DE JONG'S
Schaakrubriek.
VOGELWERELD-
CHOCOLADE
Btf elke tablet 5 "\fogelkaapten
Met keeren der jaren.
Sunlightzeep is de alombekende,
de beroemdste zeep en daarom heeft
iedere verstandige vrouw in de
laatste vijfentwintig jaren zich van
Sunlightzeep bediend.
Zij wordt algemeen gewaardeerd
om hare voortreffelijke hoedanighe
den en wij garandeeren dat de
kwaliteit steeds even voortreffelijk
zal blijven niettegenstaande de
enorme stijging in den prijs der
grondstoffen
waarvan ge
maakt wordt
de echte
STADSNIEUWS.
Ingezonden stokken.
OJSnS' B.AATXHUIS.
ts J l
8
f
1
abcdefgh
Wit (10.)
Mat in 2 zetten.
Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht
aan het bureau van dit blad.
Oplossing probleem 429
Tfó enz.
Goede oplossingen ontvingen we van de heeren
P. J. Boom te Alkmaar, 0. van Dort te Leusden,
J. Deuzeman te Frederiksoord mr. Ch. Enschedé, te
Haarlem; Le Comtete's-Gravenhage,enH.Weenink
te Amsterdam.
Ingezonden mededeeiingen.
I* Ü87
De Dood trad toe, en sloeg met de zeis en weende,
terwijl hiji sloeg.
Dood lag Harm Klein Breukink. Doch. toen ze hem
vonden bij de twee iepen, waa er een gelukkige glim
lach om zijn lippen.
REiOHTB ANK-H A BITUéS.
Er is in dezen tijd van slecht bezoehte vergaderin
gen en bijeenkomsten één plaats, waar het nooit aan
belangstelling ontbreekt. Dat is die rechtzaal.
Daar trekken iedere week trouwe en minder trouwe
bezoekers heen. We zullen ons thans niet verdiepen
in de eieleroexselen, welke hen 'drijven naar Themis'
tpmpel, ook niet stilstaan bijl de wel eens opgeworpen
vraag, of het zonder beperking tot die rechtzaal toe
laten, van het publiek al of sief gewenseht is, maar
willen eens constateeren, dat de geregelde bezoeker,
de habitué, een bijzonder mensohi is. Het beste plaats
je is steeds voor hem. Wanneer de zaal geopend
wordt, richt hij met zekerheid, als iemand, die thuis
is, precies weet waar hij wezen moet, zijn schreden
naar z ij n plaats. Op de leuning vaa het afsluithek
der publieke tribune rust hij, liefst op beide onder
armen graag zou hiji zijn ellebogen er op planten
en het hoofd in de handen laten rustea, doohi dat is
een verboden standi
Een onverbiddelijk rijksveldwachter heeft wel aan
de deur met klem „tabak en sigaren wegi" bevolen en;
niemand heeft nagelaten onmiddellijk aan dit gebod
gevolg te geven, maar vóór de getogade heeren in
hun groen gestoffeerde stoelen hebben plaats geno
men, heeft de vaste bezoeker, die weet wat het lijden
kan, met heimelijk gebaar de hand van den broekzak;
naar den mond gebracht. Verboden.... pruimpjes
smaken 't zoetst.
't Is voor uit de omgeving naar de stad gekomen
renteniers en voor burgermannetjes met een pensi
oentje zoo'n echte uitgaansdag, die in het aLeurleven
van allen dag een aangename verpoozing brengt, wel
ke men niet nalaat met beide handien aan te grijpen.
De habitué spant zich in om zich geen woord te la-;
ten ontgaan. Ook hier geldt j door inspanning uit
spanning.
