DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No* tl
Honderd en zestiende jaargang.
1Ö14.
WOENSDAG
14 JANUARI.
He yerradelijke schaduw.
FEUILLETON.
He Ziel yan Margaret Rand.
>eze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon en
sstdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
"?r Alkmaar f0.80; franco door bet geheHe Rijk Tl. -
Afzonderlijke nummers 3 Cents
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte
Brieven franco aan de N. V Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ww*
www
(Wlv-dt Tucmigi.)
CODRA
„Van ai de verliefde jonge, getrouwde paartjes zijn
de tanden's wei de ergste 1" zeide meneer Adams te
gen zijn vrouw. Zij zaten 'buiten op hun terra-s en
keken naar de laatste stralen der ondergaande zon.
„Je wordt er gewoon wee van, ale je ziet hoe ze,
warempel zelfs in het publiek, elkaar nog niet even
met rust kunnen laten I"
„Ik vind het wel aardig," antwoordde zijn vrouw.
„De meeste vrouwen houden er wel' van om na hun
huwelijk nog een 'beetje het hof gemaakt tie worden.'
„Wat zeg je, in 't publ'iek?"
„Nu, misschien niet direct in 't publiek, maar als
een man, zelfs vóór hij op reis gaat, nog niet even
zijn vrouw wenscht te omhelzen...."
„Wij zijn niet meer piepjong, Dora, en hoop,
dat wij nu hebben afgedaan met die kinderachtighe^
dien.... Trouwens ik voor mij geloof, dat, als een
getrouwd paar als de Standen's, de zaak zóó over-
drijft, er alle kans bestaat, dat er binnenkort een
scheiding voor de deur staat."
Mevrouw Adams schudde heftig afkeurend het
hoofd.
„Daar behoef je heelemaaï niet banlg voor te zijn.
Zij schijnen doll op elkaar. En zij is zóó trotsch op
hem. Laatst nog had -zij- tegen [Mevrouw Erench ge-
zegd, (je weet meneer Erench en meneer Standen
hebben dezelfde soort zaken), toen deze haar vroeg
of het hun goed ging: O, mijn man werkt zóó goed,
die kan niet anders dan succes hebben. Mevrouw
Erench zei toen.
„Om 's hemelswil, Dora, schei uit met dat gebab
bel van wat die zei, of -die niet zei. Ik houd niets
van dat geklets.
Mevrouw Adams lachte bitter-zoet; wrang-zoet ant
woordde zij'!
„Daar zal ik aan denken bij den eerstvolgenden
keer, dat je het weer mocht hebben óver een moge
lijke scheiding 'bij de Standen's."
Ea hierna verflauwden die gesprekken.
Een week hierna ontmoette meneer Adams meneer
Standen op een der veerbooftjes naar Nieuw-Jersey.
Meneer Standen hield in de eane hand zijn valies,
in de andere een doos bonbons. Nadat zij even over
temperatuur en reis-routa gesproken hadden, kon
Adams niet langer zwijgen en begon:
„Zeg, Standen, je hebt ma kostelijk geamuseerdl"
en zijn gezicht glbm van inwendige pret.
Standen scheen niet bijzonder in de grap geïnte
resseerd Hij hield niet erg van Ad'ams en had 't
niet erg op zijn grappen begrepen.
„Ik jon geamuseerd? 'kHoop dat ik het ook vind.
Ik wist niet precies dat ik grappig kom zijn."
Adams uitte een schaterlach.
„Deze zul je direct begrijpen. Ik vod' me alleen
gedrongen, je een kleine „tint" te geven. Een vol
genden keer als je je vrouw goedendag zegt, nadat
de lichten aan zijn, raad ik je, attent te zijn op mo
gelijke schaduwbeelden, die je om je heen werpt.
Mijn vrouw en ik zaten op het terras en hebben ge
gierd.
Meneer Standen werd koel.
„Zoo, stikte je zóó? Welnu, als het je goed doet,
tfÈJadrulc Yea:%etïw$.
