DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
GIERPOMPEN
No. 9~
Honderd en zestiende Jaargang.
1914
ZATERDAG
25 APRIL.
UIT DEN RAAD
De zaak Dikkers
De burgemeester heeft zich geërgerd aan den bo
ven regel, welke dezerzijds het eerst geplaatst is bo
ven ingezonden stukken over het verleenen van eervol
ontslag aan den heer Dikkers. Hij heeft zeker om
de zaak tot haar juiste proporties terug te brengen
het vermoeden uitgesproken, dat dit geschiedde in
navolging van de zaak-Rochette of de zaak-Calmette.
Had hij even bedacht, dat hier enkele jaren geleden
druk geschreven en gesproken werd over „de zaak-
Boaz," dan zou hij begrepen hebben, dat wij voor
dezen bovenregel geen buitenlandsch voorbeeld ter
navolging noodig hadden.
De burgemeester en de heer Dorbeck hebben
voorts „de plaatselijke bladen," de Alkmaarsche
pers" dingen verweten, waaraan de Alkmaarsche
Courant niet schuldig staat en die wij ons dan ook
niet kunnen laten aanleunen. Het is niet de Alk
maarsche Courant geweest, die in een overzicht een
opmerking maakte, welke de burgemeester als in
strijd met de waarheid wraakte. De tirade „daarna
„begint de campagne en moeten artikelen en inge
bonden stukken in de plaatselijke bladen aan de
„burgerij bekend maken, welk groot onrecht is ge
schied, 't Komt veelal op de juistheid van den in
houd niet aan als het maar pakt" is in haar al
gemeenheid niet van toepassing op de Alkmaarsche
Courant wij hebben geen enkel artikel geschre
ven, waaruit zooiets zou kunnen worden gehaald.
Eu wanneer de burgemeester, sprekende over den
beer Dikkers, gewaagt van „de hem zoo goedgezinde
pers" dan wenschen we de Alkmaarsche Courant
ook van die kwalificatie uit te sluiten.
Waar de heer Dorbeck, blijkens onze aanteekenin-
gen, de Alkmaarsche pers verweet, dat zij het in het
publiek heeft voorgesteld, alsof de Alkmaarsche
Raad „een schandalig stukje" heeft uitgehaald, dat
zij door tirades onverdiend een blaam op den Raad
heeft geworpen, praematuur heeft geoordeeld, daar
moeten we ook tegen dit generaliseeren protesteeren
en ook in dit verband een uitzondering voor onze
courant opeischen.
Wij hebben in de eerste plaats geschreven, dat de
ze ontslag-kwestie in de raadzaal een vreemden in
druk maakte, het vermoeden uitgesproken, dat zij de
zen ook zou maken in de gemeente, waar velen den
beer Dikkers hebben leeren kennen als een bijzonder
ijverig en welwillend man bij wien zij de behartiging
der belangen van ons electriciteitsbedrijf in goede
handen dachten. Wij hebben uitdrukkelijk verklaard
dat o. i. de Raadsleden meerdere gegevens moesten
hebben gehad, dan ter beoordeeling aan buitenstaan
ders ten dienste stonden, zooals trouwens ook B. en
W. meerdere grieven moeten hebben gehad, dan in
het adres-Dikkers waren opgesomd. Ja we heb
ben zelfs de eensgezindheid van alle raadsleden een
waarborg genoemd voor degenen „bij wie twijfel zou
mogen opkomen omtrent de vraag, of de heer Dik
kers billijk en rechtvaarig behandeld is." Alleen
hebben we aangedrongen op openbaarheid, ook al
zou daardoor uet belang van den lieer Dikkers zijn
geschaad.
Waren de ook op ons van toepassing gebrachte
uitlatingen inderdaad op ons toepasselijk, we zouden
hoegenaamd geen bezwaar gemaakt hebben, omdat
wij onze houding dan ook wel zouden kunnen verde
digen. Indien wij bijv. den heer Dikkers zoo goedge
zind waren als de burgemeester zeide, dan zouden
we daarvoor onze redenen hebben. Maar omdat w.j
die redenen niet hadden, kunnen we ons de a!s vei-
wijt klinkende aanmerking niet laten welgevallen.