Het is een uitspanning, welke zich op verschillen
de wijze op zijn gezicht teekent. De gulste lach, wel
ke opklinkt wanneer daar reden voor is, doch welke
steeds spoedig voor een „stil daar achter" wijken
moet, is van hèm. Wie lacht ia rijk en die ©ogen
blikkelijke rijkdom ia een ding, waar onze vriend
graag mee speelt. Zóó heeft bijl dien „rijkdom" of
hij wordt hem ali weer ontnomen, maar al dra impo
neert de deftige en ernstige stemming daar vóór al
niet meer zoo, of een vroolijk element treedt naar vo
ren, de habitué voelt het wie gaat om te genieten,
wil het vroolijke zien en doorleven en hij' lacht
weer hartelijk, voor een korte wijle en niet te luid,
want de hamer ligt steedia naast den president.
In de rechtzaal ia het als in het leven, een groot
stuk mensehelijk leven spiegelt zich in de behande
ling der rechtzaken af. Licht en schaduw, heldere
vroolijke tintjes en zwarte droeve lijnen. Do duister
nis wint het maar al te vaak van het licht, dikwijls is
het geheel donker. Ook dan kent da habitué oogen-
blikken, die hij' niet graag zou missen. Ernstig schudt
hij onophoudelijk het hoofd heen en weer, diep mee
gevoel heeft zich van hem meester gemaakt, niemand
kijkt meewariger dan hij, wanneer een snik tot hem
doordringt van de beklaagdenbank, 't Zijn momen
ten, die psychische aandoeningen wekken en die hij
toch niet graag zich zou laten ontgaan. Ook deze
«ogenblikken hebben voor hem foeteekenis, hij' door
leeft ze graag, ze doen hem óók goed, van ©enige sen
satie is hij niet afkeerig. Dan moest hij immers ook
niet zijn in de rechtzaal-cinema, welker programma
gewoonlijk meer dramatische dan komische „films
telt. E'n de eerstgenoemde zijn als in de werkelijke
cinema de langste.
De habitué is een beetje wetskenner. Wèl zou men
bij hem niet moeten komen voor een juiste kwalifica
tie der strafbare feiten, wegwijs in het wetboek van
strafrecht is hij geenszins, maar bij intuitie voelt hij
den ernst, waarmee „de heeTen" tegen het gepleegde
feit zullen aankijken en heeft hij meer dan da occa
sioneels bezoekers oog op den strafmaat.
Komt de officier van justitie met ©en hoogen
eisch, dan rolt zachtkens „brrr" van de lippen van
den habitué en hangt hij even voorover, om een veei-
beteekenenden blik met één zijner rechtbankvneuden
te wisselen. Is de eisch clement, dan geeft een in
stemmend knikje beslist uiting aan hetgeen er in
hem omgaat.
Dat hij niet praten mag, is iets wat hem verre van
gemakkelijk valt, hiji voelt zich als in een harnas, de
meedeelzame in zijn gedwongen zwijgen. Zwijgen,
wanneer een getuige om da waarheid heen draait en
dit blijft doen trots de tot hem gerichte waarschu
wingen en ook ingeval hem de Levieten worden gele
zen, wanneer blijkbaar met te bewijzen onwil, om met
de waarheid voor den dag te komen, in het spel is I
Dan beseft hij beter dan de getuige, dat er zeer hoog
spel woidt gespeeld en gaarne zou hij' hem toe
schreeuwen de wijze woorden vnn vader Oats; Beter
ia 't terug gegaem, Als een qnaeden sprongh gedaen.
Want hij is goedhartig, de habitué. Een beklaagde
moet- iets zeer gruwelijks hebben bedreven, wanneer
- hij hem een flinken „duw" wenscht. Hij meent vaak
dat een lageren eisch gesteld had kunnen worden,
1 vooral wanneer een beklaagde zich op de zitting 000
gedwee toont alls een sehiaap, óver loopt van berouw.
Dat laat nooit na indruk op hèm te maken. Met de
rechters is dat wel eens anders, ze kunnen beter on
derscheiden ofde schapevacht een wolfshuid
verbergt. Al te meevoelend door een oogenblikkelijk
verschijnsel mogen zij niet zijn.
Da habitué op de tribune is dat in boogie mata Eh
omdat die ©ogenblikken van meegevoel ook dikwijls
staan naast de andere, welke hiji zoo graag meemaakt,
gaat hij iedere week weer naar de rechtzaal.
