblik later heeft een langoren en meer puntigen snavel, terwij-1 de Papegaai-duiker den hoogsten snavel heeft, doch deze bek is niet zwart, maar rood gekleurd. De genoemde Ai'ksoorten zijn zwart op de boven- deeien en wit van onderen, en verder kenmerken zij zicii door vinvormige vleugels, dia hen bij het duiken en voortbewegen onder water zeer goed ta pas ko men, maar voor vliegen ongeschikt zjjn. Da pooten zijn ver naar achteren geplaatst, wat ook den duik- vogel kenmerkt. Het water is dan ook het element van de Alken en al zwemmende en duikende kunnen ze groote afstanden afleggen. In -de polder» 'kunnen we in Januari ook vinden kleine troepjes Sneeuwgorzen en Berg- of Alpen leeuweriken, die er rondvliegen, om weg te pikken de zaadjes van zeekraal en -andere zoutminnende planten. Groote vluchten Kokmeeuwen, en Kleine Zee- of Stormmeeuwen overdekken soms, als 'het wa re, de weiden. De Mantelmeeuw, met Ieizwart o-p rug en vleugels en de Zilvermeeuw, die een zacht- biauw op de bovendeel en vertoont, houden zich meer langs de steenglooiingan o-p, terwijl de Drieteenige Meeuw, aldus genoemd naar het gemis van, een ach- terteentjo aan eiken po-ot, en verder kenbaar aan de zwarte vlekken aan den nek, zich in kleine vluchten nu eens hier en dan weer daar vertoont. Op de schorren en slikken van Zuider- en Wad denzee treft men hoofdzakelijk win tergasten aan, die het in hun Noordelijker gelegen broedétréken niet hebben kunnen uithoudén, maar die het bij- ons nog mild genoeg vin-d'en, om niet mog Zuidelijker te trek ken. Zoo kan men er eiken winter vinden Wilde Zwa nen en wel hoofdzakelijk den Cygnus musicus, die in troepen rondtrekt en gedurig een klagend geluid laat hooren, terwijl de kleinere Oygnus bewioki, d'ie eigenlijk in Amerika thuis hoort en de Cygnus olor er in minder aantal voorkomen. Laatstgenoemde kenmerkt zich door een rooden snavel, terwijl de bei de andere soorten den bek geel aan den wortel en zwart naar voren hébben. Bij Cygnus musicus heeft dit geel eveniwel meerdere uitgebreidheid dan bij den Kleinen Zwaan. Zul'ke wilde zwanen zijn groote vo gels met lange halzen. De oude dieren dragen -een zuiver wit vederkleed, dat voor de vervaardiging van „zwanendons" gewild is-. Wanneer er ijsgang in zee is, maar d'at behoort in d'e laatste twintig jaren tot da groote uitzonderin gen, dan beproeven wel in het wit gekleede ja gers van deze vogels te bemachtigen, doch niet ge makkelijk gelukt het, daar de dieren schuw van -aard en steeds zeer waakzaam zijn. Ook treft meen- langs de kusten Wii'dé Ganizen in verschillende soorten aan. Van de Zeeganzen komt wel het meest voor de mooie Rotgans, die haar eentonig „rott-rott" tot op grooten afstand' laat hooren, ook zelfs in den nacht. Bij de hevigste koude blijven deze dieren in het wa ter, en er kunnen er zoo veel bij elkander zijn, dat er een wolk van vogels de lucht ingaat, wanneer men ze ta dicht wil naderen. Meermalen ook vindt men op de Zuiderzee meer bontgekleurde Ganzen, die dé na men dragen van Brand'gans en Roodhalsgans, doch nimmer in -groot -aantaL Maar zeer veel zoogenaamde Landlganzen treft men weder aan op d'e groengrondten en de bouwlanden van onza zeepol'd'ers, waar ze heel wat schade kunnen aan richten. En dan is wel het sterkst vertegenwoordigd de gewone Wilde Gans of Grauwe Gans. Deze s-oort verblijft evenwel niet bij ons, wanneer de ijsgo-din walt al ta streng regeert, d!aar -® meer naar het Zuidén trekt. Ze word't d'r.1 hier vervangen door de Akkecgans, die oo a troepen aanwe zig kan zijn, terwijl ook d. ns d'ikwijjs in aan zienlijke hoeveel'hedten in ame kuststreken van ons land komt rusten. Voo: het jagen op Ganzen worden gedurig kostelooze vergunningen uitgereikt, daar deze vogels onder het schadelijk wildl gerang schikt worden. In zee, langs de stranden en in de polders zouden we notg tal van Zwem- en Duikeenden kunnen zien, d'o-ch die zijn er ook nog in -de volgende maand. Ook zijn er nog wél meerdere vogel-soorten, ofschoon we er reeds verscheidene genoemd hebben; toch hebben we slechts een greep uit het vele kunnen doen. In de volgende