DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1
No, 40.
Honderd en zestiende Jaargang.
1914.
DINSDAG
17 FEBRUARI.
FEUILLETON.
De ongekroonde Koning.
Oeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
vnor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fL—
Afzonderlijke nummers 3 Cents
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
AL&MAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 17 Februari 1914.
Hedenvoormiddag hebben wij1 bet stadhuis na zijn
restauratie, in oogenschouw mogen namen en van bet
voorrecht maken wij gaarne gebruik om onzen lezers
dadelijk te vertellen op welke wijze er recht gedaan is
aan bet historisch bouwwerk, in bet, verleden maar al
te zeer aan verwaarloozing blootgesteld, maar thans
onder de bekwame leiding van de architecten Jan
Stuijt en G. Looman ten deele in eere hersteld.
Het uiterlijk aspect beeft heel weinig verandering
ondergaan. In de Langestraat kan men enkel opmer
ken, dat de vroegere raamkozijnen met de spitsboog
vullingen zijn vervangen door langarmige 'kruiskozij
nen, zoodat aan bet nageslacht een verdere restaura
tie van gevel en toren is overgelaten. Een practi-
acher indeeling als gebrniks-gebouw en een waardiger
aankleeding voor representatieve doeleinden zijn de
voornaamste veranderingen. Beide dus van inwendi-
gen aard, van buiten niet waar te nemen, maar toch
van groot gewicht voor bet gebouw, waarin als bet
ware leven en streven der gemeente zijn verzinne
beeld, de beteekenis der stad zieb weerspiegelt. V oor
de verdeeling kunnen we met een korte opsomming
van boe bet vroeger was en thans iis volstaan. Het
oude, oorspronkelijke stadhuis, het gedeelte op den
hoek van Langestraat en Sehouteustraat, is zooveel
mogelijk intact gelaten, eerbiedigend den boogen
leeftijd, waarvan de „reuzenmoppen" der muren ge
tuigen, een leeftijd, die in bet begin der zestiende
eeuw een aanvang nam. Alleen is de secretarie ver
huisd naar de oude Prinsenzaal en is hiervoor in de
plaats gekomen de Besognekamer, zoodat allen, die
uit hoofde van aanbestedingen, verpachtingen, enz. in
bet stadhuis moeten wezen, voortaan dadelijk om het
boekje van de ingangsdeur terecht kunnen. De oude
wijnkelder is het vertrek voor de warmwaterverwar
ming geworden, waarmede natuurlijk geenszins is ge
zegd, dat de eere- en begrootingswijn voortaan tot
het verleden zal behooren. Van de mime vesti
bule leidt een sombere gang naar de vergroote ver
trekken van den gemeente-ontvanger, naar de kamer
van den controleur, van den secretaris en naar de
weli-Jjehuisweste secretarie, waar voor bet publiek nu
o-ok een goede plaats ia ingeruimd in een deel
van de oude Besognekamer. Een brandvrije kluis
voor de registers van den burgerlijken stand
bevindt zich in de nabijheid. P oli tie-bureau,
archief en museum zijn ongeveer ongewijzigd .geble
ven- de tuinaanleg is eenigszina veranderd. 'Was bet
moeielijk in bet oude stadhuis met zijn trapjes en
gangetjes den weg te vinden, de middengang en de
duidelijke aanwijzingen hebben bet verkeer in bet ge
bouw wel wat gemakkelijker gemaakt. De doorloo-
pende gang is geheel die daar boven gedeeltelijk
PTadruk vorboden^.
Roman van
PAUL OSEAB löOEM.
Haar bet Duitsoh.
„De bakkersrekening en de melkman 1" riep In-
grid plotseling op tragischen toon.
Zij bleven met den mond vol zitten.
„Da courant is nog niet betaald," zei Beate.
„De agent beeft gisteren de rekening geatuur maar
ik had geen klein geld."
„Groot geld heb ik ook niet," zei Ingrid, weer wat
kalmer.
Tante Eddy legde onwillekeurig de band op baar
taschje, waar baar portemonnaie in zat. De inhoud
kromp aanmerkelijk in. „Dat zullen wij' natuurlijk
alles nog afdoen voor ons vertrek. Maak toch niet
dadelijk zoo'n drukte bij' ieder bagatel."