WaaT hij als staatsburger mag komen.
Met krachtens een onbeschreven wet, welke hij
niet angstvalliger zou kunnen nastreven dan de
strengste wet van Perzen en [Mieden, 'doch gébruik
makend van het recht hem biji art. 161 van die Grond
wet gewaarborgdfl
In het'nummer van de Alkmaarsche Courant van
den 23en, deelt de Bedactie mede, dat ondank» het
slechte weder velen gebruik hebben gemaakt van de
aangeboden gelegenheid om ons Baadhuis te kunnen
gaan zien en wordt door haar den wensch uitgespro
ken, dat alsnog B. en W. die gelegenheid niet tot deze
eene maal zullen beperken.
Van harte ondersteun ik dien wenBch en ik meen
goed te doen dit hier openlijk uit te spreken en dan
wil ik U, geachte Bedactie, welke miji op den voor
avond van den dag, waarop de beslissing zou vallen of
Alkmaar een zijner waardig Baadhuis zou krijgen of
niet, de gelegenheid gaf om een pleidooi te houden
voor een verbouw en restauratie welke afdoende zou
de zijn, verzoeken mij. nogmaals eenige plaatsruimte
te willen afstaan, om naar aanleiding van de verkre
gen resultaten eenige beschouwingen aan ons Baad
huis te wijden.
Ik wil dan beginnen mede te deeletn, dat naar ik
verneem ongeveer 2000 personen gebruik hebben ge
maakt van de gelegenheid om ons Baadhuis te gaan
zien en (Mirksen teilen niet mede)i men algemeen
vol bewondering was voor de schoonheid, welke men
mocht aanschouwen.
Dit nu acht ik een gelukkig verschijnsel en daar
moet het heen; wij moeten de bewondering voor de
i schoonheid van ons Baadhuis wakker roepen, dan
komt de liefde er voor van zelf.
Alkmaar moet zijn Baadhuis leeren liefhebben, dit
is de eerste voorwaarde om verder door te kunnen
gaan op den weg, dien wijl nu, gelukkig, hebben inge
slagen.
Want wij moeten het niet vergeten, hoe mooi ons
Baadhuis nu al reeds te, wij zijn pas aan het einde
■der eerste periode dar restauratie, welke, zij' het ook
in later toekomst, haar bekroning moet vinden, wat
het inwendig betreft in de polychromie van trappen-
huis, gangen en zalen, wat het uitwendig betreft in
de restauratie van den voorgevel, wanneer de pseudo-
gothieke, ijzeren toren zal' hebben plaats gemaakt
voor den sierlijken, ouden raadhuistoren, zooals wij
die kennen van oude teakeningen en gravuren en van
het ontwerp van de heeren architecten, Looman en
Stuyt.
Alkmaar moet zijn Baadhuis liefhebhen, maar hoe
kon dat zooals het vroeger was? O, ik kan mij1 zoo
goed indenken, dat er velen waren, die niets voor de
restauratie vodden; wie kende da behoefte aan een
goed Baadhuis; wie begreep dat het leven eener stad
van daar moest uitgaan; wie vermoedde dat in dat
sombere, kille gebouw de polsslag van dat leven
sloeg? Alkmaar kende zijn Baadhuis niet. Wanneer
men de vestibule inkwam, sloot de witgeschuurde
trap, symbool van kilheid en narigheid, ieder inzicht
in het leven van het Baadhuis af. Men kwam onmid
dellijk voor de deur van de lage, trieste secretarie,
waar men wat beambten opeen gehoopt zag zitten,
waar geen ideetje aan intensief leven werd opgemerkt
en als men dan die deur weer verliet, dan atond men
meteen weer op straat.
Kwam men van ter zijde, door de vestibule, achter
.die alles keerende trap om, in de gang, dan maakte
''een gevoel van beklemming zich van u meester.
Vocht en duisternis, en duisternis en vocht en anders
niets.