maand dus meer. J. DAALDER Dz. dooi THèRESE HOVEN. Nadruk verbeden. Met stijf op elkander geperste lippen en droef sta rende oogen zat ze ter neder in het kleine kamertje, dit haar home vormde, als ze niet in verpleging was. Ze kreunde al» in physieke pijml Maar 't deed' ook pijn, 't was een intens lijden! Het ergste was haar verstoorde gemoedsrust; ze ij was zoo kalm geweest, *1 die jaren, ze had haar weg zoo duidelijk afgebakend voor zich gezien. Haar ouders waren kort na elkander gestorven, juist toen ze twintig jaar was en de wereld als een zonnig rozenveld, vóór haar uitgestrekt scheen. Het bleek toen, d'at haar vader boven zijn mid-d'elen had geleefd en bij- zijn dood, meer schulden dan kapi taal naliet. Waarschijnlijk was 't verdriet over den desolate® toestand', waarin hij' zijn weduwe en doch ter had achtergelaten, wel' de voornaamste aanlei ding geweest tot het verergeren van de hartkwaal, waaraan haar moed'er lijdende was. Vóór dat d-e zaken afgewikkeld waren, was zij haar man in den dood gevolgd en bleef Liesbeth alleen achter met dubbelen- rouw in- 't harte en geen hoop voor de toekomst. Eenige vermogende familieleden hadden geholpen en dten naam van haar vader voor schande behoed, maar toen alles afbetaald was, bleef er niets over. Een harer tantes, een schatrijke weduwe, bood haar een tehuis aan; zij- had een groot huis en- een talrijken dienaarstoet; nichtje kon zich nuttig ge noeg maken, als zij- de verplichting niet tè drukkend wilde d'o-en zijn. Doch Liesbeth weigerde; ze wilde geen genade brood eten, in welken vorm het haar ook werd aange boden. Zood'ra haar eerste wanhopendé smart voorbij was, stond het plan bij haar vast, ze wild'e zich onafhanke lijk maken en zieh scharen ondér de banier d'er wak kere vrouwen, die hoe langer hoe meer de sterkte van het zoogenaamde zwakke geslacht bewijzen. De Teaotie had gunstig gewerkt, het verwende luxe poppetje werd een flinke werkster. Ze koes het verpleegsters-vak, eensdeels omdat juist het dame-zijn er een van de beste factoren van vormt, en ook, omd'at de opleiding minder lang en minder kostbaar zou zijn dan b.v. die voor leerares of rechtsgeleerde. Trouwens, daarbij sloot zich haar opvoeding niet aan. Het vak, alB zoodanig, paste ook bij haar denken en voelen. Ze had, in korten tijd, zooveel ellende doorgemaakt en bijgewoond, -dat ze van zelf geschikt was om 't lij den van anderen te begrijpen en te verlichten. Ze bleek d'an ook uitnemend voor haar taak bere kend; een klaar hoofd steunde willige handen en Zuster Liesbeth maakte haar proeftijd in verschil lende gasthuizen schitterend door. Toen vestigde ze zich als vrije verpleegster, en werd als zoodanig al spoedig zeer gunstig bekend» Haar gezondheid was uitstekend, haar ziel sereen; ze vond voldoening in haar werk, het evenwicht van haar levenss-chaal had zich hersteld. Toen kwam h ij in haar leven en besefte ze dat haar rust slechts Bchijnniet en haar geluk slechts schijngeluk was geweest. Ook bij Liesbeth van Ravensteijn kwam het oogen- blik, dat vroeg of laat bij elke vrouw komt, als zij dé voor John. De groote inspanning waarmee zij zich beheerschte, bracht een blos -op haar wangen, John beschouwde haar met teedere bewondering. Ik was bang, lieveling, dat je oververmoeid was, zeid© hij. Ik zi© er toch niet oververmoeid' uit, welt Neen, neen, je bent mooier dan ooit. Hij trad de kamer binnen, en op de sofa plaats ne mend, trok hij Margaret naast zich. Goddank, wij zullen overmorgen buiten op ons landgoed zijn, zei hij. Goddank! herhaalde zij. I'k zou zoo gaarne het paarlen collier, dat ik je heb gegeven, zien, Margaret. Het stel is niet com pleet. En ik wil! het als mijn cadeau aan mijn lieve ling, voor het aanstaande bal completeeren. Margaret's hart stond van- schrik bijna een oogen- blik stil. Een minuut later zei) zijIk bezit tiara en oor bellen, wat kan ik meer nood-ig hebben? Ik heb magnifieke braceletten gezien en die wil ik je geven. Die moeten bepaald gemaakt zijn om bij het collier van parelen gedragen te worden. Laat mij 't eens zien, lieve. Zij viel tegen hem