DE JONG'S Schaakrubriek. VOGELWERELD- CHOCOLADE Btf elke tablet 5 "\fogelkaapten Met keeren der jaren. Sunlightzeep is de alombekende, de beroemdste zeep en daarom heeft iedere verstandige vrouw in de laatste vijfentwintig jaren zich van Sunlightzeep bediend. Zij wordt algemeen gewaardeerd om hare voortreffelijke hoedanighe den en wij garandeeren dat de kwaliteit steeds even voortreffelijk zal blijven niettegenstaande de enorme stijging in den prijs der grondstoffen waarvan ge maakt wordt de echte STADSNIEUWS. Ingezonden stokken. OJSnS' B.AATXHUIS. ts J l 8 f 1 abcdefgh Wit (10.) Mat in 2 zetten. Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan het bureau van dit blad. Oplossing probleem 429 Tfó enz. Goede oplossingen ontvingen we van de heeren P. J. Boom te Alkmaar, 0. van Dort te Leusden, J. Deuzeman te Frederiksoord mr. Ch. Enschedé, te Haarlem; Le Comtete's-Gravenhage,enH.Weenink te Amsterdam. Ingezonden mededeeiingen. I* Ü87 De Dood trad toe, en sloeg met de zeis en weende, terwijl hiji sloeg. Dood lag Harm Klein Breukink. Doch. toen ze hem vonden bij de twee iepen, waa er een gelukkige glim lach om zijn lippen. REiOHTB ANK-H A BITUéS. Er is in dezen tijd van slecht bezoehte vergaderin gen en bijeenkomsten één plaats, waar het nooit aan belangstelling ontbreekt. Dat is die rechtzaal. Daar trekken iedere week trouwe en minder trouwe bezoekers heen. We zullen ons thans niet verdiepen in de eieleroexselen, welke hen 'drijven naar Themis' tpmpel, ook niet stilstaan bijl de wel eens opgeworpen vraag, of het zonder beperking tot die rechtzaal toe laten, van het publiek al of sief gewenseht is, maar willen eens constateeren, dat de geregelde bezoeker, de habitué, een bijzonder mensohi is. Het beste plaats je is steeds voor hem. Wanneer de zaal geopend wordt, richt hij met zekerheid, als iemand, die thuis is, precies weet waar hij wezen moet, zijn schreden naar z ij n plaats. Op de leuning vaa het afsluithek der publieke tribune rust hij, liefst op beide onder armen graag zou hiji zijn ellebogen er op planten en het hoofd in de handen laten rustea, doohi dat is een verboden standi Een onverbiddelijk rijksveldwachter heeft wel aan de deur met klem „tabak en sigaren wegi" bevolen en; niemand heeft nagelaten onmiddellijk aan dit gebod gevolg te geven, maar vóór de getogade heeren in hun groen gestoffeerde stoelen hebben plaats geno men, heeft de vaste bezoeker, die weet wat het lijden kan, met heimelijk gebaar de hand van den broekzak; naar den mond gebracht. Verboden.... pruimpjes smaken 't zoetst. 't Is voor uit de omgeving naar de stad gekomen renteniers en voor burgermannetjes met een pensi oentje zoo'n echte uitgaansdag, die in het aLeurleven van allen dag een aangename verpoozing brengt, wel ke men niet nalaat met beide handien aan te grijpen. De habitué spant zich in om zich geen woord te la-; ten ontgaan. Ook hier geldt j door inspanning uit spanning. Het is een uitspanning, welke zich op verschillen de wijze op zijn gezicht teekent. De gulste lach, wel ke opklinkt wanneer daar reden voor is, doch welke steeds spoedig voor een „stil daar achter" wijken moet, is van hèm. Wie lacht ia rijk en die ©ogen blikkelijke rijkdom ia een ding, waar onze vriend graag mee speelt. Zóó heeft bijl dien „rijkdom" of hij wordt hem ali weer ontnomen, maar al dra impo neert de deftige en ernstige stemming daar vóór al niet meer zoo, of een vroolijk element treedt naar vo ren, de habitué voelt het wie gaat om te genieten, wil het vroolijke zien en doorleven en hij' lacht weer hartelijk, voor een korte wijle en niet te luid, want de hamer ligt steedia naast den president. In de rechtzaal ia het als in het leven, een groot stuk mensehelijk leven spiegelt zich in de behande ling der rechtzaken af. Licht en schaduw, heldere vroolijke tintjes en zwarte droeve lijnen. Do duister nis wint het maar al te vaak van het licht, dikwijls