1 DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, it tin. Adres: JAC. MET. No. m Honderd en zestiende Joorgang. 1914 ZATERDAG 9 M E I. Hoe er Yijftlg jeer geleden feest gevierd werd in het Provenhais Yan Biileveld. Gedenkdagen van liefdadige Stichtingen. ALKMAAR, 9 Mei. Het 250-jarig jubilpum van bovenstaand proven huis is gisteren niet ongemerkt voorbij gegaan. Heel wat luisterrijker is echter in 1864 het tweehonderdja rig bestaan dezer stichting gevierd. De toenmalige regenten hebben uitvoerige mededeeling daarvan ge daan in de notulen. Zij vonden dit noodig „opdat ook het nageslacht bij 't derde eeuwfeest, hiervan iets vinde, wat aan regenten uit de voorhanden oude papieren en rekeningen aangaande het eerste eeuwfeest, niet is te beurt gevallen." Het notulen-boek is een eerbiedwaardig boek. Zijn vergeelde bladen bevatten de handelingen over een periode van zeven en zestig jaren. Het begint met een eigenaardige opdracht: „Regenten dit nieuw notulenboek beginnende gevoe len diep dat, alhoewel zij nog zijn in de kracht van mannelijke jaren en zich verblijdende in welstand en gezondheid, zij niet het geluk zullen hebben zoo lang in werkzaamheid te leven dat dit boek door hunne hand beschreeven door een ander zal behoeven te worden vervangen; maar dit wenschen zij hartelijk en vurig dat hunne opvolgers tot in de verste dagen die dit boek zullen sluiten en weer andere beginnen steeds mogen bezield zijn door zoo hartelijke belang stelling en standvastigen ijvering voor de bloei van het gesticht en bereiking van het Edele doel der Stichteresse, als zij regenten vermeenen dat hun eigen is, zooals zij door getrouwe notuleering van al hunne daden en handelingen openbaar voor hunne opvolgers hebben blootgelegd. Dit zij zool" Hieruit en uit de verdere bladzijden blijkt duidelijk, dat deze eerste notulen afkomstig zijn uit een periode, waarin de menschen nog den tijd hadden om uitvoerig te zijn. Ook het verslag van het twee de eeuwfeest legt daarvan getuigenis af. Wij zouden veel te veel plaats noodig-hebben, indien wij dat re laas woordelijk gingen overnemen. Wij zullen hier en daar een greep doen ter kenschetsing van de fees telijkheid, welke den achtsten Mei 1864 plaats had. „Ten half vier uren na den middag vereenigden zich regenten en hunne Echtgenooten in de Kamer no. 3 welke door de inwoneressen met bloemen was ver sierd terwijl de Hollandsche vlag vrolijk van de voorgevel des gestichts wapperde en werden de in woneressen door regenten in die kamer binnen ge leid waarna beide Heeren regenten van het proven huis van den Heer Wildeman met hunne dames wer den binnengeleid. Onder gezelligen kout waaruit de blijmoedigste stemming blijkende was, werd een uur bij 't gebruik van eenige ververschingen doorge- bragt. De bepaalde tijd tot het feestmaal daar zijnde wer den opvolgend de inwoneressen naar rang van an ciënniteit door regenten zelve ter feestdisch opgeleid daarna de dames en regenten als gasten en nu de da mes van regenten zelve, waarna ook zij plaats namen. De met bloemen versierde kamer en feestdisch, het met immortellenkrans omvlochten portret der eedele stichteresse haar wapenbord en de wapenlijsten van regenten in sierlijke orde bijeen gehangen gaven door sierlijk schikking den meest vroolijk stemmenden in druk." Hierna volgt een teekening van den feestdisch, waaraan aanzaten de dames de RooyKoot, Cloeck Schut, Baert, MasdorpMaas, de echtparen Bruin visde Lange, Bruinvis de