DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 30
Honderd en zestiende jaargang.
1014
DONDERDAG
5 FEBRUARI.
De ongekroonde Koning.
rife ill
FEUILLETON.
BINNENLAND.
AT.~KTM"A AR. 6 Februari 1914.
Bij de beraadslaging over de begroeting in de ma-
rine-begrootingscommiBsie van den Rijkadag, is de
verhouding van Duitschland tot Engeland behandeld..
De staatssecretaris van buitenlandsche zaken, de
heer von Jagow, heeft verklaard, dlat die verhouding
zeer goed is, dat de ontsipanning en toenadering
voortgang maken en dat er in de betrekkingen tu®-
schen beide ministeries volkomen vertrouwen
heerscht. De grondtoon in de openbare meening is
anders geworden, dan jaren geleden. In beide lan
den heeft de erkenning terrein gewonnen, dat men
op vele punten en in vele vraagstukken samen en
naast elkaar werken kan. In Engeland heeft men
zich kunnen overtuigen, dat van Duitsche zijde geen
aanvallende politiek wordt gevoerd. Er zijn onder
handelingen gaande, om tegenstellingen van belan
gen op economisch en koloniaal poflJitiëk terrein te
vermijden, waarbij ook belangen van andere staten
betrokken zijn. Men mag verwachten, dat de uit
komst daarvan door beide landen met voldoening zal
worden ontvangen.
Voorts sprak hij1 over de bekende kwestie van het
vacantiejaar in den vlootbouw. Officiëele voorstel
len daarover hadden de Duitsche regeering niet be
reikt en het scheen hem moeiellij'k, het plan van mi
nister Churchill te verwezenlijken, dat overigens
ook in Engeland zelf niet bijster veel instemming
heeft gevonden.
Over het laatste onderwerp heeft ook de staatsse
cretaris van marine von Tirpitz, gesproken. Hij vond
het plan ook niet aannemelijk, maar verzekerde, dat
wanneer voorstellen werden gedaan, deze stellig in
welwillende overweging zouden worden genomen.
Overigens gaf hiji het volgende lijstje van de stij
ging dier uitgaven voor de vloot in de laatste vijf ja
ren.
Duitschland: 83 millioen gulden.
Engeland 129,0 millioen gulden, ongerekend een
suppletoir© begrooting van 80 millioen.
Frankrijk 80,4 millioen gulden.
Rusland 181,2 millioen gulden!
Toevallig ?)i heeft oek de Emgelsche minister
van buitenlandsche zaken, Sir Edward Grey over dien
vlootbouw in verband met den politieken toestand
gesproken.
Da heer Grey zeide omtrent het vraagstuk der be
wapeningen niet eenige verklaring van gewicht te
willen uitspreken. Dit vraagstuk is 'geen Britsch,
maar een Europeeseh vraagstuk; een waarbij men
militaire en maTitieme bewapeningen tezamen moet
bezien. Engeland beeft zijn zeemacht geweldig ver
sterkt, maar dat was noodzakelijk tegenover de ver
meerdering dier bewapeningen van het gezamenlijk
Europa. Want voor Engeland is de vloot dat wat
voer de continentale landen het leger is. De ver
meerdering der uitgaven van één land werkt vermeer
derend op die van de andere landen; met een vermin
dering is dat niet in dezelfde orde het geval. Men
doet het in Europa voorkomen alsof in deze opvoe
ring en bewapeningen een wedren te zien is, waarbij
men ten slotte een prijs kan winnen, doch men ver
gist zioh: wanneer het leidende paard 'gang vermin
dert, doen de andere niet hetzelfde! De Britsche
maritieme begrootintg is natuurlijk voor bet overig
Europa een factor van beteekenis, maar de krachten,
{Nadruk verboden).
Roman van
PAUL OSKAR HöOKER
Naar bet Duitich.
o
„Zou je wel lust hebben?"
„Ik weet het niet."
„Dat beteekent du-s: neen?"
