DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN GIERPOMPEN No. 9~ Honderd en zestiende Jaargang. 1914 ZATERDAG 25 APRIL. UIT DEN RAAD De zaak Dikkers De burgemeester heeft zich geërgerd aan den bo ven regel, welke dezerzijds het eerst geplaatst is bo ven ingezonden stukken over het verleenen van eervol ontslag aan den heer Dikkers. Hij heeft zeker om de zaak tot haar juiste proporties terug te brengen het vermoeden uitgesproken, dat dit geschiedde in navolging van de zaak-Rochette of de zaak-Calmette. Had hij even bedacht, dat hier enkele jaren geleden druk geschreven en gesproken werd over „de zaak- Boaz," dan zou hij begrepen hebben, dat wij voor dezen bovenregel geen buitenlandsch voorbeeld ter navolging noodig hadden. De burgemeester en de heer Dorbeck hebben voorts „de plaatselijke bladen," de Alkmaarsche pers" dingen verweten, waaraan de Alkmaarsche Courant niet schuldig staat en die wij ons dan ook niet kunnen laten aanleunen. Het is niet de Alk maarsche Courant geweest, die in een overzicht een opmerking maakte, welke de burgemeester als in strijd met de waarheid wraakte. De tirade „daarna „begint de campagne en moeten artikelen en inge bonden stukken in de plaatselijke bladen aan de „burgerij bekend maken, welk groot onrecht is ge schied, 't Komt veelal op de juistheid van den in houd niet aan als het maar pakt" is in haar al gemeenheid niet van toepassing op de Alkmaarsche Courant wij hebben geen enkel artikel geschre ven, waaruit zooiets zou kunnen worden gehaald. Eu wanneer de burgemeester, sprekende over den beer Dikkers, gewaagt van „de hem zoo goedgezinde pers" dan wenschen we de Alkmaarsche Courant ook van die kwalificatie uit te sluiten. Waar de heer Dorbeck, blijkens onze aanteekenin- gen, de Alkmaarsche pers verweet, dat zij het in het publiek heeft voorgesteld, alsof de Alkmaarsche Raad „een schandalig stukje" heeft uitgehaald, dat zij door tirades onverdiend een blaam op den Raad heeft geworpen, praematuur heeft geoordeeld, daar moeten we ook tegen dit generaliseeren protesteeren en ook in dit verband een uitzondering voor onze courant opeischen. Wij hebben in de eerste plaats geschreven, dat de ze ontslag-kwestie in de raadzaal een vreemden in druk maakte, het vermoeden uitgesproken, dat zij de zen ook zou maken in de gemeente, waar velen den beer Dikkers hebben leeren kennen als een bijzonder ijverig en welwillend man bij wien zij de behartiging der belangen van ons electriciteitsbedrijf in goede handen dachten. Wij hebben uitdrukkelijk verklaard dat o. i. de Raadsleden meerdere gegevens moesten hebben gehad, dan ter beoordeeling aan buitenstaan ders ten dienste stonden, zooals trouwens ook B. en W. meerdere grieven moeten hebben gehad, dan in het adres-Dikkers waren opgesomd. Ja we heb ben zelfs de eensgezindheid van alle raadsleden een waarborg genoemd voor degenen „bij wie twijfel zou mogen opkomen omtrent de vraag, of de heer Dik kers billijk en rechtvaarig behandeld is." Alleen hebben we aangedrongen op openbaarheid, ook al zou daardoor uet belang van den lieer Dikkers zijn geschaad. Waren de ook op ons van toepassing gebrachte uitlatingen inderdaad op ons toepasselijk, we zouden hoegenaamd geen bezwaar gemaakt hebben, omdat wij onze houding dan ook wel zouden kunnen verde digen. Indien wij bijv. den heer Dikkers zoo goedge zind waren als de burgemeester zeide, dan zouden we daarvoor onze redenen hebben. Maar omdat w.j die redenen niet hadden, kunnen we ons de a!s vei- wijt klinkende aanmerking niet laten welgevallen. Voordat ons raadsoverzicht verscheen hadden wij den heer Dikkers eens ontmoet n 1. in October, toen hij in onze drukkerij en zetterij de eiectrische gelei dingen kwam nazien, te hooi en te gras