Om allo opzien te vermijiden liep Gwendoline zelf
naar den bakker en naar den melk- en roomwinkel en
betaalde de rekeningen van tante's geld»
De beide dienstmeisjes stonden precies cm elf uur
gekleed en gereed om naar bet „Amalienheim" te
kunnen vertrokken. De gravin bad ben prachtige ge
tuigschriften gegeven. Ingrid, die toch naar de post
moest, liet een vigelante voor komen.
Zoo eervol mogelijk en als was bet heel plotseling,
baast onopgemerkt verdwenen daarop de beide dienst
boden uit den huize Erxleben.
„Het is een geluk dat toevallig geen van beiden
met Neumann verloofd is", merkte Ingrid op.
De gravin had aan de telefoon eindelooze gesprek
ken met advocaat Geitner, met Rigals'ky en zijn neef,
den kantonrechter uit Neu-Kölln. Uitgeput kwam
zij om twaalf urn bijl baar nichtjes.
overwelfd met kruisgewelven, steunend op vooruit
springende hardeteenen pilasters met kapiteelen en
gepolijste bassem enten. De breede trap bestaat uit
graniet en gepolijst bardsteen. De bodenkamer van
weleer is herschapen in een mooie, rustige leeszaal
voor de raadsleden, welke nog met bet oude beschil
derde plafond van 1034 prijkt en met 'tgroen-en-bruin
doekbehang uit de Prinsenzaal is aangekleed. De
vroegere kamer van den burgemeester en de wachtka
mer daarnaast zijn wethouderskamers geworden, ter
wijl verder naar achteren in het gebouw nog een
derde wethouderskamer werd ingericht. De kamer
van burgemeester en wethouders is onveranderd ge
bleven, de secretariskamer is burgemeesterskamer ge
worden, Polderkamer, vestibule en raadszaal zijn ver
groot, van de oude Charterzaal, waar de Baad den
laatste®, tijd vergaderde, zijn de afmetingen niet ge
wijzigd.
Als men deze veranderingen in een paar regels
neerschrijft, lijkt het zoo eenvoudig. Maar wanneer
men het stadhuis in zijn grootendeels deplorabele®
staat beeft gekend, beeft kunnen waarnemen hoeveel
vermolmd hout er vernieuwd moest worden, wat er
op- en af- en weggebroken moest worden voordat er
aan vernieuwing te denken viel, dan kan ui en zich
wel voorstellen, dat bet restauratiewerk zooveel tijd
heeft geëisebt den 19den Pebruari 1912 nam bet
werk een aanvang, den 18de® Februari 1914 wordt de
Raadzaal in gebruik genomen.
Wij komen nu tot de aankieeding. D© prachtige
burgemeesterskamer, waar zonnestralen van ochtend
binnenvielen vroeger zag de burgemeester nimmer
de zon in zijn kamer op bet stadhuis is naar acht
tienden eeuwschen stijl gehouden in groen met goud.
Het behang heeft een bronsgouden achtergrond met
guldener relief. Enkele oude schilderijen prijken aan
den wand, zooals een oude kerkkamer met kerkschrTj-
ver, een kerk interieur, het oude kasteel van Egmond
met op den achtergrond een gezicht op Alkmaar, de
antieke spiegel boven den schoorsteen is nog afkoms
tig uit het oude stadhuis, de klok met haar beeld
houwwerk uit de oude rechtzaal. Een kleurig Deven-
tersch tapijt met effen rand dekt de vloer.
De burgemeester beeft van zijn erkentelijkheid voor
de aangename omgeving waarin de Raad hem ten
stadhuize heeft geplaatst blijk gegeven door een ar
tistieke plafondbeschildering aan te bieden, vervaar
digd door den Amsterdamschen kunstschilder mr. E.
van der Minne, die zich uitnemend van zijn opdracht
beeft gekweten. Het is een allegorische voorstelling.
Op een kaasberry, door engelen gedragen, ziet men
Alkmaars maagd, die tot stedevrouw wordt gekroond
door Mercurius. Een mooie wolkenpartij, een kaas
pers als attribuut, en een stapel kaasjes vullen dit
fraai gekleurde tafereel.
Geheel nieuw betimmerd in Hollandscbe renaissan-
oe-stijl is de schamele, vervallen Polderkamer van
weleer. De antieke schouw, afkomstig uit het Char
ter, is hersteld, er is een schitterende betimmering
van 2,& M lambriseering in eikenbout aangebracht,
de wanden zijn geschuurd, bet plafond bestaat uit
eiken moerbalken met kinderbintjes. Op de sleutel
stukken der balken zijn ,de wapens aangebracht van
Guille NoBtert, jhr. Jao. Oabeliau, Augustijn en Flo-
ris v. Teijlingen, Mr. Nanning v. Foreest en Jan v.