„Neen, dat niet. Natuurlijk vind ik het interes
sant. Heel erg zelfs. Maar i'k vraag u: zulk een
reis." Zij haalde de schouders op. „En kan men
zulk een invitatie aannemen? Er zijn voor hen zeer
groote onkosten aan verbonden. Meer dan een ma-
joorstractement. Allan heeft ihet heele plan al uitr
gewerkt. Zij vertrekken Zondag 4 December van
Cherbourg. Vrijdags te voren moet ik iin Hamburg
aan boord1 gaan. Het is de „Kroonprinses Cecilie"
Zij hebben de vorstelijke vertrekken gehuurd en
daarenboven nog een paar slaaphutten; er is een
Frangaise bij, die ze van Parijs meenemen voor de
kleine kinderen, dan de kamenier, die boy, een heel
gevolg."
„Verbeeld u, tante Eddy, dat hebben ze alles al in
den zomer moeten bestellen", zei Ingrid, „zoo vol is
de boot altijd. Net als in een sprookje, vindt n niet?
En ze hebben ook een wintertuin aan boord."
De gravin kneep één oog toe. „Zoo, zoo, Gwendo
line; dus ih de wonderschoons maandl Mei kom je
dan zeker Hij ons, armzalige luidjes, als de verloofde
van een onmetedijtk rijken gentleman uit Nieuw-Y ork,
hé?"
„Van een spek-Cremis, meent u, tante Elddjy."
„Nou, nou, zoo kwaad' was het niet gemeend. In
ieder geval zie je daar ginds al dien rijkdom eens,
en leer je eens wat kennen van da wereld."
Gwendoline zichtte. „Ik zie er tegen op, zoo lang
weg te gaan."
„Vooral' van mij kan ze niet scheiden", plaagde
Ingrid.
„Je gaat van den winter toch nog niet uit. Wat
heb je hier dan? Je verzuimt niet», Gwendoline."
die de steeds voortdurende vermeerdering hebben ge
bracht, zijn niet te controleeren. Engeland' heeft on
getwijfeld door den bouw van de .^Dreadnought" een
zekere verantwoordelijkheid aanvaard, maar Enge-*
land heeft de daaruit gevolgde vermeerdering niet
bewerkt. Duitschland, Frankrijk, Oostenrijk, Rus
land, Italië, legden de kiel voor bun nieuwe schepen,
öf op grond van vlootwetten, waaraan Engeland
niets kon veranderen öf uit redenen, die met Enge
land niets uitstaande hadden» Al zou Engeland dit
jaar geen enkel nieuw schip bouwen, Europa zou er
niet door beïnvloed worden. Maar voor Engeland is
zulk een waagstuk te groot zoolang niet de zekerheid
van gevolg bij andere mogendheden bestaat
De heer Grey meende dat Engeland den druk der
bewapeningskosten niet meer ondervindt dan andere
landen. Hij zeide echter te begrijpen, dat een zoo
goed koopmansland de onvruchtbaarheid dezer uitga
ven beter inzag dan eenig ander en ook reden bad tot
bezorgdheid voor het crediet niet van Engeland' al
leen, maar van geheel Europa. Op dit oogenblik viel
weinig of niets te doen; men moest alleen trachten
de uitgaven te houden binnen de grenzen der nood
zakelijkheid voor de verdediging van Engeland' en de
koloniën. Hoezeer hij voor een vermindering dier be
wapeningen gestemd was, hij meende dat het niets
gaf om aan de natiën een oproep te richten, die haar
niet welkom was en waaraan zij geen gehoor zouden
verleenen. Men moest in het oog houden dat in vele
landen de vraag der bewapeningen tot een van bin-
nemlandsche politiek wordt gemaakt en dat het
woord van een vreemd land slechts aanmatigende in
menging zou echijnen. De Elngelsche regeering
meent te moeten wachten tot dat de andere Europee-
sche Tijken in gelijke mate toonen een vermindering
of stilstand in de bewapeningen te wenschen. De
heer Grey drukte tenslotte de verwachting uit, dat
de finamcieele moeilijkbeden steeds meer in Europa
een atmosfeer zouden brengen, binnen welke een
overeenstemming aangaande die bewapenings-uitga-
ven veel meer mogelijkheid van bestaan zou vertoo-
n'en dan thans.
Duidelijk is het, dat de beer Grey sprekende na'
mens het kabinet waarschijnlijk niet kan meegaan
met den heer Lloyd GeoTge, noch met den heer Chur
chill. En dat er van een Engelsch initiatief voorloo-
pig niets zal komen.