- u 1
Soman van L. I. HEADE.
66)
Cyril zat zijn ouden vriend zwijgend aan te staren.
Stephen stak de hand nu in zijn zak en haalde een
rol papier te voorschijn.
Ik geef je dit ter bewaring, zei hij. Het bevat
aanwijzingen voor het geval het mocht blijken, dat
Margaret Sand de erfenis niet waard' is. Je behoeft
het niet te lezen, maar ik zal je den inhoud er van
meedeelen. In deze rol ia mijn laatste wil en testa
ment geborgen. Het is drie maanden later geschre
ven, dan het testament waarin aan Margaret Sand
alles is vermaakt. Hierin wordt Margaret Sand ge
heel onterfd en valt alles aan mijn neef John ten
deel. Niemand weet van het bestaan van dit testa
ment af behalve nu jij en de Schotsohe zaakwaarne
mers, die het opgemaakt hebben. Ik -heb bun lippen
verzegeld, wat hen zal verhinderen van het testa
ment te reppen vóórdat het rechte oogenblik daartoe
aangebroken is. -Zoolang als zij' dit ombekende tes
tament onder hun berusting hebben, ontvangen zij
jaarlijks honderd pond uit mijn bezittingen. Maar
wordt dit testament van kracht, dan verliezen zij hun
klein jaargeld. En nu is mijn opdracht aan jou: sla
van uit de verte het doen en laten van John Rand
en zijn nicht Margaret gade. Let op of zij -samen
trouwen, of zij' gelukkig zijn en als alles best van
stapel loopt en niet® te wenschen overlaat, laat ze
dan aan hun- lot over. Mocht het niet goed gaan,
toon hun dan het testament. En als je voelt, dat je
eigen eind nahij i®, draal dan niet; laat John dan bij
je komen en geef hem het testament. 'Zeg hem dan,
dat hij die laatste wil kan opvolgen of niet, naar
hij zelf wil.
Niet lang na dit zonderlinge gesprek werd -de -oude
Stephen Band bij zijn vaderen verzameld. Cyril
Standish volgdte van verre den loop der gebeurtenis-
Ma. Hij b-laai onopgemerkt, maar zalf merkte hij
hoop ik dat je nog vaker dit pleziertje moogt heb
ben. Ik veronderstel toch dat het m ij n zaak is
als ik mijn vrouw wil kussen."
Standen was van een opvliegend karakter; ook was
hij nog wat gevoelig wat dit onderwerp betreft.
Eerst sedert een maand of vijf had zijn huwelijk
plaats gehad'.
Adams merkte niets op en grinnikte luidt en onge
voelig.
Plo-t&eling sperde Standen zijn oogen onnatuurlijk
wijd open alsof d'e een of andere onaangename ge-
daohte hem overviel.
„Wanneer genoot je van die vaudeville-akte!"
„Wel den avond vóór gisteren."
„Eergisterenavond f'
„Ja, dat zeg ik."
„Nu, dan heb je bet mis."
Nu was het da beurt van Adama om zich beleedigd
te gevoelen.
„Ik geloof niet, dat het er iets toe doet, wanneer
het precies gebeurde, maar ik ben anders zeer nauw
keurig in mijn betoog. En ik zeg nog eens, 't was
eergisteravond, 't was Dinsdagavond. Ik kwam la
ter thuis dan gewoonlijk en mijn vrouw riep mij naar
buiten om mee van de vertooning te genieten. Het
was eergisteren."
Standen lachte nu o-ok, maar 't was een wrange
lach.
„Je hebt gelijk. 'tWas eergisteren. Ik vertrok
met den avondtir-ein en kuste mijn vrouw, vóórdat ik
ging."
„Voordat je je overjas aantrok, is 't niet," viel
Adams opnieuw met ietwat bruusk-jolige stem in,
„en toen daarna nog eens, hé?"