Fpreest, allen uit 1573.
Er is een oud-Holiandsehe koperen kroon gehangen
(Voorzien van electrische lampjes), een oud-Holland-
sphe mat ligt op den vloer en wanneer deze zaal ge-
mfeubejd is, zal zij stellig iets zeer bijzondere zijn.
j De vestibule, vergroot met het jassenkamertje is
in een gezellige hal herschapen. De mooie Schermer
kast, opgeknapt en prachtig verlicht door een nieuw
aangebracht raam, zoodat het fraaie beeldhouwwerk
uitnemend tot zijn recht komt, de Schermerkist heb
ben er een plaats gevonden, evenals pen fraaie bank,
welke toont dat onze voorouders zelfs aan de be
schuldigden een artistieke zitplaats aanboden. ^Ook
hier hangt een oud-Hollandsche lichtkroon.
Is de toegang tot de Raadzaal waardig, grootsch is
de eerste indruk, dien deze zaal zelf maakt. Was dat
nu, vroegen wij ons van ochtend onwillekeurig af, het
vertrek met de leelijke peinture-Bogaerts, het ver
flenst papiertje aan den wand, de piekkarige fluwee-
len zetels en het verschoten groen op de tafel?
Al die sjofelheid had plaats gemaakt voor een
weelde in kleur en lijn, de deftige armoede was ge
worden tot een voorname deftigheid, plechtig mede
door de leegheid, die de zaal vulde. Wij weten na
tuurlijk wel, dat dit laatste beeld beel gek klinkt,
maar toch we voelden het zoo. Die leegheid vooral
trof. Morgenmiddag, als er stemmen zullen klinken,
als beweeglijke raadsleden heen en weer zullen wan
delen, al^ er wellicht eindjes sigaren in de schoteltjes
en potlooden en papieren en tasschen op bet klassieke
groene laken zullen liggen, dan heeft het leven zich
van deze zaal meester gemaakt, dan is zij een ding
van de wereld geworden en vanmorgen ontsloten de
deuren iets, dat daar nog in ongereptheid lag.
Hoe prachtig staat daar tegen den achterwand de
oude, witte, met groen afgezette schouw verkondi
gend „Renovatum MC MX III" en daaronder forsch
het stedewapen, en daaronder weer het van Alkmaars
welvaart getuigend versje, afkomstig van den platten-
grond naar Adriaen Anthoniszn., gegraveerd door 0.
Drebbel
Alcmaer vermaert, leyt wel bewaert
Rondt om met Meeren seer pleyeant:
Oock met schone weyden, zaedland va(n) beyden
En veel treffelycke dorpen wel bemant:
Van elcker cant, comt lijftocht in ouer-vloet:
D© Soutnering die S'tadt oock fiorere(n) doet
Anno' 1597.
Met witte letters is hier op gouden fond gegrift,
dat bet heil des volks de hoogste wet is: Saius populi,
suprema lex.
Tri statige voornaamheid rijen met gezellige ron
ding de raad&zetels zich langs de hoefijzervormige
groene tafel. Strak en hoog, die van bet Dagelijksch
Bestuur, afzonderlijk, maar toch otfk niet weer zoo
apart, dat ze niet bij de anderen aansluiten.
Een eigen positie nemen ze in, zonder echter bet in
tieme van het geheel, waartoe ze behooren, ook maar
eenigszins te verstoren is er mooier symbool voor
de verhouding van Raad en college van B. en W.
denkbaar? De zetel van den voorzitter wordt be
kroond door leeuwtjes en een burcht, met gouden
letteren staat erop „Alcmaria". Gebeeldhouwde orna
menten versieren de spits toeloopende rugleuningen
van zeer donker eikenhout, de bekleeding is van
groen laken met gouden passementen en franje, ter
wijl het stedewapen erin geborduurd is. De zetels
van de raadsleden zijn minder vierkant, hebben een
gebogen rugleuning met bet wapen er opgenaaid, ter
wijl franje en passementen goudgeel zijn. Yoor steno
graaf en pearsmenschen zijn er stoelen, wat materiaal
en bewerking aangaat, passend bij de zetels.