Voordat ons raadsoverzicht verscheen hadden wij
den heer Dikkers eens ontmoet n 1. in October, toen
hij in onze drukkerij en zetterij de eiectrische gelei
dingen kwam nazien, te hooi en te gras hadden we
ten zijnen opzichte gunstige uitlatingen opgevangen,
uitlatingen, die achterna door de zoo ruim geteeken-
de verklaring van verschillende burgers zijn beves
tigd. Wij zagen daarin echter, gegeven de omstan
digheden, geen aanleiding om de partij voor den
heer Dikkers op te nemen en hebben dat dan ook
niet gedaan waren we toen eerlijk overtuigd ge
weest, dat hem onrecht was geschied dan zouden we
dat want het is onze gewoonte niet om op deze
plaats onze meening te verbergen niet onder stoe
len en banken hebben gestoken. De krant is echter
niet enkel voorlichtster van 't publiek, zij is ook zijn
orgaan. En in deze laatste kwaliteit neemt zij inge
zonden stukken, die aan zekere voorwaarden voldoen
op, zonder te vragen of hare redactie het met den
inhoud eens is. Zij geeft den burgemeester of het
college van B. en W. even goed als ieder ander het
recht daarop te antwoorden. Ieder moet natuurlijk
voor zich beoordeelen of hij van dat recht wenscht
gebruik te maken maar daarom juist mag uit
plaatsing van ingezonden stukken door of voor den
heer Dikkers geen stemming ten diens gunste bij on
ze redactie worden afgeleid.
Wat een ander blad wil doen is zijn zaak, wat men
dat kan of wil verwijten gaat ons niet aan. Doch
wij staan voor ons standpunt en wanneer daarop een
verkeerd licht wordt geworpen, dan meenen wij daar
tegen krachtig te moeten opkomen. Wanneer de bur
gemeester en de heer Dorbeck de door hen bedoelde
bladen of het blad hadden genoemd, gelijk de voor
zitter deed, toen hij onze courant als bron van het
berichtje „verduistering" noemde, dan hadden ze de
billijkheid meer betracht dan nu en wij hopen ernstig
dat men wanneer men in den Raad eens weer een
blad bedoelt ook den naam daarvan zal noemen.
Wat de behandeling van de zaak-Dikkers betreft,
„en règle" is zij Woensdag niet geweest. De heer
Dikkers vroeg in zijn adres „de tegen zijn persoon of
„beleid in de geheime vergadering van 18 Maart 1.1
„aangevoerde grieven in openbare zitting te herhalen
„of althans de in die vergadering opgelegde ge
heimhouding op te heffen." Het verzoek werd met
op een na algemeene stemmen ingewilligd. Na dit
besluit mocht worden verwacht, dat allereerst verslag
zou worden gegeven van de geheime zitting, maar
het kwam anders. De burgemeester zeide: „wat aan
de openbare behandeling voorafging laat ik nu in
het midden." Ja sterker nog, „welke de verschil
lende bezwaren waren, den 9den Febr. aan den
„neer Dikkers medegedeeld buiten die hij zelf in
„zijn adres heeft genoemd kan ik thans niet meer
„met volle zekerheid zeggen." Van die vergadering
van B. en W., bestaan notulen, even te voren haalde
de voorzitter daaruit een zinsnede aan, welke ook
den heer Dikkers is voorgelezen maar bevatten ze
dan geen bijzonderheden over de bezwaren welke er
tegen dezen zijn ingebracht? Het schijnt voorts,
dat den Raadsleden in de geheime zitting de volledi
ge motieven niet zijn medegedeeld hoe anders te
verklaren de zinsnede uit de redevoering van den
burgemeester: „men verlieze bij deze kwestie vooral
„niet uit het oog, dat het er hier niet om ging een
„ambtenaar in vasten dienst voor ontslag voor te
„dragen, ware zulks het geval, dan zouden wij na
tuurlijk volledig de motieven aan den Raad hebben
„voorgelegd, waarop onze voordracht tot ontslag
berustte."
Welke motieven den Raad in de geheime zitting
zijn medegedeeld, is door den burgemeester niet ge
zegd. Waren die motieven wèl opgesomd desge
wenscht aangevuld met een afzonderlijke lijst
van bezwaren, die de juistheid van de houding van
B. en W. kwamen bevestigen en die vap beter gehalte
moesten zijn dan bijv. de weinig gelukkige opmer
king van den heer Zaadnoordijk dan was aan het
verzoek van den heer Dikkers voldaan, nu niet. De
heer Verkerk heeft ondanks een onhandige poging
van den heer Thomsen, die gelukkig op niets uitliep
meer licht over de geheime zitting doen opgaan.
