DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Raleigh.
II. DE WILD, Boterstraat A19, Alkmaar.
te Alkmaar,
te Alkmaar,
No. 86
Honderd en zestiende Jaargang,
1914
ZATERDAG
11 APRIL.
De Meidoornhoed
Togen d© zenuwsmarten
wat te doen?
ill© xx.
Honderd jaar geleden.
Alleen verkrijgbaar
X XX
note Paanman
raar
ALKMAAR, 11 April.
Waaneer de eerste volle maan der lente aan den
hemel glanst, staat de geheele besohaafdle wereld' in
het teeken van Pasehen.
Maar niet allen menachen heeft dit kerkelijk feest
hetzelfde te zeggen.
Den Israëlieten, die dit jaar één dag tegelijk met
de Christenen vieren, herinnert het aan den uittocht
naar Egypte, tot hen spreekt het van bevrijding.
Het Christelijk Paaschfeest evenwel is de herden
king van Jezus1 opstanding uit den do ode, den
Christenen brengt het de blijde boodschap der eind
overwinning van het leven op don dood. Niet dat al
len dia boodschap gelijk verstaan. MiKi oenen belijden,
dat Jezus op Paaschzondag zijn goddelijke macht
heeft getoond door uit eigen kracht van den dood op
te staan. Millioenen andleren vatten de opstandinigs-
verhalen niet letterlijk op, dooh huldigen een zinne
beeldige opvatting.
En wanneer morgen de Paaschkiokken luiden en de
gelijkgezinden ter kerke worden opgeroepen, zal ook
van de kansels af de beteekenia van het Paaschfeest
op verschillende wijlze worden verklaard. Maar alom
zal toch de roepstem van het Leven uit den Dood
worden verkondigd', in de hoop, dat dit den hoorders
en hoorderessen bemoediging schenken zal. Hoe
schoon en diep is het van den mensohenkenner Goethe
gevoeld, dat hij' den hoofdpersoon uit zijn meester
werk den opgeheven beker met het snelwerkend vergif
reeds naar den mond gebracht, laat zinken, wanneer
uit de Kathedraal de Paaeehzaag klinkt en de herin
nering aan het geloof der kindsheid de wanhoop doet
verdrijven. Den onvermoeiden zoeker, in wiens
hoofd al het menschel'ijk weten was gevaren, wellen de
tranen op bij de liefelijke aandoeningen, gewekt door
het „Christus is opgestaan 1"
Zoo moest de doodsbeker plaats maken voor den
levensdrank, zegevierde ook bij, Eaust over den dood
het leven I
Nimmer zullen de schoone opstanding,sverhalen uit
't Nieuwe Testament nalaten bekoring nit te oefenen
op de menschheid, omdat zij1 ook zoo bijzonder van
toepassing zijn op de herleving in eigen land, in eigen
hart. In den staat immers zoowel als in het men-
schelijk leven komen tijdperken voor van inzinking,
die overwonnen moeten worden, om te kunnen komen
tot verheffing, tot krachtig geestelijk en zedelijk wil
len. 'Sla er de geschiedenis der wereld op na, die tel
kens en telkens weer opnieuw gewaagt van nationale
herleving na ondergang, van bevrijding na onder
drukking. Wanneer morgen over heel de beschaafde
wereld de Paaschkiokken luiden, dan verkondigen de
harmonische klanken, die zich van gemeente tot ge
meente, van land tot land verspreiden, niet een be
staande harmonie der natiën, maar wel de macht van
een idee, door apostel Paulus in zijn brief aan de Ko-
rinthiërs zoo treffend weergegeven, toen hij verklaar
de, dat het Paaschfeest niet moet worden'gevierd met
den ouden zuundeesem, noch met den zuurdeesem van
ondeugd en boosheid, maar met ongedeesemde broe
den van oprechtheid en waarheid!
Ook bij ons en rondom ons kunnen wij herhaalde
lijk waarnemen, hoe in 's menschem bestaan nieuw
leven ontwaakt, hoe het goede over het slechte zege
viert.
