DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Lme Automobielen In lm,
Adres: JAC. MET.
No. 99
Honderd en zestiende Jaargang.
1914
DINSDAG 28 APRIL.
FEUILLETON,
Ijevenswegaia
Uitgwe H, J. W. BECHT, Amsterdam,
POSTKANTOOR TE ALKMAAR.
Lijst van de aan dit kantoor ter post beaorgde
brieven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid
van de 'geadresseerden niet zijn kumnten worden uit
gereikt.
Ie helft der maand April 1914.
B r I V e n.
Mej. B. de "Wolf, Amsterdam.
Mej, F. "Wijkstra, Amsterdam-
J. A. Rijken, 'shËa.g«.
G. de Yries, Helder.
P. Zwart, Alkmaar.
Ned. Goud- en Zilverfabriek, Roosendaal.
Brief ka arten:
J. J. Smit, Amsterdam.
Aug. Verdegem, Amsterdam.
M. P. de Lange, Amsterdam.
Mej. D. Blaauboer, Nijmegen.
O. Rijder,
Mej. B. van Swieten,
Buitenland:
J. O. Heidoorn, Los-Angelea.
ALKMAAR, 28 April.
Waar is de dollarplaatst de hoofdredacteur van
het Tageblatt boven een artikel, waarin hij allereerst
betoogt, dat in den laatsten tijd de deugd op plaatsen
opgedoken is, waar zij tot dusverre niet gevonden
werd, al heeft dit ongewone gebruik den pionniers op
dit gebied geen geluk gebracht. In Frankrijk is te
gen den heer Caillaux, die het kabinet-Barthou om
vergeworpen en de verkiezingswenschen van de rech
terzijde vernietigd heeft, een deugd-verbond gevormd.
Alles, wat joumalisme ea velerlei zaakjes, patriotis
me en jaarlijksche toelagen van buitenlandsche re
geeringen, politiek en speelbank-inkomsten veree-
nigt, behoorde er toe. Niets werd met dit vertoon
van deugd bereikt dan de dood van den journalist
Calmette en een rechtbank-sensatie.
De deugd heeft ook op eea ander punt der aarde
niet stand gehouden, want alleen wanneer wij aan de
medewerking van overdreven zedelijke beginselen ge-
looven, kunnen wij de Mexikaansche gebeurtenissen
begrijpen. Blijkt bet waar, dat de Mexikaansche re
bellen-generaals gemeenschappelijk tegen Amerika
gaan vechten, dan is men geneigd te vragen, waar
eigenlijk de dollar blijft. Generaal Villa wordt im
mers als een krachtige schobberd geschetst, die in
moord en roof en gros doet. Kan voor zulk een indi
vidu, vrij van vooroordeelen, het geld der Amerika
nen weerzinwekkend zijn? Willen Villa en zijn rot
gezellen slechts van het werk hunner handen leven en
weigeren zij een iets, dat niet eerlijk gestolen is? Of
verwerpt de fatsoenlijke Wilson een middel, dat in
strijd komt met zijn ethische beginselen? De politiek
is een rij rekensommetjes, waarin de ethica gewoon
lijk als een nul meedoet. Een dezer sommetjes kan
luiden: hoe wordt een aantal Mexikaansche gene
raals door een aantal dollars verdeeld?
De Engelschen en de Russen kennen het best de
methode, om den weg, waarop hun diplomaten en
soldaten moeten marcheeren, te voren met goud te
bestrooien. Alle Arabische prinsen aan de Perzische
golf krijgen heden uit Londen hun „pensioen" en
wanneer de Duitschers in de dreven der Bagdad-lijn
niet ook de hand openen zullen zij zoo onvruchtbaar
als de deugd zelf zijn. Wat waren het gelukkige tij
den, toen koning Milan van Servië zijn hofstaat en
zijn harem met den Weenschen gulden bestreed! Hij
had de meisjes en de middagmalen en Oostenrijk had
een aangename Balkan-politiek. Toen legde men
zich in Weenen op een ordelijke boekhouding toe, de
regeering werd Bpaarzamer, en tegelijkertijd wendde
de Balkan zich tot nadere brandkasten. In plaats
van cocottes kwamen er kanonnen uit Frankrijk en in
plaats van champagne vloeide er bloed. Sinds de
deugd, of wat men zoo noemt, de betrekkingen tus-
schen Oostenrijk en den Balkan beheerscht, komt er
Naar het Dultsefa
van
E. WERNER.
geen einde aan het onheil. Het oogenblik, waarop
het verkeer zedelijke vormen aannam, was het ver
trouwen in de eerlijkheid der bedoelingen verdwenen.