De zaal, die kleiner lijkt maar 1,5 Meter langer en
een meter hooger is geworden, is geheel in Gothi-
schen stijl betimmerd. Het licht valt door doorzich
tig kathedraalglas getemperd naar binnen, glansjes
werpend op de groote antieke verguld-ijzeren kronen
met 8 wandarmen, die in een driehoek zijn opgesteld
en waaraan ook de burcht als versiering is aange
bracht. De ietwat naïve medaillons der deepens"
zijn uit de ruiten verdwenen de vakken werden
opengelaten, doch kunnen later worden gevuld. De
bij de lage lambriseering nogal groote geschuurde
muurvlakken zijn wel wat beel vlak en wit zouden
een paar goede schilderstukken de eentonigheid van
den zij'wand niet op aangename wijze breken? De
sleutelstukken der balken zijn om bet ander versierd
met de wapens van Albert v. Rietwijck, Laur. Pie-
tersz. Paline, Augustijn v. Teylingen, Anthony v.Nie-
velt, Doede Jansz., Geryt Heudr.' Voshal. Boven de
voorname ingangsdeur is in den driehoekige® tym-
pan, eindigend in een kruis, het wapen van den heer
Ripping aangebracht, twee herten met een koren
schoof, waaronder 1899 G. Ripping, Burgemeester.
Het geheel is rijk versierd met wapens dragende leeu
wen en tijgers.
Op den vloer ligt een effen cocoskleed, waarover
een klein en twee groote Perzische tapijten, nieuw
maar oud-nagemaakt, zoodat er rafels aan den rand
zitten en stukjes ingezet zijn bet is maar goed,
dat er nog geen op keurigheid gestelde huismoeders
leden van den Raad kunnen zijnl
De publieke tribune is door een laag opengewerkt
hek van de zaal gescheiden.
Het zou ons niet verwonderen, wanneer zij morgen
reeds stampvol zou zijn. Morgen toch zal de eerste
raadsvergadering in de nieuwe zaal worden gehouden
en al gaat dit met geenerlei buitengewone feestelijk
heid gepaard de burgemeester zal enkel een wel
komstwoord spreken toch zullen velen gaarne eens
een kijkje willen nemen. Te eerder omdat de lange
„Jullie vertrekt om half twee, kinderen; ik kan
nog niet weg. Ik moet waarschijnlijk nog tot van
avond hier blijven."
„In het leege huis?" vroeg Ingrid even rillende.
„Het huis zal niet leeg blijven, helaas 1" zei tante
Eddy zuchtende.
Van hetgeen in de provisiekamer was overgebleven
werd een eenvoudige lunch toebereid.
Daarna haalde Ingrid twee rijtuigen.
Intusschen was Neumann, de gewezen oppasser, ge
komen, zooals bijna eiken dag op een uur dat bij geen
dienst bad; bijl riep een kameraad) om de koffers be
neden te brengen.
Gwendoline bad baar koffer, reismand, waschzak,
hoededoos, parapluie-foudraal en bandtasch op een
stapel bij elkaar gezet. Zij had haar nieuwe tailleur-
costuum aan. E'r was niet beel veel in baar 'kleer
kast overgebleven. Wat er nog hing was baar te klein
geworden of het was afgedragen.
„Omnia mea meoun» porto 1" zei ze terwijl zij haar
bagage overzag. Zij; had meermalen het vacantiewerk
van Börries en Haunsheinz meegemaakt en kende
een beetje Latijn.
Beate zat droevig voor baar kaptafel, bekeek zich
in den spiegel en baalde de schouders op. „Ik ben
aan het eind van mijn latijn", zei ze treurig, „of lie
ver, ik weet geen raad meer."
Zij had op 't laatste oogenblik gekibbeld met tante
Eddy, die allerlei niet bepaald noodzakelijke dingen
uit baar koffer had gehaald.
Dat zij haar kamertje nooit zou weerzien 1 Gwen
doline liep naar het raam' en nam afscheid van het
uitzicht, waaraan zij' zoo was gehecht. Toen liep zij
alle kamers nog eens rond.
Tante E'ddy had gezegd dat de meubels ouderwetseh
waren en bij de verkooping niet veel zouden opbren
gen. Nu Gwendoline de meubels in het nuchtere
morgenlicht bekeek, vond zij ook dat ze weinig in
druk maakten. Het groote buffet was ouderwetseh,
de inrichting van papa's kamer was noig van voor zijn
huwelijk. Kostbaar was alleen mama's salon.
TT Ier op den fauteuil met lagen rug achter bet
schrijftafeltje zakte Gwendoline letterlijk ineen.
