WEST-INDISCHE Openbare Verkooping met Woning, Stal en Erf uit de hand te koop, brandstoffenhandel heeft over gedaan aan den heer Jb. HOP, De kwellingen van aambeien, CHOCOLADE EN CACAO met naiuupltfKen CacaosmaaK R. KEUTER Az. Pluche en waschechte Taielkleeden Serrekleedjes stroomafwaarts, waar twee lichters lagen als gevaar lijke muren ran donker staal. Er waren men&dieu op de eerste lichter, d'och geen van hen hielp ons. Toen het sohip too dioht bij wae, dat we hen een touw hadden kunnen toewerpen, gingen se naar bin nen. Ze wilden den goddel ijken geest van den stroom de offers niet ontnemen, die hij1 zich misschien uit verkoren had! Opeens hield het echip stil en een echaduw vloog mij voorbij, een naakte mensch, die den tweeden lich ter, waartegen ons schip schuurde, haastig beklom. Een touw werd hem toegeworpen en weldra lag het •chip veilig vastgemeerd. Toen ontkleedden we ons en gingen naar bed. Het schip rukte nog lang aan zijn ketting en de mast dreunde nog binnenin' het schip. Doch langzamerhand bedaarde de storm en wij sliepen in." BESCHAVINGSWERKEN EN1 EGYPTE. De Egyptische regeering brengt in het land met succes verscheidene verbeteringen aan, waarop enkele Westersche landen met recht trots souden zijn. Wel - werken de reusachtige stuwdammen aan de IN ijl niet zooveel uit al» men wel' wenschte, doordat in het «tuwbekken zelf duizenden kubieke meters kostbaar water in den lossen bodem dringen en zoo verloren gaan. Men heeft echter in de Nijldelta duizenden hec taren land, die eerst onvruchtbaar lagen, door doel matige besproeiing teruggewonnen voor den land bouw en een groot aantal jonge, flinke boeren, die tot dusverre voor grootgrondbezitters werkten, kreeg dit land van de regeering in eigendom. Eten geheel dorp is vanuit den grond verrezen en waar totnogtoe on vruchtbaar land lag, zal nu de rijst ontkiemen en het suikerriet en de katoen groeien. Ia zeer korten tijid' is E!gypte een dorp van tweedui zend inwoners rijker geworden. Met ploeg, bijl en spade kwamen de boeren aan, hun vee voor zich heen drijvend; verder kwamen vrouwen en kinderen en het huisraad, dat op een kameel geladen was. In den be ginne wantrouwde men het zaakje wel, omdat men niet gewoon is, van de regeering een geschenk te krij gen, zoodat men er een valstrik achter zocht. De regeering is echter ook niet van plan, den boe ren het geld eenvoudig in den schoot te werpen. Aan vankelijk worden de landverhuizer» echter zeer billijk behandeld'. Ze moeten peir hectare jaarlijks 5 piasters (60 cent) betalen. Doordat niemand1 meer dan 5 hec taren gekregen heeft, is de hoogste belasting die men betalen moet 3 gulden. Na vijf jaren wordt de schroef wat aangedraaid, omdat men verwacht dat de land verhuizer dan financieel vooruit gegaan zal1 zijn. Deze regeeringsondememing heeft echter niet al leen een maatschappelijke, doch ook een politiek doel. De Egyptische bevolking ziet zoodoende zeer duidelijk dat een sterke hand het rad' van den vooruitgang voert, dat de beschavingswerken in zijn belang wor den gemaakt. ADOOHO(L EN KUNSTEN IAAKSEANTASIE. De Engelsche dramaturg Ben Johnson, een tijdge noot van Shakespeare, heeft eens gezegd: „Mijn Vol- pona (een tooneelatuk) schreef ik bij' tien dozijn fles- achen voortreffelijken wijn. De grootsche scène in „Catalina" schreef ik na een drinkgelag. De eenige minder goede scène in het stuk ia ontstaan, nadat ik op het ongelukkige idee kwam den wijn met water te vermengen. Den 20 Mei gaf de koning mij een beurs met hon derd 'guinea's. Zestig guinea's verdronk