„Dat herinner ik miji niet meer, meneer Adams,"
zeide Standen ietwat koell hooghartig. „Ik wist
trouwens ook niet, dat het jou of iemand anders iets
aanging, te weten, hoe vaak ik mijn vrouw wensch te
kussen. Intusschen wil ik gelooven, dat d'e scha
duwbeelden zeer grappig waren en wil wel mijn best
doen te zorgen, dat je ex eiken avond van genieten
kunt, zonder dat' ze je een cent kostenI"
Dit laatste steekje onder water was raak aah, 't
adres van meneer Adams, bekend als hij was voor
zijn ver-gedreven zuinigheidsbegrippen. Hij zweeg
hierna en kort daarop scheidden hen d'e verschillende
doelwitten hunner reizen.
„Standten werdl zoo dol als een stier, dien je een
rooden doek voorhoudt, in dit geval de kusscène met
zijn vrouw," vertelde Ada-ms later aan zijn vrouw.
„Ja hebt ook niet veel tact-gevoel, John. Ik zou
er niet over gedacht hebben, hem erover te spreken.
Maar, wat wils het toch amusant I"
Meneer Standen had den humor van het geheele
geval niet recht 'kunnen- snappen. Werkelijk, in al
de dertig jaren van zijn bestaan had hij nooit zoo
weinig lust tot lachen gevoeld al® ditmaal.
Meneer Ad'ams had eenvoudigweg beweerd, dat hij
gezien had, hoe een man een vrouw kuste, den Dins
dagavond in den sa'lon van zijn, Standen's, hui».
En Standen had zijn huis Maandagavond verlaten.
En mevrouw Standen bezat geen mannelijke bloed
verwanten.
Hij herinnerde zich hoe ini de dagen van hun enga-
des te beter op; hij- zag dat alles goed ging; de jonge
erfgename kwam uit Tasmania. En niet lan-g daar
na had er een stille trouwplechtigheid plaats. Al de
dagbladen d-eeldten het heugelijke nieuws mede, -dat
Jo-hn Rand en Margaret Rand in den echtelijken
staat waren verbonden. De tijd verstreek en dB dag
bladen vermeldden het volgende jaar dat het geluk
kige paar een zoon was geschonken.
Cyri'l Stanidish kon het laatste testament du® stil
laten rusten. Doch niet lang na de geboorte van het
kind van Jo-hn Rand werd Standish opgeroepen om
zijn tenten af te breken en naar een andere wereld te
verhuizen.
Hij was blij, want hij kon bij de verandering
slechts winnen. Men werd niet in Gods betere we
reld in de kracht en den bloei van zijn leven uit het
leger weggezonden. Het zittende leven had zijn da
gen verkort, hij zou in dien beteren staat gewichtige
plichten te vervullen hebben, -hem d-oor zijn Hoogen
Koning opgelegd.
Ald-u-s maakte hij opgewekt toebereidselen voor zijn
vertrek en liet zijn aard-sche zaken in volmaakte orde
achter. Maar op zekeren dag schoot hem het testa
ment van zijn ouden vriend Stephen te -binnen.
Stephen's o-pdTacht was duidelijk. Als de doo-d' bij
Cyril aanklopte, dan moest zijn testament aan John
Rand toevertrouwd worden1; de jonge man kon er
dan mee handelen zooal® hij: ver-koos.
Cyril Standish schreef daarom aan John Rand en
John gin-g naar Surrey om een onderhoud' te -hebben
met iemand van wien hij' nooit te voren- zelfs gehoord
had'. Standish zond een ouderwets-cbe ponysjees naar
den trein omi hem te halten. Toen John het keurig
onderhouden huis binnentrad, werd hij opgewacht
door Standi-sh'-s kn-echt, een man, die zijn meester
jarenlang in de Punjab had gediend' en aan hem ge
hecht was-.
Het Bpijt mij, sir, maar kolonel Standish ligt te
bed'; hij heeft mij opgedragen de honneurs waar- te
nemen. Ik kan u een lunch voorzetten, als u dat ver
kiest; mijn meester wenscht dan daarna met u te
spreken.
