DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Raleigh. M. DE WILD, Baterstraat II19, Alkmaar. Honderd en zestiende Jaargang. 1914. WOENSDAG 1 APRIL. Openbare Vergadering Engelsche Brieven. De ongekroonde Koning. Het eenige Rijwiel dateenwigdareed gegarandeerd wordt. $0. 77 FEUILLETON. ten STADHUIZE, op Woensdag, den 1 April 1914, BINNENLAND. Alleen verkrijgbaar ALKMAARSCHE COURANT. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. des avonds half negen. A. PRINS Azn., Voorzitter. Mr. J. VERDAM, Secretaris. KENNISGEVING, liet IIO O PD van het Plaatselijk Bestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad' No. 20) ter kennis der inge zetenen, dat bij hem ingekomen en aan dien ontvanger den- Rijks directe 'belastingen binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven: de kohieren der Personeele belasting No. 6, 16 en 17, voor het dienstjaar 1213 executoir verklaard door den Directeur der directe belastingen in Noordlhol- lamd te Amsterdam- den 28 Maart 1.1. dat ieder verplicht ie zijn aanslag, op den hij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingalat de termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschrif ten kunnen worden ingediend. Alkmaar, den 31 Maart 19141. liet Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, G. REP'PING. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hem ingediende verzoek met bijlagen van de firma SPRUIT HINSE, handelaarster in bouwmateria len aldaar, om vergunning tot het oprichten van eene steenhouwerij op het perceel Kamaalweg, Sectie B, No. 3621. Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden ingediend1 ten raadhui'ze dezer gemeente, mondeling op Dinsdag 14 April e.k., 's vooTmiddags te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie da gen vóór gemelden dlag kan de verzoeker en hij, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen schrifturen ken nis nemen. Alkmaar, 31 Maart 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DO'NATH, Secretaris. Van onzen Londenschen medewerker. Nadruk verboden. o~— „Sein geen geruchten, sein feiten," aldus luidde het zeer duidelijk verzoek, dat de Londenscbe cor respondent van een Oostenrijks-cb. blad van zijn hoofdredacteur kreeg, in verband met den opstand der Engelsche cavalerie in Ierland. Zijn collega's staken de hoofden bij elkaar en kwamen tot de con clusie, dat ze allen „geruchten" hadden geseind', want dat bet resultaat van al' wat er was gebeurd was, dat er niets gebeurde, niettegenstaande de ontzettende herrie die de Ehgelsch'e pers maakte. De feiten wa ren: dat een aantal generaals en officieren ontslag vroegen, doch het niet kregen; dat eeta minister zijn ontslag vroeg, doch het ook niet kreeg; d'at een ver klaring, die geschreven was, wefar werd' ingetrokken en een ministerieele aanschrijving aan het leger werd uitgevaardigd, waarin, volgens den leider dien conser vatieve partij, niets nieuws stond, met andere woor den, dat di't diocument ook onaangeschrevem en onuit- gevaardigd ha'dl kunnen blijven. Resultaat: nihil. In deze omstandigheden schijnt het 't beste zich (Nadruk verboden.) ook maar tot geruchten te hepallen en verder wat te vertellen over de hoofdpersonen in d'i't „pronuncia- miento d'opéra bouffe," en over hen die een, wel iets doch niet veel, minder gewichtige r.ol spelen. In de eerste plaats komt voor zulk een praatje ge neraal Gough (spreek uit „ghoff") in aanmerking met diens broer den kolonel. Brigadier-generaal Hubert die la, Poer Gough