ik, terwijl ik de „Alchimisten" schreef. Lord B. nood'igde mij uit op zijn landgoed, en op kosten van zijn voortreffelijken wijnkelder schreef ik „De «tiEe vrouw". De werken van Ben Johnson, dlie hij zijn leven nog al groot suocea hadden koning Jacob benoemde den dichter tot hofpoëet worden reed» lang niet meer opgevoerd. Een sterk drinker waa ook, zooals wel bekend is, Lord Byron, die zijn zenuwgestel, evenals verscheide ne andere dichters (Alfred de Musset, Christian Grabbe e. a.)i hierdoor ondermijnde. Daarentegen wantrouwde Beethoven den invloed van den wijn op het scheppen van kunstwerken zóó zeer, dat hij1 na de compositie van een canon, die hij om een vriend te believen, bij een flesch wijn had ge componeerd en naderhand' dien vriend meegegeven had, reed» in den vroegen morgen zich haastte, het werk terug te halen en nog eens na te zien. Het werk was echter goed gekukt en gerustgesteld keerde Beet hoven naar huis terug. EOEMEEN'SCHE VERLOVEN GEN. Wanneer een Roemeen besloten heeft het een of ander meisje tot vrouw te nemen, laat hij eerst eeni ge mannen voorzichtig de oudera polsen, of dezen hun dochter reeds wenschen uit te huwelijken. Vin den dezen, dat er van die zijde geen bezwaren zullen bestaan, dan vragen ze voor hun beschermeling om de hand der dochter. Is het resultaat van den eersten stap ongunstig, dan gaat men niet vexd'er, is echter op het huwelijksaanzoek het jawoord van ouders en van het meisje gevolgd', dan worden door 'ie afgevaar digden van den huwelijkscandidaat eenige fiosschen wijn of brandewijn te voorschijn gehaald en men drinkt op het welzijn van het aanstaande echtpaar en tot laat in den nacht wordt feestgevierd. Den daaropvolgenden Donderdag of Zondag wordt dan het officieels huwelijksaanzoek gedaan, waarbij de minnaar, diens ouders, „aanzoekers", eenige fami lieleden en twee muzikanten tegenwoordig zijn. Ook thans tracht men nog in vele streken van Roemenië aan deze plechtigheid1 een poëtisch tintje te geven. Eén uit den stoet gaat naar den aanstaanden schoonvader toe en stelt zichzelf en zijn metgezellen als de jachtgenooten van den eveneens aanwezigen keizer voor. Ze zijn, too vertelt hij, met groot gevolg op jacht gegaan, vergeefs hadden ze reeds den gehee- len dag naar edel wild gezocht, totdat ze eindelijk bij het vallen van den avond op het spoor van een ree waren, die echter in het huis der bruid verdwenen was. De vader der bruid ontkent dit; men beschrijft hem oogen en haar der „ree" en wanneer hij nog steeds ontkent, komen de moedige jagers op hem af. Eindelijk gaat hiji weg, om met zijn dochter terug te keeren. De „jagers" heffen bij den aanblik van het meisje een luid gejuich aan en brengen haar naar den jongen „keizer", den bruidegom. Eenige fl-esschen brandewijn en de opgewekte wijsjes der muzikanten brengen het gezelschap al spoedig in een vroolijke stemming en men acht dan het oogenblik gekomen om den dag van het verlovingsfeest nader te bepalen en de moeilijke vraag van den bruidsschat op te los ten. Die oplossing brengt heel wat moeilijkheden mee; dikwijls krijgen de schoonouders hevige ruzie over een stuk vee en degenen, die het huwelijksaanzoek hebben gedaan, hebben een moeilijke taak, want zij moeten door geestige opmerkingen en verzoenende toespraken beide partijen 'bewegen, met elkander een overeenkomst te sluiten. EEN ANECDOTE VAN1 PASTEUR Pasteur, de bekende geleerde, was eens bij zijn schoonzoon te eten. De maaltijd liep ten einde en de groote geleerde at met veel smaak zijn kersen, welke hij een voor een