Hullebroeck'a „Bietebauw zonder lip of zonder
tand" had bij gebrek aan bergen, hier geen bietebau-
weriger woning kunnen zoeken.
01 de duisternis van die gang; wat heeft zij mij
dikwijls doen denken aan het liedje van „Bidder
Koenraad" dat wij1 op school zongen en waarvan een
dar leerlingen de onsterfelijke dichter wasi
„Wilt n des avond» niet begeven.
In deez' duistere nare gang";
Men ziet de spoken duidelijk zweven,
't Gezicht alleen maakt u reeds bang.
Bidder Koenraad, die niet vreest,
Is er eenmaal in, geweest."
Wanneer men boven kwam, werd) hef er helaas niet
beter op. De Burgemeester's kamer, gemeubileerd
als een pronkkamer van een burger-rentenier, gold al
mede als een der mooiste vertrekken.
De „kariatiden", die de mooie scbouw in de polder-
kamer steunen, staroogden naar den scheeven vloer
en het historische tafelkleed en.,., bloosden. De
raadzaal met zijn rood papiertje, dat aan beschaamde
kaken deed denken, was onze trotsch en als men op
leelijkheid trotsch mag zijn, dan waren wij' het met
rede.
De eenig dragelijke zalen waren de Burgemeester-
en Wethouderskamer en de zoogenaamde „Prinsen-
zaal," de laatste met zijn stuc-plafond, dat in zijn
kleur de glorie van Nederland verkondigde i „Van
Houten's Cacao is de beste; goedkoopste en voordee-
ligste in het gebruik".
De bodenkamer met zijn witte muren en uitdra
gers-meubilair was de antichambre voor de bezoekers
van den Burgemeester en deed! in niets onder voor de
meest troostelooze wachtkamer in een oude kazerne.
Eestte het 'Charter, een pakhuis, waar, schijnbaar
aan alle ziekten lijdende Staatscouranten (ik spreek
alleen van het uiterlijke en blijf vol eerbied voor de
.gesteriliseerde wijsheid van dien inhoud)1 op slordige
stellingen hot en haar tegen elkander geleund ston
den, als driekwart aangeschoten pinksterhl'ommen in
het cachot. Zoo was1 het beeld van Al'kmaaris Baad
huis en geen wonder dat men het niet liefhad' en men
niet kon begrijpen, dat het de moeite waard was,
daaraan zooveel geld te besteden.
Maar nu? nu vraag ilk aan ieder, die het hernieuw
de Baadhuis zag, was het wonder dat het publiek bij
zijn bezoek opgetogen was en dat er velen waren, die
nog wel eens graag terug wilden komen en zeiden
dan de vrouw te zullen meenemen?
Treedt men nu ons Baadhuis binnen, dan ziet men
onmiddellijk, dat daar wordt geleefd, dat daar wordt
gewerkt.
De mooie bogen rang, die met zijne belichting van
uit het trappenhuis, of van de zijde van de gang bij
de secretarie, herinneringen wakker roept aan een in-
terieurtje van „Vermeer" of „de Hoogh", noodt van
zelf tot binnen komen. En als men dan de lnchte,
ruime, klare en toch zeker niet weelderig ingerichte
secretarie binnenkomt, wie zal dan nog beweren, dat
die werkruimte niet noodig is en dat de heeren het
wel weer met de vroegere, sombere, nooit door de zon
beschenen kleine vertrekken konden 'doen?
En als men tegenover de secretarie de knuss© werk
kamer van den secretaris binnengaat, kan men dan
zeggen, dat daar overdreven weelde heerscht? zeker
niet; alleen zal men zeggen, dat het mooi is en mooi
behoort zulk een vertrek te zijn.
Tegenover de secretarie ia de opgang van de monu
mentale trap en alweder vraag ik, wie zou haar wil
len ruilen voor de oude, witgeschuurde, die als een
norsehe oude, ongevoelige feeks den toegang tot het
geheele Baadhuis afsloot?