hadden we ten zijnen opzichte gunstige uitlatingen opgevangen, uitlatingen, die achterna door de zoo ruim geteeken- de verklaring van verschillende burgers zijn beves tigd. Wij zagen daarin echter, gegeven de omstan digheden, geen aanleiding om de partij voor den heer Dikkers op te nemen en hebben dat dan ook niet gedaan waren we toen eerlijk overtuigd ge weest, dat hem onrecht was geschied dan zouden we dat want het is onze gewoonte niet om op deze plaats onze meening te verbergen niet onder stoe len en banken hebben gestoken. De krant is echter niet enkel voorlichtster van 't publiek, zij is ook zijn orgaan. En in deze laatste kwaliteit neemt zij inge zonden stukken, die aan zekere voorwaarden voldoen op, zonder te vragen of hare redactie het met den inhoud eens is. Zij geeft den burgemeester of het college van B. en W. even goed als ieder ander het recht daarop te antwoorden. Ieder moet natuurlijk voor zich beoordeelen of hij van dat recht wenscht gebruik te maken maar daarom juist mag uit plaatsing van ingezonden stukken door of voor den heer Dikkers geen stemming ten diens gunste bij on ze redactie worden afgeleid. Wat een ander blad wil doen is zijn zaak, wat men dat kan of wil verwijten gaat ons niet aan. Doch wij staan voor ons standpunt en wanneer daarop een verkeerd licht wordt geworpen, dan meenen wij daar tegen krachtig te moeten opkomen. Wanneer de bur gemeester en de heer Dorbeck de door hen bedoelde bladen of het blad hadden genoemd, gelijk de voor zitter deed, toen hij onze courant als bron van het berichtje „verduistering" noemde, dan hadden ze de billijkheid meer betracht dan nu en wij hopen ernstig dat men wanneer men in den Raad eens weer een blad bedoelt ook den naam daarvan zal noemen. Wat de behandeling van de zaak-Dikkers betreft, „en règle" is zij Woensdag niet geweest. De heer Dikkers vroeg in zijn adres „de tegen zijn persoon of „beleid in de geheime vergadering van 18 Maart 1.1 „aangevoerde grieven in openbare zitting te herhalen „of althans de in die vergadering opgelegde ge heimhouding op te heffen." Het verzoek werd met op een na algemeene stemmen ingewilligd. Na dit besluit mocht worden verwacht, dat allereerst verslag zou worden gegeven van de geheime zitting, maar het kwam anders. De burgemeester zeide: „wat aan de openbare behandeling voorafging laat ik nu in het midden." Ja sterker nog, „welke de verschil lende bezwaren waren, den 9den Febr. aan den „neer Dikkers medegedeeld buiten die hij zelf in „zijn adres heeft genoemd kan ik thans niet meer „met volle zekerheid zeggen." Van die vergadering van B. en W., bestaan notulen, even te voren haalde de voorzitter daaruit een zinsnede aan, welke ook den heer Dikkers is voorgelezen maar bevatten ze dan geen bijzonderheden over de bezwaren welke er tegen dezen zijn ingebracht? Het schijnt voorts, dat den Raadsleden in de geheime zitting de volledi ge motieven niet zijn medegedeeld hoe anders te verklaren de zinsnede uit de redevoering van den burgemeester: „men verlieze bij deze kwestie vooral „niet uit het oog, dat het er hier niet om ging een „ambtenaar in vasten dienst voor ontslag voor te „dragen, ware zulks het geval, dan zouden wij na tuurlijk volledig de motieven aan den Raad hebben „voorgelegd, waarop onze voordracht tot ontslag berustte." Welke motieven den Raad in de geheime zitting zijn medegedeeld, is door den burgemeester niet ge zegd. Waren die motieven wèl opgesomd desge wenscht aangevuld met een afzonderlijke lijst van bezwaren, die de juistheid van de houding van B. en W. kwamen bevestigen en die vap beter gehalte moesten zijn dan bijv. de weinig gelukkige opmer king van den heer Zaadnoordijk dan was aan het verzoek van den heer Dikkers voldaan, nu