DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 43 Honderd en zestiende jaargang. 1914 VRIJDAG 20 FEBRUARI. FEUILLETON. D© ongekroond© Koning. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor ^lkmaar f 0,80 j franco door liet gehcele Rijk t S, Afzonderlijke nummers 3 Cents Groote Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. op Zondag 22 Februarys., des namiddags m 1 tot 5 nm Telefoonnummer 3 BINNENLAND. COURANT. BURGEMEESTER 'en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis,fdat bij droog weder het verbouwde gedeelte van het Stadhuis voor het publiek ter bezichtiging zal worden gesteld Ingang aan de zijde van de Langestraat, tegenover de bioscoop. Gedurende !de bezichtiging mag er In het Stadhuis NIET GEROOKT worden. Kinderen beneden 14 jaar worden niet toegelaten. Alkmaar, 20;Februari 1914. Burgemeester en Wethouders voorn., G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. ATJTMA AR, 20 Februari. He prins van Wied] is nu met zijn reizen gereed,. Morgen zal de Albaneesche deputatie hem te Hou- wied de kroon van Albanië komen aanbieden. Eh dan zal bij in bet nieuwe rijk zijn geluk gaan beproeven Wat wacht hem er? De bladen zeggen, dat hij ver schillende kansen heeft. Hij kan er een dolk of een kogel krijgen. Hij kan slachtoffer worden van het spel der mogendheden. En in het gunstigste geval staat hij voor een massa problemen, welker oplossing buitengewoon moeielijk schijnt. Het was kinderspel voor koning Oedipus om de raadselen der Spins op te lossen, vergeleken bij de raadselen, welke de ^rit meester der Berlijnsche Garde-uhdanen in Albanië zal ontmoeten. Hoe komt iemand er toe, vraagt men zich onwillekeurig toe, om het behaaglijke garni zoensleven er aan te geven, om zich in een heksenke tel van hartstochten en vijandelijkheden te storten. Is het plichtsbesef of ijdelheid? Trekt hem misschien het voorbeeld van Karei van Roemenië of Ferdinand van Bulgarije aan, welke laatste overigens tegenwoor dig ook niet in bijzondere aangename omstandigheden verkeert 1 Wie zal het zeggen. In elk geval er zijn op het oogenblik in Duit&ch- land tal van Oostersche hoeren die den nieuwen vorst hun opwachting kounen maken en zich gereedelijk la ten interviewen. De békende Essad Pasja heeft te Keulen dagblad schrijvers ontvangen. Blijkens hetgeen hij gezegd heeft, ziet hij' de toestand niet zoo heel ernstig in. Hij zeide, dat de bevolking den nieuwen vorst met geestdrift zal begroeten. Slechts „vijf" Albaneezen zullen niet met hem1 ingenomen zijn of het getal vijf in het Oosten een heilig getal is dan wel of Oos tersche voorzichtigheid den Albaniër zoo'n luttel ge tal tegenstanders van den prins van Wied deed op geven is ons niet bekend. Een ander Oostersch man van gewiekt Bib doda, (Kadruk verboden). vorst der Miridieten, die zicb op het oogenblik te Berlijn bevindt, liet zich echter nogal gereserveerd uit over Essad Pasja. Die „vorst" heeft een eigen- aardigen levensloop gehad. Sinds eeuwen heeft het huis Gjon Markai in de Miridita geregeerd. Koo it zijn de Turken erin geslaagd het volk der Miridieten te onderdrukken, nimmer heeft een Turksch armeekorps de woeste hergen van dit land kunnen bestormen. Toen echter Bibdoda pasja overleed, bezigden de Turken een list. Zij ontvoerden den troonopvolger, den negenjarigen prins Prenk Bibdoda naar Konstan- tinopel, voorgevende, dat hij daar zou worden opge voed, in werkelijkheid om hem den troon te ontne men. Maar in 1978, tijdens den Russisch-Turkschen oorlog, keerde Prenk Bibdoda, dank zij1 den opstand van zijn volk, in het vaderland terug. Met Hodo' pas ja werd hij' leider van desa bond der ALbaniërs te Skoetari en met Hodo' werd hij! later te Konstantino- pel onder streng toezicht geplaatst. Opdat hij zich niet vervelen zou, gaf men hem de functie van briga de-generaal in het gendarmerie-korps der