DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Raleigh. Hl. DE WILD,rBoterstraat fl 19. Alkmaar. De Film. Honderd en zestiende Jaargang. ZATERDAG 2 M EI. FEUILLETON. Het eenige Rijwiel dat eeiwigdnrend gegarandeerd wordt. Uitgaf e H.J. W. 8ECHL Amsterdam. jeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en reestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 10,80; franco door het geheeie Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en HandelsdrukköD v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. De directeur van de Oiomo-Bioscoop stond op den drempel der groote hal de straatdrukte te bekoeke- °Erg druk was 't in de Ciomo In den namiddag niet. Maar de avondvoorstellingen stelden hem ruimschoots schadeloos. Z'n buikje al was-ie pas even veertig, hij dikte met den dag aan boogde vóór hem uit en behaag lijk perstte-ie z'n gladde vette kin in z'n boord. Het ging hem naar den vleeze en goed geluimd sprak-ie wat-ie zelden deed je mot je personeel op distantie houden den suppoost aan, die roer loos als 'n panopticumbeeld paradeerde. Dat is 'n aardig snoetje, Francis. De forsche jongeman met den steek, de hellebaard, bleef strak in z'n rooden rok, z'n zwartsatijnen kuit broek, zonder 'n kreukel te brengen in 't breede goudgalon, dat de panden, de mouwen, de revers zoomden, maar vroeg beleefd: Waar, meneer? Die daar met die veer. O ja, met die.... Zeg maar struisvogelveer. Ze raakt dadelijk met die piek de telefoondraden nog. Hahaha lachte bescheiden de suppoost. Toch mag ik die mode wel, babbelde de welge dane directeur, kleine hoedjes, hooge veeren, maar ze mosten aan die veeren 'n mekaniek maken, zoodat ze ze konden laten dalen als de pijpen der stoombooten, als die onder 'n brug door moeten, dan konden ze hier en in de theaters niet hinderen. Oisteravond heb ik even op de achterste rij gezeten en 't tableau werd doorsneden met pieken of 'r schepen gemeerd lagen, waarvan de masten tegen de helheid van de film donkerden. Dit is 'n bezoeking en als ze pleu- reuses op 'r lieve hoofdjes laten wiegelen, zie ie zwarte treurwilgen, die soms 't geheeie doek bedek ken. Eergister-avond, zei de jongeman, is er 'nhee- le herrie geweest ik geloof dat 't 'n buitendame was, die had 'n volmaakt vlagtreschip op 'r hoofd, ze zat vóór meneer Van de Drost. Herrie? niemand heeft me iets gezegd. De explicateur, meneer Bersen, heeft me laten roepen en ik heb meneer v. d. Drost gesust, maar 't gingen niet gemakkelijk, maar ik weet 'm nog al aan te pakken maar gelijk had-ie. Zoo'n onmogelijke hoed den heelen avond vóór je gezicht I 't Is anders 'n driftkop maar je mot 'm ont zien, hij zou in de bioscoop slapen als we nachtlogies gaven. Kijk dat is ook 'n aardig bakkesje. Mooi haar ook. En wat stapt ze parmantig. U zoekt 'rgauw ae beste uit. Ja, jongmensch, ik zie ze liever dan 'r groot moeders en als ik nog ooit trouw, mot ik 'r een heb ben van 'n goede achthonderd weken. Nou, sprak Francois luchtiger, met 'n tikje ge meenzaamheid, nu de directeur zich wel met hem wil de encanailleeren, ik zou 'r desnoods een nemen met nog achthonderd er bij, as ze maar klei aan d's schoenen had. Wat zeg je? Klei aan 'r schoenen, dat zeggen ze op 't land zoo'n bunder of twintig, dertig. Ja, dat zou jou te pas komen! De directeur zag den, hoewel vluchtigen, pijnlijken trek op Francois' mooi mannelijk gelaat en daarom vulde ie aan: Ja, wie zou dat niet te pas komen! n Dikke effectentrommel onder den arm mismaakt 't mooiste en 't jongste wezentje ook niet. Hij vulde 't aan omdat-ie, goedhartig, volstrekt niet bedoeld had te zinspelen op de wijze, waarop rran^ois Duren in 't bioscoop-theater gekomen was. 