Ik wist niet, dat kolonel Standish zoo ziek was,
antwoordde John.
D« knecht tehudde zijn hoofd sa bewaarde het
gementetijd hij haar weleens wat te toeschietelijk had
gevonden tegenover and'ere heeren-. Zijn ideaal was
geweest een vrouw te trouwen, or rui 1 an
ders dan voor haar eigen man a bell oiling
zou hebben.
Hij zelve, hij zou nooit naar een knappe vrouw kij-
ken, tenzij het al een zeer bijzondere was en dan
betrachtte hij haar slechts, zooals hij een schilderij
zou do-en op eenige tentoonstelling.
O, wat een smak -kregen zijn illusies! Zijn kind
vrouwtje, dat toestond dat een man haar kuste en
on-bewust de verliefde scène op een doek liet vallen
ten aanachouwe der over-buren. Zeker, meneer
Adams vermoedde niet in 't minst, dat d-e man in
kwestie niet meneer Standen-se'lf was geweest. Doch
een ander kon het ook gezien hebben en op de hoogte
der waarheid' zijn geweest!
Hoe zou hij het onderwerp met haar aanroeren?
Natuurlijk, alles moest nu verder ma-ar uit zijn tus-
schen hen beiden. Hij zou nooit een dergelijke be-
leediging kunnen verdragen. Een scheiding, zonder
geruchtmakende openbaarheid, -moest, het worden,
die jaren van alléén-zijn voor hem zoudien beteekenen.
www
Het was een van Standen's gewoonten om bij zijn
thuiskomen een vrool'ijk halo, halo te roepen, waarop
dan mëestal een dergelijke vriendelijke echo- volgde.
Dan volgde ex ter verwelkoming een haastig naar
elkaar toeschieten en een begroeting; een, die niet
altijd zelfs het 'lot is van geëngageerden, om niet te
spreken van getrouwden, na een half jaar.
Maar vanavond, hoewel "hij -haar aantrekkelijk fi
guurtje voor het raam zag zij zat er met een 'boek
gaf hij geen levensteeken en eerst nad'at zij zijn
stap op d'e trap had gehoord, keek zij op, Zij stond
ijlings uit de vensterbank op en rende naar de deur
om hem haastig tegemoet te gaan.
De lach op haar gezichtje verstarde, toen zij zijn
uitdrukking zag. Zij werd bang. Wat was er ge
beurd? Was hij ziek?
Hij had de geheele zaak overdacht. Hij zou koud-
zakelijk zijn; geen scènes maken; dat was te vulgair.
Hij zou in volle kalmte haar beschuldigen, haar, even
kalm, zijn uitersten wil kenbaar maken en daarna zijn
koffers pakken. Vóór middernacht zou zij alleen zijn.
Hij zou haar het noodige achterlaten en zij zou quasi
vertellen, dat hij voor zaken langeren tijd op reis was
gegaan.
„Wat scheelt er aan, lieveling?"
„Geef zelf daar een antwoord op."
„Zelf het antwoord geven? Dat lijkt wel een
raadsel. Ben je niet wel, oudje?"
Zij probeerde hem te omhelzen, maar hij duwde
haar terug. Hij verwonderde zich, terwijl hij alzoo
deed, hoe hij eï eigenlijk wel uitzag, hij hield er n.l.
van, zichzelf te ontleden.
Even zag ze naar hem op, barstte toen in- tranen
uit en rende de kamer uit. Die handelwijze vertelde
hem alles. Zijn -hart was plotseling van steen ge
worden. Hij volgde haar, deed de deur der keuken,
en passant, even dicht en vroeg op een toon, die al
leen tooneelhelden kunnen aanslaan-:
„Wie was hier Dinsdagavond?"
Haar rozig gezichtje kleurde even plotseling don
kerrood, zij antwoordde echter prompt:
„Meneer Hyde."