niet. De heer Verkerk heeft ondanks een onhandige poging van den heer Thomsen, die gelukkig op niets uitliep meer licht over de geheime zitting doen opgaan. Hoe eigenaardig echter, dat het bezwaar „sterken drank," waarover zoo aanstonds meer, hetwelk voor den heer Verkerk het hoofdmotief voor de stilzwij gendheid heeft gevormd, niet het oor heeft bereikt van het raadslid, het dichtstzittend bij den voorzit ter, uit wiens mond het kwam, den heer Dorbeck. Dat is eenvoudig onbegrijpelijk. Men schijnt er in den Raad niet aan te willen, maar dit geval heeft weer overtuigend bewezen, hoe broodnoodig het is, dat ook van de geheime zitting een stenografisch verslag wordt gemaakt. Het is en kei de kwestie van beëediging van den verslaggever en wat guldens per jaar en welk een voordeel zou zulk een verslag-in-handschrift bij de behandeling van deze zaak hebben geboden! De heer Dorbeck heeft getracht duidelijk te ma ken, waarom de Raad in openbare zitting de zaak niet kon bespreken: men had dan de geheimhouding moeten schenden. Hij vond het verklaarbaar, dat toen na de voorlezing van het adres-Dikkers het Da- gelijksch bestuur daarop niet reageerde, er ook geen stemmen uit den Raad opgingen. En de burge meester verklaarde daarentegen Woensdag: „Uw Raad verlangde echter in zijn openbare vergadering „van 18 Maart geen inlichtingen en het lag niet op „onzen weg deze ongevraagd te geven." Ja als men elkaar het balletje van openbaarheid zoo han dig toegooit, dan is er voor het publiek niemendal te vangen! B. en W. waren vast overtuigd, dat zwij gen in het belang van adressant was. Maar de heer Dorbeck wist hij verklaarde het Woensdag dat de heer Dikkers voor openbaarmaking was. Wat lette hem dan voor te 3tellen onmiddellijk de ge heimhouding op te heffen, wat om stemming te vra gen en eenigermate zijn stem te motiveeren, wat dat ware wellicht het beste geweest om voor te stellen, de behandeling van de ontslagaanvrage te verdagen tot bijv. de volgende week? Was dit laatste geschied, er zou heel wat minder stof in de gemeen te zijn opgewarreld moge met deze les in den ver volge rekening worden gehouden! Het is ons niet duidelijk geworden, hoe de heer Dorbeck vrede heeft kunnen nemen met de enkele voorlezing van het adres in openbare zitting, waar door juist greede aanleiding tot achterdocht bij het publiek zou kunnen worden gewekt. Beter niets be kend gemaakt, dan enkel dat. Er is meer onopgehelderd gebleven. Herhaaldelijk is, zoowel in de gascommissie als in de vergadering van B. en W. de al of niet wenschelijkheid besproken, om den heer Dikkers voor een vaste benoeming voor te dragen maar niet is gebleken, dat den heer Dikkers of in de gascommissie of in de vergadering van B. en W. voor 9 Februari eenige ernstige opmer king is gemaakt. Nimmer is er behoorlijke samen werking geweest tusschen den ingenieur en den di recteur, verklaarde de burgemeester, maar de heer Dikkers zeide in de vergadering van B. en W. van 9 Februari „nu was verder van aangename samenwer king toch geen sprake meer" en in zijn vorig adres schreef hij dat „nu van samenwerking met zijn supe rieuren geen sprake meer kan zijn" en deze beide uit latingen zijn onweersproken gebleven. En dan die sterke drank! De burgemeester heeft in de geheime zitting verklaard, dat de heeren Van der Vegt, hoofdcommies ter secretarie, de Kat, directeur van en de Jong boekhouder aan de gasfa briek, hadden verklaard, dat de heer Dikkers in zijn werkuren rook naar sterken drank en daaruit gecon cludeerd, dat de ingenieur zijn werk verlaat om al cohol te gebruiken of het bij zich heeft om het op zijn werk te gebruiken. Voor den heer Verkerk is dit gezegde van den burgemeester het hoofdmotief ge weest om over deze zaak niet