Men heeft, vóór en na Machiavel zeer veel grond
stellingen over de zedelijkheid In de hooge staats
manskunst geformuleerd. Montaigne, die een
rechtschapen man was, heeft bijvoorbeeld gezegd, dat
wie zich in het gedrang waagt, zijn ellebogen gebrui
ken moet, Ki ook eens van den rechten weg moet al-
wijken, als het zoo eens uitkomt. Het komt er voor
alles op aan, wien men raakt, want wat baat de hoo
ge diplomatie haar eigen deugd, wanneer de anderen
er zonder zijn?
Wij willen gelooven, dat de dollar nog leeft en
dat de bedenking van den zachtzinnigen Villa en zijn
aanhangers zal kunnen worden overwonnen, en daar
om houden wij vast aan de hoop, dat dit nieuwe oor-
logsavontuur, niet, gelijk de pessimisten voorspellen,
jarenlang duren zal, maar spoedig zal eindigen, ten
gevolge van de onderlinge oneenigheid der Mexikaan
sche benden-aanvoerders. Eerst doet de vrees, door
de patriotistische menigte verlaten of wel doodgescho
ten te worden, enkelen terugdeinzen voor een openlij
ke beslissing, maar spoedig moet de wensch opkomen
met Amerikaansche hulp president te worden of met
Amerikaansch geld de zakken te vullen. Wanneer
de presidentendroom vervliegt, zal men menig rebel-
len-held in Nieuw-York nog wel als club-man zien,
indien hij tenminste niet te Parijs of elders lid wordt
van een deugd-verbond, dat in naam der reinheid de
corruptie bestrijdt.
BINNENLAND.
tegen billijk tarief.
AL&MAARSCHE COURANT.
11) O
De huiskamer, eea groot licht vertrek, lag beneden
in het huis, en zag uit op den hof. Hier stonden nog
de ouderwetsche mahoniehouten meubelen, die me
vrouw Von Dankmar vijftig jaar geleden bij haar hu
welijk had meegebracht, stijf en recht op één lijn
langs d'e wanden; daar hingen ook de familieportret
ten uit den ouden en jongeren tijd. Overigens geen
schilderijen, geen bloemen voor de ramen, niet één
dier duizend kleine geriefelijkheden, die een kamer
gezellig en aantrekkelijk kunnen maken alles prac-
tiach en solide, maar niets wat daar buiten ging,
waardoor het geheel een koudi, nuchter aanzien kreeg
en toch werd deze kamer door twee vrouwen be
woond.
Mevrouw von Dankmar zat op haair gewone plaats
in een grooten leunstoel, reeht en- ongebogen, trots
baar zeventig jaren. Zij sprak kort en duidelijk met
haar opzichter, die aandachtig luisterend vóór bHaT
stond en zijn instructies kreeg voor den géheelen dag.
Aan het venster zat haar kleindochter, met een
huishoudboek op haar schoot allerlei aanteekeningen
te maken. Johanna von Dankmar had de bekoring
en de frischheid harer achttien jaren een slanke
meisjesgestalte met de blos der gezondheid op de
wangen. Haar gezichtje had: een uitdrukking van
kalme gelatenheid. Het licht bruine haar, van voren
gescheiden, lag in dikke, stijve vlechten om haar
hoofd gewonden; haar groote bruine oogen hadden 'n
stillen koelen glans, zonder eenige tinteling der vroo-
lijke, dartele jeugd. Haar kleedje wa» van een licht,
MaMHHB—BW
Gemengd nieuws
STAATSZORG VOOR DE
PAARDENFOKKERIJ.
Den 27'Sten Maart 1911 werd een wetsontwerp inge
diend tot herziening van. de bepalingen betreffende de
staatszorg voor de paardenfokkerij.
Daar echter vele belanghebbenden en belangstellen
den tot de slotsom kwamen, dat de thans van kracht
zijnde wet gebreken heeft, die door het wijzigingsont-
werp niet zouden worden weggenomen, heeft de Mi
nister van Landbouw, Nijverheid! en Handel destijds
besloten tot intrekking er van en tot den opbouw
eener geheel nieuwe wettelijke regeling.