is in 31870 geboren, de kolonel, John Eduard, is een jaar jonger. Hun vader was ook generaal, Sir Oha'rles Gough, hun moeder, d!ie nog leeft, is Harietta A. de la Poer, en komt uit Waterford, hetzelfde ma'rkiezaat in Ierland, waar de katholieke lersche leider, John Redmond, zijn goederen heeft. De douairière Gough is een vurige protestantsche en hare zuster, Frances Vincent, die met baron Emly getrouwd is en in Li merick woont, een even vurige „nationalists" of voorstandster van Home Rule, zeifregeering voor Ier land. Zoo groot is de onverdraagzaamheid der ande re partij, d'at Lady Emljy door bare protestantsche buren genegeerd wordt. De Goughs worden genoemd de kranigst© officie ren in da Engelsche cavalerie, dapper en driftig en izoo stijfkoppig, dat, toen ze ais jongens op de ber roemde kostschool te Eton, bij 'WindaoT, waren, men er sprak van de „Gough obstinacy" als een soort fa- miiie-verschijnsel. Hun vader, Sir Charles, heeft in zijn tijd onaan genaamheden gehad met den ouden veldmaarschalk Lord Roberts, die van zijn kant evenwel altijd all'es heeft gedaan om de heide jonge Goughs vooruit te helpen. Zoo iets is voor een jong Ehigelsohman, die officier wil worden, alles waard. Men kan hier bijna nooit van gewoon soldaat, korporaal of sergeant opklim men tot officier; vooral zij, die in -dé keurcorpsen willen dienen, hebben weinig kans, tenzij ze tot den hoogen adel bebooren en protectie hebben. Er zijn lange candidatenlijsten van aspirant-tweede-luite nants bij de bereden gardes en de hertog van West- minster vertelde aan een mijner kennissen, dat zijn vader hem, toen 'hij nog een kind! was, al op die lijst heeft ingeschreven. Met andere woorden: alle offi cieren behooren tot den hoogen adel (de de la Boers zijn b.v. familie van den markies van Waterford) en de geheele adel, of zeker 90 a 96 van Gnoot-Brit- tannië, is aarts-conservatief en op luttele uitzon deringen na ul'tra-protestants-ch. Men kan dus begrijpen dat men grif gelooft, dat de heeren Gough vurig gesteund worden, door hunne moeder en dat de dames uit de groote wereld over het algemeen de officieren krachtig animeeran alles te doen wat ze kunnen, om de regeering te dwarsboo- men. Daarom gelooft men ook dat Lord Roberts een lijst in zijn zak heeft met die namen van 900 officie ren, die verklaard hebben ontslag uit den dienst te zullen nemen als ze te eeniger tijd'bevel mochten krij gen tegen de protestanten in Noord-Ierland, in Ul ster dés, op te trekken. Nu komt het ook bjj officieren wel voor dat ze krachtige uitdrukkingen gebruiken, waar hun argu menten niet bijzonder sterk zijn. En Lord! Roberts moet dit ook gedaan hebben, toen hij veldmaarschalk bir John Erench, den chef van den Staf, een kwaad- aardigen brief schreef, waarin hij dezen jongeren col lega voor „verrader" uitmaakt. Sir John stelde de zen brief onmiddellijk aan beider onmiddellijken chef in handen. Die chef is natuurlijk de Koning; Ko ning George liet „Bobs" bij zich komen en gelastte hem Erench zijne excuses aan te bieden, wat de oude heer dan ook deed. Het gevolg was dat de conserva tieve pers direct het verhaal opdischte, dat Lord Ro berts, gebruik makend van zijn recht als veldmaar schalk, pair, of lid van den Geheimen Raiad, om den Koning te gaan spreken, zonder audiëntie aan te vragen, Zijn© Majesteit uit eigen beweging was gaan waarschuwen dat het leger bijna in staat van rebellie verkeert. Een ander die dezer dagen een gewichtige rol speelt is de lersche