in het openbaar tc spreken. Maar een borrel maakt nog geen dronkaard! Gesteld, dat de heer Dikkers inderdaad eens naar' drank heeft geroken, dan dienen, voordat de ernstige conclusie van den burgemeester kan wor den aanvaard, de omstandigheden waaronder dit geschiedde, bekend te zijn en dan moet, voordat men daaraan zulke ernstige gevolgen verbindt als de heer Verkerk doet, toch zijn uitgemaakt, of de heer Dikkers herhaaldelijk zondigde, maar vooral, of hij gewaarschuwd is. Evenzeer dient men alvorens den heer van der Vegt van een laakbare houding te be tichten, hem aanbrenger, verklikker en wat dies meer zij te noemen, de omstandigheden te kennen, waaronder hij den burgemeester van zijn waarne ming kennis heeft gegeven. Waar door de krasse uitlating van den burgemeester in de geheime zit ting, thans openbaar geworden, op den heer Dik' kers een zeer ernstige blaam is gelegd en de heer van der Vegt in een eigenaardig licht is verschenen, daar mag het bierbij niet worden gelaten, maar daar dienen over deze kwestie afdoende bijzonderheden te worden gegeven. En wanneer daarbij blijkt dat de burgemeester onverdiend den heer Dikkers een smet heeft aangewreven, dan zal hij stellig niet nala ten, den heer Dikkers ten dezen aanzien de volledige voldoening te geven, waarop hij recht heeft. Van ernstiger aard dan de heer Verkerk achten we het feit dat de heer Dikkers „na het aanbrengen „van een installatie in hotel „de Nachtegaal" daar „een8 gefuifd heeft," omdat wij daarin een dier da den zien, welke een hoofdambtenaar der gemeente in de allereerste plaats heeft te vermijden. Men zeg ge nu niet er zijn vroeger wel eens veel erger din gen door gem.-ambtenaren geschied. Is dit inderdaad 't geval en bleef zulks ongestraft, dan is 't te betreu ren, maar dan mag dat nog geen reden zijn, om een op zich zelf afkeurenswaardige daad in onzen tijd goed te keuren. En nu komt het ons voor, dat velen bij de beoordeeling van deze zaak zich te veel laten leiden door hun gevoel. Wij kunnen in de vele ten laste gelegde tekortkomingen onmogelijk gelijk de heer Dorbeck, die in een uitvoerig betoog als warm pleitbezorger van den heer Dikkers optrad en niet wenschte te voldoen aan de uitnoodiging van den heer Udo, om te verklaren, dat B. en W. niet anders hadden kunnen handelen dan ze deden „futiliteiten" zien. Beoordeeld naar hetgeen mede gedeeld is, verschijnt de heer Dikkers, ondanks zijn 'j ver en zijn bekwaamheid, voor ons niet als een geschikt gemeente-ambtenaar. Bestaat een dergelij ke slofheid en slordigheid, dan heeft de heer Dikkers zijn allereerste plicht, onder eede of belofte op zich genomen, n.l. waarneming van zijn betrekking met nauwgezetheid niet naar behooren volbracht, dan brengt het welbegrepen gemeentebelang mede, dat hij, tijdelijk aangesteld, niet voor een vaste benoe ming in aanmerking komt. Het bezit van deze eigenschappen moge voor den betrokken persoon minder aangenaam zijn, minderwaardig maken zij hem geenszins, immers in het particulier bedrijf, be vrijd van administratieve zorgen, kan hij uitnemend op zijn plaats zijn. Het getuigschrift, hem door ve le aangeslotenen mede gegeven, bewijst in elk geval, dat hij de volle sympathie heeft van velen dergenen, die aangesloten zijn. Waar moge het zijn, dat de vorm van het door hen geteekende stuk niet gelukkig was gekozen zij toch konden op dat oogenblik allerminst uit maken of de heer Dikkers als leider van het bedrijf al of niet zeer gewenscht was als uiting van sympa thie heeft het stuk zeker waarde en het lijktk ons on billijk, haar die waarde te willen ontnemen, door een handteekening, die men, gelijk de heer van den Bosch, misplaatst vond of door een van een onder tekenaar, die zijn naam heeft