Deze is thans bij de Tweede Kamer ingekomen. In
het ontwerp zijn de hoofdbeginselen der bestaande
wet: de gedwongen hengstenkeurimg, de vrijheid van
fokriehting en het steunen der paardenfokkerij' door
toekenning van premiën en bijdragen, gehandhaafd.
In de wijze, waarop de verplichte hengstenkeuring is
geregeld, woerden echter belangrijke veranderingen
voorgesteld.
De keuring zal, in plaats van door de thans be
staande commission geschieden door Rijkscomimissiën
die over het geheele land keuren en zoodanig zijn sa
mengesteld, dat de hoofdtypen der paarden gekeurd
worden door afzonderlijke coimmissiën. Bij zoodanige
regeling wordt voorkomen, dlat de locale inzichten,
zich uitende in d'e richtingen, waarin de fokkerij zich
beweegt, en in het streven der verschillende paarden-
stamboekvereenigingen, zoodanig op den voorgrond
treden, dat de vrijheid van fokriehting daardoor ge
heel aan banden wordt gelegd. Bij' de 'bestaande rege
ling komen deze laatste inzichten o. a. tot uiting in
de wisselende leden der sub-commissie B en in het
getal leden der keuringscomimissiën voor het toeken
nen van premiën en bijidragen.
Door verschillende bepalingen wenscht de minister
voorts meer dan tot dusverre geschiedt, medezeggen
schap te geven aan de Stamboekvereenigingen.
GEDEELTELIJKEI HERZIENING
LEERPLICHTWET.
Door den Minister van Bimmenlamdsohe Zaken rijn
bij Nota eenige wijzigingen voorgesteld in het wets
ontwerp tot gedeeltelijke herziening van de Leer
plichtwet.
Voorgesteld wordt, te doen vervallen de bepaling,
doodgewoon zomerstof je, meer praktisch dan sierlijk,
waardoor Johanna von Dankmar in het geheel niet
den indruk maakte eener rijke erfgename.
Mevrouw von Dankmar zond nu den opzichter weg,
en keerde zich tot haar kleindochter met de vraag:
„Komt je melkrekening niet uit! Je zit maar
steedis te rekenen."
„Ja zeker, grootmama, ze komt heel1 best uit, maar
er was een post op een verkeerde plaats gezet en dat
heb ik even in or d'e gemaakt."
Het jonge meisje nam baar sleutelmandje op en
wilde de kamer verlaten, maar de oude mevrouw ver
zocht: „Blijf nog even hier, Johanna, ik heb iets
met je te bepraten. Vandaag komt Erwin Brankow
met zijn oom Eckard; zij zullen wel! eenige dagen blij
ven denk ik er zal daar wel veel te regelen zijn.
Erwin heeft mij heel onaangename dingen geschreven
betreffende Rodenstein, daar zul je wel later van
hooren."
Johanna toonde niet hijster veel interesse, hoewel
het toch haar toekomstig thuis was, waar grootmama
van sprak. Zij' wist sedert haar aanneming, dlat Er
win Brankow haar als echtgenoot was toegewezen en
had' zich nog nooit tegen dit besluit verzet zij ken
de hem al van kind af aan, de familie wilde het zoo,
dus gehoorzaamde zij, als altijd.
„Je bent nu achttien jaar geworden", vervolgde de
oude dame, „en nu dachten we in het voorjaar je
verloving te vieren, Erwin zou dan het beheer over
zijn vaderlijk erfgoed! krijgen, en wij hadden jullie
huwelijk in den herfst vastgesteld. Nu is dlat sterf
geval onverwachts er tusschen gekomen, maar Erwin
schijnt van meening te zijn, dat het oorspronkelijke
plan toch moet doorgaan; dus heb ik toegestemd. Als
eenig erfgenaam van Rodenstein heeft hij vóór alles
een vrouw noodi'g, vooral onder de tegenwoordige om
standigheden. Je kent het landbouwbedrijf en houdt
er van, je zult dlus je man trouw ter zijde kunnen
staan."
„Dat zal ik, grootmama", beloofde het jonge meis
je en d'e oude dame knikte tevreden. „Daar twijfel ik
dat bet schoolbezoek geacht wordt geregeld plaats te
vinden, indien gedurende twee achtereenvolgende
maanden niet meer dan twee schooltijden zonder gel
dige reden wordt verzuimd.