sultanbewa- kers. Toen hiji betrokken bleek bij den opstand der Malissoren en Miridieten, werd) hij naar Klein-Azië verbannen en daar bleef hij bijna vijf en twintig jaar. Eerst na de Tnrksehe revolutie werd hem toegestaan terug te keeren® Met groot gejubel begroetten de Miridieten den zoon van het huis Gjon in hun midden, en ook an dere stammen kozen hem tot vorst. Hij beslechtte hun gevallen van bloedwraak en andere twisten of leefde te Parijs en te Milaan. Want hij' is een vriend van Europeesche genietingen en dank zij de millioe- nen van zijn huis behoeft hij zich deze niet te ont zeggen. Thans heeft Bibdoda, die nooit een opper heerschappij heeft willen erkennen, plotseling een vorst boven zich gekregen. Om den prins van Wied te leeren kennen, is hij naar Rome en naar Berlijn gereisd en in laatstgenoemde stad heeft een mede werker van het Tageblatt een uurtje met hem ge praat. Met zijn reusachtige gestalte en zijn vierkant voorkomen en zijn gebogen neus herinnert de vorst der Miridieten aan koning Hikita van Montenegro. Peinzend kneep de zestigjarige tijdens het onderhoud dikwijls het eene oog toe, dat de sultan hem tijdens zijn gevangenschap gelatet heeft. De nieuwe vorst scheen hem te bevallen. „De prins kan gerust tot ons komen," zeide hij. „Wiji zullen hem met blijdschap en met open oogen ontvangen," „Zal de vrede in het land niet geducht te lijden hebben onder den onderlingen wedijver der afzonder lijke opperhoofden en leiders van Albanië, zullen zij niet ook bij den prins strijden om den grootsten in vloed te krijgen?" „Ik geloof het niet," antwoordde Prenk Bibdoda. Misschien wordt Elssad Pasja minister van oorlog, misschien zal ook ik, indien de vorst het verlangt, een zetel in de regeering aanvaarden. Maar wij zul len allen onzen invloed aanwenden, om den vorst te helpen, de eenheid van het land tot stand te brengen. ;Het zou geheel doelloos zijn wanneer de een of ander iuit gekrenkten eerzucht tegen het stelsel van den vorst in verzet zou willen komen. Buiten de grenzen van zijn eigen gebied zou niemand veel resultaat be reiken, in dit opzicht verkeert de vorst in een aan gename positie. Want hij troont werkelijk boven al le anderen, hem kunnen alien erkennen, want hij komt biji wijze van spreken uit den hemel. „Zelfs uit den Protestantsehen" waagde de journa list te zeggen, „en dat is zeker beter dan wanneer hij uit den Katholieken of Mohammedaanschen hemel kwam. Maar kan tenslotte de godsdiensthaat de Al baniër® niet in twee partijen verdoelen?" „Ook dat," verklaarde Bibboda, „zou ik willen be strijden. Het komt echter zeer veel op de behande ling aan. Bij ons heeft een Mohammedaan nooit vas ten voet kunnen krijgen, en het verwerven van grond bezit in de Miridita is hem eenvoudig geheel verbo den. Anders is bet echter in bet zuiden en ik geloof, dat het 't beste is, wanneer men oude rechten eerbie digt. Wij leven in Albanië nog als in de middel eeuwen en men zal bij ons slechts zeer langzaam kun nen hervormen. De hoofdvoorwaarde van eiken ar beid is bij ons: scholen." „En wie moet alle belastingen voor de hervormin gen, de scholen, de militie en de amortisatie der lee ningen betalen?" „Belastingen," zeide de vorst, „belastingen mag men van de ALbaniërs en zeker van de arme Miridie ten niet verlangen. Ook het begrip belastingbetalen moet de Albaniër eerst op school leeren. W ant hij weet misschien wat hij! te verlangen heeft, doch van waar moet hij, plichten tegenover den „staiat" ken nen, een begrip, dat hij' niet kan begrijpen? De in komsten van den staat moeten allereerst uit de op brengsten van concessies, uit de mijnen en andere ondernemingen komen. Belastingen zal de Albaniër slechts betalen wanneer bij er niets van bemerkt, in prijsverhoogingen van waren en levensmiddelen. W il men geld van hem hebben, dan moet men dat door een achterdeurtje zien te krijgen," zei de vorst aan bet slot van het gesprek, dat we hier hebben weerge geven. Roman van PAUL OSKAR HööKER. Maar het Duitsch. 