leger-commandant, luitenant-ge neraal Sir Arthur Henry Fitzroy Paget (de fami'ïie- Roman van PAUL OSKAR HöGKER. Naar het Duitse h. 49) -o-^- Beate wentelde al' die beschuldigingen met de grootste heftigheid van zich af. Zij was misleid, be drogen. Evelyne had haar altijd de volle waarheid omtrent baar broeder verzwegen, omd'at zij wist, dart zij anders nooit tot een huwelijk bad kunnen beslui ten. „Vijf maal heb ik zulk een afschuwelijk tooneel doorgemaakt. Het werd steeds erger. Een zesde maal zou ik ni e t believen." „Dat hangt van je zelf af, Ati. Je moet een beetje slimmer zijn, je moet beter oppassen, dat is het eeni- ge. En heeft hij je werkelijk weten te misleiden, dan moet je flink tegen hem optreden en hem door je wil1 dwingen. Met sentimenteele redeneeringen be reik je niets." „Je begrijpt mij1 ni'at, Evelyne. Ik zal d© vergeef- sche poging invloed op Klaua uit te oefenen, niet meer beproeven. Ik ga van hem scheiden." „Beate ?1" „Ja. Het is mijn onherroepelijke besluit. Ik laat mij van hem scheiden." De baron kwam binnen om zijn dochter bij1 te staan. Hij bleef beleefdl en correct, ofschoon Evelyne alle zelfbeheersching verloor en hem1 ten slotte in toene mende opgewondenheid herinnerde op hoe edelmoedi ge wijze zij en haar broedér hem uit zijn behoeftige omstandigheden hadden gered en tot welstand1 ge bracht. Beate schaamde zich voor deize weinig nobele woor den. Gwendoline, die juist van haar spreekuur thuis kwam, had ze ook nog gehoordl Zij zag de uitwerking op het gezicht van haar zuster. Beate was bleek, al leen de fijne streep liep nog oiver voorhoofd en kaak been en leek Gwedoline nu nog scherper rood. Etvelyne weigerde dadelijk met de jongere zuster van Beate over de zaak te spréken. Met een twist tusschen man en vrouw moesten anderen zich niet bemoeien. De verzoening werd daardoor deis te moei lijker. „Van een verzoening kan volstrekt geen sprake zijn", zei Beate, „ik ben mijn leven niet meer zéker bij hem." „Er zijn plichten, Ati, waar men zich niet aan kan onttrekken", antwoordde Evelyne, nu weer volkomen rustig en kalm geworden. „Jouw plicht zou het geweest zijn bij hem te blij ven, Evelyne. Maar je bebt ons bijl elkaar gebracht op allerlei slimme manieren, omdat je afgelost wou worden, omdat je vriji wou wezen." Er werden harde, boo-ze woorden gesproken. Woer den die diepen indruk maakten en scheidsmuren op richtten. Toen Evelyne vertrok, was haar fijn, anders zo© vriendelijk gezicht koud en somber. „Hoe scherp zijn haar trekken eigenlijk", zei Gwedoline bij zichzelf; zij had zich dien heelen tijd stil op den achtergrond gehouden. „Een onnoemelijk egoïst wezen", zei von Erxleben. Het kookte in hem: hiji zou die infame op merking van dé jonge mevrouw Biggar zijn geheele leven niet vergeten. Eenige dagen daarna kwam Evelyne terug, ditmaal in gezelschap van1 Klaus. Na eindelocs aarzelen be sloot Beate hem te ontvangen. Hij zag bleek, uitgeput, maar hield zich uitstekend. Op zijn gezicht was een aandoenlijk hulpeloos lachje. „Je zult mij dat kleine ongelukje toch niet zoo erg kwalijk nemen, Ati'?" zei hij! en ging op den rand van het bed zitten en vatte d'e band van zijn vrouw. Ziji lag onbeweeglijk en zag hem rustig en ernstig aan. „Het is uit tusschen ons, geef je geen moeite, Klaus." naam van den markies van Anglesey is Paget), die in 11851 geboren is. Wat die de officieren in Ierland precies verteld heeft over onmiddellijk agressief op treden tegen Ulster, weet nog geen mensch, doch het zou in elk geval1 