De maximum-duur van een speciaal verlof voor
veldarbeid woTdt teruggebracht tot vier weken; de
bevoegdheid van den gemeenteraad tot regeling van
dien tijd of de tijden, binnen, welke het verlof moet
vallen, wordt omgezet in eene verplichting, ea die
tijdsruimte bepaald op ten hoogste vier achtereenvol
gende maanden, welke voor afzonderlijke deelen der
gemeente verschillend kan worden genomen.
Het maximum der geldboete bij eenvoudige over
treding wordt verhoogd van 15 tot 30 gulden, tenge
volge waarvan het O. M. in hooger beroep zal kunnten
gaan, als een zóó geringe straf wordt opgelegd, dat
de eerbied voor de wet daardoor noodzakelij kerwij s
verzwakt wordt.
Ten slotte wordt een bepaling voorgesteld om werk
gevers strafbaar te stellen (met een geldboete van
ten hoogste 50 gulden), bij wie leerplichtige kinderen
in dienst zijn.
TWEEDE NOORD>-H01LLANDiS!CHE TRAM
WEG-MAATSCHAPPIJ te AMSTERDAM.
In de heden onder voorzitterschap van den heer J.
A. Kalff te Amsterdam gehouden aandeelhoudersver
gadering werd de winst- en verliesrekening over 1913
goedgekeurd. Na ruime afschrijvingen en eene stor
ting van 5000 in het reservefonds en beschikbaar
stelling van 11,293 voor extra-afschrijving kan als
pachtsom aan de NoordLHollandsche Tramweg-Maat
schappij worden overgedragen 'n bedrag van 48,133.
De heer J. H. Nachenius, aan de beurt van aftre
ding als commissaris werd als zoodanig herkozen.
Aan het jaarverslag wordt het volgende ontleend.
Het personeel bestond op 31 December uit te za-
men 153 personen, tegen 1911: 150, en 1912: 154.
Het ondersteuningsfond» ontving 2270 en keerde
uit 1170. De winst over 1913, groot 1093, bracht
het kapitaal op 4758. Het Sandersfond» ontving
1263, en keerde uit 245. De winst over 1913,
groet 1018, bracht het kapitaal op 6821.
De treinen verbruikten aan brandstoffen *en aan
smeermiddelen 16,279' (17,230). De kosten per
treinkilometer aan brandstoffen en smeermiddelen
bedroegen 4.20 cent (4.46).
Het vreemdelingenverkeer wa», ofschoon Beer be
vredigend, niet hetgeen men met het jubeljaar daar
van verwacht' had.
Het aantal reizigers bedroeg te aamen 1,342,900
(1,324,000).
De opbrengst van het goederenvervoer was op de
lijn Alkmaar achteruitgaande.
De totale opbrengst beliepen 313,470 (v. j.
307,695), de exploitatiekosten 193,234 192,002),
zijnde 61.6 (62.4) pet. der bruto-ontvangsten.
De directie stelt voor een dividend' van 8 pet. (v. j.
7 pet.): uit te keeonen en op de oprichtersaandleeien
10 12).
VERGIFTIGING?
Te Bussum zijn drie leden van het gezin van den
heer K., banketbakker, n.l. diens vrouw, zijn schoon
zuster en bediende Zaterdagnacht ongesteld gewor
den. Ook een loopjongen werd thuis ernstig ziek, zij
kregen, alle vier krampen in 't lijf en brakingen. De
oorzaak wordt gezocht in het gebruik van gelardeerde
lever. De andtere buisgenooten hadden hiervan niet
gegeten. Geneeskundige hulp werd ingeroepen. De
politie stelt een onderzoek in.
KINDER-HERSTETJINOS- EN
YAO ANTTEt-KOLONIES
Het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings-
en Vac anti ekoionies hield Zondag te Zeist zijn alge
meen© vergadering.
De voorzitter, de heer J. N. Roodenlburg, wees er
o. m. op, dat het Hoefijzerverbond zijn mooie actie
begon voor de stichting van een nieuw gebouw, welke
actie ook van groote propagandistische waarde is
voor het Genootschap zelf; het aantal verpleegden
voor langeren duur neemt steeds toe en het „Rivier
huis" te De Steeg werd een aanwinst voor de vereeni-
ging. Vooral op de verpleging voor langeren duur
OamsserlefabrikaiiL Teisfean 578.
legde spr. den nadruk, daar het hier geldt een belang
rijk aandeel in den strijd tegen de tuberculose.