„Die kerel!"
den had vi nf eerste maal, dat hij Hyde
•t had, een tegei .n tegen dien man gevoeld,
eze, eens - i rg, gevraagd had', wie dat
,ige vrouwtje" was, dat mevrouw Standen
te zijn. S-'i hield' er niet van, dat andere
mtnschen zich o-ver de charmes van z ij n
vrouw.
Op denzei; jenden toon ging hij door:
„Hoe Ian---
„Je he dat zoo te vragen", ver-
wee
„H o e e r
mgeluid-, hoewel' niet ui-
i een. onverbiddtelij-k eff-
stilzwijgen, de aandoening werd hem bijna te mach
tig. John was met hem begaan. Na een pauze zei
hij, dat hij gaarne dadelijk een eenvoudige lunch wil
de gebruiken en dan ter beschikking van d'en kolonel
was.
Hij at een weinig en een half uur na zijn komst
werd hij de ziekenkamer van -kolonel Standish bin
nengeleid. De stervende man zat, door kussens on
dersteund, in zijn bed op. Naast hem op het bed
zag John een groote doos. Een pleegzuster stond van
haar lagen stoel naast het ledikant op.
Wil u ons een oogenblik laten, zuster?
vroeg kolonel Standish. Het do. lij geno a, sir,
kennis met u te maken.
Zijne blauwe oogen rustten met vriendelijke be
langstelling op John'-s ferm gelaat. Als soldaat en
man deed John's mannelijk voorkomen hem aange
naam aan. Hij aardt naar zijn vader, dacht hij.
Het spijt mij, sir, dat ik u zoo ziek aantref.
O, jonge man, het is goed, dat je de dingen bij
den rechten naam noemt; je ziet den dood op mijn
gezicht.
U schijnt heel' ziek te zijn.
Je ziet den dood op mijn gezicht, mijn waarde
heer.
Het is waar, zeide John, bedroefd kijkend.
De oude kolonel stak den- jongen zij-n gerimpelde
hand toe, terwijl hij een regel aanhaalde uit het on
sterfelijke vers van Browning: „With God -be the
rest".
Mijn jonge vriend, ik hen bl'ij, dat ik heenga.
Ik verlang er naar in den hemel in de vechtende ge
lederen te tred-en, mij- te voegen bij d-e o-verwinnende
helden, die de duivels verslaan. I-k heb altijd- gevoch
ten waar een vijand was. Je hebt je oom wel over
mij hooren spreken?
Neen, nooit, dat is juist zoo vreemd.
Begrijp nu eens; hij was een eigenaardige ke
rel, die Stephen. Hij -stelde veel vertrouwen in mij,
maar vond het niet de moeite waard mijn naam te
noemen.
Dat was -het niet, ko-lonel Standish. Hij was
een stil man en sprak nooit over een van zijn vrien
den.
Hat doet er niet toe, mija jongen,; ik zou mij
Hij zelf v
térmate hevelt
maakte.
„Lieveling, wat doe je dwaas! Hij was hier mis
schien een kwartiertje. Hij kwam om jou te vra
gen.
Standen hief zijn rechterhand op, zoo-als een agent
so-ms verplicht is te doen bij een druk opeengehoopt
verkeer. Met trillende neusvleugels zeide hij:
„Dat is genoeg nu. Ik verlaat heden nacht het
huis. Ik zal genoeg gelid achterlaten, er behoeft geen
publiciteit aan gegeven
„Je spreekt nu als een dwaas, Henry, als een
dwaas! Wat voor onzalige vlaag van jal-ouzie
„Anna jij kuste -meneer Hyd'e Dinsdag
avond 1 Ongelukkig voor jou koos jij- je een
pla-ats uit, tusschen het licht en het vensterkozijn,
waardoor de lieve buren Adiams alles hebben kunnen
zien. Genoeg een man van mijn slag, kèn zoo iets
niet verdragen. Een man van mijn slag begeert zijn
vrouw voor zich-alléén, of hij voelt de minste belang
stelling meer voor haar. En nog eens herhaal ik,
ruchtbaarheid 'behoeft er niet aan gegeven, maar on
ze wegen gaan voortaan verschillende richting uit."