geplaatst onder een stuk, dat hij blijkbaar niet gelezen heeft. De heer Cloeck, van wie deze adresbeweging uitging verricht te daardoor een betere daad dan toen hij in zijn in gezonden stuk, de geheele zaak schoof op rekening van het feit, dat de heer Dikkers niet naar den zin van B. en W. was, wijl hij indertijd no. 2 der voor dracht was. De heer Cloeck schreef in ons blad meer dan hij kon verantwoorden en het is goed ge weest dat hem het ongemotiveerde daarvan zoo krachtig onder het oog is gebracht. Wij beschouwen de geheele zaak onbevooroordeeld, volgen noch blindelings den heer Dikkers noch de tot voor kort over hem gestelde overheid. Wij zijn tot heden overtuigd, dat de heer Dikkers in zijn eigen belang beter had gehandeld, indien hij gebruik ge maakt had van de gelegenheid tot een eervolle retrai te, gelijk door Burg. en Wethouders is aan geboden, indien hij dus aan zijn voornemen van 9 Februari gevolg gegeven had. Hij heeft het anders gewild, en men moge dat van hem niet verstandig vinden, het is zijn recht geweest, een recht, dat wij iemand in zijn positie niet gaarne zouden willen ont zeggen. En evenzeer heeft de heer Dikkers in som mige opzichten recht op een billijker beoordeeling dan hem in den Raad ten deel is gevallen. De zaak-Dikkers is „chose jugee. Het vonnis is geveld. Ware er een volksstemming, die alsnog uit spraak zou kunnen doen, dan zou de de heer Dik kers niet onwaarschijnlijk worden vrijgesproken. Ware er echter hooger beroep mogelijk bijv. van Gedeputeerde Staten dan zou waarschijnlijk het vonnis worden bevestigd, zij het dan ook niet op al die gronden, welke in den Raad zijn aangevoerd. Wij vertrouwen, dat de zaak-Dikkers nog niet uit is, ook in den Raad niet. Op verschillende punten is nadere opheldering gewenscht. Maar wanneer de zaak opnieuw ter sprake komt, laat men zich in den Raad dan vrijhouden van pathetische ontboezemin gen en min-gelukkig gekozen argumenten. En laat men, wil men den heer Dikkers inderdaad „onder een DS BISTE KOOPT MEN HOLLANDSCH UZERMAGAZUN, v.h. M DE WILD, ALKMAAR. „beteren indruk (laten) vertrekken, dan hij door de „behandeling in de geheime zitting heeft gekregen," eenvoudig een uitspraak van den Raad uitlokken, waarbij wordt verklaard, dat de Raad aan den heer Dikkers het gevraagde eervolle ontslag heeft ver leend, omdat hij op grond van zijn toezicht en zijn leiding niet geschikt is gebleken, om voor een vaste benoeming in aanmerking te komen. STADSNIEUWS. j COURANT, Dit nummer bestaat uit 4 bladen. /.A A K-U I K K KK..-V Uiuier het. opkamt. „Botentatiasis bevat d'e Groe ne Amateraam.nei', weeKJOiaii voor Nederlami, Uet vol gende artikel: in Alkmaar werd vorig jaar een ingenieur, die op een voordracht voor directeur van het nieuwe fhiectr. Bedrijf els blo. 2 stond, door den Gemeenteraad! als „tijdelijk''' benoemd, iiij voldeed zeer goed, maar naar da overtuiging van den Burgemeester (.wiens over tuiging allerlei wethouders en commissieleden in dat kleine stadje gewoon zijn terstond te deeienvoldeed bij niet. 't Gevolg: Be ingenieur kreeg een wenk om aan den Raad te schrijven, dat hij voor die herbenoe ming „met wenschte in aanmerking te komen". De ze ambtenaar, die reeds1 een andere buitenlandische betrekking op 't oog had, deed) wat gevraagd werd, d. w. z. vroeg, practisch gesproken, ontslag, maar daar hij' volkomen verbaasd was over de minder d'an futiele motiveering vanwege den Burgervader, schreef hij een net request aan den Gemeenteraad': dewelke ver gaderde en wel achter „gesloten deuren", waarop, na opening dier deuren bij' algemeen stilzwijgen in open bare vergadering het ontslag zonder meer werd ge geven. Toen wiji dat zoo lazen, onderstelden wij, en zal ieder ondersteld hebben, dat