aan. O, liefste, wat is er? Niets, John, niets, beweerde zij. Alleen geloof ik, dat i'k toch oververmoeid ben. Ik moest mijn ja pon vandaag passen en en er waren zooveel andere dingen. Ja, ik beni moe. Je zult d'e parelen morgen zien, John. Denk er niet meer aan, lieveling. Ik dacht al leen, dat je het stel gaarne compleet zoudt willen hebben. Zeker, maar al te graag, John. Je zult het col lier morgenmiddag zien. Heel goed. Ik zal Mortimer schrijven, dat hij de braceletten niet moet verkoopen, vóórdat ik een keuze heb gedaan. Et zijn oogenblikken in het teven, d'at men zich met vastberaden moed moet wapenen, als men zich aan iets niet kan onttrekken, want op geen andere manier heeft men kans zijn doel te bereiken. Kort om, men kas dan sleahte dooi eesi aires hr «.veerenden moed het spel winnen. Zulk een oogenbliik wae in het leven van de jonge vrouw van John Rand gekomen, van die rijke en oogenschijnlijk -gelukkige vrouw de aangebedene van haar echtgenoot de moeder van het mooiste kind' ter wereld de liefste van alle vro-uwe®. En toch wist zij, dat ale zij nu niet een overgroo- ten moed aan den dag legde, zij onvermijdelijk ten onder moest gaan. Haar luchtkasteel ziou als puin voor hare voeten ineenstorten. Dien nacht maakte Margaret haar plannen. Het heette dat zij weer volkomen hersteld was. Maar toch moesit zij zieh nog in acht nemen. Dadel'ijk na het ontbijt zei John haar goeden dag hij vertelde haar, d'at hij- onverwacht naar buiten moest maar voor theetijd weer terug zou zijn. Hij kuste zijn vrouw teeder. Vermoei' je nu niet te veel, Maggie. Bedenk, dat je nu niet l'anger- in de k-olomiën bent, maar de rijkste, de mooiste, de meest beminde vrouw in Enge land, d'at je een man hebt, die je aanbidt en een jon gen, d'ie ons beider oogappel is. Wat beteekent dit alles, beste John? vroeg zij, terwijl zij- hem1 met haar meest stralenden glimlach aankeek. Het beteekent, dat je de dingen luchtig moet opnemen en ook dat ik dat pareloollier moet zien, als we vanavond' weer sa-men thee drinken. En toch moet i'k de dingen luchtig opnemen, m-ompalde dé ongelukkige vrouw bij zich zelf. Hard op zei zij Ik zal 'heel Voorzichtig zijn; mijn lieve, dwaze man behoeft zich niet tijdens zijn afwezigheid! be zorgd over mij te maken, hoor. Ik ben een koloniste en dus zoo sterk als een paard. John Rand vertrok opgewekt. Hij had er geen flauw vermoeden van hoe belangrijk de zaak was, die hem noodzaakte den laatste® d'ag van zijn verblijf te Londen naar buiten te gaan. Hij zou zich ook niet veel gestoord hebben aan dat verzoek als het niet zoo dringend was geweest. Een half uur, nadat haar man haar had verlaten, reed Margaret in een van de auto1» naar da city om aan becoek aan haar aaakwaaiuesiera ta bron gen- leegte van het al'leen-zijn ondervindt. Bij de eene kenmerkt het zich door een rusteloos, onbestemd verlangen, bij de andere wordt het haar, van buitenaf, geopenbaard door den man, die liefde of liefdes-uitingen in haar opwekt. Ze was in haar werkkring met zoo-velen in aanra king geweest en het was ook reeds voorgekomen, dat een harer mannelijke patiënten of ©en der dootoren, lie ze in haar werk in gasthuizen of bij partioulie- ren had ontmoet, haar 't hof maakte. Ze had er zieh nimmer over verbaasd. In haar vak werd veel geflirt! Doch zij had er zich nooit veel van aangetrokken; haar üollega'a noemden haar: „De Onkwetsbare." Tot ook in haar pantser de voege werd ontd'ekt, o-ok in heur hart de kwetsbare plek werd gevondén. Ze had', gedurende verscheiden maanden, een hard nekkig geval van jicht verpleegd', in dén vorm van een ouden heer, die beslist niet door een man wilde worden opgepast en evenmin in een kliniek wilde gaan. Voor het onaangename werk had' hij zijn knecht, doch voor de eigenlijke verpleging en ook voor ga zelschap vond hij het bizonder prettig en een troost in zijn lijden om d'o-otr een mooi zusje te worden ver zorgd. 