zorgvuldig in een glas water af- waschte, om welke reden zijn familie hem uitlachte. Faateux cuiaw„Ge lacht kinderen, en je weet toch nieft, hoeveel omreitiKedesi «rei die horsen zitten Toen 'hield hijj een beeld lezing over het wezen dor mi ureben, daarbij steeds zijn vruchten afwassohend. Ten slotte zei hij'; „Zop riet. gei dus, dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn; doe al» ik en wusch steeds uw vruchten afDaarna nam de geleerde zijn glas op, waarin hij' alle microben van de vruchten had afgespoeld en dronk het achter elkander leegl VRLEMDSGELAP TUSISGDEDEN KAT' EN MUIS. In het kleine Oost-Bruisische stadje Bartenstein werd eenigen tijld geleden een woning grondig 'schoon gemaakt. Daarbij1 kwam een klein muisje uit zijn schuilh'O'ek te voorschijn. De schoonmaakster® maak ten onmiddellijk jacht op de muis, totidat plotseling de kat ten tooneele verscheen. Allen wachtten in spanning af, wat er nu gebeuren zou, en ieder dacht natuurlijk, dat de kat de muis zou vangen. Doch toen gebeurde het ongelooifelij'ke. Het beangste muisje sprong zoo vlug het kon naar de kat toe en kroop, bescherming zoekend, tusschen haar voorpooten. De kat beschermde het diertje en blies woedend' naar iedereen, die bij het muisjr ;'e komen. Het diertje keek vanuit zijn, schuilhoek r.i.ul en voelde zich ner gens zoo veilig als in den schoot van zijn „vijand", zoodat het niet eens voor de manschen, die rondom stonden, bang werd. Na verloop van eenigen tijd1 ver liet het zijn redder en kroop in 't beschermende mui zengaatje, waar het verdween. De kat keek haar be schermeling welwillend na1 en ging toen bij het mui zengaatje liggen, om daar de wacht te houden. VOORLOOPIG OVERZICHT OVER HET WEER IN APRIL. In de afgeloopen maand April was de temperatuur gemiddeld twee tot drie graden Celsius boven de nor male. Het te De Bildt bereikte maandgemiddelde, 11,9 graden is het hoogste sinds 1849. Hoewel in de laatste drie weken zeer ewinig regen voorkwam, was de maandsom gemiddeld slechts weinig beneden het normale bedrag tengevolge van zware regenbuien in de eerste dagen. Het geheele aantal uren met zon neschijn te De Bildt bedroeg 214 tegen 159 uren nor maal. NOO EENS: COOK DE NOORDPOOL- REIZIGER. De Senator Pondexter, oud-vrederechter van Spo kane heeft in den Senaat voorgesteld Dr. Cook wiens beweerde Noordpoolontdekking tot zooveel strijd aan leiding heeft gegeven, alsnog in eer te herstellen. Hij eischt verleening van de gouden medaille, die de Se naat der Vereenigde Staten kan verkenen voor bijzon dere prestaties op het gebied van kunsten en weten schappen. Hij verklaart in zijn voorstel dat Cook on danks alle tegenstrijdige beweringen de ware ontdek ker der Noordpool is en dat hem doordat men zijn beweringen niet ernstig heeft genomen, bitter onrecht is geschied. stond, om voor te stellen, over deze zaak geheimhou ding op te leggen, wat als regel steeds geschiedt, wanneer er over personen vertrouwelijke mededeelin gen worden gedaan. Het slot van al die onderlinge besprekingen, mede- deelingen, of hoe men het ook noemen wii, was, dat als conclusie aan het oordeel van den Raad werd on derworpen, eene vraag, waaraan ongeveer de volgen de toelichting was voorafgegaan: Bij B. en W. heeft voorgezeten de bedoeling, om den heer D. de gele genheid te geven, om eene eervolle retraite te un- Ingezonden mededeelingen. in het begin niet zoo hevig, zijn ten slotte onuitstaan baar. De verschrikkelijke jeuk en stekende pijn zijn niet tot bedaren te brengen, of men zit, staat of loopt. Zij komen meer