Anna keek hem recht in zijn gezicht. Toen sloeg
zij haar armen om zijn hals en 'kuste hem innig,
een daad die hij lijdelijk toestond.
Daarna liet zij hem alleen en rende haar eigen ka
mer in, waar zij het uitsnikte.
Haar kussen lieten toch niet na ©enigszins kal
meerend op Stand-en in te werken. Je zou-dt wat
doen om zoo gekust te worden. Al® hij -haar verliet,
zou hij nooit meer zoo lief omhelsd worden.
En zij- had' zijn blik durven trotseeren! Misschien
had' Hyd'e de ellendeling haar wel gedwongen
hem te kussen.
Hij bleef roerloos staan met gebogen hoofd, zijn
hand voor zijn oogen. t
Daar klonk een stap achter hem op de veranda.
Zich o-mkeerende, zag hij Richardson en zijn vrouw,
zijn onmiddellijke buren. De 'bezoekers kwamen zon
der eenig ceremonieel de kamer binnen.
„Weer terug? Jij maakt ook korte reisjes tegen
woordig. Waar is Nancy?"
„Anna is hoven", antwoordde Standen koel.
Het klonk hem niet als zijn eigen stem, die hij
hoorde. Hoe ver weg en hoe gebroken was dit geluid!
„Zeg een®, voordat ik 't vergeet", zei Richardson,
met een blik naar zijn vrouw en met een glimlach
nooit door Stephen bel-eedigdi kunnen gevoelen. Oude
schoolkameraden, -begrijp je.
Ja, kolonel.
Hij kwam kort voor dat hij stierf hij me en
bracht -me een zeer gewichtig document.
Rand keek verrast.
Vóórdat hij het mij echter toevertrouwde, ver
telde hij mij zijn levensgeschiedenis en deel'de mij
mede, dat de dood die mij nu oproept hem
kwam oproepen. Hij s-prak over zijn testament en
trad in alle -bijzonderheden. Zijn nicht Margaret
Rand zou zijn erfgename zijn, op voorwaarde, dat zij
trouwde, John Rand.
olkomen waar, zei Rand.
-ij wist niets van Margaret Rand af. Hij zei,
ei, r een portret n haar bestond, dat haar voor
stelde als een 1, 1.
Onwaar, am wat -heftig in de rede.
Zij is de mor- r wereld.
Over niet te twisten. Ik weet,
d'at u mi ,en begrijp, dat u haar
liefher- ,)C; da-ti gij een zoon hebt.
eide John.
En gi, el van elkaar?
Dat doen e stem was zeer beslist. Er
lag een- diepe bette ia het: Dat doen we.
Wat ik je nu heb te zeggen, zal je verbazing op
wekken, mijn jongen. Uw oo-m droeg u, toen hij bij
mij kwam, om zoo te zeggen aa-n mij op. Hij was bij
zonder ingenomen met zijn plan, want hij dacht daar
mee iets go-ad te kunnen maken tegenover zijn- over-
len hro-ed'er, met wien hij on-eenigheid had gehad.
Maar to-ch vond' hij er ook bezwaren aan zijn plan
verbonden. Hij kon natuurlijk niet weten hoe het
zou uitvallen. jMargaret kon wel eens niet met a
willen trouwen en gij niet met haar. Ook kon het,
al waart gij samen getrouwd, wél eens blijken, dat gij
ni-et bij elkaar pastet. Uw oom gaf u daarom een uit
weg aan de hand. Zet die d-oos eens hier zoo
en geef mij den sleutel. Neen, doe gij' het maar.
Draai den -sleutel om -en sla het deksel' op. Juist zoo.
En neem nu dat papier er uit en houd' het.