't Was in Maart, 'n guren avond; de hal stond blank van de druipende paraplu's, hij stond letterlijk met de voeten in 't water, terwijl-ie aan de kas ge leund naar de entree informeerde, toen iemand met 'n gore pet in de hand hem aansprak. Uit 't bleeke, magere gelaat strakten twee groote, donkerblauwe oogen hem aan, waaruit de ellende en de honger grijnsden. Hij wilde 'm uitnorschen, kitteloorig door de wei nige entree's bij dat hondenweer, toen ie door z'n smeekstem geroerd werd. De havelooze kolos vroeg werk ieder baantje zou hem lief zijn. Z'n gestalte pakte dadelijk. En als ervaren impressario berekende-ie onmiddel lijk, dat-ie uit den jongen kerel munt kon slaan, want as-ie wat beter gevoed was, zou-ie met zijn breede schouders, z'n tamboer-majoor-figuur, gestoken in 't opzichtige suppoostenpak, productief kunnen wer ken, aantrekkelijk als de booglamp aan den gevel zo mers op de uiltjes en vlindertjes. Hij had maar niet naar z'n papieren gevraagd, maar hem op den eersten aanblik, op den eersten in druk genomen waarschijnlijk was-ie van goeden huize, een of ander totaal naar lager wal gekwakt individu, mogelijk 'n domoor, die nergens voor deug de maar hier kon-ie door niets te doen dan maar te poseeren in groot gala, dag aan dag, avond aan avond, vooral bij 't schitterend electrisch licht, naast de schreeuwerige reclame-borden met alle kleuren van den regenboog, toch van veel nut zijn. Hij had goed gezien. De heele stad sprak in de eerste dagen, dat Francois 'n ander, tegen hem nie tig, personntje, verving, over dien grooten, jongen mooien kerel, die in de Oiomo-Bioscoop de hal illu streerde. Hij gedroeg zich voorbeeldig, was steeds stipt op tijd, dronk niet, braste niet, sprak niet eer voordat hem de directie en de andere employes, die hij boven zich wist, wat vroegen. Door de drukte van bijna lederen dag moeide zich trouwens niemand met dat levende beeld, dat slechts als parade diende, maar in enkele gevallen als 'n soort politie moest dienst doen, als 'r mot was; het geen echter maar weinig voorviel. Vanmiddag was de directeur tegenover hem wat toeschietelijker, op 't familiare af. Eerst waren Francois' antwoorden schuchter, maar allengskens werd-ie 'n ietsje vrijpostiger, zonder den afstand tusschen hem en den directeur uit 't oog te verliezen. De directeur scheen genoeg van de straat te heb ben, drentelde wat op en neer, bleef staan voor de schilderij, waarin de foto's staken van de nieuwe film: Het Hofgeheim. Hij liet z'n beringde vingers van z'n gouden ket ting los, waaraan ze spelend hadden gefrunnikt, wees een tafereel aan: Dat 's een van de mooiste scènes, die we nog ooit in de Bioscoop gehad hebben. Die balkonscène is meesterlijk in elkaar gezet. Ja wel, zei Francois, die scène is voortreffelijk, doch de film als geheel? ze is vrij goed, maar Maar wat? Juist die balkonscène komt te vroeg 't stuk is slecht gebouwd. De directeur keek de jongeman met verbazing- oogen aan, wou eerst glimlachen maar hield z'n gezicht strak, doch in z'n stem twinkelde ironie. Nou, dat moet je me dan is uitleggen. Zie u eens hier er is 'n enorm hiaat, als de ze scène en die daar nog 'n overgang was en daarna eerst met nog 'n tooneel de balkonscène was voorbe reid, dan zou 't publiek niet voor 'n verrassing ko men te staan, waarvan 't niet veel begrijpen moet. De spelers redden 't half 't zijn uitstekende Noor- sche acteurs en actrices, maar ze kunnen 't onlogi sche niet goed maken, daar de balkonscène te vroeg komt daardoor geheel los wordt van 't verband. Je hebt gelijk, kerel, riep plots de directeur. En hij bekeek rrangois weer met oogen vol verba zing en in z'n stem klonk eer bewondering dan iro nie. Eenigen tijd later zat de Giomo leelijk in 't nauw. De eenige en uitstekende explicateur was ziek. Den eersten avond had 't publiek er in berust. Maar toen 't 'n halve week geduurd had, dat de films zonder maar een woordje werden afgedraaid, begon 't gepruttel, dat tot 'n gemopper bij de vaste klanten aanzwol. Toen herinnerde de directeur de zoo juiste opmer king van z'n paradebeeld-aan-de-deur over de film