Hoe eigenaardig echter, dat het bezwaar „sterken
drank," waarover zoo aanstonds meer, hetwelk voor
den heer Verkerk het hoofdmotief voor de stilzwij
gendheid heeft gevormd, niet het oor heeft bereikt
van het raadslid, het dichtstzittend bij den voorzit
ter, uit wiens mond het kwam, den heer Dorbeck. Dat
is eenvoudig onbegrijpelijk.
Men schijnt er in den Raad niet aan te willen,
maar dit geval heeft weer overtuigend bewezen, hoe
broodnoodig het is, dat ook van de geheime zitting
een stenografisch verslag wordt gemaakt. Het is en
kei de kwestie van beëediging van den verslaggever
en wat guldens per jaar en welk een voordeel zou
zulk een verslag-in-handschrift bij de behandeling
van deze zaak hebben geboden!
De heer Dorbeck heeft getracht duidelijk te ma
ken, waarom de Raad in openbare zitting de zaak
niet kon bespreken: men had dan de geheimhouding
moeten schenden. Hij vond het verklaarbaar, dat
toen na de voorlezing van het adres-Dikkers het Da-
gelijksch bestuur daarop niet reageerde, er ook geen
stemmen uit den Raad opgingen. En de burge
meester verklaarde daarentegen Woensdag: „Uw
Raad verlangde echter in zijn openbare vergadering
„van 18 Maart geen inlichtingen en het lag niet op
„onzen weg deze ongevraagd te geven." Ja als
men elkaar het balletje van openbaarheid zoo han
dig toegooit, dan is er voor het publiek niemendal te
vangen! B. en W. waren vast overtuigd, dat zwij
gen in het belang van adressant was. Maar de heer
Dorbeck wist hij verklaarde het Woensdag
dat de heer Dikkers voor openbaarmaking was. Wat
lette hem dan voor te 3tellen onmiddellijk de ge
heimhouding op te heffen, wat om stemming te vra
gen en eenigermate zijn stem te motiveeren, wat
dat ware wellicht het beste geweest om voor te
stellen, de behandeling van de ontslagaanvrage te
verdagen tot bijv. de volgende week? Was dit laatste
geschied, er zou heel wat minder stof in de gemeen
te zijn opgewarreld moge met deze les in den ver
volge rekening worden gehouden!
Het is ons niet duidelijk geworden, hoe de heer
Dorbeck vrede heeft kunnen nemen met de enkele
voorlezing van het adres in openbare zitting, waar
door juist greede aanleiding tot achterdocht bij het
publiek zou kunnen worden gewekt. Beter niets be
kend gemaakt, dan enkel dat.
Er is meer onopgehelderd gebleven. Herhaaldelijk
is, zoowel in de gascommissie als in de vergadering
van B. en W. de al of niet wenschelijkheid besproken,
om den heer Dikkers voor een vaste benoeming voor
te dragen maar niet is gebleken, dat den heer
Dikkers of in de gascommissie of in de vergadering
van B. en W. voor 9 Februari eenige ernstige opmer
king is gemaakt. Nimmer is er behoorlijke samen
werking geweest tusschen den ingenieur en den di
recteur, verklaarde de burgemeester, maar de heer
Dikkers zeide in de vergadering van B. en W. van 9
Februari „nu was verder van aangename samenwer
king toch geen sprake meer" en in zijn vorig adres
schreef hij dat „nu van samenwerking met zijn supe
rieuren geen sprake meer kan zijn" en deze beide uit
latingen zijn onweersproken gebleven.