De uiterst voorzichtige spreker beeft voorts geen
woord gesproken over bet komende marine-wetsont
werp, en ook niet over de komende vlootpolitiek in
de Midd'ellandsche Zee.
Maar wel beeft bij blijkbaar de onrustig geworden
gemoederen der radicalen wat tot bedaren willen
brengen, door zijn betoog, dat bet niets helpt, wan
neer Engeland met de vermindering der marine-uit
gaven voorgaat en met zijn merkwaardig pleit, dat
niet Engeland verantwoordelijk is voor die dure
Nooitbenauwds-politiek, dat die reuzenschepen rijp
waren en er ook gekomen zouden zijn, wanneer niet
Engeland het begin bad gemaakt.
Evenwel waar of niet waar, veel troost geeft dit
den belastingbetalers niet!
TWEEDE K A AT ER..
Gisteren werden beraadslagingen gehouden over de
afd» Lager Onderwijs van de Begrooting van Binnenr
landsche Zaken.
De heer O 11 o (U. L.) wees op den achterstand bij
het L o. en zocht bet middel tot verbetering in sala-
risverhooging. Spr. drong aan op betere opleiding
en betere inrichting dier examens voor de onderwij
zers. Nog bepleitte hij reorganisatie van bet school
toezicht en bet maken van onderwijs tot rijkszaak
met een afzonderlijk departement.
De beer Gerhard (S. D. A P.) wenschte ver
betering der statistische gegevens. Spr. betreurde
het, dat de Arbeidswet zooveel kinderen weer op
straat werpt en vroeg, of de minister geen commissie
tot onderzoek en tot het ontwerpen van maatregelen
ter verbetering kan benoemen.
De heer Ketelaar (V.-D.) vroeg den minister,
wat hij nu eigenlijk met bet lager onderwijs denkt te
doen.
De heer van Wijnbergen (R. K.) protes
teerde tegen het door den heer de Jong in het ver-
kiezingsboek der vrijzinnige concentratie genoemde
percentage analphabeten en betoogde dat de regee
ring bij benoemingen rekening moet houden met de
politieke en godsdienstige richting.
Minister Gort van der Linden zei dat dë so
ciale plannen van de regeering voor de kostbare
maatregelen ter verbetering van het onderwijs -die
nen te gaan. De verbetering van het rijksscbool'toe-
zicht zou 2 ton kosten en praematuur zijn.
Gaarne wil spr. de statistiek verbeteren.
De minister deelde mede, dat misbruik van subsi
die aan de bijzondere school weinig voorkomt. Spr.
ging niet mede met den heer Ter Laan, die meendte,
dat de resultaten van het ondier wijs niet goed kun
nen zijn, zoolang het volk arm is. De heer Ter Laan
verwacht alleen redding van het socialisme. Spr.
deelt die meening niet, doch verwacht veel' van een
gestadigen opbouw.
De heer Troelstra (S. D. A. P.) was zeer te
leurgesteld door die rede van den minister. De ver
kiezingsuitspraak betrof ook dë 'salarisverbetering
voor onderwijzers. Wel koestert de regeering plan
nen tot belangrijke vermeerdering van1 uitgaven op
militair gebied, waarover dë verkiezingen zich niet
hebben uitgesproken»
Mede namens zijn vrienden zei spr„ dat men deze
regeering niet lastig wil vallen, rekening houdend
met de omstandigheden, waaronder zij' werkt. Maar
men zal' zich niet laten weerhouden zijn plicht te
doen en medewerken b.v. door een initiatiefvoorstel
tot verbetering van de onderwijzerssalairi&sen en men
zal zich daarbij niet laten weerhoudten door de te
leurstellende houding van den minister.
Verschillende leden repliceerden nog.
Minister Cort van der Linden, wees er op,
dat het kabinet geen concentratiekabinet is. Bij de
herstemmingen werd" merkte spr. op, geen gemeen
schappelijk punt gevormd door de ondërwijzersisalar
rissem. Het defensiebelang staat even boeg, zoo niet
hooger, dan bet onderwij sbelang.
VAN HET HOF.
Vrijdagavond zal ten Hove voor de Koningin een
lezing worden gehouden door den heer E. G» Abenda-
non, mijn-ingenieur, tem onderwerp hebbende een
topographisch beeld van Midlden-Celebes, verduide
lijkt door lichtbeelden.