LangeSijbouts, ten Houte de Langede Leeuw en I uijmes—Blom. De régent-administrateur, de heer T.uijmes, opende den feestdisch en zette ..na een goed woord te hebben gesproken" uiteen „dat dit feest werd gevierd ter ge dachten:: var, de twerhon hrdsten verjaardag van den dood van mejufr. Ueertruyd Bijleveld, waardoor zij haren uitersten wil bekrachtigde en dus het aan zijn gaf aan dit haar provenhuuv' Na anderhalf uur tafelens, onder het genot van velerlei heerlijk toebereide spijzen, die door den le verancier Agricola werden voorgediend en waarbij ongedwongen kout en scherts en levendige woorden wisseling, de gulhartigste vreugde en vroolijkheid heerschte, werd de feestdisch verlaten en een half uur in de frissche buitenlucht doorgebracht. Daar het Meiweder bij uitstek gunstig was werd die tijd in lust als heerlijke verademing voor de heeren onder het genot van een fijne sigaar gekort, terwijl aan de feestkamer een vernieuwd en verfrischt aanzien werd gegeven. „Ter bepaalde tijde werden weder de inwoneressen en gasten, door regenten ten feestdisch opgeleid en vonden zij een keurig, smaakvol toebereid desert ver sierd met groen en bloemen, zoo streelend voor het oog als opwekkend voor den smaak." De regent-administrateur opende de tafel en stelde anereerst een dronk in op de nagedachtenis van Geer- truyd Bijleveldt, die „ook na haar verscheiden menige traan van druk heeft op doen drogen om vervangen te doen worden door tranen van warmen dank aan God I" „Met ongemeene geestdrift werd deze toast gedron ken en beantwoord met een luid herhaald, Lang, lang leve de Nagedachtenis der Edele Stichteresse." Vervolgeus werd het glas ten boorde toe gevuld en geledigd op het welzijn der aanwezige inwoneressen van het provenhuis, die ieder een foto van de stichte resse benevens een bankbiljet van 25 ontvingen. „Plechtig en treffend was de stilte bij de beschou wing dier beeltenisse door de inwoneressen en de tra nen die in hunne oogen opwelden, waren getuigen van de dankbaarheid die hunne harten roerde bij de waardeering van het geschonkene." Ook de heeren C. P. Bruinvis en P. Bruinvis de Lange, regenten van het Wildemanshofje ontvingen Geertruyd's beeltenis. Verschillende tafelreden, die hierna volgden ge tuigden van zeer groote onderlinge waardeering. Ook werden er verzen voorgedragen. De heer C. P. Bruinvis richtte zich tot het portret der stichteresse met deze woorden: Gij, vrouwe! die als Herderin Uw beeld t'aanschouwen geeft, Weet, dat gij bij het nageslacht Dus in herinn'ring leeft! Dat menig zorgvol vrouwenhart Bij U vertroosting vond, En hoe Uw naam in eere blijft, Getuigt deez jubelstond! Maar, zeg ons, waarom werd Uw beeld Als Herderin gemaald Terwijl des levens zomertijd U als uit d'oogen straalt? Kan men daarin de «rouwe zien, De vrouw van later tijd, Die, Weduw, 't schrift bezeg'len liet Van haar weldadigheid? Deez vraag is welligt meer gedaan Maar 't antwoord ligt gereed, 't Hield slechts een streelend denkbeeld in Aldus te zijn gekleed! Het toonde hoe de edle lust Voor waakzaamheid en zorg Toen reeds haar hart in gloed ontstak En later heil verborg. Wie kent den goeden Herder niet 't Toonbeeld van menschenmin? Is 't vreemd, dat zij behagen vond In dat van Herderin? Die immer in het zoetst gevoel Voor liefde en voor deugd Niet slechts in schijn het goede kweekt Wacht wis een Hemelvreugd! Mej. Baert, van de inwoneressen de jongste in ja ren, droeg ook een vers voor, dat betrekking had op het beeld