op dezen onzin neerkomen, dat reeds nu de regeering Ulster wil' vereveren, om een wet in te voeren (die regelende Home-Rule) die nog lang niet in staat van wijzen isl 't Dwaaste is dat de con servatieve pers maar blijft doen alsof ze dit fabeltje van de regeering gelooft, hoewel de eerste minister verleden Vrijdag in 't Lagerhuis de malligheid er van liet uitkomen. Generaal! Paget heeft in zijn manier van doen en wezen iets van Kitchener, hoewel! hij niet geheel den naam van diens buitengewone békwaambeden heeft. Hij is brussk in zijn optreden em als hij een rede houdt, declameert hij- meer dan hij1 betoogt. Men kan begrijpen dat bij, zijn ondergeschikte officieren toe sprekend, i'n deze tijden van opwinding men denke aan den brief van Lord Roberts aan French zich niet precies even voorzichtig heefu uitgedrukt, als bijvoorbeeld de minister' van Oorlog, de heer Seely, dit zou hebben gedaan. Daar deze twee, Paget en Seely, bovendien zeer intiem bevriend zijn, is het best mogelijk dat eerstgenoemde gedacht heeft den minister een d'ienst te bewijzen, door maar eens heel duidelijk te zeggen wat hij dacht dat er eerlang zou gebeuren. Hij beeft denkelijk geweten dat zijn offi cieren aan politieke tinnegieterij' doen en misschien gemeend dioor heftig spreken de discipline te redden. Over het algemeen zijn de oudere officieren niet ingenomen met die tinnegieterij. 'Zij zeggen: de dienst gaat voor en eten soldaat moet gehoorzamen. De groote werkgevers, vooral in Yorkshire en Lan- sater, zijn ook niet te spreken over de aanmatiging der officieren. Er broeit allerlei in d'e werkmanswe reld en als de officieren vandaag dienst weigeren te gen de gegoeden in Ulster, dan kunnen morgen de soldaten dit doen, als ze geweldenarijen van stakers moeten tegengaan. Het werkmansparltementsl'id, John Ward, een ge wezen soldaat zel'f en later polderjongen geworden, heeft dit in het Lagerhuis duidelijk dben uitkomen: als d'e officieren der regeering d'é wet kunnen stel len, geven ze hun soldaten het recht ditzelfde te doen. En waar Lord Roberts de namen van 900 mui tende officieren heeft, daar ontvangt Ward1 eiken dag uit elk regitaent van elk wapen, uit het geheele land, adressen van instemming („round robins") die druk door soldaten, korporaals en sergeanten geteekend worden! Gemengd nieuws. DE BRAND TE ALMELO. Het is thans zeker, dat er bij den brand, die de stoomspinnerij te Almelo geheel heeft verwoest, vijf mensehen zijn omgekomen. De namen der slachtof fer-s zijn: W. ter Stal, 51 jaar, geihuwd; P. Brummer, 21 jaar, gehuwd; B. Schollink, 15 jaar; J. Egbertsen, 29 jaar, weduwnaar met 3 kinderen, en H. Voorhuis, ongehuwd. Men heeft van de slachtoffers nog niets ontdékt. Zeer waarschijnlijk zijn ze in den hevigen vuurgloed geheel verbrand. De verslagenheid over deze ramp is groot. In de fabriek werkten ongeveer 160 arbeiders en arbeidsters. De spinnerij was verzekerd op beurspolis. De fabriek was gebouwd in het jaar 1863. De eer ste steen was gelegd do-or Z. M. Koning Willem 111, toen deze een bezoek bracht aan Almelo en Ehisehede. „DE NEDERLANDEN," VAN 1845. In de te 's-Gravenhage gehouden Algemeene Ver gadering van Aandeelhouders werdlen de Winst- en Verliesrekening over 1913 en de Balans per 31 Der cemlber 1913 goedgekeurd. Aan Premi'ën uit dé Brand- en Inbraakverzeke- ringsoontracten werd 4.326.977 geboekt tegen 3.472.366 in 1912. Hiervan kwam aan herverzekeraars ten goede 1.479.051, zoo dat voor eigen rekening verbleef 2.847.926. Aan Brand- en Inbraakschaden, met inbegrip van een overvloedige Reserve voor op 31 December j. 1. onafgedane schaden, werd geboekt 2.361.185 en voor eigen rekening der Maatschappij 1.373.171. Levensverzekering. 