Wie kent ze niet, de uren van moedeloosheid en
verslapping, waarin schier alles ons tegenloopt, waar
in de eene bittere teleurstelling de andere volgt, de
betrekkelijke waarde der dingen een zeer geringe
schijnt te zijn, en ons geestelijk bestaan doodsoh en
duister lijkt? Maar niet waar? dan komen de
©ogenblikken van hoog bedoelen, zuiver willen, van
ontwaakt vertrouwen en herstelde kracht, van blijder
waardeschatting, van herleving in één woord.
Ook daarvan getuigt het Paaschfeest en het
schenkt geloof en vertrouwen aan wie er in letterlij
ken zin door worden gesticht, d. i. opgebouwd I
Paschen valt in ons werelddeel samen met de ont
waking der natuur. De windselen worden verscheurd,
wat gebonden hield wordt verbroken: bloemen ontlui
ken, knoppen springen open, vogelen schallen hun
juichkreten uit, nieuw, vreugdevol leven manifesteert
zich alom.
Helaas zijn er velen, die de ont-wikkelimg der na
tuur niet dan bij groote sprongen aanschouwen, die
nimmer voelden de ontroering van het pas ontloken
groen dat heden reeds ritselt aan de gisteren nog dor
re boom-geraamten, die nooit beluisterden het
schuchtere pogen van den naohtegaal, dat aan de ver
rukkelijke jubeltonen voorafgaat Maar gelukkig
vermindert het aantal dergenen, die geen oog en geen
oor voor deze dingen hebben en die hun leven niet
weten te verrijken op de minst-kostbare wijze. Voor
talloozen zijn de Paasehdagen de eerste dagen van
het ju)ar geworden, waarop zij bijl gunstige weersge
steldheid lenteweelde smaken, in vrome stemming
worden gebracht door de steip. der natuur, die óók
spreekt van herleving ma versterving.
Wij weten natuurlijk wel, dat Paaschviering en
lente-ontwaking niet overal samengaan. Maar in onze
streken vieren wij met het kerkelijk feest der opstan
ding, het oude feest van de zon der lente, die in het
Oosten (Ostorn, Eastern) herboren werd.
En beiderlei feestviering maant ons tot loutering i
van ons geestelijk leven, tot hernieuwing van bet ge
loof, ook aan den opbloei in de wereld der zedelijke*
gedachten. Zijl wekt ons op te streven naar harmonie
tusschen leer en leven I
door HéLèNEI SiWAETH.
(Nadruk verboden).
Al» een haveloos bedelkind voor een praebtigen
speelgoedwinkel stond Nannie, turend naar dien hoed.
Eiken dag stond zij1 stil voor de breeds spiegelruit om
te kijken of bijl nog niet verkocht was. Zij liep schijn
baar onverschillig, aan den overkant, dan zag ze al,
van verre, haar mooien zomerhoed, die tooh zeker
nooit haar goudblond kopje tooien zou. Zuchtend
had zij haar schamel-voorzien verkleurd beursje leeg
geschud, eiken morgen, en' berekend of het tooh niet
mogelijk zou zijn. Maar ziji had een mantel' moeten
koopen, een wandelstok, een paar echoenen. Er bleef
weinig over voor een hoed. Loes bad haar al aange
boden, het hoedje van den vorigen zomer op te knap
pen met nieuw lint en bloemen, dat kostte bijna niets.
Loes was' zoo handig, van oud kon ziji nieuw maken
en gedienstig was zij ook, zij had het werk wel over
voor haar zuster», die lang zoo vlug niet waren met
de naald'. Ja, maar dat vervelend boekje, waarvan het
stroo zoo kraakte, sinds die bui, die erge, toen ze uit
was gegaan met mooi weer en door een onweer was
overvallen! Moest zij mu met dat sdmpeie prul den
zonnigen zomer ingaan? En de goedkoope bloemen,
die Loes voor het opknappen kocht verkleurden zoo
gauw.