van de stichteres: Lieflijk is het beeld, daar we op mogen staren 't Speeltuig in de hand, bloemkrans in de haren, 't Geestig vriend'lijk oog tuigt van levenslust 't Edel schoon gelaat teekent kalmte en rust. Dit 's de hulde aan 't beeld dezer edele vrouwe Doch verganklijk is 't schoon wat we hier aan schouwen 't Onverwelklijk schoon heeft haar meer versiert, Waarvan 't nageslacht dubbel eeuwfeest viert 1 Haar weldadigheid Heeft dit feest bereid Sints twee honderd jaar Woont een vrouwenschaar In dit schoon gesticht Door haar opgerigt. Haar weldadigheid Heeft een erf bereid Dat ook jaar op jaar Van die vrouwenschaar Veler zorg verligt! In dit schoon gesticht. En nu mag 't viertal dat in deez schoonen tijd Hier zoo gelukkig woont en dankbaar zich verblijdt Ook hare hulde wel aan de regenten toonen Die 't feest met zooveel sier en vreugde wilden kro- (nen. ja, 'kwil de tolk zijn van alier dankbaarheid Voor al het goede en schoone ons in dit huis be- (reid Voor elk genoegen en gemak dat ge ons wilt schen- (ken Waarbij we erken tlijk de Regenten steeds gedenken En nu in dezen stonde Een gullen dronk gewijd Aan Luijmes en de Lange Voor al hun zorg en vlijt Aan 't jubelfeest gewijd Van Bijlevelds gesticht Ter eere van de Vrouw Die 't eens heeft opgerigt 1 Het slot van den avond was een toast van den regent-administrateur op de nagedachtenis der stich teres „welke feestdronk onder blij gejuich 't ontplof fen der champagneflesch en 't aanstooten der brui- schende pokalen werd eere gedaan." Eigenaardig is, dat alle aanzittenden het relaas van deze feestelijke vergadering hebben geteekend. Het verhaal geeft ons een blik in een tijd, die in zooveel opzichten van den onzen verschilt, dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen, dat slechts een halve eeuw deze periode scheidt. Een halve eeuw van groo- ten vooruitgang, zeker, maar toch ook een halve eeuw, die veel echt oud-Hollandsch in zeden en gewoonten heeft weggenomen! te vroeg) het tweede eeuwgetijde van dit gesticht vier den. Regenten van dat van Geertruid Willemsd. Bijieveld vierden dezer dagen op bescheiden wijze het vijfde halve eeuwgetijde daarvan, naar hunne meening op den sterfdag der stichteres. Zij hielden zich alzoo aan de handelwijze hunner voorgangers op het twee de eeuwgetijde in 1864, en deze hadden daartoe aan leiding gevonden in het door een vroeger regent, Mat- thijs Kuiper, te boek gestelde. Kuiper was den 11 Maart 1809 door den te Prinsenhage woonachtigen regent Willem Baart gemachtigd de rekening van den regent Jan Carlier over de jaren 1806 en 7 te sluiten, en den 17 Augustus van hetzelfde jaar door Carlier, die om zijn hoogen leeftijd hij stierf 2 September d. a.v.) afstand wilde doen, geassumeerd, nadat beiden overeengekomen waren, dat Kuiper een memoriaal van al het met de stichting gebeurde samenstellen en van het verder voor te vallene notulen houden zou. Hij voldeed aan deze afspraak, gaf een overzicht van het den 4 November 1657 verleden testament, noemde den sterfdag 8 Mei 1664, meldde dat in Augustus 1667 een huis aangekocht, in 1727 daarboven een re gentenkamer gebouwd en in 1751 nog een benedenka mer aangebouwd was, dat in 1668 aan 2, in 1685 aan 3 en in 1696 aan 4 proveniersters jaarlijksche preu- ven en sedert 1717 ook turf werd verstrekt, en noem de al de regenten en proveniersters van den beginne af. Verder notuleerde hij tot zijn overlijden, nog geen 48 jaren oud, 4 Februari 1813. In de door volgende