't Was een vermakelijk type en al' was Zuster Liesbeth niet zoo lichtlachsch en tot spotten geneigd als de meeste verpleegsters, toch plooidé zieh vaak een geestig lachje om haar fijnbesnedén mond'. De oude Prof, zooals haar patiënt in zijn omgeving werd genoemd1, ofschoon hij geen aanspraak op dien titel had, kreeg druk bezoek en dan moest Zuster de hon neurs waarnemen. En zoo was h ij gekomen. een knappe man met een sympathiek uiterlijk en met het week-teedcre in stem, oogen en houding, dat vrouwen zoo zeer aantrekt en toch zoo heel vaak een eigenschap is van lichtzinnige, oppervlakkige Don Juans. Zuster Liesbeth, anders zoo voorzichtig en terug houdend, liet er zich door begoochelen. Vóór ze er zich bewust van was, had zijn beeld een plaats in heur hart gevonden en zijn persoonlijk heid zieh in haar d'enkwezen genesteld'. Ze verlangde naar zijn komst en voelde een heer lijk, verhoogd levens-bewustzijn, als hij in dezelfde kamer met haar was. En spoedig merkte ze, dat ze hem ook niet onver schillig was. Om den ouden Prof 's avond'» wat op te vroolij- ken, maakten zijn kennissen dikwijls een partijtje met hem; Liesbeth vond het altijd! gruwelijk verve lend om er aan mee te moeten doen, behalve als Paul TTnsinger mee aan zat. Dan werd de and-ere zoo oninteressante robber een bron van zaligheid. Met een woord, een wenk, een gebaar kon hij zoo veel uitdrukken, vond ze en ze maakte zich sterk er steeds de bedoeling van te begrijpen. En zoo groeide en bloeide daar in de ziekenkamer een heerlijk mooi plantje, dat van jonge lief-de en 't menschelijke hart zong er 't eeuwige lied! -met 't zelf- dé refrein Zij wist van hem, d'at hij een vermogend' adlvocaat was, ongetrouwd en met zijn moedér woonde en- hij wist van haar, dat zij van goede familie was, geen fortuin had, doch er verbazend aantrekkelijk uitzag, een gracieus figuurtje, zelfs onder het stemmige, zwarte verpleegsters-japonnetje en een mooi, fijn ge zichtje, waarvan -de schoonheid eer verhoogd dan verminderd! werdi d'oo-r het bagijnen-kopje, zooal» hij het noemde. De oude Prof mooht hem gaarne; geen wondér, hij was altijd vol gezellig nieuws, vroolijk en opgewekt! Hij was algemeen bemind, een oharmeurl En daardoor helaas! verwend. Zijn beeld, met al' zijn zonnige aantrekkelijkheid, verrees voor Zuster Liesbeth1'» oogen terwijl ze in de eenzaamheid' van haar kamertje zat. Mijnheer Moneypenny was er niet wegens ernstige influenza, maar mijnheer Read© waa gelukkig de da me te woerd te staan. Hij was een groot vereerder van -schoonheid. Een mooi gezicht, een bevallig figuur brachten hem van zijn stuk zooala hij gaarne mocht zeggen. Hij vond in Charlotte's uiterlijk wel iets zeer aantrekke lijks, maar naast Margaret verdwenen haar bekoor lijkheden geheel. Zijn hart begon onstuimig te kloppen, toen hij in die d'iepe, stralende oogen keek. De trek om de kn- raalroodé lippen verwekte bij hem eenzelfde gevoel, naar hij meende, als iemand moest hebben, die ver liefd wordt. Helaas! dit hemelscbe wezen was niet voor hem, het behoorde een ander. Welk een gelukkige kerel wais John Rand, een vrouw en een fortuin te krijgen en wel zulk een vrouw en zulk een fortuin! Schoon heid w,as toch maar alles. Als hij- trouwde, moest zijn vrouw mooi zijn. Schoonheid ging toch ver bo ven geld of stand, of iet» anders. Het verheugt mij zeer, u te zien, mevrouw Rand, verklaarde hij. Is er iets d'at i'k voor u doen kan, in de afwezigheid van mijn compagnon? U beheert immers d'e zaken, niet waar? zei Margaret op eenigszins angstigen toon; wat haar nog aantrekkelijker maakte. Zeker. Wij beiden zijn volkomen bevoegd om vooir u te handelen. Dat hoopte i'k al. Ik ben' hier vandaag geko men o-m u te vragen een wissel van v achthonderd pond' voor mij te schrijven» De advocaat schrikte, hij kreeg een kleur. Marga ret spande zich in om haar moed zooveel in haar ver mogen stond, staand© te houden. Naast het hoog rood e, zenuwachtige gezicht leek het hare een toon beeld van kalmte en opgewektheid! Ik moet het geld hebben, ging zijl voort, anders zou ik er natuurlijk niet om vragen. Er zal' zeker geen rnoeiel'ijkheidl bestaan om het krijgen. Mijn for tuin is zoo groot. Groot, herhaalde Reade, u is een van de rijkste vrouwen in Londen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 9