Die gouden-regenrank, verleden voorjaar, die stond
wel vroolijk toen zij geel was, maar binnen veertien
dagen was zij! wit.
Dan moet het maar witte aecacia verbeelden 1
had Nannie gelachen, maar haar laoh woe niet blij ge
weest.
En déze hoed één en all meidoom, roze meidoorn,
zoo fijn, zoo teer, of de bloemetjes echt waren en
geurden, vlinders en bijen lokkend naar hun kelkjes
vol honig en dauw!
Plots nam het meisje een koen besluit. Zij kon
toch wel even naar den prijs van den hoed vragen,
alsof 't haar door een ander opgedragen was. Haar
hoofd gloeide en bonsde onder den vilten winterhoed,
dien zij nog móest dragen, uit armoede, hoewel1 't ai
April was en warm. Haar handen brandden in de ka
toenen handschoenen; zij schaamde zich over haar
goedkoop manteltje. Maar de begeerte overwon de
schaamte. Haar edel gezichtje, haar weelderig goud
haar verdienden een smaakvoll'en zomertooi. En als
de prijs nu toch eens meeviel en zij zich die bloeiende
heerlijkheid aan kon schaffen! Dat zon toch wel de
moeite waard zijn om haar verlegerheid te overwin
nen.
Moedig trad zijl den winkel' binnen en vroeg met
een onverschillige stem wat die hoed met meidoom
kostte.
Bedoelt u dien? twintig gulden, zei de fraai-ge-
kleede winkeljuffrouw, terwijl zij' Nannie van rossi-
gen vilthoed tot verzoolde schoenen mat met een sma-
delijken blik.
Nannie voelde haar wangen gloeien en haar ©ogen
steken.
O, 'k zal 't mijn vriendin zeggen.
Meteen was zijl den winkel uit.
Ziezoo, nu wist zij' zeker dat het onbereikbaar was.
Zekerheid gaf rust. Nog één verliefde afscheidsblik
naar den hoed, die de winkeljuffrouw niet eens uit de
uitstalkast had' te voorschijn gekregen, natuurlijk wel
begrijpend dat een zoo slecht gekleed meisje geen
hoed van twintig gulden betalen kon. Toen liep zij
voort en slikte haar tranen in.
In het plantsoen liet zijl zich op een bank neerval
len. Haar beenen veelde zij loodzwaar, alsof zij uren
geloopan had. De boomen hieven hun knoppende
goudblonde koppen naar den blinkend blauwen hemel,
waar donzige witte wolkjes dreven, het frisch jong
gras was blankbestippöld1 met madeliefjes, het hees
terhout was groen van Vlinderlichte blaadjes, in de
bloembedden vlamden rooda tulpen, fluweelden paar
se en blauwe violen, praalden veelkleurige hyacin
then. Een merel zong en vinken fl'oien, ergens hoog
in de takken, onzichtbaar. Friissche kruidige lente-
aromen doorgeurden de lucht. Het rook naar omge
spitte aarde, naar sappig groen, naar hyacinthen nog
het meest, 't Was weer April, tl alom herleven. En
zou ziji treuren om een hoed?
Nannie sprong op. Kom! Zij zou maar een flinke
wandeling maken, buiten, in het spruitend jong
groen. Zou het bosch niet vol zijn van de lente, nu
het stijf-aangelegd stadsplantsoen er al zoo feestelijk
uitzag? Maar, met een machtelooze matheid', die uit
haar boenen leek op te stijgen om heel haar lichaam
te verloomen, zakte zij weer neer op de bank. Het
hoofd achterover, tuurde zij: in de azuren lucht, luis
terend naar1 het juichend' gefluit van de vogels, rui
kend de opwekkende geuren van lentebloemen en
knoppend loof. Maar de blijde Aprildag verheugde
haar niet. De zonneschijn leek baar stekend1, de vo
gelstemmen .klonken haar te schel, de geuren waren
haar te heftig. En zijl vroeg zich af waarom héér
prikkelde wat anderen verblijdde, waarom zij in den
stralenden lentemorgen geen troosrtl vond, maar ver
bittering?