Het Hofgeheim. Ik zal 't probeeren, meneer, antwoordde de suppoost, maar je kon aan z'n oogen zien, dat-ie met beide handen die taak gretig aannam. In den morgen werden de films in de leege zaal af gedraaid en de directeuren en de technische chef en de kassier en 'n paar commissarissen hoorden tot hun voldoening 't werkelijk mooi geluid, dat krach tig uit dezen reus opgalmde. En de stem niet alleen was mooi maar de expli catie maakte indruk. Je kon hooren, dat Duren z'n best gedaan had, dat- ie de films bestudeerd had, zich niet alleen met de opschriften en de geschreven explicatie had tevreden gesteld. Vooral 'n potsierlijk tooneel won nog door z'n so bere, rake woorden, kleine zetjes, door hun kortheid en hun humor zóó lachwekkend, dat de dikke buik van den directeur tegen den stoelrug vóór hem dans te. Mooi, bravo, Francis nou, die is goedl En dat vond 't publiek 's avonds ook. En ook bij andere, ernstige tafereelen vooral bij 'n kerkhof- scène expliceerde-ie meesterlijk sommige dames pinkten n traan weg voldeed-ie zoo. dat een der plaatselijke kranten met 'thoofdje: „n Uitstekende aanwinst in de Giomo," 'n artikel aan Frangois Du ren wijdde. Al komt Bersen terug, had de directeur gezegd, dan kom je toch niet meer aan de deur, je bent meer waard binnen. Francois werd voorgoed z'n opvolger. Bij een der groote films De strijd tusschen de duisternis en het licht ontplooide hij zulk 'n talent, Alleen verkrijgbaar spreidde-ie werkelijk zulk 'n algemeene kennis ten toon, dat de directeur 'r gewoon paf van stond. Die kerel is 'n geboren explicateur! riep-ie ver heugd uit. En 'tging 'm zoo gemakkelijk af. Met 'n half oog had-ie 'n film doorzien, waar anderen 't hoofd bij in 'r handen zouden hebben moeten nemen. Soms zag ie, as ie overdag niet veel tijd had gehad bij 'n plotseling verwisseling, door 'n verkeerde zending 's avonds zelf 'n film voor 't eerst. En toch sloeg-ie 'r zich doorheen, zonder haperen, zonder dat iemand iets, zelfs de minste aarzeling, merkte. Op 'n dag was-ie door de directie naar Amster dam gezonden in verband met de Bioscoop-Courant, de bekende aardige actualiteiten, kwam 's avonds even vóór de voorstelling in de Giomo. Ze waren de natuurtafereelen al aan 't afdraaien. De tweede film kende-ie. Ook de derde. Maar toen-ie de vierde zag bewegen op 't lichtende doek ontdekte-ie iets geheel vreemds. Maar ouder gewoonte hij was nu al bijne twee jaar de opvolger van Bersen sloeg-ie zich er weer prachtig doorheen. Hij had ditmaal den juisten toon allervoortreffe lijkst te pakken. Zijn stent vibreerde door de zaal, terwijl 't schier ademlooze publiek 't levende beeld van een doodzie ken vader uit den gegoeden stand op de film zag op rijzen uit 'tkussen. Duren's stem: ('twas ol de va der zelf sprak). Nee, hij moet komen, Leo moet komen zoekt hem overal adverteert in alle kranten ik kan niet sterven vóór ik hem heb teruggezien en voor ik hem vergeven heb nee, dokter ik wind me niet op ik. wil, verstaat ge allen vrouwlief, vrouw lief, je bent toch z'n moeder 't Publiek zag de vrouw van den zieke hem omhel zen, zag 'r schokkend snikken aan z'n borst: Als 't maar niet te laat is, vader ach, had je maar eer gesproken eer 'n woord. De zieke weerde haar af. Eer, dat mocht niet. Hij was 'n deugniet die zich altijd boven m'n wil plaatste, die nooit.... ....Vader.... Nee, nee nou denk ik anders of nee, ik denk 't zelfde hij was slecht, hij heeft me lang zaam gedood, m'n jongen, m'n eenige jongen, maar nou, nou ik sterven ga ach, dokter, ach, goede vrouw, ach, kinderen, zoekt hem, zoekt hem u wil ik wil. In de zaal hoorde men gesnik, zakdoekjes veegden over vrouwenoogen, ook mannen schoot 't gemoed vol. De explicateur overtrof zich, zoo'a echt natuurlijk spell Wat 'n kerel! fluisterde de directeur tot den Nsar het Duitsch van E. WERNER. «ii rrwwii IS) o „Ik verwacht, dat je ia het vervolg gehoorzamer