DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. or*. Honderd en zestiende Jaargang, 1914. HONDERDAH 23 APRIL. Ijevenswegen Uitgave H. J. W, BFXHT, Amsterdam. Oeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V- Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. FE ÜILLET 0 N. Gemeenteraad van Alkmaar, Telefoonnummer 3. Naar hei Puitsch van E. WERNER. (Vervolg.) ALRMAARSCHE COURANT. Dit nu miner bestaat uit 3 bladen. Koning George V en zijn gemalin zijn op het oogenhlik de gaston van Frankrijk. Zij zijn vergezeld van een groot gevolg, maar ook die minister der bui- tenlandsohe zaken, Sir Edward Grey, is aanwezig, hetgeen natuurlijk aan het bezoek een politiek tintje geeft. De Parijsche couranten hebben warmgesteMe artikelen geschreven, de Parijsche straten zijn schit terend versierd, eni de inhuldiging op dien schoonen lentedag is zeer geestdriftig geweest. Op verschil lende wijzen wordt bij dit bezoek aangetoond, diat de entente cordiale, de vriendschappelijke toenadering tusschen het Engelsche en het Franeche volk inder daad is in overeenstemming met die gevoelens en wenschen dier beide volkeren. Hetzelfde verschijnsel hebben wij indertijd zeflf kunnen waarnemen te Lon den op de Franseh-Britsche tentoonstelling, welke op zich zelf reeds aangaf, hoe de heide naties en hunne koloniën elkaar aanvullen, maar welke ook gelegen heid bood tot een verbroedering die tot in alle lagen der bevolking doordrong. Het is een merkwaardig omslaan in1 de volksstem ming geweest. Door de eeuwen heen hebben Frank rijk en Engeland aanhoudend! met elkaar gestreden. De geschiedenis kent een 100-jarige, een 30-jarige, een 7-jarige en nog eenige andere oorlogen. Enge land heeft eerst getracht Frankrijk te veroveren, en later er naar gestreefd het vormen van een sterke macht op het vasteland van Europa te voorkomen. In het begin van deze eeuw heeft Engeland een po ging gedaan om Frankrijk op koloniaal gebied te fnuiken. Frankrijk heeft toen toegegeven, maar het incident van Easboda heeft in beide landen heel wat beroering teweeg gebracht. Maar wijze staatslieden gingen voor en de massa's volgden de toenadering kwam tot stand. Rusland, de bondgenoot van Fran krijk, sloot zich hierbij aan zoo en ontstond de Drie voudige Entente als macht tegenover 'tDriev. Ver bond. Ongetwijfeld is dit een geniale zet geweest van Engeland, dat weer te werk is gegaan volgens de aloude, beproefde methode, om zich aan te sluiten bij een zwakke partij ten einde te voorkomen dat 'n ster ke partij te sterk zou worden. Uitdrukkelijk wordt bij het huidige bezoek op den voorgrond gesteld en het heet, dat heden hierover in de Fransche en Engelsche bladen 'n officieel com muniqué zul verschijnen dat de entente in haar te- genwoordigen vorm aan alle verwachtingen, die men kan sfeilen, beantwoordt. Dit wil met andere woor den zeggen, dat de regeeringen er niet voor gevoelen, om de banden nog nauwer toe te halen en 'n verbond te sluiten, waarop verschillende toonaangevende poli tici o. a. de hoeren Laivisse en Ri'bot hebben aangedrongen. Waarom zou Engeland dat ook willen? Het neeml in het Europeesehe concert tegenwoordig een pracht- De daarop volgende dagen verliepen met Eckard's rustelooze nasporingen. Reeds de eerste stap, dien hij waagde, om zijn vriend te redden, sloeg alle hoop den bodem in. De consul nam de zaak zeer ernstig oip, was over het geheel zeer terughoudend, en ver klaarde ook, dat hij in dit geval absoluut machteloos stond. Bij een gewoon misdrijf werd een zaak in het openbaar 'behandeld' en onderzocht, dan was een ge vangene ook nog te bereiken; maar bij een politiek vergrijp was dit alles uitgesloten. Aan het Duitsche gezantschap, tot wien Eckard zich daarna wendde, zeide men hem ongeveer hetzelf de. Hij kende hier den secretaris, maar deze weigerde reeds dadelijk, zijn chef zelfs er van in kennis te stfel- len. Het gezantschap had slechts de belangen van Duitschers in het buitenland te behartigen. Toen volgde nog de welgemeende raad, zich liever niet met zulke zaken in te laten, die een vreemdeling in groote onaangenaamheden kon brengen. Hij was hier gast, medewerker van een vrijzinnig Duitsch bl'ad, dat hier toch al niet in dien smaak viel hiji zou nog de kans loopen, uitgezet te worden. Eokard stoorde zich echter niet aan deze raadge ving, maar zette zijn nasporingen voort, echter zon der eenig resultaat. De noodlottige woorden: „een politieke verdachte" maande een ieder tot een voor zichtige terughoudendheid. 