Zij was toch gewend aan ontbering. Had zij niet
altijd, als kind, da al half versleten 'kleeren van Loes
en Truus moeten afdragen? Had ze ooit zakgeld ge
had, zooals andere meisjes van haar standi? En had
zij ooit geklaagd over die gedwongen zuinigheid, die
haar elk genot ontzegde?
't Kan Nannie toch niet schelen, die is niet ijdel,
als die maar met haar neus in de boeken mag zitten!
zeiden Loes en Truus tegen elkaar.
Neen, zij klaagde niet, daar was zij te trotseh voor.
Er werd genoeg geklaagd in huis Mama, die 't rijk
en ruim gewend was geweest, had zich niet leeren
schikken in het verlies van haar fortuin. Verwend
wereld'sch meisje, jong getrouwd met een rijken man,
d'ie haar vertroetelde en aanbad, bleef haar, na het
verlies van hun fortuin, waaruit zoo weinig nog ge
red was, geen veerkracht over om nog iets terecht te
brengen van haar zoo plotseling verarmd bestaan.
Truus verdiende nu wat met piano-lessen, Loes, die
zich „la bell'e aux doigts de fée" noemde, maakte hoe
den op, naaide blouses, verstelde het goed uit de lin
nenkast tot geen verstellen meor mogelijk bleek. Ma
ma deed haar best met een thee-agentuur. En Nanr
nie vertaalde verhaaltjes voor een tijdschrift. En dat
bracht weinig op, nog minder dan de karig betaalde
pianolessen van Truus.
O, Loes en Truus hadden gelijk: ijdel was zij niet
en om boeken gaf zij' meestal meor dan om kleeren.
Zalig kon ziji zich wegdroomen in een roman, zich la
ten wiegen op verzen-melodieën. Dan vergat zij wel
even de armzalige werkelijkheid in weeldevolle fan
tasie.
Maar toen zij' voor 't eerst het blauwe schrift,
waarin het vertaald vertelsel voor het tijdschrift net
jes aan édn kant stond geschreven, naar het redactie-
bureau gebracht en de redacteur haar een paar vrien
delijke aanmoedigende woorden had gezegd, toen was
het verlangen naar betere kleeding in haar wakker
geworden. Voor dien man, wien zijl nooit nader zou
komen, maar die haar telkens als zij haar bijdrage
bracht, hoewel hij het druk had, met vriendelijke
woorden ontving, wou zij zoo mooi zijn als zij zijn
kon. Eh om zich elegant te kleeden verdiende zij
lang niet genoeg. Opslag kon zij niet vragen. Zij
wist dat zij gemakkelijk te vervangen was. Vertalen
niet duizend'e gepensionneerdeu en dames, die haar
tijd zoo toch nog beter besteed wanen dan aan handL
werkjes, nutteloos en duur?
Vanavond) kreeg zij die bijdrage voor het Meinum
mer klaar, morgen kon zij het schrift gaan brengen.
Zij zou 't maar afgeven aan de meid. Zij had immers
niet eens een voorjaarshoed, met dat tergend-heldere
lenteweer
Weer welde in haar op die machtelooze woede om
die ééne onvervulde begeerte, die haar een symbool
werd' van él het onbereikbare levensgenot.
O, 't was zoo goed, je begeerten te leeren beheer-
schen
Dat hoorde en las je wel, maar deed het haar
goed? Wat het stalend of verbitterend', dat nega
tieve „heilige moeten"?
Neen, 't nam haar kracht en lust en hoop weg, het
vermoeide haar meer dan het slecht betaalde werk.
Zoo zou haar leven) nn voorbijgaan, in staag verlan
gen naar vreugde, waarop zij toch even veel recht had
als elk ander jong meisje. En hoe vaak zou zij' later
nog dezen eersten mooien lentedag herdenken, die
haar vergald was door een schijnbaar klein en banaal'
en toch zoo diep ingrijpend) verdriet?