Hartverscheurend moest zij schreien. Zij dacht aan
haar moeder. Zij stelde zich de stralende fijne,
mooie, verwende vrouw voor, boe zij' haar gezellig
klein rijk verliet, leder voorwerp bad bier zijn eigen
geschiedenis, zijn lotgevallen.Daar stond de
kleine vleugel, destijds reeds oud gekocht; hij zou al
tijd door een goed, nieuw instrument vervangen wor
den, maar het was er nooit toe gekomen. Daar hing
de mooie aquarel die mama uit de tombola getrokken
had op het bal in de Oostmark, een van de hoogste
prijzen. Het was het eenige origineele stuk in het I
heele huis en stelde een klein meisje voor met een
hoed met breeden rand, dat in een onafzienbaar uit
gestrekte weide narcissen plukt. Daar stond bet gla
zen kastje met al de kostbaarheden. En daar papa's
trots, 't marmeren beeld van Gomansky: „Andante",
het laatste lichtzinnige cadeau dat hij aan mama bad
gegeven, op den dag dat hij de roode biezen kreeg.
Gwendoline stond voor 't aangrijpend schoone kunst
werk en beschouwde bet door een nevel van tranen.
Het leefde. De trotsche, ernstige vtouw trad pein
zend voort, het edele hoofd opgeheven en het was of
de plechtige 'klanken van een symfonie van Beetho
ven haar begeleidden. Wat had zij dat schoone
lichaam altijd bewonderd I Waarheen ging nu die
reine schoonheid? O, zij kon er niet aan denkenI
Er werd gescheld. Het waren de oppassers. Zware
mannenstappen klonken door de gang. Langzaam lie
pen zij. Het was of zijl een lijkkist wegdroegen.
Gwendoline sloeg de armen om het beeld, legde
haar gloeiend gezicht, haar brandende oogen tegen
den konden marmeren hals en snikte het uit.
„Laat dat, Gwendoline", klonk de bedrijvige stem
van tante Eddy door de deur, „je gooit met' je hoed
het beeld nog om en dan zou men zeggen, dat het met
opzet gebeurd' was."
Beschaamd sloop Gwendoline door den tweeden
uitgang moeder's kamer uit.
Beneden stond Neumann te wachten. Alle bagage
was weg. Zij' gaf den flinken cavalerist de hand. De
tranen stonden hem in de oogen.
„Schrijf je eens aan papa, Neumann", zei ze zoo
flink mogelijk, „als je uit dienst bent en een betrek
king hebt. Het zal hem zeker veel plezier doen."
„Ik wensch den generaal beterschap. En de dames
wensch ik.Nu wist hij niet wat hij zeggen
moest, hij geneerde zich ook en in strijd met alle
dienstorders streek hij met zijn mouw over zijn voch-
tigen neus.
Veertig minuten daarna voerde de trein de drie
jonge dames van het Görlitzer-station oostwaarts een
onbekende toekomst tegemoet.
Zij moesten voorloopig niet langer dan anderhalf
uur reizen en werden niet zoo als gewoonlijk met den
landauer van den trein gehaald, maar met den markt
wagen, daar ze zooveel bandbagage bij zich hadden.
Gravin Ozerain had getelefoneerd naar Rotholz en
reeds een menigte bevelen gegeven. De groote kof
fers nam de marktwagen 's avonds mee, als zij zelf
met den trein aankwam.
Beate, baar lieveling, zou bij1 haar op de kamer
slapen. Voor Gwendoline en Ingrid was de logeer
kamer in den zuidelijken vleugel in orde gemaakt.
Het was een klein kamertje, zelfs alle handbagage
kon er niet in, maar het was de eenige logeerkamer
waar gestookt kon worden.
Ofschoon er goed gestookt was, voelden de bedden
nog vochtig.
„Wat een natte boel hiep', merkte Ingrid op.
„Die varkensstallen en de livrei van Karei den
Dikke. Heb je daar op gelet? En dit is geen goed
bed, maar een katafalk." Zij klom er op en liet de
magere beenen bengelen. „Ik moet huilen als ik aan
mijn lekker bedje denk."
„Denk daar maar niet aan kleintje", zei Gwendo
line.
Zij nam Ingrid's1 hoofd tu&schen baar handen. Zij
had behoefte het kind iets liefs aan te doen. „Papa
heeft het veel, veel erger dan wij'! Denk je ook niet?"
(Wordt vervolgd.)