is het geheel donker. Ook dan kent da habitué oogen- blikken, die hij' niet graag zou missen. Ernstig schudt hij onophoudelijk het hoofd heen en weer, diep mee gevoel heeft zich van hem meester gemaakt, niemand kijkt meewariger dan hij, wanneer een snik tot hem doordringt van de beklaagdenbank, 't Zijn momen ten, die psychische aandoeningen wekken en die hij toch niet graag zich zou laten ontgaan. Ook deze «ogenblikken hebben voor hem foeteekenis, hij' door leeft ze graag, ze doen hem óók goed, van ©enige sen satie is hij niet afkeerig. Dan moest hij immers ook niet zijn in de rechtzaal-cinema, welker programma gewoonlijk meer dramatische dan komische „films telt. E'n de eerstgenoemde zijn als in de werkelijke cinema de langste. De habitué is een beetje wetskenner. Wèl zou men bij hem niet moeten komen voor een juiste kwalifica tie der strafbare feiten, wegwijs in het wetboek van strafrecht is hij geenszins, maar bij intuitie voelt hij den ernst, waarmee „de heeTen" tegen het gepleegde feit zullen aankijken en heeft hij meer dan da occa sioneels bezoekers oog op den strafmaat. Komt de officier van justitie met ©en hoogen eisch, dan rolt zachtkens „brrr" van de lippen van den habitué en hangt hij even voorover, om een veei- beteekenenden blik met één zijner rechtbankvneuden te wisselen. Is de eisch clement, dan geeft een in stemmend knikje beslist uiting aan hetgeen er in hem omgaat. Dat hij niet praten mag, is iets wat hem verre van gemakkelijk valt, hiji voelt zich als in een harnas, de meedeelzame in zijn gedwongen zwijgen. Zwijgen, wanneer een getuige om da waarheid heen draait en dit blijft doen trots de tot hem gerichte waarschu wingen en ook ingeval hem de Levieten worden gele zen, wanneer blijkbaar met te bewijzen onwil, om met de waarheid voor den dag te komen, in het spel is I Dan beseft hij beter dan de getuige, dat er zeer hoog spel woidt gespeeld en gaarne zou hij' hem toe schreeuwen de wijze woorden vnn vader Oats; Beter ia 't terug gegaem, Als een qnaeden sprongh gedaen. Want hij is goedhartig, de habitué. Een beklaagde moet- iets zeer gruwelijks hebben bedreven, wanneer - hij hem een flinken „duw" wenscht. Hij meent vaak dat een lageren eisch gesteld had kunnen worden, 1 vooral wanneer een beklaagde zich op de zitting 000 gedwee toont alls een sehiaap, óver loopt van berouw. Dat laat nooit na indruk op hèm te maken. Met de rechters is dat wel eens anders, ze kunnen beter on derscheiden ofde schapevacht een wolfshuid verbergt. Al te meevoelend door een oogenblikkelijk verschijnsel mogen zij niet zijn. Da habitué op de tribune is dat in boogie mata Eh omdat die ©ogenblikken van meegevoel ook dikwijls staan naast de andere, welke hiji zoo graag meemaakt, gaat hij iedere week weer naar de rechtzaal. WaaT hij als staatsburger mag komen. Met krachtens een onbeschreven wet, welke hij niet angstvalliger zou kunnen nastreven dan de strengste wet van Perzen en [Mieden, 'doch gébruik makend van het recht hem biji art. 161 van die Grond wet gewaarborgdfl In het'nummer van de Alkmaarsche Courant van den 23en, deelt de Bedactie mede, dat ondank» het slechte weder velen gebruik hebben gemaakt van de aangeboden gelegenheid om ons Baadhuis te kunnen gaan zien en wordt door haar den wensch uitgespro ken, dat alsnog B. en W. die gelegenheid niet tot deze eene maal zullen beperken. Van harte ondersteun ik dien wenBch en ik meen goed te doen dit hier openlijk uit te spreken en dan wil ik U, geachte Bedactie, welke miji op den voor avond van den dag, waarop de beslissing zou vallen of Alkmaar een zijner waardig Baadhuis zou krijgen of niet, de gelegenheid gaf om een pleidooi te houden voor een verbouw en restauratie welke afdoende zou de zijn, verzoeken mij. nogmaals eenige plaatsruimte te willen afstaan, om naar aanleiding van de verkre gen resultaten eenige beschouwingen aan ons Baad huis te wijden. Ik wil dan beginnen