De straat ontwijkend, waar de meidoomhoedl lok
kend stond' te blozen, ging Nannie, in een burgerlijk
winkeltje, waar die dienstmeisjes van het stadje hoe
den kochten, een 'goedkoop zomerhoedje bestellen, ar
melijk versierd met een hooigópstaande zijden strik.
Na de koffie ging mama haar agentuur-klanten ber
zoeken. Truus maakte zich mopperend klaar voor
haar lessen aan onmuzikale kinderen, aan wie geen
eer te behalen viel. Loes stelde Nannie een frissche
wandeling buiten voer, maar Nannie zei dat zij' moest
werken. Loes kribbigde: „Ongezellig kind! De
avond is toch l'ang genoeg!" en 'besloot dan ook maar
stilletjes thuis te blijven.
Nannie hoorde het rusteloos getikkeli van de naai
machine, in de huiskamer, toen' zij, in het enge cabi
netje, dat haar slaap- en werkvertrek was, moedig
aan het vertalen ging.
In het broeiheet kamerhokje werkte zij1 noest, dien
heelen gouden lentemiddag, het rolgordijn neer, om
de zon niet te zien, het pijnlijk bonzend hoofd moe
steunend met de linkerhand.
Onder het eten kwam haar hoed thuis. Mama vond
de rose strik opzichtig en, wijl Nannie's wangen
koortsig vlamden van het werken, met hoofdpijn, in
het benauwde kamertje, stond de hoed haaT ook slecht
en gaven Loes en Truus haar den raad', hem te rui
len. Maar driftig Tiet Nannie de paar rijksdaalders,
die de onbegeerde hoed kostte, uit het verkleurde
beursje vallen in d'e Taspige hand van de meid. Zij
had dien hoed nu eenmaal gekocht en 't kon haar nu
toch niet meer schelen.
Na 't eten moest ze even de lucht in. Haar werk
was klaar en zij1 voelde zichi rusteloos en verhit. Zij
aten, om de d'agmeid, vroeg. Misschien was het re
dactie-bureau nog wel open. Nannie zette den koe
len, nieuwen stroohoadl op en nam het blauwe schrift
in haar versleten taschje mee.
't Was haar toch een teleurstelling dat de redac
teur al weg was. Had zij dan toch hem willen spre
ken?
Langzamer wandelde zij' huiswaarts. Zij moest den
hoedenwinkel1 voorbij en ziji dwong zich niet te kijken
of de meidoornhoed er nog stond. Maar toen zij er
vlak over kwam moest ziji tooh even kijken. De hoed
was verdwenen, 't Gaf haar een schok.
In het plantsoen ging ze even zitten. Daar hoorde
ze een bekende stem. Een jongeman en een jong
meisje kwamen, teder gearmd1, voorbij. De man wai
de redacteur, het meisje droeg haar meidoom-
hoed.
Nannie stond op, sloeg een zijlaantje in om die
twee niet te volgen. Opeens verlangde zij naar huis.
Na het plantsoen moest zij nog een straat door.
Vóór een .speelgoedwinkel stond een armoedig kind,
een booidschapmandje aan den arm, het bleek gezicht
je geplakt tegen de vensterruit.
Nannie vroeg wat het meisje zoo mooi vond. Het
groezelig handje wees naar een pop in rood satijn met
klatergoud.
Nannie wipte den winkel binnen, vroeg naar den
prijs van de mooie pop, leegde gul1 het verkleurde
beursje en lei het kind haar begeerden sohat in den
arm.
Erven bleef de kleine sprakeloos staan, oogen en
mond rond en wijd van verbazing over het wonder,
toen aaide zij' de vlassen haren en de satijnen jurk, als
om zich te overtuigen, dat zij niet droomde en liep
toen, zonder te bedanken, hard weg met die pop aan
haar borst geklemd.
Nannie staarde het kind na, bitter bedenkend dat
zij thuis dit niet moest Vertellen. Zij zou nog een
standje krijgen oim haar sentimenteels verkwisting.