'Gedurende het boekjaar wer den behandeld 885 contracten met 3.713.042 kapi- ta/al en 40.688 rente. Op 31 December 1913 waren van kracht 4988 con tracten met 18.033.374 kapitaal en 255.076 rente. De vooruitgang in verzekerd bedrag over 1913 be droeg 2.015.087. De uitkeeringen van kapitaal en rente bedroegen 146.9i68. Het winstaandeel1 op ver zekeringen, gesloten met aandeel in de winst, be draagt 1 van het totaal-bedrag der sedert den aanvang der verzekering betaalde j-aarpremiën, zoodat b.v. op verzekeringen, gesloten in 1903, 11 eener jaarpremie wordt teriyjbetaaM. Aan rente, met inbegrip van de netto-opbrengst der vaste goederen, doch niet medegerekend de door de af deeling Levensverzekering gekweekte intérest, werd geboekt 184.900. Op 31 December 1913 had de Maatschappij eene koersvermindering der effecten te oonstateeren van 94.584. De vergadering besloot 20.000 toe te voegen a'an de Reserve voor afschrijving op de waarde der vaste goederen 59.264.86 toe te voegen aan het Reserve fonds en 204.000 dividend uit te keeren, d.i. 34 per aandeel. Het reservefonds bedraagt thans 1.674.491.36, de reserve voor koers verschillen 292.806.59terwijl het kapitaal der vennootschap 6.000.000 bedraagt. De aftredende commissarissen, de heeren mi. Th. H. de Meester en Mr. B. M. Yl'ielander Hein werdlen herkozen. 1 APRIL-GRAPPEN. Enkele redactieis hebben van het 1 April-recht ge bruik gemaakt en dus getracht bun lezers te foppen. „Het Volk" verwachtte heden een hetooging om het amoveeringswerk van „Naatje op den Dam" ter gen te gaan, o.a. van de vereeniging van oud-strijders 1830'31. Alle kans zou er zijn, dlat 'da betoogers van uit bet Paleis éem nat pak zouden oploop-en en daarom waarschuwde bet blad nieuwsgierigen, daar er tusschen hen en 'kwaadwilligen in de lichtelijk ontstaande verwarring geen onderscheidt kon worden gemaakt. Het Rott. Nwisibl. bevat een cliché van de Delft- sche Poort, „het schoons oude bouwwerk, dat terecht stadgenoot en vreemdeling imponeert." Het begint bouwvallig te worden, Zooals het cliché duidelijk toont. „Men kan zi'ch vanaf het Slagveld overtuigen, hoever de Poort reedis geweken is," aldus de toevoe ging. Hetzelfde blad geeft een uitvoerig verba-al van een onderaardsche schatkamer, ontdekt op bet afgebro ken Zandstraatterrein te Rotterdam, waar men reed's eenige weken bezig is met het gravingswierk voor dé fundeering van het nieuwe stadhuis en waar men edelgesteenten, saffiéren en parelen enz. hadl gevon den. Ook was er een gang ontdekt naar kamers, vor mende de catacomben van een klooster uit de vroeg ste eeuwen. Al speurend kwam men in de kelderge- welven van de oude Roomsch-Katlholiëke Kerk aan de Leeuwenstraat. Het blad' zinspeelde ntu op dé mogelijkheid' van een proces tuisischen gemeente en kerk en stelde een be langrijke verlaging der inkomstenbelasting in het vooruitzicht, wanneer dé gemeente won. Hij' speéilde met de kant van haar mouw. „Een en kelen keer moest je het nog eens met je vagebond probaeren." Hiji boog zich tot haar over om haar hand te kussen. „Ik ben zoo kwaad niet. Of Zij liet niet toe, dat hij haar hand kuste. „Het is uit tusschen ons", herhaalde zij toonloos. „Als ik je beloof, Ati „Je houdt je beloften niet." „Ik zweer je „Je verbreekt je eedén." Nu stond hij op en