voor bij vrouwen dan bij man nen en worden vaak veroorzaakt door verstopping, een zittende levenswijze enz. Bloedende zoowel als droge, in- zoowel als uitwen dige aambeien kunnen volkomen genezen worden door Foster's Zalf. Menigmaal werd do patiënt door aan wending van één doos van zijn lijden verlost. Foster's Zalf (let op den juisten naam)' is te Alk maar verkrijgbaar bij de heeren Nierop en Slothou- ber, Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel a 1.75 per d.ooa, Ingezonden stukken. DE ZAAK-DIKKERS. Geachte Redactie. Naar aanleiding van mijn ingezonden stuk van gisteren, kom ik nu plaatsruimte vragen in Uw blad, om alsnog gelegenheid te hebben mede te deelen, wat ik Woensdag j.l. in hoofdzaak gaarne had gezegd. Toen in de Raadsvergadering van den 18en Maart j.l. het le adres van den heer Dikkers is behandeld geworden, heeft de Raad m. i. volkomen correct ge handeld, door, zonder meer, te voldoen aan het ver zoek van den heer D. tot ons gericht, n.l. om hem eervol ontslag te verleeuen op de door hem opgege ven gronden. Meer dan dat werd niet gevraagd; de Raad mocht de motieven, welke de heer D. tot zijn verzoek hadden geleid voor kennisgeving aannemen, de opinie over die motieven werd den Raad niet ge vraagd. Dit wil niet zeggen, dat de Raad zich daar over niet had mogen uitspreken; natuurlijk had ieder Raadslid het recht daarover zijne meening te zeggen met opgave van redenen en zelfs het feit dat aan de behandeling van dit adres eene geheime vergadering was voorafgegaan, behoefde daarvoor geen beletsel te zijn, waarover aanstonds nader. Het feit echter, dat ei een geheime Raadszitting is voorafgegaan, heeft terecht of ten onrechte, eene groo te beweging tengevolge gehad, waarvan het resultaat is geweest een tweede adres van den heer D. aan den Raad, behandeld in de zitting van 22 April. Bij die gelegenheid is de geheimhouding van de vóórzitting van de Raadsvergadering van den 18en Maart opgeheven. Ofschoon ik daarvan in het on derhavige geval de resultaten niet betreur en, zelf aanwezig vóór opheffing zou hebben gestemd, wil ik echter, nu ik a tete reposée de zaak kan overwegen, wel zeggen, dat ik in het vervolg mij wel twee malen zal bedenken, om tot opheffing van een opgelegd ge heim mede te werken, wanneer ten minste die ge heimhouding in verband staat met besprekingen over personen. Ik zal echter als ter zake niet noodig, hierover verder zwijgen. Het mag nu als van algemeene bekendheid wor den geacht, wat in die vergadering is gezegd, toch ts, zoover ik de gegevens omtrent deze zaak heb kunnen nagaan, niet voldoende licht gevallen op de vraag, die ten slotte aan het eind onzer bespreking is ge steld en waarop ik heb gezinspeeld in mijn aange vallen schrijven aan den Raad, omdat die vraag ten slotte de conclusie was van het besprokene. Het zij mij echter vergund, om eerst mede te dee len, wat ik in die geheime zitting heb gezegd, waar uit zal blijken, dat.de heer D. dwaalt, als hy in de Alkmaarsche Courant van den 28en April schrijft: „Wat kan ik verwachten van den (Heer) v. d. Bosch, die als antwoord op mijn verzoek om openbaarheid der vergadering van den 18en Maart nog gauw even met 'n nieuw stelletje grieven aankomt, grieven van een installateur, iemand, dien ik had te controleeren, wiens werk ik goed-of af te keuren had." Ik heb in de bewuste zitting gezegd, dat het mij niet verbaasd had, dat B. en W. gemeend hadden den heer D. voor eene vaste betrekking niet te kunnen voordragen en kon dit zeggen, omdat ik vanaf den beginne gemeend heb, dat de