'Of Bru:.old all of niet schuldig was, degenen, die zijn lot in handen hadden, hielden hem voor schuldig en dat 'besliste. Eindelijk moest Eckar dizich wel llaten overtuigen, positie in. Het staat met alle mogendheden op goe den voet. De Engelsch-Duitsche wrijving van weleer is geheel verdwenen, de betrekkingen met Weenen en Rome zijn uitstekend. En dit alles ondanks de vriendschap met Rusland en Frankrijk. Waarom zou Engeland dan thans bet Drievoudig Verbond trotsee- ren en wellicht daardoor zijn invloedrijke, leidende positie prijs geven? STICHTING VAN EEN SCHOUWBURG- EN CONCERTGEBOUW. Hot bekende adres heeft een punt van beraadsla ging in het college van B. en W. uitgemaakt. Daarbij' is ten duidelijkste gebleken, dat het hier een zaak geldt, waaromtrent men in talrijke opzich ten van gevoelen kan verschillen, zeggen B. en W. Aan de eene zijde wordt het bezit van een betere con cert- en schouwburgzaal, dan waarop onze zich ont wikkelende gemeente kan 'bogen, zonder aarzelen be schouwd! als een zaak van algemeen belang, waaraan de gemeente zich geroepen kan achten steun te ver leenen, van andere zijde wordt vastgehouden aan de stelling, dat het particulier initiatief in deze behoort werkzaam te zijn en dat, indien inderdaad aan betere localiteit behoefte bestaat, bet particulier initiatief zich ongetwijfeld zal laten gelden. 't Is moeilijk uit te maken aan welke zijde het recht is. Zeker is het, dat zoowel' door voor- als tegenstan ders van hetgeen de adressanten vragen, krachtige ar gumenten kunnen worden aangevoerd. 't Is om deze reden, dat B. en W. meenen zich van het geven van advies te moeten onthouden en den Raad in de gelegenheid te moeten stellen de argumen ten van voor- en tegenstanders ter dage tot hun recht te laten komen, door behandeling van deze aangele genheid in de afdeelingen van den Raad, waartoe art. 32 van het Reglement van Orde (Gemeenteblad nr 308) de gelegenheid openlaat. Immers moet deze zaak van gewicht genoeg worden geacht om de afdeelingen van den Raad te doen bijeenkomen. Dus doende zal ieder lid der genoemde vergadering zich eene meening kunnen vormen en zijne stem kunnen bepalen, waar door de openbare behandeling zeker zal worden ver eenvoudigd. B. en W. stellen daarom voor het adres ter voorbe reiding te zenden naar de afdeelingen van den Raad. De heer L u b b e begrijpt dat het college van B. en W. niet eenstemmig is en dan de vraag aan de orde is geweest of deze zaak een zaak is van algemeen belang. Dat heeft hem bevreemd van welke kanten men de zaak ook beschouwt is zij er een van algemeen belang. Spr. dacht, dat het ook voor Alkmaar een uitgemaakte zaak is, dat de tegen woordige toestand niet is zooals deze wezen moet. Den weg dien B. en W. willen acht spreker niet den juisten. Eerst zou spreker graag een uitspraak willen over het principe en spreker zou gaarne de argumenten voor en tegen hooren. Wanneer men niets voelt voor muziek en tooneel en de zaak alleen beschouwt uit dit oogpuntkan het de gemeente iets kosten, dan nog acht hij het een algemeen be lang. Als er een goede gelegenheid is, dan zal men van buiten vergaderingen hier krijgen. Ook voor dezen, die zich bijv. te Bergen vestigen zou het een attractie zijn indien hier te Alkmaar een goede inrichting was. dat alle moeite vergeefsch was. Hoewel bij. hom niei de minste twijfel meer bestond;, wie in deze