H.M. de Kon.-Moedër bracht gisteren een' bezoek
aan bet station van draadlooza telegrafie te Scheve-
ningen. H. M. toonde groote belangstelling en
wenschte vooral ingelicht te worden omtrent hetgeen
aan dit station gedaan wordt, en omtrent de wijze,
waarop er wordt gewerkt, speciaal ook in geval, dat
schepen op zee in nood verkeeren. Bij het bezoek
was tegenwoordig de directeur-generaal der Poste
rijen en Telegrafie, jhr. Alting von Geusau.
GEDENKTEEKEN BLJ QUATREI-BRAS.
Een comité, dat zich, onder voorzitterschap van
dien gep. luitenant-generaal J. dë Waal, gevormd
„Neen, bals ten minste niet."
„Welnu. Een jong ding als jij bent zult toch niet
saai wezen en zitten treuren. Sentimenteel worden
als je een paar maanden van elkaar moet scheiden 1
Och, hemel, wat beteekent tegenwoordig zoo'n ple
ziertochtje over dë groote plas. Dat wil zeggen: ik
word al zeeziek als ik naar Helgoland ga» Maar dat
zijn zenuwen op mijn maag. Neen, Gwendoline,
neem het kalm aan. En geen verkeerde bescheiden
heid. Wat zeg je, edelmoedigheid? Je zegt zelf: ze ne
men uit Parijs een Frangaise mee. Die zullen ze een
groot salaris moeten geven. En een jong Duit&cb
meisje uit Pruisisch-Berlijn inviteeren ze gratis.
Daar hoeven zij niets dan den overtocht voor te be
talen. En ze hebben dë charmante barones von Erx-
leben in huis in plaats van dë steeds beleedigde gou
vernante Fraulein Muller of Schulze."
„Van dien kant Iheb ik de zaak nog niet be
schouwd'."
„Het is d'e practiscbe kant, lief kind. En wil
papa het nog niet hebben?"
„Als ik bet hem bepaald vraag, zeker weL"
„Hm! En je vraagt het hem niet? Waarom niet?
Wil ik een goed woordje voor je doen?"
Gwendoline zweeg een oogenblik. Toen vroeg ze
op pijnlijken toon: „Wilt u mij dan bepaald weg
hebben?"
„Kruidje-roer-mij-niet 1" De gravin streelde
Gwendoline's magere hand, die trillend op tafel
naast haar lag. Eerlijk gezegd, kind, je hebt het
geraden; ja, ik ten minste wou je graag weg hebben.
Luister eens, Beate is zelf nog maar negentien
waarom moet zich dan nu al een jongere zuster naast
haar vertoonen? Je gaat niet uit, zeg je. Heel ver
standig. Maar de jacht vandaag bijvoorbeeld. Een
uitzondering? Mooi. Zulke uitzonderingen zullen
er den heelen winter wezen» En dat schuift Beate
een Iheel jaar verder naar het oud roest. Ja, zoo re
kent men aan het hof, kind."
„In uw tijd', tante Eddy. Tegenwoordig niet
meer. Maar ik wil in 't geheel niet tegenstribbelen.
Het was eigenlijk ook meer een sombere bui."
„Dan is 't goed." De gravin stond op en keek
naar het horloge in haar armband. „Maar als die
vreeselijke mijnheer Kalmin je papa nu niet eindelijk
loslaat, dan moet ik naar den professor, zonder hem
goeden dag gezegd te hebben."
„Daar is hij riep Ingrid opgewonden; zij sprong
op, wierp haar theekopje om, dat gelukkig al leeg
was.
Baron von Erxleben was een man van een goede
vijftig jaar; hij zag er echter met zijn kaalgeschoren
gezicht en zijn buigzame ruitergestalte bijzond'er jong
■uit. Op zijn donkerbruin hoofd vertoonde zich nog
geen enkel grijs haartje. Zijn scherpe neus, groote
blauwe oogen en bet hooge eenigszins terugwijkend
voorhoofd gaven hem iets van Frederik dën Groote.