heer D. niet de aange wezen persoon voor ons was; ik wees er op, dat mij van de zijde van installateurs zeer ernstige bezwaren tegen zijn beleid waren kenbaar gemaakt, ik had zelfs daaromtrent aanteekeningen bij mij, of ik toen al of niet namen heb genoemd, durf ik niet beweren, maar dit doet m. i. niets ter zake; zou ik in openbare zit ting wellicht liever geen namen hebben genoemd van vertrouwelijke mededeelingen, in geheime zitting behoefde ik niet te schromen dit te doen, want er was ona al reeds te voren gezegd, dat het voornemen be nen maken, zij wenschen alsnog zooveel mogelijk uit standpunt te blijven handhaven en daarom niet in j bizonderheden te treden over de verschillende grieven welke bij hen tegen den heer D. bestaan: volgt de vraag: „Kan de Raad daarom medegaan met het voorstel, om in de openbare Raadszitting alleen me de te deelen, dat er een adres is ingekomen van den heer D. waarvan de conclusie is, dat hij eervol ont slag vraagt en dat B. en W. voorstellen, om hem dat eervol ontslag te verleenen? De voorzitter gaf als zijne meening te kennen, dat dit gerust kon geschie den, omdat het meermalen voorkwam, dat bij adres sen alleen werd kennisgegeven den naam van den in zender en het verzoek. Hierop heeft Mr. Dorbeck, m. i. te recht gezegd, dat hij dit niet «ewenscht achtte, dat het trouwens ook niet het gewenschte effect zou hebben, immers dat hij overtuigd was, dat de Heer D. het adres dan in de pers zou pubiiceeren en de Raad dan de schijn op zich nam, iets te willen achterhouden; hy stelde dus volledige voorlezing van het adres in publieke zitting voor. Dit voorstel werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hierop heeft de Voorzitter, en ik vestig hier de bi- zondere aandacht op, ongeveer het volgende gezegd: „Kunnen dan alle leden er zich mede vereenigen, dat aanstonds, in openbare zitting, het adres wordt voorgelezen, maar „dat het echter geen onderwerp van discussie zal uitmaken." Zonder eenig protest werd dat voorstel, zonder hoofdelijke stemming aangenomen en besloten, om de geheimhouding over al hetgeen in deze gesproken was, op te leggen. En nu wensch ik hier op te mer ken, dat als een der aanwezige raadsleden op dat oogenblik, de eerlijke meening was toegedaan, dat den heer D. onrecht geschiedde, als er een raadslid was, dat niet voldaan was, het toen, op dat oogenblik plicht was geweest dit te zeggen; toen, op dat mo ment had hij zich tegen de geheimhouding moeten verklaren en openbare behandeling eischen als recht van den heer D. en met reden en met volkomen recht ons allen een verwijt kunnen maken, als wij openba re behandeling alsdan hadden geweigerd. Maar zelfs, als hij toen niet aantekortkoming aan de rechten van den heer D. dacht, maar het niet eens was met de meening van B. en W., dat deze genoem de Heer niet voor een vaste betrekking konden aanbe velen, had hij gerust, zonder in iets aan de opgeleg de geheimhouding te kort te doen, in openbare zit ting zelfs kunnen zeggen, dat hij meeging met het voorstel, om den heer D. eervol ontslag te geven, maar dat hij niet overtuigd was geworden, dat de heer D. niet voor eene vaste benoeming in aanmer king behoorde te komen. Ik zou dan ook zeker in de zitting van den 22en, ware ik daar tegenwoordig geweest, den heer Dor beck hebben opgemerkt dat ik in geen enkel opzicht onderschreef, zijne bewering, dat de opgelegde ge heimhouding hem tot absoluut zwijgen had ver plicht. Het geheele optreden van Mr. Dorbeck In deze zaak, heeft in verband met hetgeen ik hierboven aan haalde, mij