regenten gehouden aanteekeningen is niets over eeni ge gedachtenviering van het huis in 1814 te vinden. Kuiper heeft goed werk gedaan; toch ben ik aan gaande zijne cijfers wat wantrouwend geworden, want 'noemt hij den 8 Mei als den sterfdag van Geertruid, volgens het grafboek der Grootekerk is haar lijk reeds den 2 dier maand tei aarde besteld. Dezelfde vraag als de hierboven gestelde doet zich in onze dagen voor ten aanzien van het voor deze stad aanzienlijke provenhuis van Gerrit Florisz. Wil deman, dat op de beide marmersteenen van het poort gebouw het jaartal 1714 toont, en dus thans het twee de eeuwgetijde schijnt te mogen vieren. Welnu, men kieze: het testament, 'twelk de oprichting beveelt, is van 14 September 1700, de testateur overleed 12 Au gustus 1702, in 1703 begon de aankoop van percee- len die moesten vallen om plaats voor het gesticht te vinden, in Mei 1713 kon men eerst met den bouw beginnen, 7 April 1715 werd het zware Wildemans beeld boven den ingang geplaatst en 1 Mei 1717 werd het huis door de eerste 15 proveniersters betrok ken. Vermoedelijk zullen regenten den 1 Mei 1917 tot eene herdenkingsdag maken en dus het voorbeeld volgen hunner collega's van het Huis van Achten. C. W. B. tegen billijk tarief. Carrosserl efabri kant. Telefoon 572. BINNENLAND. Wanneer zijn die te vieren? Op de halve of heele eeuwgetijden van den stichtingbrief, b. v. een testa ment, of van den sterfdag van den stichter, wanneer hij zijne beschikking door den dood bekrachtigd heeft, of van den inwijdingsdag der stichting, wanneer b. v. een gekocht of gebouwd perceel door de lieden, waarvoor het bestemd is, betrokken werd? Regenten van het provenhuis van v. Nordingen (het Huis van Achten) hielden zich aan het laatste, toen zij 28 Mei 1857 (door omstandigheden één dag Gemengd nieuws. DE OUDERDOMSRENTE. Dit nniumer beitaat nit 4 bladen. De cijfers en ramingen over de ouderdomsrenten ,.2%1010% mil li 0 en) zegt, maakt de Haagsche Nieuwe Courant: een paar opmerkingen. Vooreerst, natuurlijk, deze reeds bekende, dat de of- [icieele raming volstrekt onbetrouwbaar is gebleken. De kosten van de artt. 369 en 370 zulen juist viermaal '.00 hootg zijn als Minister onder wiens leiding de wet tot stand kwam, aan die Staten-Generaal voorhield. De door hem ingewonnen adviezen waren uitermate deskundig, alle betrokken personen ontegenzeggelijk betrouwbaar. Moge deze geschiedenis der Kamerleden opnieuw een les zijn om steeds te beginnen met geen enkele hun van regeeringswege voorgestelde raming >an kosten te vertrouwen. Bij de beoordeeling en de behandeling van het ontwerp Treub en de daarop in te dienen amendementen kan deze les spoedig te pas komen. Vervolgens zouden wij den belastingplichtigen die zich bezwaard gevoelen door de verhooging van lasten welke het tegenwoordige Kabinet zich verplicht ziet aan de wetgevende macht voor te stellen, erop willen wijzen dat de 10% millioen op de rekening van het 'aar 1014 zouden zijn .gekomen, ook indien de verkie zingen de rechtsche meerderheid en daarmee het vori- a Kabinet hadden bestendigd. Wij weten wel dat de ieer Eegout in zijn bekende Eerste Kamer-rede van 18 Eebruari j.l. de meening ingang trachtte te doen inden alsof het in de macht van den tagenwoordigen minister van Landbouw had gelegen het in aantal .feeds groeiende cijfer der rentetrekkers ex art. 309' en 370 belangrijk te 'beperken. Maar we weten ook dat dit gedeelte van zijn aanval is afgeslagen en dat de