En het was meer de jonge Frits dan dë oude waar
hij op leek. Zijn lichaam was steeds getraind geble
ven en vertoonde geen spoor van gezetheid. Als
men in de verte op straat niet reeds dë roode gene-
raalsbiezen en de gouden strepen met de schitteren
de ster opgemerkt had, zou men hem hoogstens voor
een ritmeester aangezien hebben. Erxleben had een
mooie militaire loopbaan achter zich. Over zijn
snelle bevordering had men in dë sociëteit dikwijls
levendig gedebatteerd. Hij stond bëkemd als een
uitmuntend krijgskundige maar als een lastig
chef. Hem zelf kon men trouwens niet meten vol
gens een bekrompen maatstaf. Het was niet denk
baar zidh hem voor te stellen zonder schul'dën. En
dat was zoo geweest sedert zijn luitenantstijd. Hij
was heel jong bij den geueralen staf gekomen en was
toen al in een noodlottige geldverlegenheid geraakt;
die hem bijna zijn carrière -gekost had, maar toen kreeg
hij ter elfdër ure het jawoord van de echoone blon
dine, gravin Recknitz, een goudlvischje dat hem uit
den nood reddë. Bij zijn eerste aanzoek had hij een
blauwtje galoopen; zijn weinig spaarzame aanleg was
geen geheim gebleven voor dë moeder van gravin
Beate. Men zei dat eern zeer hoog geplaatst persoon
een goed woordje voor hem had gedaan bij haar en
haar moeder. Hun huwelijk was bijzonder gelukkig
de jonge vrouw schonk haar man vijlf kindëren en
stond aan het hof nog steeds bekend als een -schoon
heid, zelfs toen haar oudste dochter zich Teeds voor
bereidde aan het hof te verschijnen. Men mocht het
echter niet beleven de schoone blbndë vrouw met
haar beide mooie dochters in de witte balzaal te
zien: een plotselinge ziekte rukte haar en haar moe
der bijna tegelijker tijd weg, midden uit het goede le
ven naar een beter hier namaals. Na afloop van het
rouwjaar had dë baron zijn huis weder voor feeste
lijkheden opengezet. De nalatenschap van schoon
moeder was een groote teleurstelling voor hem, want
heeft om gelden bijeen te brengen voor de oprichting,
in samenwerking met België, van een gedenkteeken
bij Quatre-Bras op 10 Juni lSCLé, heeft van tal van
personen in den lande bewijzen van instemming ont
vangen.
Het hoopt voorts in elke provincie door een pro
vinciale, in een zoo groot mogelijk aantal gemeenten
door een plaatselijke commissie en buiten Nederland
door sub-comitó'a gesteund' te worden en heeft zich
thans tot eenige bekende ingezetenen in de provinci
ën gewend met een verzoek in dien geest.
OUD-MINISTER TALMA.
Het bericht van de „N. R. Ct.," als zou het niet in
de bedoeling van dis. Talma liggen, wedër dienstdoend
predikant te worden, kan de „Ned." op de meest be
sliste wijze tegenspreken.
HET NEDERL." GEZANTSCHAP TE KON-
STANTINOPEL.
In antwoord op de nota der gezanten nopens het
voorval in de Nederlandsche legatie heerft de Porte
verontschuldigingen aangeboden wegens de schen
ding van den tuin der legatie en verklaard, dat de
schuldige politieagent ernstig zal worden gestraft.
De Porte uit de hoop, dat de Nederlandsche gezant
hiermede voldaan zal zijn en niet de uitlevering van
Basri bei, gewezen afgevaardigde van Dibra, zal
eischen.
Gemengd nieuws.
EEN WEGQUABSTLÉ.
Gistermorgen beeft de gemeente Delft weer een
poging gedaan om een kabel te leggen. Men werd
daarin echter verhinderd door den burgemeester van
Rijswijk, die met dten directeur van bet Rijs-wijksche
electriciteitslbedirijf en twee veldwachters aanwezig
was om procesi-verbaal op te maken tegen dën direc
teur van bet electriciteit&bedrijf te Delft.