dan ook niet weinig verbaasd. En dit zeg ik niet nu achteraf, want reeds voor dat het tweede adres van den heer D. aan den Raad, ons bereikt had, maar toch de beweging reeds in vollen gang was en er op openbaarheid in deze zaak werd aangedrongen, werd mij tijdens een gesprek er over opgemerkt, dat Mr. Dorbeck wel als pleitbezorger voor den heer D. zou optreden en heb ik toen rond uit opgemerkt: daar zult ge U toch zeker wel in ver gissen, want ik ben vast overtuigd, dat Mr. Dorbeck dan wel anders in de geheime zitting zoude hebben gesproken, waarin algeheele eenstemmigheid heerschte. Dit is de geheele en overkorte waarheid. Inmiddels kwamen in de bladen de Ingezonden stukken en onder anderen het, laat ik het maar het manifest noemen van pi. m. 60 middenstanders. Hoe of men nu over de zaak D. denkt of niet, het zou te dwaas zijn, om te beweren dat deze heeren niet volkomen in hun recht waren om als hunne-meening kenbaar te maken, dat zij den beer D. hadden leeren kennen als een welwillend en voorkomend ambtenaar en dat zij als zoodanig zijn heengaan betreurden maar niet ben ik het eens met de aanhef van deze passus in bedoeld manifest: „zijn van meening, dat de heer Dikkers als leider van dat bedrijf zeer ge- wenscht is:,al ben ik het, vooral na al het geen geschied is, hartroerend met hen eens in het geen volgt: „en betreuren het behandelen van zijn ontslag aanvrage door den Raad in geheime zitting ten zeerste," al durf ik voor mij zelf en voor alle raadsleden gerust verklaren, dat er niet de minste kwade bedoeling achter stak. Ik zeg, dat ik het niet eens ben met den aanhef van aangehaalde zinsnede: „zijn van meening, dat de heer D. als leider van dat bedrijf zeer gewenscht is." Om daarover te kunnen oordeelen moet men meer gegevens hebben, dan wie ook der onderteekenaars tot zijne dienst had; daarover konden alleen zijne superieuren oordeelen, in casu, de Directeur der gas fabriek, Burgemeester en Wethouders, de Commissie der gasfabriek en de technische adviseur van het electrisch bedrijf. Ook de Raadsleden konden dat niet beoordeelen en hadden geen andere keus, of hun vertrouwen te schenken aan hunne voorlichters, of zelfstandig een zeer minitieus onderzoek in te stellen. In casu hadden zij dit in zooverre niet te doen, om dat de heer D. verklarend „niet meer vriendschappe lijk" met B. en W. te kunnen samenwerken, zoo spoe dig mogelijk zijn eervol ontslag vroeg, maar ik ont ken en blijf ontkennen, dat de onderteekenaars zonder meer gegevens dan hun „practisch in aanraking ge komen zijn" hun bewering kunnen volhouden. En hierop had ik willen wijzen in de openbare zit ting en omdat ik het niet daar kon doen, deed ik het in het schrijven, dat door Mr. Dorbeck zooals be weerd is „ontrafeld" is geworden. En omdat ik in dat schrijven beweerde, dat onder de onderteekenaren, de beste beoordeelaren ten slotte nog de installateurs konden zijn, haalde ik tegen den heer D. ook grieven aan van installateurs, en wees er op, dat een van de onderteekenaren, installateurs, mij destijds wel iets anders had gezegd en wel zoo danig en op zulk eene wijze, dat aan eene oprechte bekeering en ridderlijk erkennen van dwaling, door mij in dit geval maar weinig geloof gehecht kan wor den en dat goed recht heb ik toch en mag niemand aanleiding geven, om te beweren, dat mijn schrijven aan den raad een onwaardig gedoe was of iets der gelijks; op dit punt ga ik, begrijpelijkerwijze liefst verder niet in. Ik zou het hierbij kunnen laten; de eerlijke en on partijdige lezer, welke meening hij ook