instructies, handleidingen en leidraden welke tot. de buitensporige aanzwelling van dat cijfer hebben bijgedragen, alle van minister Tal- ma afkomstig zijn geweest. In de derde plaats blijkt uit de, laat ons- hopen defi nitieve, cijfers voor 1914, dat ver over de helft van de thans levende behoeftigen van 70 jaar en ouder, die volgens de ouderdomswet Treub een „rente" of „staats j>ensioen" (de eene uitdrukking is al even onjuist als de andere)' zouden genieten, haar op dit oogenblik reeds ontyangen krachtens de overgangbepalingen van de Invaliditeitswet T'alma. Men zou kunnen zeggen dat de ouderdomswet Treub, wat haar effet betreft, reedis voor 60 in werking is; dat haar invoering zal strekken om' de resteerende 40 nietbedeelden, wier gezamelijfc aantal onder de honderdduizend van art 369/70 op ruim veertigduizend wordt geschat. Aan dit nuchtere effect, dat van de invoering der voorgestelde Ouderdomswet is te verwachten, toetse men eens de opgeschroefde critiek waarmede in de niet te stelpen vloed van hoofd-, onder, bij- en zij- artikelen het dag blad De Nederlander het wetsontwerp overgroot. Eindelijk: die aanwas van het cijfer rentetrekkers ex. art. 369/70 tot 105,000 in 1914, voert wel de raming der totale kosten van de ouderdomsvoorziening op het oogenblik de invoering der wet Treub met bijna een millioen op, zoodat die kosten in het eerste jaar niet 9 millioen (Troonrede), ook niet 14J/4 millioen toe lichting ontwerp Treub) maar stel 15 millioen zouden bedragen, maar brengt de gemeenten aanvankelijk in iets .gunstiger conditie. Gemakkelijk toch valt aan te toonen dat, hoe meer behoeftigen bij de invoering der wet Treub reedis renten genieten krachtens de wet Talma, die door het Rijk bekostigd worden, dos te grooter de kans Ls dat de gemeentebesturen ter behar tiging van de hun opgelegde uitkeeringen zullen toe komen met de hun uit de Staatskas te verstrekken vergoeding van 50 per hoofd voor iederen 70-jarigen inwoner overeenkomstig de regeling van art. 17 van het ontwerp. Wel te verstaan, in de eerste jarenop de latere valt geen peil te trekken. MISKEND GENIE! (Van een onzer Amsterdamsche correspondenten). Iemand; met een gezond verstand, en stevige handen aan z'n lijf, moet al heel gelukkig zijn, wanneer hij in Amsterdam z'n brood niet kan verdienen. Tijdelijk, in tijden van crisis, wanneer er alom werkloosheid heerscht, kan hij elk dubbeltje moeten omkeeren, voor voor hij het uitgeeft. Maar normaal leeft hij er flink van, en hij cn zijn gezin komen, wat men noemt, „knap" voor den dag. Helaas in tellectueele arbeid wordt dikwijls niet zoo goed bepaald. Ie men een kunstenaar, dan is de boter zelden dik gesmeerd. Is .men een genie, dan is men ge doemd, droog brood te eten. Het is treurig, maar het is werkelijkheid. Hendrik Poelen van Hoelen was een genie! Hij studeerde in Utrecht, miaar hij hield het er niet laager dan één jaar uit. Toen werd hiji literator, leeraar, schrijver van ingezonden stukken in dagbladen, hulp- corrector aan een annoncenblad. En de oude geschie denis herhaalde zich: z'n beurs was eindelijk leeg, en het scheen hem, dat zijn ondergang naderde. Maar wanneer de moed 't hoogst is ,is de redding nabij. En zoo kwam de literator op het lumineus® idee, een aan tal schetsen in een tweevels boekje te publiceeren, en hiermee te colporteeren. Poelen is hierdoor een Amsterdamsche type gewor den. Geen predikant, advocaat, dokter, ingenieur of leeraar, of hiji heeft wel eens den