mede te deeletn, dat naar ik verneem ongeveer 2000 personen gebruik hebben ge maakt van de gelegenheid om ons Baadhuis te gaan zien en (Mirksen teilen niet mede)i men algemeen vol bewondering was voor de schoonheid, welke men mocht aanschouwen. Dit nu acht ik een gelukkig verschijnsel en daar moet het heen; wij moeten de bewondering voor de i schoonheid van ons Baadhuis wakker roepen, dan komt de liefde er voor van zelf. Alkmaar moet zijn Baadhuis leeren liefhebben, dit is de eerste voorwaarde om verder door te kunnen gaan op den weg, dien wijl nu, gelukkig, hebben inge slagen. Want wij moeten het niet vergeten, hoe mooi ons Baadhuis nu al reeds te, wij zijn pas aan het einde ■der eerste periode dar restauratie, welke, zij' het ook in later toekomst, haar bekroning moet vinden, wat het inwendig betreft in de polychromie van trappen- huis, gangen en zalen, wat het uitwendig betreft in de restauratie van den voorgevel, wanneer de pseudo- gothieke, ijzeren toren zal' hebben plaats gemaakt voor den sierlijken, ouden raadhuistoren, zooals wij die kennen van oude teakeningen en gravuren en van het ontwerp van de heeren architecten, Looman en Stuyt. Alkmaar moet zijn Baadhuis liefhebhen, maar hoe kon dat zooals het vroeger was? O, ik kan mij1 zoo goed indenken, dat er velen waren, die niets voor de restauratie vodden; wie kende da behoefte aan een goed Baadhuis; wie begreep dat het leven eener stad van daar moest uitgaan; wie vermoedde dat in dat sombere, kille gebouw de polsslag van dat leven sloeg? Alkmaar kende zijn Baadhuis niet. Wanneer men de vestibule inkwam, sloot de witgeschuurde trap, symbool van kilheid en narigheid, ieder inzicht in het leven van het Baadhuis af. Men kwam onmid dellijk voor de deur van de lage, trieste secretarie, waar men wat beambten opeen gehoopt zag zitten, waar geen ideetje aan intensief leven werd opgemerkt en als men dan die deur weer verliet, dan atond men meteen weer op straat. Kwam men van ter zijde, door de vestibule, achter .die alles keerende trap om, in de gang, dan maakte ''een gevoel van beklemming zich van u meester. Vocht en duisternis, en duisternis en vocht en anders niets. Hullebroeck'a „Bietebauw zonder lip of zonder tand" had bij gebrek aan bergen, hier geen bietebau- weriger woning kunnen zoeken. 01 de duisternis van die gang; wat heeft zij mij dikwijls doen denken aan het liedje van „Bidder Koenraad" dat wij1 op school zongen en waarvan een dar leerlingen de onsterfelijke dichter wasi „Wilt n des avond» niet begeven. In deez' duistere nare gang"; Men ziet de spoken duidelijk zweven, 't Gezicht alleen maakt u reeds bang. Bidder Koenraad, die niet vreest, Is er eenmaal in, geweest." Wanneer men boven kwam, werd) hef er helaas niet beter op. De Burgemeester's kamer, gemeubileerd als een pronkkamer van een burger-rentenier, gold al mede als een der mooiste vertrekken. De „kariatiden", die de mooie scbouw in de polder- kamer steunen, staroogden naar den scheeven vloer en het historische tafelkleed en.,., bloosden. De raadzaal met zijn rood papiertje, dat aan beschaamde kaken deed denken, was onze trotsch en als men op leelijkheid trotsch mag zijn, dan waren wij' het met rede. De eenig dragelijke zalen waren de Burgemeester- en Wethouderskamer en de zoogenaamde „Prinsen- zaal," de laatste met zijn stuc-plafond, dat in zijn kleur de glorie van Nederland verkondigde i „Van Houten's Cacao is de beste; goedkoopste en voordee- ligste in het gebruik". De bodenkamer met zijn witte muren en uitdra gers-meubilair was de antichambre voor de bezoekers van den Burgemeester en deed! in niets onder voor de meest troostelooze wachtkamer in een oude kazerne. Eestte het 'Charter, een pakhuis, waar, schijnbaar aan alle ziekten lijdende Staatscouranten (ik spreek alleen van het uiterlijke en blijf vol eerbied voor de .gesteriliseerde wijsheid van dien inhoud)1 op slordige stellingen hot