18) -r-Or—- TTannakai'nz las stootend. Op een paar plaatsen had hij al zijn cadettentrots noodig om- zich te be- heerschen, want de tranen kwamen hem in de oogen, zoo zeer ontroerden hem enkele opmerkingen van zijn zuster. .Toen ik het hospitaal verliet had ik nog twee vrije uren voor mij. Mevrouw von Ri'galsky wachtte mij om vijf uur in Heu-Kölün. Ik zou daar logeeren. Zij wilde mij den volgenden morgen naar het Lehrter- station brengen. Ik zag vTeeselijk op tegen dien laatsten avond in Berlijn. Hu ik in de behagelijke kajuit aan de schrijftafel zit, overal bloemen, lachen, flirten, vroolijke menschen, want het is een prachtige dag, de boot vaart volkomen kalm, water en lucht zijn staal-blauw en de muziek speelt op bet promena dedek nu komt alles wat ik op dien afscheidsdag gedaan heb mijl waanzinnig voor. Maar toen 1 bet was de dag van do openbare verkooping van onzen inboedel. Ze zou om vier uur plaats hebben in de Sohoahauserstraat door den deurwaarder Lehmaxm III. Ik kon er niets aan doen. Ik moest er been. In het borstzakje, dat ik van Haunsheimz gekregen had, zaten negen honderd-marklbiljetten, en in mijn por- temonnaie vier goudstukjes en nog vrij wat zilver geld. Ik voelde mij' zoo rijk en zoo echt harpagou- achtig in het bewustzijn: nu hen je in staat dit en dat te redden en will je nu al die duizend herinnerin gen aan het huishonden van je ouders, aan onze kindsheid, aan onze jeugd in handen van vreemdelin gen overgeven en geen enkel stuk redden? En toen sprong ik ook al bij de eerste halte op een tram, die naar het H. O. reed. Toen huizen, winkels, voorbijgangers en de menschen in de tram langza- EERSTE KAMER. De algemeene beschouwingen over de Staatsbegroo- t-.ing voor 1Ö14 werden gisteren voortgezet. Minister Treub sloot zich, ter bestrijding van de redevoering van den heer Regout, aan bij bet geen de tijdelijke voorzitter van den ministerraad Woensdag in bet midden heeft gebracht. Spr. behandelde zijn opneming in het kabinet en zijn plannen .met de wetgeving-TaJma; hij wees o.m. op de onmogelijkheid, om deze wetgeving te handha ven. Spr. deelde mede, dat hij na een onderhoud met de vertegenwoordigers der medici de overtuiging heeft, dat hij' op de medewerking der medici kan re kenen. De minister wees er op, dat alleen de Radenwet wordt ingetrokken en hoopt alsnog, dat zijn ontwer pen onbevooroordeeld zullen worden beschouwd. De beer Regout (R-K.)i wraakte nog ten zeer ste de intrekking van de wetgeving-Talma en nam van het Vrijdag door hem gesprokene geen woord te rug. Spr. betreurde nogmaals de opneming van minister Treub in dit kabinet en hoopte wel, dat de heer Oort van der Linden op 't gebied van algemeen kiesrecht en het onderwijs zijn idealen verwezenlijkt zal zien, maar dat da minister van landbouw zijn standpunt in zake staat&bedeeling zal herzien. Ha verschillende replieken merkte de minister van BinnenLandsehe Zaken op, dat volkomen geoor loofd is het intrekken of wijzigen van wetten, die een bepaald onderwerp hebben uitgemaakt van den ver kiezingsstrijd. De heer Regout ging te ver, door te beweren, dat hiermede krenkend en beleedigend is ge handeld jegens de rechterzijde. Immers de heer Re gout zelf heeft gezegd, dat het geen rechtsche wetten zijn, doch dat ze liggen in de neutrale zone. De algemeene beschouwingen zijn geëindigd. DEI ROHDE STUIVERS. De ronde stuivers, die vanaf 1 Juli niet meer gang baar zijn, zullen reeds nu op de post- en telegraafkan toren niet meer gebezigd worden voor uitbetalingen aan het publiek. Deze munten zullen bij ontvangst worden ingehouden ter onmiddellijke inlevering bij de betaalmeester®. Gemengd nieuws. MIHISTER TREUB OP DB VLOOT. Het Volk spreekt van een resolutie van