overigens in de zaak Dikkers heeft, zal deze conclusie trekken, dat ik in deze zaak even vrij uitga, als welk raadslid ook en misschien krijgen sommigen nog wel een andere kijk op deze zaak ala zij hadden. Ingezonden Mededeetlngen. West-LridtscKe Import CO '- 4 Heerencjr 455 Amateroao) j Alleen nog dit: Wanneer m. i. zonder noodzaak, te gen den wil zelfs in van de voorstanders van den heer D. die „de zaak D." niet uitwenschten, de heer Leguit Woensdag j.l. niet belet ware geweest te kunnen zeg gen wat hem op het hart lag, en waarvan men, alwe der naar m. i. ten onrechte omdat men niet wist wat het zoude zijn, beweerde, dat hij dat maar vroeger had moeten doen, dan zou men vernomen hebben: „Gaat H.H. Raadsleden, die misschien aan ons ad vies twijfelt, eens een kijkje nemen bij den Directeur van de Gasfabriek en vraagt daar enkele gegevens, enoordeelt dan." In ieder geval, had de verdediger van den heer D. met allen eerbied voor zijne goede bedoelingen, die in- direkt door die verdediging het beleid van gerespec teerde raadsleden critiseerde, alsmede dat van B. en W. alsmede dat van een pas aangesteld ambtenaar, aan wien de Raad °enparip noer kortelings zijn alge heele vertrouwen ..cl i, 1 a ,j niet alleen pleiter, maai iu casu ook xcaxiei was, iui min ste met dien ambtenaar, 's heeren Dikkers onmiddel lijke chef, moeten gaan hooren en het „audite et alte ram partem" in praktijk moeten brengen. Verder: la ten de Raadsleden allen steeds bedenken, dat hoezeer wij ook verschillen van opinie, de tegenstanders ten opzichte van elkander nooit mogen vergeten, dat een eerlijk Raadslid nooit zijn eed vergeet, dat hij naar beste weten het Gemeentebelang moet dienen; dat zal beletten, dat men niet lichtvaardig, omdat men zelf een zaak andere beziet, lage, onwaardige motieven andersmeenenden aantijgt; dat betaamt ons allen ten opzichte van elkander, dat betaamt zeker nog meer aan partijgenooten, die zamen willen werken voor wat zij goed en recht achten. Hiermede, geachte Redactie, dank ik U oprecht voor de gelegenheid mij zoo ruimschoots toegemeten, om uitdrukking te geven aan wat in mij omging. Nog dit: op gevaar af, dat mijne ingezonden stukken op een feuilleton zullen gaan gelijken, zal ik nog een maal eenige ruimte moeten vragen, terwille van hen, die men heeft willen noemen: „de mij bevriende fir ma van der Laan en Stam." Met de meeste hoogachting, Uw Dw. Dienaar, G. Th. M. VAN DEN BOSCH, Lid van den Raad. ADVERTENTIÈN. te ALKMAAR in het „Café Central" aan de Nieuwe- sloot op MAANDAG den 11 MEI 1914, 's avond.» ten 6 ure, van de goed beklante en sedert meer dan 50 ja ren een goed bestaan opgeleverd hebbende bij den OMVAL in de Schermeer, volgens het kadas ter in de gemeente Alkmaar sectie G, nummer 322, groot 2 aren 49 centiaren, waarvan 9 centiaren staan ten name van den polder de Schermeer als eigenaar, alsmede den volledigen inventaris. Het perceel is inmiddels te bevragen bij den eigenaar F. WEDER. Inlichtingen te bekomen ten kantore van den no taris P. A. DE GELDER te STOMPETOREN in de aremeente Oterleek. •i COMPLETE MIVBELEEBIifG VERDRONKENOORD - - 113-115. - - - - TAPIJTEN, OOlt IUJXFA KMZ f umiuiuuii ui i| ALKMAAR, Fnldsen 84, Telef. 81«. Onder dankzegging voor het genoten vertrouwen deelt onder- geteekende hierbij mede, dat hij zijn dien hij beleefd aanbeveelt. C. BAKKER. Stompetoren, 1 Mei 1914. In verband met bovenstaande kennis geving houdt ondergeteekende zich be leefd aanbevolen. Jb. HOP. Stompatoran, 1 Mei 1914.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 6