en haar tegen elkander geleund ston den, als driekwart aangeschoten pinksterhl'ommen in het cachot. Zoo was1 het beeld van Al'kmaaris Baad huis en geen wonder dat men het niet liefhad' en men niet kon begrijpen, dat het de moeite waard was, daaraan zooveel geld te besteden. Maar nu? nu vraag ilk aan ieder, die het hernieuw de Baadhuis zag, was het wonder dat het publiek bij zijn bezoek opgetogen was en dat er velen waren, die nog wel eens graag terug wilden komen en zeiden dan de vrouw te zullen meenemen? Treedt men nu ons Baadhuis binnen, dan ziet men onmiddellijk, dat daar wordt geleefd, dat daar wordt gewerkt. De mooie bogen rang, die met zijne belichting van uit het trappenhuis, of van de zijde van de gang bij de secretarie, herinneringen wakker roept aan een in- terieurtje van „Vermeer" of „de Hoogh", noodt van zelf tot binnen komen. En als men dan de lnchte, ruime, klare en toch zeker niet weelderig ingerichte secretarie binnenkomt, wie zal dan nog beweren, dat die werkruimte niet noodig is en dat de heeren het wel weer met de vroegere, sombere, nooit door de zon beschenen kleine vertrekken konden 'doen? En als men tegenover de secretarie de knuss© werk kamer van den secretaris binnengaat, kan men dan zeggen, dat daar overdreven weelde heerscht? zeker niet; alleen zal men zeggen, dat het mooi is en mooi behoort zulk een vertrek te zijn. Tegenover de secretarie ia de opgang van de monu mentale trap en alweder vraag ik, wie zou haar wil len ruilen voor de oude, witgeschuurde, die als een norsehe oude, ongevoelige feeks den toegang tot het geheele Baadhuis afsloot? Ik heb, bijna van dag tof dag, den geheelen her houw van ons Baadhuis medegemaakt; ik heb de somberheid zien vlieden en het licht en de blijdschap zien komen en ik heb mij; verheugd dat het pleit zóó beslecht la geworden, wat ik altijd beschouwd heb en zal blijven beschouwen als winst voor de stad. En toen wij in de nieuwe hernieuwde; in gulden schoonheid pralende Baadzaal, ter gelegenheid van de semi-plechtige opening het wel niet in alle opzich ten met elkander eens waren, heeft het mij toch goed gedaan, dat wij. toch blij met elkander waren in het bezit van deze voorname, schitterendi-moode Baad zaal, waar Alkmaar op waardige -wijze nu, wie ook kan ontvangen en ik dacht, zooals ik reeds meerma len gedacht had, of, in betrekking tot bet voormalige Baadhuis, niet toepasselijk te, wat in Dickens's „Lit tle Nell" de oude schoolmeester ongeveer zegt, ter gelegenheid van den dood der Heldin: „Als iemand onzer door een wensch uit te spreken, haar het leven kon wedergeven, wie zou dien wensch durven uiten?" Als men uit de gulden schoonheid van de Baad- zaal, door de deftig-burgerlijke hal in de voomaam- deftige polderkamer komt, wie raakt dan niet onder den indruk van de rustige intimiteit van dat echt Holland'Sehe vertrek en zou het weer willen ruilen te gen de Polderkamer in decadence? Ik denk wel van weinigen, eer dat velen zich zullen verhengen, dat wij nu eens eerst een echte Trouw-zaal eerste klasse zijn rijk geworden. En onze vrienden, de kariatiden, die tot dusverre in droefheid hun last torsten, zij staaroo'gen nog immer, maar iemand die goed kijkt, ziet nu dat er een glinstering van blijdschap in hun ne oogen ligt. Van uit de deftige trouwkamer kan men langs de mooie, wel verlichte gang de Burge meesterskamer gaan bezichtigen en 't moet tochdunkt mij wel een verstokte egoïst zijn, die het betreurt dat het Hoofd der gemeente nu een zijns amiht waardige kamer heeft, alleen omdat daardoor zijn belastingbil jet een ietsje hooger te gestegen. Indien zoo iemand Eingelseh verstaat, hij1 koope Buskin: „The seven lamps of architecture" en leze het hoofdstuk over „The lamp of Sacrifice". Van Burgemeesterskamer naar de kamer van B. en W., „ce nest qu'un pa®",; 'tis maar een paar schre den. Deze kamer, welke voorheen door de nachtmer- rie-achtige gaskroon