ongeluk kige geschiedenis de hand had gehad, wil'de hij toch zekerheid hebben en liet zich daarom bij den directeur der Russische Bank aandienen. Deze ontving hem heel vriendelijk en 'herinnerde zich terstond' hun sa menzijn bij den consul. De beide heeren zaten in het privé-kamtoor tegenover elkaar, en voerden schijnbaar een heel ongedwongen gesprek. "Weldra kwam Eckard op het eigenlijke doel van zijn bezoek en von Arnikoff deedl niet de minste poging, dit te ontwijken. „Brunold? Ja, dat i® een pijnlijke geschiedenis voor ons geweest. Hij gold voor een onzer beste en betrouwbaarste beambten, had hier ook veler sympa thie gewekt, en nu deze ontdekking! Voor een eerste Bankinstelling als de onze, is het zeer onaangenaam, zulke elementen onder haar personeel! te hebben. Waart u met hem bevriend?" „Wij waren academie-vrienden. Ik ken hem heel goed en sta er voor in, dat hij geheel onschuldig ver dacht wordt. Politieke intriges is iets ondenkbaars voor hem1; zij zouden trouwens geheel in tegenspraak zijn met zijn natuur en karakter." „Misschien is hij door anderen verleid", zei Arni koff koel. „Hij heeft op een Duitsche universiteit gestudeerd, heeft jarenlang buitenslands geleefd; dan brengen die jongelui vaak allerlei dwaze ideeën mee, die hun dan later noodlottig worden. Waarschijnlijk heeft hij zich hier in een strik laten lokken, waar hij ten slotte zich niet meer uit kon redden. Hij is niet de eerste, die op zulke wijze verloren gaat!" „Dat schijnt mij hier werkelijk onaanneembaar, mijnheer von Arnikoff. Maar misschien is hier een verklikker in het spel, d'ie hem vijandig gezind' is. Dat komt ook wel voor zoo heeft men mij tenmin ste verteld." Eckard sprak heel rustig, zonder eenigen nadruk, maar zijn oogen bespiedden iederen trek in Amikoff's gezicht. Maar dit gelaat bleef onveranderd, behield ziju koel-beleefde uitdrukking. Hij haalde slecht® zijn sahopdora op. De Voorzitter meent, dat de heer Lubbewel wat buiten de orde is. Eerst 'dient men uit te maken of de raad meegaat met het voorstel om de zaak in de afdeelingen te behandelen. Daarover kan de heer Lubbe met B. en W. verschillen, doch de Voorzitter meent, dat de zaak evenals een begrooting van ge noeg oelang is om de zaak in de afdeelingen te be handelen. De heer Lubbe zou toch gaarne willen aan geven de gronen waarom hij niet meegaat met B. en W. De Voorzitter vindt dat goed maar dan kan men toch niet te ver op de zaak ingaan. De heer Lubbe zegt veel te zullen bekorten. Hij meent dat eerst in principe moet worden uitgemaakt of de zaak er een is van algemeen belang. Is men van meening, dat het geen zaak van algemeen belang is, dan is de zaak uit en behoeft zij niet in de afdee lingen ts komen. De Voorzitter voelt niets voor deze be schouwing. "V De heer Lubbe blijft er bij dat over het be ginsel al vast beslist kan worden. De Voorzitter acht toch deze raad te onvol tallig om er over te beslissen. De heer Lubbe is tegen de behandeling in de afdeelingen, omdat men er niet verder mee zal komen. De heer de Wit (weth.) zegt, dat vroeger alleen bij de behandeling der begrooting de afdeelingen werden bijeengeroepen. Later heeft men gemeend, dat ook anderé zaken in de afdeelingen kunnen worden behandeld. En nu hebben B. en W. ge meend, dat deze zaak van genoeg belang is, om eerst de afdeelingen er voor bij elkaar te doen komen. De heer Lubbe blijft er bij, dat hij niet veel resultaat verwacht van de behandeling in de afdee lingen. Beter zou het zijn zich over het principe uit te spreken en dan een speciale commissie voor deze zaak te benoemen. De heer U d o is het met den heer Lubbe een? hij verwacht van de behandeling in de afdeelingen niet veeldie zaak zal er maar door vertraagd worden, te meer waar een der afdeelingen zelfs zonder voorzitter is. Met den heer Lubbe zou hij liever eerst een principieele uitspraak hebben en daar de behandeling willen uitstellen tot de vol gende vergadering. Spreker