Aangezien de directeur destijds van rechtsvervol
ging was ontslagen op grond dat bet artikel der po
litieverordening van Rijswijk niet rechtsgeldig i® en
de gemeenteraad daarna het artikel heeft gewijzigd,
waardoor men weder op hetzelfde standpunt van
voorheen kwam, wilde Delft deze aangelegenheid uit
gemaakt zien, waarom het aan Rijswijk van zijn
voornemen had kennis gegeven»
SCHOUWRURGKWEST1E,
Een door 150 personen bijgewoonde vergadering
van de af deeling Utrecht der S. D. A. P. besloot gis
terenavond een adres te zenden aan de Kroon,
waarin Bteun wordt verleend aan het adres van den
gemeenteraad van Utrecht, met verzoek bet raadsbe
sluit tot naasting van den Utrechtschen schouwburg
te willen goedkeuren.
SPELEN OM OF MET GELD.
De Haagsche kantonrechter heeft vrijgesproken
een jeugdigen beklaagde, die terecht stond wegens
het bij politie-verordening verboden op dë openbare
straat spelen met geldi. Ter terechtzitting was ge
bleken, dat bij gespeeHdl bad o m geld.
DE BOND VAN NEDERL. ONDERWIJZERS.
„Vooruit", Vrijzinnig Nieuwsblad voor het Gooi,
deelt het volgende mede:
Indien dë Bomdl van Ned. Onderwijzers (bij refe
rendum) dë motie mocht bekrachtigen, die sterke af
keuring uitspreekt over de houding van bet hoofdbe
stuurslid Hart inzake dën steun, door hem verleend
aan de Candida tuur van den heer Otto in Amsterdam
III, zullen de drie (vrijz.-d'em.) hoofdbestuursleden
Ph. van der V-os, J. J. Earners en H. van Ling en af
treden. Dit op grond van de meening, dat dë alge-
meene vergadering van den Bond met de aanneming
op het landgoed Recknitz rustten zware hypothe
ken-; hij hoopte echter met de naïeve zekerheid van
den geboren geluksvogel op het gouden wonder, dat
ergens buiten voor zijn deur op hem wachtte. Beate
zou vast en zeker een prachtig huwelijk doen. Gwen
doline moest men een of twee jaar tijd gunnen; maar
zonder eenigen twijfel ontwikkelde ook die zich tot
een pikante schoonheid. Als die prachtstukken van
meisjes maar eenmaal goed en wel aan den man wa
ren gebracht, dan zou de hemel' wel voor dë rest zor
gen. De bei'de jongens moesten er zich zelf maar
doorheen slaan, even als hij. Dat werdën de be
kwaamste officieren. Hij was vrij zeker bet com
mando over een legerafdeel'ing te krijgen. En dan
was Ingrid weer zo-o ver, dat brutale d'ing, dat het
eerste bal aan huis voor haar gegeven moest worden.
Het leven zou een genot geweest zijn ale het gebrek
aan geld' hem niet dag in' dag uit aan bet banale van
bet leven herinnerd bad. Kort voor den dood van
zijn scho'on-moedër had dë heer von Erxleben in een
zwak oogenblik zijn hart uitgestort voor zijn huis
heer. De huur was blijven staan, éénmaal, tweemaal,
-driemaalKalmin, d'e gewezen fabrikant van porce-
leinen kachels, had gaarne uitstel gegeven, hij had
er hem ook een paar maal uitgeholpen als hij erg in
verlegenheid! zat, daar hij zeker gedacht had dat de
bezitting Recknitz de waarde van hetgeen hij ge
leend had rijkelijk dekte. Na de verdeeling van de
nalatenschap was er groote ontsteltenis. Sedert
anderhalf jaar hing iedere groote aankoop, iedere
badreis ten slotte hiervan af: of Kalmin ja of neen
zeide. Was hij behulpzaam, dan werd' dein. baron uit
stel van betaling der rente gegeven, dat wil) zeggen:
zij werden als schuld bij de hoofdsom geboekt. En
zoo ging het in benauwde tijden o-o'k met de huis
huur. In contant ontving Kal'min niets meer. Om
de laatste vier bankbiljetten dat was bij den aan
koop van de beide paarden verleden voorjaar had
Erxleben een heeten strijd moeten strijden. En nu
ging bet al weer zoo, weken lang. Andere verplich
tingen begonnen dringend te worden Kalmin
moest verstandig wezen en wachten. Maar de voor
malige kachelfahri'kanti verstandig? Als Kalmin des
morgens vro-eg bij' vader was, dan wisten zijn doch
ters reeds vooruit dat er een grauwen regendag
volgde.
(Wordt vervolgd.)