werd ontsierd, is nu door het aanbrengen eener kristallen kroon meer tot haar recht gekomen. Hier heeft de atijf-dJeftige regula teur uit de oude Baadzaal, welke ik wel een medita tieve klok zou willen noemen, een harer waardige plaats gevonden; plechtig, bijna onhoorbaar, tikt de slinger en het is alsof die klok in haar groote solem niteit B. en W. er aan herinneren wil, dtat alles punc tueel en accuraat moet gaan en dat alles op zijn tijd moet komen. Het kittige, kleine friesche klokje, dat voorheen in die groote ruimte, eigenlijk „out of pla ce" was, vinden wij nu, deze kamer verlatend, op de gang en het tikt d'aar zijn liedje van tik-tak-tik en 't schijnt of zijn slinger llustiger dan ooit langs die witte muur slingert als danste zijl daar haar pledzier uit, omdat alles om haar heen er zoo jentig en leutig uitziet en het kijkt, als lachend over de balustrade heen van de statietrap, waarlangs het piet alleen Burgemeester en Wethouders, beambten, boden en bezoekers ziet op- en afgaan, maar ook blijde huwe- lijksparen met hun stoet vaa plechtige familieleden in 't glacé. Schuin over dat lustige klokje bevindt zich nu de huiselijke Bodenkamer, een waardig verblijf voor mannen met gekleed© jassen, die eene niet onbelang rijke rol spelen in het gemeentelijk leven, een verblijf nu al reeds aan velen bekend en alweer vraag ik, zou er iemand zijn, die onze goede Boden weer terug zou wenschen naar de oud© rommelkamer, waar het er uit zag, alsof wij alle dagen moesten verhuizen? Ook de weg naar het oude Charter te nu reeds wel aan de Burgerij bekend, omdat wij daar, gedurende de restauratie van de oude Baadzaal raadsvergaderden. Als men nu die ruime zaal ziet, die eene uitstekende gelegenheid biedt voor grootere vergaderingen en die oorspronkelijk niet in het restauratieplan was opge nomen, dan mag men wel denken aan eene uitdruk king in een van Shakespeare's treurspelen: „111 blows the wind that profits nobody", waf vrij; vertaald luidt, dat bef al een heele slechte wind moet zijn, waarvan niemand! profijt trekt. Want toen de tegen spoed kwam, waarbij' bleek, dat heit oude stadhuis nog slechter was, dan. men met mogelijkheid had kunnen denken, kregen wij als winst, dat de secretaris een prachtig plafond kreeg, instede van het cacao-num- mer dat ik boven al c0mmamoreerde en bovendien kregen wij nog op den koop toe, voor de rommelka mer welke „Charter" heette, deze goede zaal, zo o als wij elders het mooie plafond kregen in de vestibule en de verbetering in de kantoren van den ontvanger. De sombere verblijven, waar onze vriendelijke belas tinggaarder huisvestte, zijn nu veranderd in vriende lijke lokalen, waarin het belastingbetalen bijna een vreugde wordt. En als een verder gevolg van al die verbeteringen, zijn de zieke Staatscouranten verhuisd naar de hoo- ge, luchtige zolder, waar zij' waardig rij aan rij! ge schaard staan, als zelfbewuste bewaarders van Neder- landsch intellect en welsprekendheid!; en door friis- sche dakramen zijn de microben en miasmen de blau we lucht ingevlogen en d© gesteriliseerde wijsheid gtaat kalm drie hoog en alleen zij. die 't hoog noodig hebben gaan er zich aan vergasten. Wanneer men nu de 'Statietrap afgaat en halver wege de leeszaal binnen gaat, dan herkent niemand in d'at rustige vertrek de wanhopig-droeve Bodenka- mer van weleer. Daar kan de Vroedschap rustig de vrucht der studie en werkzaamheid van het Gemeen tebestuur verwerken; naar wij hopen tot heil der Burgerij. Wanneer ik nu nog even die aandacht vraag voor de flinke, eenvoudige vertrekken bestemd voor de Wet houders, dan weet ik, dlat men ten slotte vrijwel alge meen zal erkennen, dat et» goed werk te gedaan en dat in dit geval lapwerk uit den booze zou zijn geweest. En daarom hoop ik, dat er nog velen, zeer velen ons Baadhuis zullen gaan zien en het ziende, zullen zeg gen: „het is goed gedaan". En dan zie ik ook met vertrouwen