En dan die sterke drank! De burgemeester heeft
in de geheime zitting verklaard, dat de heeren Van
der Vegt, hoofdcommies ter secretarie, de Kat,
directeur van en de Jong boekhouder aan de gasfa
briek, hadden verklaard, dat de heer Dikkers in zijn
werkuren rook naar sterken drank en daaruit gecon
cludeerd, dat de ingenieur zijn werk verlaat om al
cohol te gebruiken of het bij zich heeft om het op
zijn werk te gebruiken. Voor den heer Verkerk is dit
gezegde van den burgemeester het hoofdmotief ge
weest om over deze zaak niet in het openbaar tc
spreken. Maar een borrel maakt nog geen
dronkaard! Gesteld, dat de heer Dikkers inderdaad
eens naar' drank heeft geroken, dan dienen, voordat
de ernstige conclusie van den burgemeester kan wor
den aanvaard, de omstandigheden waaronder dit
geschiedde, bekend te zijn en dan moet, voordat men
daaraan zulke ernstige gevolgen verbindt als de
heer Verkerk doet, toch zijn uitgemaakt, of de heer
Dikkers herhaaldelijk zondigde, maar vooral, of hij
gewaarschuwd is. Evenzeer dient men alvorens den
heer van der Vegt van een laakbare houding te be
tichten, hem aanbrenger, verklikker en wat dies
meer zij te noemen, de omstandigheden te kennen,
waaronder hij den burgemeester van zijn waarne
ming kennis heeft gegeven. Waar door de krasse
uitlating van den burgemeester in de geheime zit
ting, thans openbaar geworden, op den heer Dik'
kers een zeer ernstige blaam is gelegd en de heer
van der Vegt in een eigenaardig licht is verschenen,
daar mag het bierbij niet worden gelaten, maar daar
dienen over deze kwestie afdoende bijzonderheden te
worden gegeven. En wanneer daarbij blijkt
dat de burgemeester onverdiend den heer Dikkers een
smet heeft aangewreven, dan zal hij stellig niet nala
ten, den heer Dikkers ten dezen aanzien de volledige
voldoening te geven, waarop hij recht heeft.
Van ernstiger aard dan de heer Verkerk achten we
het feit dat de heer Dikkers „na het aanbrengen
„van een installatie in hotel „de Nachtegaal" daar
„een8 gefuifd heeft," omdat wij daarin een dier da
den zien, welke een hoofdambtenaar der gemeente
in de allereerste plaats heeft te vermijden. Men zeg
ge nu niet er zijn vroeger wel eens veel erger din
gen door gem.-ambtenaren geschied. Is dit inderdaad
't geval en bleef zulks ongestraft, dan is 't te betreu
ren, maar dan mag dat nog geen reden zijn, om een
op zich zelf afkeurenswaardige daad in onzen tijd
goed te keuren. En nu komt het ons voor, dat velen
bij de beoordeeling van deze zaak zich te veel laten
leiden door hun gevoel. Wij kunnen in de vele ten
laste gelegde tekortkomingen onmogelijk gelijk
de heer Dorbeck, die in een uitvoerig betoog als
warm pleitbezorger van den heer Dikkers optrad en
niet wenschte te voldoen aan de uitnoodiging van
den heer Udo, om te verklaren, dat B. en W. niet
anders hadden kunnen handelen dan ze deden
„futiliteiten" zien. Beoordeeld naar hetgeen mede
gedeeld is, verschijnt de heer Dikkers, ondanks zijn
'j ver en zijn bekwaamheid, voor ons niet als een
geschikt gemeente-ambtenaar. Bestaat een dergelij
ke slofheid en slordigheid, dan heeft de heer Dikkers
zijn allereerste plicht, onder eede of belofte op zich
genomen, n.l. waarneming van zijn betrekking met
nauwgezetheid niet naar behooren volbracht, dan
brengt het welbegrepen gemeentebelang mede, dat
hij, tijdelijk aangesteld, niet voor een vaste benoe
ming in aanmerking komt. Het bezit van deze
eigenschappen moge voor den betrokken persoon
minder aangenaam zijn, minderwaardig maken zij
hem geenszins, immers in het particulier bedrijf, be
vrijd van administratieve zorgen, kan hij uitnemend
op zijn plaats zijn. Het getuigschrift, hem door ve
le aangeslotenen mede gegeven, bewijst in elk geval,
dat hij de volle sympathie heeft van velen dergenen,
die aangesloten zijn.
Waar moge het zijn, dat de vorm van het
door hen geteekende stuk niet gelukkig was gekozen
zij toch konden op dat oogenblik allerminst uit
maken of de heer Dikkers als leider van het bedrijf
al of niet zeer gewenscht was als uiting van sympa
thie heeft het stuk zeker waarde en het lijktk ons on
billijk, haar die waarde te willen ontnemen, door
een handteekening, die men, gelijk de heer van den
Bosch, misplaatst vond of door een van een onder
tekenaar, die zijn naam heeft geplaatst onder een
stuk, dat hij blijkbaar niet gelezen heeft. De heer
Cloeck, van wie deze adresbeweging uitging verricht
te daardoor een betere daad dan toen hij in zijn in
gezonden stuk, de geheele zaak schoof op rekening
van het feit, dat de heer Dikkers niet naar den zin
van B. en W. was, wijl hij indertijd no. 2 der voor
dracht was. De heer Cloeck schreef in ons blad
meer dan hij kon verantwoorden en het is goed ge
weest dat hem het ongemotiveerde daarvan zoo
krachtig onder het oog is gebracht.