zult zijn, Lisawetta I Mis® Lindsay heeft steeds over je te klagen. Je beat koppig en heel onaardig tegen haar. Ik dacht werkelijk, dat je in het pensionaat beter opgevoed zou worden." „Mis® Lindsay doet nooit iets andere, dan bij u o>ver mij kletsen, mamal" Mevrouw von Arnikoff schudde afkeurend' haar hoofd. „Wat een ongepaste uitdrukking 1" Maar Li sawetta liet zich niet van haar stuk brengen. „Waarvoor he bik eigenlijk nog een gouvernante noodig? Ik ben nu vijf jaar op het pensionaat ge weest. Ale andere meisjes naar huis gaan, zijn zij volwassen en worden in gezelschappen gebracht en ik word' hier nog in de kinderkamer gestopt. Waarom?" „Omdat je nog een kind bent en nog veel hebt te leeren. Bedaar wat, Lisawetta, voor iemand van zes tien jaar „Zeventien, mama! Drie weken geleden ben ik ze ventien geworden." Daartrad1 de knecht binnen met een kaartje. Olga wierp er eesn blik op en lachte het bezoek scheen haar niet te verrassen. Zij knikte toestemmend en de knecht opende de deur. Lisawetta, die anders steeds werd weggezonden, als mama bezoek kreeg, keek nieuwsgierig naar den binnentredende. Het was een jong, deftig uitziend heer, die een fraaie bouquet- ro zen in de hand hield en dbor mevrouw von Arnikoff als een oude békende begroet werd. „Reed® terug van de huwelijksreis, mijnheer Bran- kowl Ik dacht u nog met uw jonge vrouw in het verre Zuiden." „Wij zijn al een paar weken terug op Rodenstein", •ei Erwin, terwijl hij haar de hand kuste, die cij hem toestak. „Daar ontving ik uw brief, mevrouw, die mij de verrassende tijding bracht, dat u in Berlijn waart, zoo ik hoop, voor langen tijd?" „Misschien wel, u heeft miji zooveel verteld van üuitschland's hoofdstad'! Mag ik u mijn dochtertje voorstellen, dat ik net van het pensionaat heb ge» haald? Kom Lisawetta, je moet ook met de vrienden van je moeder kennis maken mijnheer Erwin Bran- kow een kennis uit Nizza." Lisawetta, verrukt, dat zij in het salon mocht blij ven, maakte dé in het pensionaat geleerde „Knix". Zij wist, dat tot de regelen van fatsoen behoorde, dat eerst de heer aan de dame werd voorgesteld, en nu werd zij behandeld) als een kind1, waarmee men weinig omslag maakt. Erwin nam ook niet de minste noti tie van haar. Hij boog even, zei een paar lieve woord1- jes en keerde zich toen dadelijk tot haar moeder. Zij spraken over Nizza en over een sterfgeval in de fami ie; toen zei mevrouw von Arnikoff: „Ga nu maar heen, kleintje! Het is tijd voor je pianoles bij miss Lindsay. Je zult vandaag eens lief en gehoorzaam zijn, niet waar?" Lisawetta „knixte", en .ging heen. In het sal'on was het een korte poos stil toen zei Olga lachend: „U ziet, dat ik nog geen toilet gemaakt heb. U moet het als een voorrecht beschouwen, dat ik u in mijn morgenjapon ontvang." Erwin had met nauw-bedwongen ongeduld op het oogenblik gewacht, dat Lisawetta zou worden wegge zonden. Zijne oogen bleven onafgebroken geboeid door de schoone vrouw in haar wit costuum. „U kunt niet denken, he innig-blij ik met uw brief was, mevrouw. Ik beschouwde dit als een groote gunst van uw kant en ik dacht werkelijk in onge nade te zijn gevallen." „Waarom?" vroeg Olga kalm-verbaasd. „Omdat u de wensch van uw vader hebt vervuld, u gevoegd naar de beslissing der familie? TT zijt toeh haas over uzelf." „Dat was ik juist niet! En u moagt mij niet ver- oordeelen en niet aan mij twijfelen daarom heb ik u alles zoo uitvoerig in mijnen brief opgebiecht! U weet nu, dat mijn naam, mijn geheeie bestaan er van afhing." „TT •chreef dat a Ilea op een toon, ale moeat u een onrecht goed maken 1 Ik maak u toch geen enekl verwijtl Ik begrijp volkomen uw positie, en in dit geval kan het offer toch niet zoo groot geweest zijn. Een jong en zeker toch wei miooi meisje, dat u van jongs af lief en vertrouwd is geweest dan spreekt het toch vanzelf, dat u toestemde!" „Keen, dat deed het niet want