de toekomst tegemoet, in de overtuiging, dat wat goed' begonnen is, ook eenmaal goed zal ein digen. Natuurlijk, wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen, maar.wijl mogen toch verwachten, dat eenmaal onze walmuren zullen zijn uitgezakt en dat_ als de belangrijke werken aan de Kanaalkade vol tooid zullen zijn, het zal blijken, dat dit de aigemeene welvaart ten goede is gekomen. Wanneer onze mooie, groote kaasmarkt dra een goede aansluiting krijgt aan den grooten weg, dan vertrouwen wijl dat de markt zich nog meer zal uitbreiden en dat de uitga ven daarvoor gedaan, Alkmaar ten zege zullen zijn en ons zal veroorloven weer een schrede verder te gaan met de afwerking van ons Baadhuis. Wij mogen dan ook wel rekenen op steun van Bo- geeringswege, zooals dat elders geschiedt, want het „kunst is geen regeeringszaalk" behoort, God! lof, reeds lang tot den onvolmaakt verleden tijd." Ook acht ik het niet onmogelijk, dat als Alkmaar zijn „eerste 'gebouw" leert liefhebhen, dat men dan bij gedenkdagen of andere feestelijkheden de feest gave der burgers zal willen besteden om iets blijvends te krijgen voor het Baadhuis, in plaats van het geld in een of twee dagen op te fuiven en geloof-hechtend aan de waarde en de waarheid van onze goede Hol- lands'che spreekwoorden, durf ik ook denken aan het mooie spreekwoord1: „Goed voorgaan, doet goed vol gen"; „Sapienti sat". En dan kan ik mij voorstellen, dat een of ander rijk-gezegend en welwillend burger zijn stad bedenkt met een geschenk, zooals dat ook elders geschiedt; dat aan die uiting van burgerdeugd niet gedacht werd toen de droefheid in het Baadhuis haar somber verblijf had opgeslagen, wie zal er zich over verhazen? En nu, terwijl ik alles waf ik in mijn blijdschap over het bezit van ons mooie Baadhuis schreef, nog eens overlees; moet ik eerlijk zeggen, dat er wel iets meer voior noodig is dan „eenige plaatsruimte", maar ik vertrouw, dat dat meerdere mij ook niet zal wor den geweigerd, omdat, U geachte Bedactie, met mij voelt voor d© waarde van ons mooie Baadhuis en er de sympathie voor wilt bevorderen. Op de fraaie schouw in de gerestaureerde Baadzaal lezen wij in zangrijke verzen, dat „Alcmaer" wijd „vermaard" is en dlat die stad floreert. Met trots mochten wij die verzen, ruim drie eeuwen geleden ge schreven, tot de onze maken en met vertrouwen de toekomst tegemoet ziende, hopen wij, dat Alkmaar zal blijven „floreeren" en zijne „vermaertheid" zal behouden. Moge dan in die „vermaerde" stad ons „vermaerd" Baadhuis de vreugde en de trots zijn der Burgerij. Alkmaar, 27 Februari. G. Th. M. VAN DEN BOSCH. Ingezonden Mededeeiingen. 433. A. BOLUS. Zwart (10). 8 7 5 In het leven der vrouw is het keeren der jaren een tijdperk van veel zorg en ziekte. Het openbaart zich door pijn in den rug, hoofdpijn, duizeligheid, gevoel van slaperigheid na den maaltijd, opstijgin gen van het bloed, benauwdheden, een gevoel van zwaarte in den onderbuik, in het kort door de ver schijnselen, die gepaard gaan aan een slechte wer king der nieren. Want de| onzuiverheden die vroeger op geregelde tijden werden verwijderd, blijven voor taan gedeeltelijk in het lichaam achter en kunnen niet worden afgevoerd, wanneer de nieren niet vol doende kracht hebben om het bloed voortdurend te filtreeren. Het is daarom, dat het vooral in dit tijdperk nood zakelijk is Foster's Rugpijn Nieren Pillen te gebrui ken, die de nieren opwekken en herstellen, en naar geschikt maken tot haar belangrijke taak, waardoor de gezondheid van het geheele organisme verzekerd Te Alkmaar verkrijgb. bij de hh. Nierop en Slothouber, Langestr. 88. Toezending geschiedt fr. na ontv. v. postwissel b. f 1,75 voor één, of f J o.voor zes doozen. Eischt de echte Foster's Rugpijn Nierenpillen, weigert elke doos, die niet voorzien is van nevenstaand handelsmerk, tEQEPONEERtt ZEEP 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 6