Wij beschouwen de geheele zaak onbevooroordeeld,
volgen noch blindelings den heer Dikkers noch de
tot voor kort over hem gestelde overheid. Wij zijn
tot heden overtuigd, dat de heer Dikkers in zijn eigen
belang beter had gehandeld, indien hij gebruik ge
maakt had van de gelegenheid tot een eervolle retrai
te, gelijk door Burg. en Wethouders is aan
geboden, indien hij dus aan zijn voornemen van 9
Februari gevolg gegeven had. Hij heeft het anders
gewild, en men moge dat van hem niet verstandig
vinden, het is zijn recht geweest, een recht, dat wij
iemand in zijn positie niet gaarne zouden willen ont
zeggen. En evenzeer heeft de heer Dikkers in som
mige opzichten recht op een billijker beoordeeling
dan hem in den Raad ten deel is gevallen.
De zaak-Dikkers is „chose jugee. Het vonnis is
geveld. Ware er een volksstemming, die alsnog uit
spraak zou kunnen doen, dan zou de de heer Dik
kers niet onwaarschijnlijk worden vrijgesproken.
Ware er echter hooger beroep mogelijk bijv. van
Gedeputeerde Staten dan zou waarschijnlijk het
vonnis worden bevestigd, zij het dan ook niet op al
die gronden, welke in den Raad zijn aangevoerd.
Wij vertrouwen, dat de zaak-Dikkers nog niet uit
is, ook in den Raad niet. Op verschillende punten is
nadere opheldering gewenscht. Maar wanneer de
zaak opnieuw ter sprake komt, laat men zich in den
Raad dan vrijhouden van pathetische ontboezemin
gen en min-gelukkig gekozen argumenten. En laat
men, wil men den heer Dikkers inderdaad „onder een
DS BISTE
KOOPT MEN
HOLLANDSCH UZERMAGAZUN,
v.h. M DE WILD,
ALKMAAR.
„beteren indruk (laten) vertrekken, dan hij door de
„behandeling in de geheime zitting heeft gekregen,"
eenvoudig een uitspraak van den Raad uitlokken,
waarbij wordt verklaard, dat de Raad aan den heer
Dikkers het gevraagde eervolle ontslag heeft ver
leend, omdat hij op grond van zijn toezicht en zijn
leiding niet geschikt is gebleken, om voor een vaste
benoeming in aanmerking te komen.
STADSNIEUWS.
j
COURANT,
Dit nummer bestaat uit 4 bladen.
/.A A K-U I K K KK..-V
Uiuier het. opkamt. „Botentatiasis bevat d'e Groe
ne Amateraam.nei', weeKJOiaii voor Nederlami, Uet vol
gende artikel:
in Alkmaar werd vorig jaar een ingenieur, die op
een voordracht voor directeur van het nieuwe fhiectr.
Bedrijf els blo. 2 stond, door den Gemeenteraad! als
„tijdelijk''' benoemd, iiij voldeed zeer goed, maar naar
da overtuiging van den Burgemeester (.wiens over
tuiging allerlei wethouders en commissieleden in dat
kleine stadje gewoon zijn terstond te deeienvoldeed
bij niet. 't Gevolg: Be ingenieur kreeg een wenk om
aan den Raad te schrijven, dat hij voor die herbenoe
ming „met wenschte in aanmerking te komen". De
ze ambtenaar, die reeds1 een andere buitenlandische
betrekking op 't oog had, deed) wat gevraagd werd, d.
w. z. vroeg, practisch gesproken, ontslag, maar daar
hij' volkomen verbaasd was over de minder d'an futiele
motiveering vanwege den Burgervader, schreef hij
een net request aan den Gemeenteraad': dewelke ver
gaderde en wel achter „gesloten deuren", waarop, na
opening dier deuren bij' algemeen stilzwijgen in open
bare vergadering het ontslag zonder meer werd ge
geven.