daartusschen lag mijn verblijf in Nizza, waar ik met u kennis maakte daarom was ik u rekenschap schuldig I" De woorden werden op hartstochtelijken toon uit gesproken, maar op Olga scheen dit geen indruk te maken. „Uw oprecht vertrouwen heeft mij groot genoegen gedaan en ik zal het op prijs weten te stellen. Maar ik hoop, dat u mij spoedig aan uw vrouw zult voor stellen ik verlang er naar, met haar kennis te ma ken." „Mijne vrouw is op het o-ogenblik nog op Roden- stein. Er viel nog zooveel te doen en op orde te brengen. Zij komt pas de volgende week over." „En men reist vast vooruit en laat zijn jonge vrouw in de wittebroodsweken alleen." Olga dreigde lachend met haar vinger, maar het nauwmerkbare, zegevierende lachje, dat om haar lip pen speelde, verried, dat zij wel geweten had, dat hij zou komen. „Het was de eigen wensch van mijne vrouw", zei Brankow verlegen. „U zult een weinig geduld met haar moeten hébben, mevrouw. Zij is heel eenvoudig en eenzaam opgevoed bij haar grootmoeder, die nog geheel ouderwetsehe begrippen is tegedaan. Van de wereld en het leven kenit mijne vrouw alleen datgene, wat wij op onze huwelijksreis gezien hebben." „Nu, dat is best in te halen. Mevrouw Brankow is pas achttien jaar, zooals u mij schreef, dan leert men nog vlug en gemakkelijk. Ik wil alleen hopen, dat zij niet jaloersch van aard is en mij de vriendschap en den omgang met haar man gunt." „Meent u werkelijk, dat zij' mij daarin de wet voor schrijft?" vroeg hij heftig. „Onze vriendschap heeft toch niets te maken met mijne vrouw en mijn huwe lijk. Dat weet u zelf toch) hetl beste, u bent voor mij steeds zoo ongenaakbaar geweest." Olga scheen het verwijt, d«t in de laatste woorden lag, niet op te merlrem. „Je hebt gelijk, mijn vriend', wij hebben ons beiden niets te verwijten. Maar wat ik vroeger bezat, het volle vertrouwen van den jongen dichter, die mij' deel genoot maakte van al zijne plannen en verwachtingen dat zou ik missen. Of zal ik het behouden?" „Moet u mij dat nog vragen U bent de eenige, die mij begrijpt in mijn werken en denken, die aan mij en mijn toekomst gelooft. Ik heb dit geloof noodig. ik heb uw geloof in mij noodig, want ik twijfel vaak genoeg aan mijfcelve." „Erwin 1" klonk het op een toon van verwijt." „In vollen ernst. Ik word wel in mijn eigen kring gewaardeerd, maar den weg tot het publiek vind ik niet! Eens moest ik toch succes hebben 1 Haar mij ne drama's worden mij overal met een vriendelijk complimentje teruggezonden. Als ik mij vergiste, als mijn talent tot niets zou leiden ik geloof, dat ik met deze zekerheid te gronde zou gaan!" Mevrouw von Arnikoff legde kalmeerend! haar hand op zijn arm. „Wat een dwaze inbeelding! Ik herken je niet meer in deze moedelooze stemming. In Nizza was je geheel anders! Toen imponeerde je mij1 juist zoo, en wilde met je talent heel de wereld' veroveren!" „Ik heb sinds dien tijd veel geleerd", zei Brankow ernstig. „Als je denkt, rijk te zijn, en plotseling tot de ontdekking komt, dat je aan den rand' van den af grond staat, zoodat je zelfs je vrijheid ten offer moet brengen, om je zelf en je naam te redden, dat is een wreede ontnuchtering! Ik heb volop van mijn jeugd' genoten, zeker, maar steedis had ik het geloof aan een veelbelovende toekomst, door mijzelf verwor ven. Ik wil een dichter worden, die zijn tijdgenooten in geestdrift brengt door zijn woorden en zijn werken. Al's dat een bedriegelijk Fata Morgana blijkt, dat ver vluchtigt, zoodra ik er de hand naar uitsteek, wat blijft mij dan over? Een leeg bestaan zonder doel, zonder inhoud, een alled'aagsch sleurleventje, waar ieder streven naar hooger en beter schipbreuk lijdt dat kan ik niet dragen!" Hij sprak vol' overtuiging en Olga scheen de waarheid van zijn woorden te ge voelen; zij keek hem met haar mooie oogen vriende lijk-ver wijtend aan. (Woedt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 9