den minis ter van marine, waarbij zon zijn bepaald, dat de eerst daags verschijnende nieuwe derde druk van het werk van mr. M. W. E. Treub, getiteld: „Hoofdstukken uit de geschiedenis der Staathuishoudkunde," aan boord van de groote oorlogsschepen en aan enkele diensten zal worden verstrekt, en dat 500 overdruk ken van de drie laatste hoofdstukken van dit boek, namelijk: „De grondslagen van het Marxisme," „De leer van den klassenstrijd" en „Veranderingen in de j maatschappelijke klassengroepeering" zouden worden aangeschaft om te worden gébruikt b'ij het onderwijs aan het Koninklijke Instituut vo-or de Marine en te worden uitgereikt aan eiken tot officier bevorderd wordenden adelborst of adspirant-adminiistrateur en aan eiken tot adjunct-machinist bevorderd wordenden adspirant-machinist. WEESHUTSQUABSTTE1 TE, EHKHUTZEH; In een der vorige Raadszittingen van Enkhuizen werd met een kleine meerderheid aangenomen, dat voortaan het Gereformeerde Weeshuis onder kerkelijk beheer zou gesteld worden. In de Woensdag gehou den Gemeenteraadsvergadering deelde, meldt het Hbld., de voorzitter mede, dat Oed. Staten dit artikel in het reglement niet hebben goedgekeurd; alle band met het gemeentebestuur mag niet worden verbroken en 'bovendien wijst het verleden dezer stichting niet op een kerkelijk beheer. Tot het tot stand komen merhand van physionomie veranderden, werd het mij wol een beetje akelig te moede. Maar omkeeren wil de ik toch niet weer. Zoo kwam ik dan eindelijk aan het verkoophuis. Ik had mij een groiot gebouw voor gesteld, maar bet was een leegstaande werkplaats in een achterhuis, men moest twee binnenplaatsen over. En in de werkplaats, en overal waar plaats was, was alles opgestapeld als bij! een verhuizing. Hwintig, dertig menschen ongeveer stonden daar tusschea in, een paar walgelijke uitdragers, een paar handwerks lieden, een paar burgervrouwen, een paar leegloopers, een omnibus-koetsier met zijn meisje. Ik schaamde mij vreeselijk. In een donker hoekje achter de piano die openstond alsof er op gespeeld moest worden, stond ik zoo stil als een muisje. Éérst hadden een paar mannen voor aan de tafel (Papa's schrijftafel) naar mij gekeken en met elkaar gefluisterd. Hu begon de verkooping echter en niemand bekommerde zich meer om mij. De eerste toewijzingen volgden. Er was geen animo1 bij. Precies zooals tante Eddy ge zegd bad: de uitdragers hadden een overeenkomst en deden elkaar geen concurrentie aan. Ik had nu noig maar één gedachte; hoe kom ik er ongemerkt weer uit? De zeven pas tot aan de deur vondl ik vreeselijk. Want natuurlijk begrepen allen wie ik was. Plotse ling komt een zwart klein ventje in een vette jas naar mij1 toe. „Dame als u iets van die dingen hebben wilt, een souvenir of zoo iets, zeg het dan maar aan mij, ik zal het wel voor u koopen. U hoeft maar te zeggen zoo en zoo hoog wil ik gaan. U kan het ge rust aan mij overlaten, ik heb verstand van mijn vak. U betaalt mij een kleinigheid voor de moeite, dat is alles. B.v. tien procent, dame. Hu, waarom draait u u om? Daar is tochi niets aan?" Ik moest steeds naar do „Andantei" van Gomansky kijken, die naast de pi ano op een zuil stond. Als ik den moed gehad had tot den man te zeggen: „koop dat voor mijl" Maar ik kon mijn mond niet open doen. De man bleef aan dringen. Ik geloof dat hij eindelijk tot vijf procent afsloeg. Was het toeval! of kon hij de richting van mijn oogen volgen; op eens vroeg hij, of ik „het standbeeld" hebben wou. Het „standbeeld!" zei hij, hij. meende het marmeren beeld. Het was voor drie honderd mark ingezet. Maar er kon meer geboden worden. Mocht hij tot vierhonderd mark gaan? Ik stond met de handen tegen de borst gedrukt. Het bankpapier in het lederen taschje van Haunsheinz knetterde tegen den rand van mijn corset. Vier bank biljetten. Heen, op zooveel bad ik niet gerekend. Ik wist