Ik heb, bijna van dag tof dag, den geheelen her
houw van ons Baadhuis medegemaakt; ik heb de
somberheid zien vlieden en het licht en de blijdschap
zien komen en ik heb mij; verheugd dat het pleit zóó
beslecht la geworden, wat ik altijd beschouwd heb en
zal blijven beschouwen als winst voor de stad.
En toen wij in de nieuwe hernieuwde; in gulden
schoonheid pralende Baadzaal, ter gelegenheid van
de semi-plechtige opening het wel niet in alle opzich
ten met elkander eens waren, heeft het mij toch goed
gedaan, dat wij. toch blij met elkander waren in het
bezit van deze voorname, schitterendi-moode Baad
zaal, waar Alkmaar op waardige -wijze nu, wie ook
kan ontvangen en ik dacht, zooals ik reeds meerma
len gedacht had, of, in betrekking tot bet voormalige
Baadhuis, niet toepasselijk te, wat in Dickens's „Lit
tle Nell" de oude schoolmeester ongeveer zegt, ter
gelegenheid van den dood der Heldin: „Als iemand
onzer door een wensch uit te spreken, haar het leven
kon wedergeven, wie zou dien wensch durven uiten?"
Als men uit de gulden schoonheid van de Baad-
zaal, door de deftig-burgerlijke hal in de voomaam-
deftige polderkamer komt, wie raakt dan niet onder
den indruk van de rustige intimiteit van dat echt
Holland'Sehe vertrek en zou het weer willen ruilen te
gen de Polderkamer in decadence? Ik denk wel van
weinigen, eer dat velen zich zullen verhengen, dat
wij nu eens eerst een echte Trouw-zaal eerste klasse
zijn rijk geworden. En onze vrienden, de kariatiden,
die tot dusverre in droefheid hun last torsten, zij
staaroo'gen nog immer, maar iemand die goed kijkt,
ziet nu dat er een glinstering van blijdschap in hun
ne oogen ligt. Van uit de deftige trouwkamer kan
men langs de mooie, wel verlichte gang de Burge
meesterskamer gaan bezichtigen en 't moet tochdunkt
mij wel een verstokte egoïst zijn, die het betreurt dat
het Hoofd der gemeente nu een zijns amiht waardige
kamer heeft, alleen omdat daardoor zijn belastingbil
jet een ietsje hooger te gestegen. Indien zoo iemand
Eingelseh verstaat, hij1 koope Buskin: „The seven
lamps of architecture" en leze het hoofdstuk over
„The lamp of Sacrifice".
Van Burgemeesterskamer naar de kamer van B. en
W., „ce nest qu'un pa®",; 'tis maar een paar schre
den. Deze kamer, welke voorheen door de nachtmer-
rie-achtige gaskroon werd ontsierd, is nu door het
aanbrengen eener kristallen kroon meer tot haar
recht gekomen. Hier heeft de atijf-dJeftige regula
teur uit de oude Baadzaal, welke ik wel een medita
tieve klok zou willen noemen, een harer waardige
plaats gevonden; plechtig, bijna onhoorbaar, tikt de
slinger en het is alsof die klok in haar groote solem
niteit B. en W. er aan herinneren wil, dtat alles punc
tueel en accuraat moet gaan en dat alles op zijn tijd
moet komen. Het kittige, kleine friesche klokje, dat
voorheen in die groote ruimte, eigenlijk „out of pla
ce" was, vinden wij nu, deze kamer verlatend, op de
gang en het tikt d'aar zijn liedje van tik-tak-tik en 't
schijnt of zijn slinger llustiger dan ooit langs die
witte muur slingert als danste zijl daar haar pledzier
uit, omdat alles om haar heen er zoo jentig en leutig
uitziet en het kijkt, als lachend over de balustrade
heen van de statietrap, waarlangs het piet alleen
Burgemeester en Wethouders, beambten, boden en
bezoekers ziet op- en afgaan, maar ook blijde huwe-
lijksparen met hun stoet vaa plechtige familieleden
in 't glacé.