Toen wiji dat zoo lazen, onderstelden wij, en zal
ieder ondersteld hebben, dat de ingenieur minstens
een gruwelijke wandaad op zijn geweten moet gehad
hebben: heiligschennis in vroom'heidswaanzin of
moord in een toestand van s Laapw an deling, een van
il'ie acta viciosa, die men onvervolgd laat, maar die
verkeerd kunnen zijn voor een electrisch bedrijf.
Niets van dit all Want nu door het verzamelen
van handteekeningen en door een nieuw request van
gemelden ingenieur roering gekomen is in het stille
politieke binnenwater van Alkmaar, blijkt dat het ge
heimzinnige niets niemendal beteekende, en dat „twee
borrels vóór den eten" het afschuwelijkste Oneerbare
geweest is, waarvoor men, hem mollende, een gehei
me vergadering heeft noodig gehad.
Ach, als in de dagen der Compagnie de machtheb
bers in, het oude Batavia een gunsteling „avance-
inent" wilden laten maken of enkel een minder-pret-
tig-gewonden ambtenaar wilden kwijt wezen, en er
werd naar motieven gezocht, dan klonk de nog heden
ten dage als stopwoord dienende uitdrukking: „De
man is ons, hij drinkt te veel jenever!" Machthebbers
en niet-machtheibbers dronken in die dagen te Batavia
allen zonder uitzondering als kartouwen!
En te Alkmaar is en blijft tegen den zin van de
heele burgerij de ingenieur ontslagen, omdat de bur
gemeester het wil.
Allerlei vertegenwoordigers van plantensoorten
droogt men en legt men samen tot herbaria. Artis
geeft een overzicht van het kruipend en het vliegend
gedierte, en de aquaria vertoonen ons de wereld' der
visschen in hare verscheidenheid. Van de menschheid
gesplitst in rassen en volksstammen, bestaan etnogra-
phische kaarten. Men' bestudeert en catalogiseert
Kortom al'les en allen, maar die potentaat is nog on
onderzocht.
Toch is hij een wezen met overal en altijd terug-
eerende eigenschappen, een schepsel dat in dieren-
en menschen- en zelfs in plantenrijk voorkomt, en
dat, met al zijn individueele eigenaardigheden, blijft
Dagen de groote kenmerken van een type.
De kracht van de echte, groote of kleine potentaat
komt regelrecht voort uit het vereeringsinstinct en
uit de wijfjestachtigheidi van de menigte: die, als de
kikker, een heerscher behoeft. Het stond in het laatst
verschenen nummer van Simplicissimus zoo aardig,
«aar bij een kaiserlich-königlich-vaderlandsche feest
viering de redenaar uitroept! „En daarom, mijne
iieeren, eindig ik met te zeggen: een heerscher moet
het volk hebben. Wanrb wat werd er anders van de
ingeboren liefde en eerbied, die in ons allen slui
mert?" en wat werd er and'ers zoo kon hij er bij
ovoegd hebben van onze slappe levens, die geen
meening weten te formeeren of in het maatschappe
lijke zelf een daad' weten te doen?
De massa kan, als de potentaat wel eens Hl te op
vallend haar hindert, het brengen tot een zacht, on-
dergrondsch gebrom.
Dit uit zich door adressen aan een Raad, of door
discussies of „persstemmen Maar een massa kleine
t u groote ongerechtigheden kunnen door den poten
taat alleraangenaamst zijn verricht vóór hij het wer
kelijk moeielijk krijgt.
Trouwens de meeste potentaten zijn minstens zoo
welmeenende menschen als de massa's, die hen hand
haven.
Wij zijn hun dan ook altijd welgezind).
CADETTENSCHOOL.
De heer A. Hoogeboom, generaal-majoor, inspec
teur van het militair onderwijs, heeft voor de afd.
Amsterdam van den Bond van Vrije Liberalen een le-
zmg gehouden over het onderwerp: „De reorganisatie
van het militair onderwijs en d'e overgang van ver
lofsofficieren naar het beroepskader."
We lezen o. m. in het verslag dier Nieuwe Courant:
Bij het ter sprake brengen der Cadettenschool,
schetste spr. den tegenstand, dien deze van meet af
aan heeft ondervonden, zoodat d'e regeering die school
a,s het ware opzettelijk heeft laten verloopen. Geluk-