de ingenieur minstens een gruwelijke wandaad op zijn geweten moet gehad hebben: heiligschennis in vroom'heidswaanzin of moord in een toestand van s Laapw an deling, een van il'ie acta viciosa, die men onvervolgd laat, maar die verkeerd kunnen zijn voor een electrisch bedrijf. Niets van dit all Want nu door het verzamelen van handteekeningen en door een nieuw request van gemelden ingenieur roering gekomen is in het stille politieke binnenwater van Alkmaar, blijkt dat het ge heimzinnige niets niemendal beteekende, en dat „twee borrels vóór den eten" het afschuwelijkste Oneerbare geweest is, waarvoor men, hem mollende, een gehei me vergadering heeft noodig gehad. Ach, als in de dagen der Compagnie de machtheb bers in, het oude Batavia een gunsteling „avance- inent" wilden laten maken of enkel een minder-pret- tig-gewonden ambtenaar wilden kwijt wezen, en er werd naar motieven gezocht, dan klonk de nog heden ten dage als stopwoord dienende uitdrukking: „De man is ons, hij drinkt te veel jenever!" Machthebbers en niet-machtheibbers dronken in die dagen te Batavia allen zonder uitzondering als kartouwen! En te Alkmaar is en blijft tegen den zin van de heele burgerij de ingenieur ontslagen, omdat de bur gemeester het wil. Allerlei vertegenwoordigers van plantensoorten droogt men en legt men samen tot herbaria. Artis geeft een overzicht van het kruipend en het vliegend gedierte, en de aquaria vertoonen ons de wereld' der visschen in hare verscheidenheid. Van de menschheid gesplitst in rassen en volksstammen, bestaan etnogra- phische kaarten. Men' bestudeert en catalogiseert Kortom al'les en allen, maar die potentaat is nog on onderzocht. Toch is hij een wezen met overal en altijd terug- eerende eigenschappen, een schepsel dat in dieren- en menschen- en zelfs in plantenrijk voorkomt, en dat, met al zijn individueele eigenaardigheden, blijft Dagen de groote kenmerken van een type. De kracht van de echte, groote of kleine potentaat komt regelrecht voort uit het vereeringsinstinct en uit de wijfjestachtigheidi van de menigte: die, als de kikker, een heerscher behoeft. Het stond in het laatst verschenen nummer van Simplicissimus zoo aardig, «aar bij een kaiserlich-königlich-vaderlandsche feest viering de redenaar uitroept! „En daarom, mijne iieeren, eindig ik met te zeggen: een heerscher moet het volk hebben. Wanrb wat werd er anders van de ingeboren liefde en eerbied, die in ons allen slui mert?" en wat werd er and'ers zoo kon hij er bij ovoegd hebben van onze slappe levens, die geen meening weten te formeeren of in het maatschappe lijke zelf een daad' weten te doen? De massa kan, als de potentaat wel eens Hl te op vallend haar hindert, het brengen tot een zacht, on- dergrondsch gebrom. Dit uit zich door adressen aan een Raad, of door discussies of „persstemmen Maar een massa kleine t u groote ongerechtigheden kunnen door den poten taat alleraangenaamst zijn verricht vóór hij het wer kelijk moeielijk krijgt. Trouwens de meeste potentaten zijn minstens zoo welmeenende menschen als de massa's, die hen hand haven. Wij zijn hun dan ook altijd welgezind). CADETTENSCHOOL. De heer A. Hoogeboom, generaal-majoor, inspec teur van het militair onderwijs, heeft voor de afd. Amsterdam van den Bond van Vrije Liberalen een le- zmg gehouden over het onderwerp: „De reorganisatie van het militair onderwijs en d'e overgang van ver lofsofficieren naar het beroepskader." We lezen o. m. in het verslag dier Nieuwe Courant: Bij het ter sprake brengen der Cadettenschool, schetste spr. den tegenstand, dien deze van meet af aan heeft ondervonden, zoodat d'e regeering die school a,s het ware opzettelijk heeft laten verloopen. Geluk-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1