lachte. „Een echt monster maak je van mij." Toen kwam hij- weer bij het bed en wildé haar oog zien. Hij geloofde niet dat bet ge kwetst was. Ze bad de compres er alleen op gelegd om hem ongerust te maken, zei bij. „Het is een toeval dat ik aan bet ongeluk ontsnapt ben een oog te verliezen", zei ze en wierp de com pres weg. Het was plotseling of een vreemdé macht bem aanpakte en nederwienp. Hij viel op de knieën, druk te zijn gezicht naast haar in het kussen en Bchreide. Beate's vader stond! in de aangrenzende kamer, get- reed ter hulp te 'Snellen bij den eersten kreet van zijn dochter. Gwedoline steunde hem. Zij' zwegen bei den langen tijd. Zij waren diep ondier den indruk toen zij den ongelukkigen man boorden- snikken. „Ze zal hem vergeven en dan zal het weer een tijd: gaan", dachten zij: heiden, „hoe lang Maar Beate Had' hem al' te dikwijls na zulk© uit barstingen van wanhoop vergeven: 't ontroerde haar vandaag niet meer. Buiten, in den kleinen tuin, liep Evelyne heen en weer, met Haunsbeinz, met wien zij besprak, welk een vreeselijk schandaal het zou geven als Beate niet aan ho-ord terug kwam. Hier waren zij' het middel punt van ieders belangstelling, ze waren het aan hun naam verschuldigd alles te vermijden wat tot praat jes aanleiding kon geven. Het zou anders alleen kwaad! doen, in de eerste plaats Ingri'd' en Börries, wier toekomst er nu juist van afhing. Haunsheinz in zijn treurige, verslagen stemming, lliet alles over zich heengaan. Hoe die verwarring ooit zou opgelost worden, wist bij niet. Hij was werkelijk veel van zijn zwager gaan houden. Het kostte hem moeite dCe schandelijke dingen die van hem verteld werden te gelooven. Eh toch voelde hij- weer met zijn zuster het bloed sprak het werd hem rood voor dé oogen als hij zich voorstelde dat Klaus haar in zijn aanval len van razernij reeds menigmaal mishandeüld had. Na lange, pijnlijke en vruohtelooze pogingen be sloot Klaus 'Teerbriigge zijn vrouw voorloopig hier te laten-. Zij' moest „uitrazen" zei hiji. Hij deed zijn best in tegenwoordigheid van anderen de zaak niet al te tragisch op te nemen. Daar zij1 zonder kleeren heengegaan was, bood hij aan te laten inpakken wat zij dén eeristen tijd noodig mocht hebben. Hiji verzocht zijn schoonvader mee aan boord te gaan om hem) daarbij te helpen. Ervely- ne moest nog aan land blijven: ze wilde zich telefo nisch met Heil'i'gendaum laten verbinden om met In- grid te spreken. Het jonge meisje moest onmiddellijk in den trein gaan zitten en overkomen, want naar haar luisterde Beate nog het meest. Generaal von Erxlébens stemming was zeer ge mengd. Geen twijfel: Klaus Teerbriigge was een goede keriél dlié vreeselijke kwaal uitgezonderd1. On derweg was hij! niet uitgepraat over Beate. Hij sprak woorden van een innigheid dié hij niet van hem ver wacht had. Zonder eenigen twijfel) had hij' een goed hart wat van Evelyne niet gezegd kon worden. Een ramp, een ware ramp was het, dat die vervloekte ondeugd hem niet losliet. Voor het huis had de verpleger zich stilzwijgend bij hen aangesloten. Hij ging ook mee in de motor boot. Het viel den heer von Efxlében op dat zijn schoonzoon nooit het woord tot deszien richtte en ook vermeed hem aan te zien. De verpleger was een ster ke man, bijna een hoofd grooter dan Klaua. „Wat een ellendig idee eigenlijk voor zulk een jon ge vrouw," dacht de baron, „dat haar man afhanke lijk is van zulk een vent' die kijkt als een gevangenbe waarder." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1