Zij kon nu niet eens handschoenen koopen maar
dat verlangend kind had ziji blij gemaakt, zóó blij als
zij nu nooit zou zijn.
Toen zij, thuis komend, zei dat haar hoofdpijn er
ger was geworden en dat zijl naar 'bed' verlangde, jokte
zij niet.
En toen ze, in het zoele kamerdonker, vol! lentegeu
ren van het nabij plantsoen, het brandend hoofd' in
het kussen woelde en haar tranen vloeiden tusschen
haar vingers, werd het haar smartelijk bewust dat zij
niet enkel schreide oim vernielde illusie en om haar
vreugd'el'ooze jeugd.
Het voornaamste verschijnsel der zenuwsmarten
Is de veranderlijkheid van haar plaats. De oorzaak
er van is gebrek aan voedsel der zenuwen. Er
kunnen twee dingen gedaan worden om de zenuw-
smarten te bestrijden: le Iets warms aanbrengen en
vastbinden op het smartelijke lichaamsdeel: 2e De
zenuwen ondersteunen door een versterkend middel
te nemen dat de grondstoffen bevat waaraan zij
gebrek hebben. De warmte die kan worden aange
bracht door flanellappen, door warme baden, ver
zacht de ontsteking der zenuwen en brengt een
tijdelijke rust te weeg, maar zoolang de voeding
van het zenuwstelsel niet is verzekerd, zullen de
ontsteking en de prikkeling blijven aanhouden.
De Pink Pillen leveren aan het bloed het noodige
voedsel. Het bloed dat door geheel het lichaam
omloopt, brengt dat voedsel naar de zenuwen. De
eenige weg waarlangs een geneesmiddel of voedsel
naar de zenuwen kan worden gebracht, is door
middel van het bloed. Denkt daaraan voortdurend
wel. Zenuwsmart is een algemeen woord dat zeggen
wil ontsteking van een zenuw. Naar de zenuw die
aangetast is, verandert de naam. Heupjicht is de
smart van de heupzenuw.
De warmte-aanbrengende zaken kalmeeren de
zenuwsmart en de Pink Pillen genezen die smarten
door het gebrek in de voeding der zenuwen te
herstellen.
De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a 1.75 per doos,
en 9 per zes doozen 'bij het Hoofddepot der Pink
Pillen, Dacostakade 15, Amsterdam. Te Alkmaar bij
Nierop en Slothouber, Lamgestraat 83.
(Uit de Al'kmaarsche Courant van 11 April' 1814).
(Bericht))'. liAliiSÉi
's-Gravenhage den 4 April. Dezen namiddag, is, bij
Zijne Exc. den Ambassadeur van Groot-Brittannië,
een courier gearriveerd, welke, den 30sten der vorige
maand door sir Charles Stewart, uit het hoofdkartier
te Belleville geëxpedieerd is, en de hoogst gewigtige
tijding medebrengt, dat Parijs, den volgenden dag,
door de geallieerde troupen zoude worden bezet. Der
zOlve waren, den 28sten, bij Meaux, over de Mame ge
trokken, en hadden, den 3Qsten, aan het korps van
Mortier eene nederlage toegehragt, met verlies van
8000 krijgsgevangenen en 69 stukken geschut. Deze
maarschalk betoonde zich daarop bereid tot het sta
ken der vijandelijkheden, op al) zullka voorwaarden, alls
de geallieerden zouden goedvinden, onder bijvoeging,
dat de hertog van Vicenza, met .de ruimste volmagt
ter onderhandeling, dloor Napoleon, uit Troyes, naar
den Keizer van Oostenrijk was gezonden; doch, op
deze opening, ten antwoord ontvangen hebbende, dat
de eerste en voornaamste dier voorwaarden bestond in
die ontruiming van Parijs te verlaten, zijnen weg naar
Bretagne nemende, terwijl de Keizerin naar Ram-
bouillet geweken ii. De geallieerde legers, walker