immers niet hoeveel geld ik in Hamburg noodig zou hebben. En nu kwamen twee mannen van de ver- kooptafel nader en praatten over het beeld. Zoo iets was niet in den handel. „Het beste van den heelen rommel 1" Ik had het wel willen uitschreeuwen, het was of ik een zweepslag kreeg en toen vatte ik eensklaps moed om weg te loopen. Den man voorbij, als een dievegge, de deur uit 1 ik gaf mij den tijd niet de deur dicht te doen ze viel kletterend in het slot en een mannestem riep mij dreigend iets ach terna Ik liep de Schönhauserstraat af, en aan de Schönhauserpoort nam ik de tram.Daarmee reed ik de halve stad om tot aan de Hallerpoort, daar ik geen* andere lijn kende. Ik had geen zelfbeheer- sching genoeg één enkele vraag te doen zonder te schreien. Ik kwam pas om half zeven bij den kanton rechter en zijn vrouw. Ze schrikten heiden toen ze hoorden van dien nutteloozen tocht, brachten mij on der het oog aan welke afschuwelijke gevaren ik ont snapt was, maar ik hoorde niet wat ze zeiden, ik hoorde steeds het eentonige roepen van den vendu meester, de matte, heesche stemmen der onverschilli ge bieders en daar tussohen in het opdringerig fluisteren van den krommen, zwarten, vuilen, klei nen uitdrager.Een dieper vernedering heeft ze ker nog geen onzer ondervonden, lieve Ati! Ik zal dat nooit, nooit, nooit te hoven komen, dacht ik dien avond. Toen ik den .volgenden dag in Hamburg mijn reisbiljet in ontvangst nam zonder iets van mijn reisgeld te moeten afgeven, heb ik vreeselijk verdriet gehad. Had ik die vier armzalige bankbiljetten toch maar uitgegeven 1 Hu verdeel ik ze onder jullie, dan kan ieder er een lievelingswensch mee vervullen. Dan woerdt het geld ten minste goed besteed. Maar dat wij dat prachtige beeld nooit, nooit meer zienzullen en ook moedertjes salon niet en 't mooie kleed tusschen de piano en het kaatje ou al bet andere dat wij zoo lief hadden gekregen ach! dat doet mij innig veel verdriet 1" Hier moest Haunsheinz zoo snikken, dat Börnes hem onder de tafel met de punt van zijn laars een flinke trap tegen zijn scheenbeen toediende. „Wat is ze tocb overdreven gevoelig, die goede Gwendoline", zei tante Edidy ontstemd. Zij hoorde telkens een deur gaan en was bang dat baar dienst meisje ergens stond) te luisteren. Als er nog meer dergelijke mededeelingen te wachten waren, wais het beter op te houden met de lectuur. Haunsheinz wou dat ook liever. De peperkoeken die nu gepresenteerd werden met de onschuldige roodlewijngrog en waar van hij gewoonlijk een massa eten kon, werden met heimelijke tranen besproeid. Zijn scheenbeen gloeide vreeselijk en de keel werd hem dicbtgesnoerdl door een gevoel van heimwee. Beate had een verloren winter. De uitspraak van den professor uit Berlijn was, dat tante Eddy aan een stofwisselingsziekte leed, die zij slechts door een bijzonder streng dieet kon te boven komen. Hiet al leen het menu, maar ook vrijwel die geheele huishou ding van Rotholz draaide voortaan om tante Eddy's spijsvertering. Aan op reis gaan was voorloopig niet te denken, aan bezoeken evenmin. Beate moest zich als ziekenverpleegster nuttig maken. Zij deed dit zoo onhandig, dat tante Eddy, die in den loop van haar chronische ziekte veel verloren had van haar tempe ramentvolle frischheid en haar jolige beminnelijk heid, haar eindelijk eens flink die les las. Het was de avond, dat in het Witte Baleis in Berlijn het eerste hofbal plaats had. Tante lag reeds te bed; Beate moest haar voorlezen uit de Gedenkschriften van kei zerin Katharina, die pas uitgekomen waren. Zij was weggegaan om het boek te zoeken. Het was weer eens verlegd. Dat wil zeggen: zijl wilde het niet vin den, omdat zij' zoo'n hekel aan voorlezen had. Toen zij het na een half uur nog altijd niet gevonden had, zond! de gravin haar het dienstmeisje na. (Wcwêt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1