spijt het dat volgens den wethouder men in het college nog geen bepaalde meening heeft over deze zaak die 'a brandende kwestie is, sedert jaren reeds. Spreker zou daarom eens een uitspraak willen van B. en W. zij het dan ook van een meerderheid en minderheid. De Voorzitter zegt, dat B. en W. niet tot een uitspraak konden komen en daarom juist de zaak in de afdeelingen wenschten te behandelen. De heer de Wit is dat eens, men was het er geenszins over eens in hoever of de gemeente steun zou kunnen verleenen. De heer Dor beek zegt dat hij met B. en W. kan meegaan. De quaestie is niet of het een zaak van algemeen belang is, maar of het een zaak van algemeen belang is, die van de gemeente gesteund moet worden. Spreker herinnert er aan, dat vroeger pogingen in het particulier initiatief hebben gefaald en achtte het daarom juist zoo noodig, dat men eens kalm overweegt in de afdeelingen, of de zaak van genoeg belang is, om er door de gemeente zooveel duizen den aan te besteden. Spreker gelooft dat in de „Ja, zulke sprookjes worden den vreemdeling graag op de mouw gespeld); onze justitie is well streng eu snel, maar toch immer rechtvaardig. Dat zal het on derzoek wel uitwijzen." „Het is voor mijn vriend een zware slag, want hij heeft vrouw en kindi Zijn jonge vrouw is aan de grootste wanhoop ten prooi. Ik meen, dat u haar per soonlijk wel kent?" Van onder die half gesloten oogleden trof hem- even een scherpe dreigende blik. Op dit moment begreep von Arnikoff, dat de man tegenover hem van alles op de hooigte was en ook de rol kende, die hij zelf daarin gespeeld had. Toen hij, nu inzag, dat verdere mislei ding noodelooze moeite zou zijn, veranderde hij zijn tot noig toe betoonde vriendelijkheid en werdl hij plot seling zeer koel en ongenaakbaar. „Jammer genoeg, kan de rechtbank geen rekening houden met famiile-omstandigheden. Bovendien is er nog geen beslissing gevallen. U geeft u wel veed moeite voor uw vriend, dr. Eckard, u bent bij den consul geweest, bij den gezant, overal waar u geïntro- duceert waart, maar men ziet hier niet graag, dat vreemdelingen, die in het geheel niet op de hooigte zijn van de tegenwoordige toestanden, zich toch daar mede willen bemoeien. U zult het moeten opgeven, anders kon de zaak ook voor u wel! eens 'bedenkelijk word'en." „Ik ben Duitscher, en sta onder bescherming van onzen gezant", was het rustig antwoord. „Ik ben mij niet 'bewust op eenige wijze tegen Rusland'® wetten gezondigd te hebben, dus is mijn veiligheid gewaar borgd." „Zeker, maar het zou u toch niet aangenaam zijn, indien u eens onvrijwillig onze grenzen den rug dienr de toe te keeren. Dat zult u toch liever niet riskee- ren. Het is natuurlijk maar een welgemeende raad, dien ik u geef." Eckard stond op. „Ik zal' uw raad opvolgen. Neemt u mij niet kwa lijk, dat ik u lastig gevallen ben. Ik kwam hier alleen oim een zekerheid te krijgen, die ik in ieder geval noo- secties van den raad de pro en contra beter en ge makkelijker onder de oogen kunnen worden gezien en dat men dan in de openbare zitting gauwer tot een beslissing zal kunnen komen. Spreker had er wel eens over gedacht om de zaak bij de begrooting te behandelen maar is er ook niet tegen, dat het eerder gebeurt. De Voorzitter zegt, dat in de bedoeling ligt van B. en W. om, als het voorstel wordt aange nomen, dan in de maand Mei de afdeelingen bijeen te roepen. De heer Verkerk: Niet op 1 Mei M. d V. De heer Lubbe heeft nu al wat meer licht ge kregen. De quaéstie loopt dus alleen over het tweede gedeelte van het adres. Spreker heeft uit de bijlage begrepen, dat een gedeelte van het college niets van de zaak wilde weten. Spreker heeft er met geen ander nog over gespro ken. Maar als er bijv. kwam een naamlooze Ven nootschap waarvan de gemeente rente kan garan deeren, dan zou men tot een zaal, een gehoorzaal, misschien kunnen komen. Die zaak te bespreken in de afdeelingen komt hem wel gewenscht voor. Mis