Schuin over dat lustige klokje bevindt zich nu de
huiselijke Bodenkamer, een waardig verblijf voor
mannen met gekleed© jassen, die eene niet onbelang
rijke rol spelen in het gemeentelijk leven, een verblijf
nu al reeds aan velen bekend en alweer vraag ik, zou
er iemand zijn, die onze goede Boden weer terug zou
wenschen naar de oud© rommelkamer, waar het er uit
zag, alsof wij alle dagen moesten verhuizen?
Ook de weg naar het oude Charter te nu reeds wel
aan de Burgerij bekend, omdat wij daar, gedurende de
restauratie van de oude Baadzaal raadsvergaderden.
Als men nu die ruime zaal ziet, die eene uitstekende
gelegenheid biedt voor grootere vergaderingen en die
oorspronkelijk niet in het restauratieplan was opge
nomen, dan mag men wel denken aan eene uitdruk
king in een van Shakespeare's treurspelen: „111 blows
the wind that profits nobody", waf vrij; vertaald
luidt, dat bef al een heele slechte wind moet zijn,
waarvan niemand! profijt trekt. Want toen de tegen
spoed kwam, waarbij' bleek, dat heit oude stadhuis nog
slechter was, dan. men met mogelijkheid had kunnen
denken, kregen wij als winst, dat de secretaris een
prachtig plafond kreeg, instede van het cacao-num-
mer dat ik boven al c0mmamoreerde en bovendien
kregen wij nog op den koop toe, voor de rommelka
mer welke „Charter" heette, deze goede zaal, zo o als
wij elders het mooie plafond kregen in de vestibule
en de verbetering in de kantoren van den ontvanger.
De sombere verblijven, waar onze vriendelijke belas
tinggaarder huisvestte, zijn nu veranderd in vriende
lijke lokalen, waarin het belastingbetalen bijna een
vreugde wordt.
En als een verder gevolg van al die verbeteringen,
zijn de zieke Staatscouranten verhuisd naar de hoo-
ge, luchtige zolder, waar zij' waardig rij aan rij! ge
schaard staan, als zelfbewuste bewaarders van Neder-
landsch intellect en welsprekendheid!; en door friis-
sche dakramen zijn de microben en miasmen de blau
we lucht ingevlogen en d© gesteriliseerde wijsheid
gtaat kalm drie hoog en alleen zij. die 't hoog noodig
hebben gaan er zich aan vergasten.
Wanneer men nu de 'Statietrap afgaat en halver
wege de leeszaal binnen gaat, dan herkent niemand
in d'at rustige vertrek de wanhopig-droeve Bodenka-
mer van weleer. Daar kan de Vroedschap rustig de
vrucht der studie en werkzaamheid van het Gemeen
tebestuur verwerken; naar wij hopen tot heil der
Burgerij.
Wanneer ik nu nog even die aandacht vraag voor de
flinke, eenvoudige vertrekken bestemd voor de Wet
houders, dan weet ik, dlat men ten slotte vrijwel alge
meen zal erkennen, dat et» goed werk te gedaan en dat
in dit geval lapwerk uit den booze zou zijn geweest.
En daarom hoop ik, dat er nog velen, zeer velen ons
Baadhuis zullen gaan zien en het ziende, zullen zeg
gen: „het is goed gedaan". En dan zie ik ook met
vertrouwen de toekomst tegemoet, in de overtuiging,
dat wat goed' begonnen is, ook eenmaal goed zal ein
digen. Natuurlijk, wat het zwaarste is, moet het
zwaarste wegen, maar.wijl mogen toch verwachten,
dat eenmaal onze walmuren zullen zijn uitgezakt en
dat_ als de belangrijke werken aan de Kanaalkade vol
tooid zullen zijn, het zal blijken, dat dit de aigemeene
welvaart ten goede is gekomen. Wanneer onze mooie,
groote kaasmarkt dra een goede aansluiting krijgt
aan den grooten weg, dan vertrouwen wijl dat de
markt zich nog meer zal uitbreiden en dat de uitga
ven daarvoor gedaan, Alkmaar ten zege zullen zijn
en ons zal veroorloven weer een schrede verder te
gaan met de afwerking van ons Baadhuis.