Het bedrag tot nu door bet Hoefijzerverbond bij
een gebracht, mag op 45.000 geschat worden.
Als lid van den raad van toezicht werd gekozen de
heer J. van Muylwijk te s"JGravenhage. De heer dr.
J. J. Pigeaudi te VGravenhaga werd als bestuurslid
herkozen, terwijl als zoodanig benoemd werden de
heer dr. A. Sohuckink Kool te Beverwijk en de dames
M. Beeckman-Gevers te Zandvoort en M. Bosquet-
Swerts te Bergen op Zoom.
DE WOORDSPELIGE.
Eindelijk, aldus In- en Uitval in het Hbld.,
wordt een schilderij-vervalscher voor den rechter ge
sleept; hij heeft een naïven kooper een „echten" Is
raël» als een „koopie" aangepraat en voor eenige hon
derden guldens heeft hij1 de schilderij1 verkocht. De
experts hebben bewezen, dab de schilderij niet van
den meester kon zijn; vandaar vervolging.
De rechter: „Héb je nog iet» tot je verdediging
aan te voeren, beklaagde?"
De beklaagde: „Stellig, meneer de rechter 1 Ik
heb mijn kooper vooruit gezegd, dut de schilderij
niet echt was."
De rechter: „Wa't beweer je nu?"
De beklaagde: „Ik heb hem gezegd!:
„,Dit is een kópie; en waarschijnlijk heeft hij ver
staan „koopi".
MEVROUW IS EEN
C'est le.tamps qui fait la musdquel
Het stuk heeft gespeeld in den Haag.
Mevrouw, die twee dienstbode» houdt, zou een di
ner geven.
En wie komen er, mevrouw, informeerde da keu
kenmeid'.
Mtevrouw meende, dat dlat nn juist niet behoorde
tot het gebied van de gedienstige.
Ja, was het antwoord!, als u het mij niet zegt, kook
ik niet.
Mevrouw wendde zich' verontwaardigd! tot meneer.
Meneer vond dlat ze het in 'a hemelsnaam maar
zeggen moest. Wat gaf het ook eigenlijk; mevrouw
moest nu maar blij zijn, dat zij eindelijk 'n meid had,
die goed' kon kokem, dus.
En mevrouw vertelde: meneer en mevrouw dia ea
die, mevroilw die en mevrouw die.
Maar zij behoefde niet veel te vertellen.
O, nee, viel het meisje haar al heel spoedig ia de
tede, o, nee, voor die kook ik niet, „die staat op onze
lijst", die behandelt haar dienstboden te slecht, Toor
die koken we niet
De kok heeft voor mevrouwt diner gezorgd.
(N. R. Crt.)
ONIZE POSTZEGELS.
„Wat gebeurt er met onae postzegels F' vroeg de M.
R. Crt Vrijdagavond Nn schrijft dia Avondpost:
„Er gebeurt niets met onze postzegel». Want uit de
meest bevoegde bron hebben wij vernomen, dat er
géén nieuwe gravure is gemaakt, zoodat de opgemerk
te wijzigingen slechts spelingen der drukpers zijn."
„Slecht si" spelingen?" vraagt than» de N. R-
Crt. „Spelingen" die het spel bedierven 1 Die een
portret veranderden. Ein dan toch' maar „slechts"!
Slecht is het wel, althans niet goed! Vandaar, dat
wij de vraag hebben gedaan, wat er wel bij het druk
ken gebeurt.
UIT HOORN.
Ds. Th. Scharten alhier heeft het beroep naar de
Evang. Luth, Gemeente te Gouda aangenomen.
UIT OUDE NTEDORP.
De vereeniging tot bevordering van getrouw echool-
niet aan, kind. Maar het huwelijk ia een ernstige,
heilige zaak en brengt vooral voor de vrouw ernstige
plichten met zich mee. Je zult je man eeren en lief
hebben ea zooals de oude zegswijze luidt: „Dienen
lerne das Weibl"
„Dienen!" herhaalde Johannaf langzaam. „Zoo
heeft u het mij geleerd, grootmama, maar u heeft
geheersebt, uw leven lang."