schien dat dan door de afdeelingen een commissie kan worden aangewezen, die zich in verbinding stelt met de adressanten. De heer Verkerk is voor behandeling in de afdeelingen en gaat niet mee met het laatste idee van den heer Lubbe. Het voorstel van B. en W. wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. KWIJTSCHELDING VAN OPGELEGDE BOETE. B. eu W. stellen den Raad voor om naar aanleiding van een vérzeek van den vertegenwoordiger van de firma Feiten en Guillaume te Mülheim, d.d. 7 April j.l., om der firma ontheffing te verleenen van de haar opgelegde boete van 250 wegens te late oplevering van het electrisch kabelnet in deze gemeente, te be sluiten de opgelegde boete kwijt te schelden. De heer U d o merkt op dat de boete door B. en W. van f 1200 is teruggebracht tot f 250. Nu komt de firma, die de vinger heeft om de heele hand. Spreker begrijpt de zaak niet. In art. 139 van de gemeentewet staat, dat het tot de bevoegdheden van den raad behoort dergelijke boete geheel of gedeel telijk kwijt te schelden. Is de zaak krachtens een of andere verordening aan B. en W. gedelegeerd, dan was het niet noodig thans weer bij den Raad te komen. Over de formeele kwestie wenschte spreker gaarne te worden ingelicht. De Voorzitter zegt dat B. en W. op grond van billijkheid de boete verminderen, doch men meende niet verder te kunnen gaan en men heeft de firma aangeraden zich tot den raad te wenden dan zouden B. en W. gunstig adviseeren. Daar is mogelijk iets informeels in, dat geeft de Voorzitter toe. De heer D o r b e c k is het niet met den heer Udo eens, formeel was het beter geweest, indien men reeds vroeger bij den raad was gekomen. Het doet er echter weinig toe, nu posteriori fiat te geven op de gedane handeling. Het zou, als men eerder bij den raad was gekomen toch ook zijn kwijtge scholden. De heer Udo is het daarmede niet eens. Dan had de raad de boete zeker tot f250 teruggebracht. De heer Lubbe merkt op, dat de firma 3 weken te laat is begonnen. Waarom nu de geheele boete kwijt te schelden. Men moet ook het oog op andere werken houden bv. de kanaalkade. dig1 had." „Welke zekerheid?" De directeur was eveneens opgestaan en de beide mannen keken elkaar een oogenblik recht in de oogen. Eckard boog. „Ik wilde liever het antwoord schul dig blijven. Ik heb de eer u te groeten." Twee uren daarna stond Eckard in de woning van zijn vriend voor Olga. Hij had haar iederen dag een kort bericht gezonden, dat echter nog niet veel troost had kunnen geven. Nu bleef hem nog de zware taak over, haar te vertellen, dat alle moeite vergeefsch was en dat zij Richard aan zijn lot moesten overlaten. De jonge vrouw zat daar als vernietigd. Nog steeds had zij zich vastgeklampt aan dè hoop, dat Eckard wel een weg ter redding vinden zon en nu zeide hij zelf, dat er niets meer te hopen viel. „Ik heb alles gedaan, wat ik kon", besloot hij. „Ik was nog voornemens, u in dezen moeilijken tijdl niet alleen te laten, maar ook dat wordt mij onmogelijk gemaakt. Ik ontving vandaag een wenk van welinge lichte zijde, dat mijn vertrek dringend gewenscht is." „Gaat u weg? Wilt u mij dan ook verlaten, u, Ri chard's eenige, laatste vriend 1" „Ik moet wel, dat hoort ut" zed hij1 bitter. „Als ik niet onmiddellijk vertrek, wacht mij een bevel tot uit zetting, en dat kan noch mag ik afkachten. Mijn cou rant zou mij er terecht een verwijt van maken, dat ik het zoover had laten komen. Maar laten we nu eens aan de naaste toekomst denken, vow u en uw kind." Zij stond langzaam op. „Onze toekomst? Die is voorloopig verzekerd. De Russische Bank heeft mij' haar hulp aangeboden." „De Bank? De Russische Bank?" „Ja, het schijnt, dat men medelijden heeft met oub ongeluk. Ik ontving vanmorgen een briefdat ik voorloopig op het salaris van mijn man kan blijven rekenen." Eckard keek haar eeni'gsizins verbaasd aan. „Mag ik dien brief eene zien?" (Worit vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1