literator op bezoek getad. Door zijn beschaafde manieren, die een goede afkomst verraden, weet Poelen tot de studeerkamer door te dringen, daar vertelt hiji uit z'n studententijd, nu dertig jaar geleden, bij deelt mee, hoe uitstekend z'n werk is, en wanneer bij bet kleine gele boekje op heb bureau legt, is er bijna niemand, die hem de paar dubbeltjes, die hij ervoor vraagt, durft weigeren. Zoo loeft hij. Arm genie! EVENREDIG KIEiSREOHT. De staatscommissie voor evenredig kiesrecht zal, omstreeks den 25en van deze maand voor den laatsten keer bijeenkomen ter onderteekening van het vastge stelde rapport, dat daarna aan de regeering zal wor den aangeboden. DE GEVANGEN INBREKER. Een onlang® gearresteerde dief, die na een inbraak op het huiten „Rollecate" te hebben gepleegd, te Zwol le le in hecht, is genomen, wordt tevens verdacht van le inbraak op den huize „Belmonte" in den nacht van 10 op 17 October 1912. De bijzonderheden van beide inbraken zijn gelijk. In den morgen van den 17en Oc tober sprak een onbekende een arbeider aan om hem naar den weg naar 't Lexkesveer te vragen. Dezelfde vroeg aan dat veer aan een knecht om een glas melk Ook zou hij te Opheusden bier en broed hebben ge- ruikt. Deze personen zijn naar Zwolle geweest en ge- nfronteerd met den verdachte. Zij hebben hem her kend. PROVINCIALE STATEN VAN NO'0'RD-HOLLAND. De afdeelingen der Provinciale Staten van Noord- [Tolland hebben benoemd tot rapporteurs over de 'oordrachten van Gedeputeerde Staten tot het vast stellen van een eléctricitedtsverordening, overneming inndeelen Kennemer Electricitei ts-Maatsehappij, enz. Ie heeren dr. Hubrecht, prof. dx. van Embden, jbr. mr. D. E. van Lennep, O. Thomassen, mi. D© Jong Schouwenburg en mr. M 'Slingenbeng. Deze commissie van rapporteurs koos tot voorzit ter dr. Hubrecht en tot centraal rapporteur mr. Slin- renberg. fioschbode" uitreiken. BEZOEK DEENSOHE KONINGSPAAR. De „Tel." verneemt, dat tijdens het 'bezoek van den Koning en de Koningin van Denemarken in de Am sterdamsche haven zullen vertoeven de pantserdek- schepen „Noordi-Brabant", „Gelderland'? en „Zee land", benevens een viertal torpedobooten. Ook een Deensche kruiser zal te Amsterdam ver blijven, n.l. de „Heimdal". De hooige gasten vertrekken per koninklijk stoom jacht naar hun vaderland. Dit jacht zal ook eenigo dagen te voren hier aankomen. De groote van dit jacht, de „Danebrog", is circa 1000 ton en bet beeft een lengte van 70 meter. REPARATIE VAN GEËMAILLEERDE KOOKPANNEN. Naar het „Hbld." van den directeur van den Am- si erdamschen Gemeentelijken Gezondheidsdienst, dr. FL Ringeling, vernam, worden er af en toe bij dien Ge zondheidsdienst gevallen ten onderzoek aangeboden, waarbij sprake is van zinkvergi ftigingsverschijnselen (hevig braken en diarrhee,) bij' geheele huisgezinnen, tengevolge van het gebruik van spijizen, bereid in ge ëmailleerde pannen, waarin een nieuwe bodem was in gezet van gegalvaniseerd (dat is verzinkt) ijzer. De op deze wijze gerepareerde pannen zijn vooral vergif tig, zoo er zure spijten in bereid worden of zoo er spij zen in bewaard worden, die spoedig zuur worden, zoo- als dat in den zomer nogal heel gauw geschiedt, aan gezien dan het zink wordt aangetast door de zuren en als zinkverbinding in de spijzen komt. Bovendien is hst op deze wijze repareer en ondoelmatig te achten, aangezien de bodem door de zuren in betrekkelijk kor ten tijd wordt weggevreten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1