De oude dame keek verbaasd' op dat was weer
één der zonderlinge opmerkingen van haar kleindoch
ter, die zij nooit vatten kon. Zij antwoordde ernstig:
„Ik heb slechts de plichten vervuld, die mij werden
opgelegd, en dat waren geen gemakkelijke plichten,
toen ik destijds met drie kleine kinderen zoo jong ai
weduwe werd. Het wa» toen een moeilijke tijd! Daar
buiten dreigende, ongeregelde toestanden en in huis
zware zorgen. Je grootvoder had' dit goed nog maar
kort voor ons huwelijk gekocht. Het was niet in
goede haaiden geweest, en moest dus geheel opgewerkt
worden. Dat kostte veel veel meer dan wij ge
dacht hadden daarbij kwamen nog eenige slechte
oogstjaren en juist in dezen tijd! werd mijl mijn
man ontnomen.Daar stond' ik alléén, zonder eeni
ge hulp of steun, al» vrouw van nog geen dertig
jaarl"
Zij zweeg een poos, hoewel haar stem geen oogen-
bl'i'k bij het ophalen dezer oude herinneringen gebeefd
had. De oude dame beschikte ook nn nog over de
zelfde groote geestkracht, waarmee zij destijds als
jonge vrouw alles had doorworsteld en ook stand ge
houden had.
„Toen moest ik wel de teugel» in handen nemen,
en bijna tien jaar heb ik hard moeten werken voor
mijn kinderen. Twee heb ik reeds jong door den dood
moeten verliezen, alleen je vader heb ik tot man zien
opgroeien, hoewel ook hij' niet oud' is geworden. Hij
stierf, toen jij nauwelijks tien jaar oud' waart; toen
kwam door mijn voogdijschap over jou weer alles in
mijn handen. Dat was ook wel het beste, want je
moeder was tegen den strijd' d'e» leven» niet opgewas
sen."
„Mijn arme moeder!" zei Johanna zacht. „Zij waa
de laatste jaren van haar leven ook ziek."
„Ik wil haar ook geen verwijt! maken. Er zijn na
turen, die door hun hnlpelooze afhankelijkheid voor
geen enkele taak berekend zijn. Maar «ij had moeten
inzien, dat al die flauwe sentimentaliteiten, dat on
uitstaanbare romantische gedweep uit haar meisjes
tijd, voor 'n vrouw en moeder niet meer te pa» kwaim.
Dat heeft zij! nooit geleerd en daardoor zichzelve en
anderen ongelukkig gemaakt. Als kind1 hadt je al
lied veel van haar geërfdl in dat opzicht, daarom héb
ik in/tijd» krachtig ingegrepen, hoewel ik je van mijn
eigen karakter helaas niet» heb kunnen geven. Ener
giek en zelfstandig handelen dat is niets voor jou,
maar wel weet je tenminste, wat je plicht ie en hoe
did trouw en stipt te vervullen."
Zij' stond op en verliet de kamer. Johanna had
niet» geantwoord. Zij wist wel, dait het huwelijk van
haar ouders niet gelukkig was geweest, hoewel zij bij
den d'oodi van haar moeder pas veertien jaar wa».
Haar vader had bij' de keus zijner vrouw sleehts met
uiterlijke omstandigheden rekening gehouden. Hij
leidde de rijke dochter van een oud-adellijk geslacht
zijn huis binnen, maar de wat romantisch aangelegde
jonge vrouw paste in het geheel niet bij1 den ruw-
nuchteren jonker en de energieke schoonmoeder, die
bovendien haar zoon geheel onder den pantoffel had.
Te zwak om zich te verzetten, was zij langzamerhand
van verdriet weggekwijnd.
Johanna keek peinzend naar het portret, dat aan
den wand hing een bleek, zacht gezichtje niet don
kere, verlangende oogen en een smartelijke trek om
den lieven mond. De dochter leek in het geheel niet
op haar. Op dit kalm meisjesgelaat geen spoor van
verlangen, niets van den rampzaligen, romantiséhen
aard, dien de grootmoeder als een ongeluk beschouwd
en welk» eerste kenteekenen zij1 bij het kind' steed»
zorgvuldig onderdrukt hadt
(Wordt vervolgd.)