Wij mogen dan ook wel rekenen op steun van Bo-
geeringswege, zooals dat elders geschiedt, want het
„kunst is geen regeeringszaalk" behoort, God! lof,
reeds lang tot den onvolmaakt verleden tijd."
Ook acht ik het niet onmogelijk, dat als Alkmaar
zijn „eerste 'gebouw" leert liefhebhen, dat men dan
bij gedenkdagen of andere feestelijkheden de feest
gave der burgers zal willen besteden om iets blijvends
te krijgen voor het Baadhuis, in plaats van het geld
in een of twee dagen op te fuiven en geloof-hechtend
aan de waarde en de waarheid van onze goede Hol-
lands'che spreekwoorden, durf ik ook denken aan het
mooie spreekwoord1: „Goed voorgaan, doet goed vol
gen"; „Sapienti sat". En dan kan ik mij voorstellen,
dat een of ander rijk-gezegend en welwillend burger
zijn stad bedenkt met een geschenk, zooals dat ook
elders geschiedt; dat aan die uiting van burgerdeugd
niet gedacht werd toen de droefheid in het Baadhuis
haar somber verblijf had opgeslagen, wie zal er zich
over verhazen?
En nu, terwijl ik alles waf ik in mijn blijdschap
over het bezit van ons mooie Baadhuis schreef, nog
eens overlees; moet ik eerlijk zeggen, dat er wel iets
meer voior noodig is dan „eenige plaatsruimte", maar
ik vertrouw, dat dat meerdere mij ook niet zal wor
den geweigerd, omdat, U geachte Bedactie, met mij
voelt voor d© waarde van ons mooie Baadhuis en er
de sympathie voor wilt bevorderen.
Op de fraaie schouw in de gerestaureerde Baadzaal
lezen wij in zangrijke verzen, dat „Alcmaer" wijd
„vermaard" is en dlat die stad floreert. Met trots
mochten wij die verzen, ruim drie eeuwen geleden ge
schreven, tot de onze maken en met vertrouwen de
toekomst tegemoet ziende, hopen wij, dat Alkmaar
zal blijven „floreeren" en zijne „vermaertheid" zal
behouden. Moge dan in die „vermaerde" stad ons
„vermaerd" Baadhuis de vreugde en de trots zijn der
Burgerij.
Alkmaar, 27 Februari.
G. Th. M. VAN DEN BOSCH.
Ingezonden Mededeeiingen.
433.
A. BOLUS.
Zwart (10).
8
7
5
In het leven der vrouw is het keeren der jaren
een tijdperk van veel zorg en ziekte. Het openbaart
zich door pijn in den rug, hoofdpijn, duizeligheid,
gevoel van slaperigheid na den maaltijd, opstijgin
gen van het bloed, benauwdheden, een gevoel van
zwaarte in den onderbuik, in het kort door de ver
schijnselen, die gepaard gaan aan een slechte wer
king der nieren. Want de| onzuiverheden die vroeger
op geregelde tijden werden verwijderd, blijven voor
taan gedeeltelijk in het lichaam achter en kunnen
niet worden afgevoerd, wanneer de nieren niet vol
doende kracht hebben om het bloed voortdurend te
filtreeren.
Het is daarom, dat het vooral in dit tijdperk nood
zakelijk is Foster's Rugpijn Nieren Pillen te gebrui
ken, die de nieren opwekken en herstellen, en naar
geschikt maken tot haar belangrijke taak, waardoor
de gezondheid van het geheele organisme verzekerd
Te Alkmaar verkrijgb. bij de hh.
Nierop en Slothouber, Langestr. 88.
Toezending geschiedt fr. na ontv.
v. postwissel b. f 1,75 voor één, of
f J o.voor zes doozen. Eischt de
echte Foster's Rugpijn Nierenpillen,
weigert elke doos, die niet voorzien
is van nevenstaand handelsmerk,
tEQEPONEERtt
ZEEP 1