FEUILLETON. Uitgave H. J. W. BECHT, Amsterdam. Woensdag 13 Mel. BINNENLAND. Gemengd nieuws. UIT OTERLEEK. Gistermiddag zes uur vergaderde de raad in voltallige zitting. Aan de orde was de regeling van het salaris van den ambtenaar, belast met het invorderen van plaat selijke belastingen. Tot dusver was er niet een zoo danige ambtenaar, maar thans moest een dwangbe vel worden ingesteld en hiervoor een ambtenaar zijn. De heer De Boer, ambtenaar der belastingen te Schermerhom was hiervoor genomen. Besloten werd hem een jaarlijksch salaris van 5 te geven. Nu de raad besloten had niet aan te sluiten bij de K. E. M., had de heer Smit Kleine medegedeeld, dat de Maatschappij wel een concessie wenscht. De heer Smit Kleine dacht, dat het bestuur der K. E. M. wel zou goedkeuren een concessieaanvraag op ongeveer dezelfde voorwaarden als te Limmen. Als de Kenne- mer een concessie krijgt als te Limmen, dan is het 't plan de zaak zoo goedkoop mogelijk aan te pakken. De kabel zal bovengronds worden aangebracht, zon der dat het schoon van het dorp er veel nadeel door zal ondervinden, 't Plan is de drie eerste lichtpunten per perceel gratis te verstrekken. De kabel zou ko men aan één kant van den weg met 4 draden. Eenige exemplaren van de concessie van Limmen waren bij de leden rondgegaan. De voorzitter deed lecture van het verslag in „De drie meren" van een lezing door den heer S. K. in Beemster gehouden en deed mededeeling van het elec- triciteitsvoorstel van Ged. Staten, dat 26 Mei door de Staten wordt behandeld. De voorzitter deelde verder mede; Donderdag bij den Commissaris der Koningin te zijn geweest. Spr. had gezegd, dat hij het de vorige vergadering door den raad genomen besluit tot niet-aansl uiting bij de K. E. M. niet in het belang der gemeente achtte, wat de Commissaris volkomen met hem eens was. Dege nen die voor gestemd hebben, zullen in de toekomst toch gelijk krijgen, zei de Commissaris. De hande ling van de raadsmeerderheid deed hem onaangenaam aan. Spr. had er op gewezen, dat in den raad luxe was genoemd, wat hij een behoefte voor de gemeente achtte? wat den Commissaris deed opmerken: We le ven met meer in 1814. Niemand verlangde het woord over de concessie aanvraag. Op den heer Blom na verklaarden allen zich voor het verleenen van de geevraagde concessie. Over de straatverlichting, waarover even gerept was, zal later gesproken worden. Bij de rondvraag vroeg de heer Schermerhom, hoe het komt, dat de school om half negen begint. De voorzitter zei, dat het leerplan veranderd is; de heer de Wit heeft dit opgemaakt en de schoolopziener en B. en W. hebben het goedgekeurd. Van 1 Febr. tot 16 November wordt om 8Y2 uur begonnen, van 16 November tot 1 Februari om 9 uur. De voorzitter zei hierna nog iets te willen zeggen omtrent het gesprokene in de laatste vergadering. Ernstig, aldus de voorzitter, heb ik er over nage dacht of het wel goed zou zijn in deze nog meer stof op te jagen en ik ben tot het inzicht gekomen dat ik niet mag zwijgen, om reden mijn persoon in kwaliteit in het debat is gebracht. Ten opzichte van de beschouwing dat electrificatie lux is, herinner ik er aan, dat toen in ongeveer 1877 petroleum-straatverlichting werd ingevoerd, onder het bestuur der Vaders van de Heeren Glijnis, de Jong en Couwenhoven, respectievelijk burgemeester, wethou der en raadslid, ook sommigen spraken van „niet noodig," „weelde". Tegenwoordig denkt wel niemand over afschaffing. Les idéés marchent. Bovendien zij gezegd dat spreker in de vergade ring van 4 Maart 1913 vóór het voorstel stemde, welk idéé ook door mij werd voorgestaan, pogingen aan te wenden tot het verkrijgen van een telefoonstation te Stompetoren, wat zekerlijk een uitgaaf voor de ge meente van omstreeks 125 per jaar zou vorderen. O. a. is gezegd: Er is niemand tegen electrisch licht. Bedoeld zullen zeker wel zijn de raadsleden. Ik neem de vrijheid op te merken dat in de openba re vergadering van 7 Augustus 1913 de heer Glijnis tegen stemde om in beginsel te besluiten tot aanslui ting aan de K. E. M., voor deze gemeente de eenig mogelijke leverancier. Voorts, dat de geruchten als zouden door mi] men- schen zijn geprest, de zaak kunnen tegenhouden. Ik heb hierover in de vergadering niet weersproken inlichtingen gegeven, doch men heeft blijkbaar mij niet geloofd, wel den tegenstander. Nu meen ik dat vóór men aanneemt dat geruchten waar zijn, men !;oed doet eerst een afdoend onderzoek in te stellen, k heb daarvan niets vernomen, of heeft men het zoo geheim gedaan, dat mij niets ter oore kwam? Zoo men het niet heeft gedaan, komt het mij voor dat het verhaal van „Barbertje" en dat van „de Jood" uit de „Nathan" ook allicht hierop van toepassing is geweest. Naar het Duitsch van E. WERNER. 24) -o— Ook mij zijn goedkoope praatjes, misschien uit de 10e of 12e hand aangebracht, b.v. dat sommigen geen electrisch licht wilden, omdat niet in alle deelen der gemeente hierin terstond werd voorzien, doch kan niet aannemen dat een raadslid er zulke exclusieve meeningen op nahoudt. Voorts dat alle hulptroepen zijn opgeroepen om het plan te doen verwerpen. Zelfs Is gezegd dat petro- ïeumleverantie hierin een rol heeft gespeeld, door de ingezetenen bevreesd te maken voor hooge kosten. Door mij is steeds tegen ieder gezegd dat electrisch licht vooreerst duurder zou zijn, door rente en aflos sing. Spreke mijne woorden tegen wie kan. Vervolgens dat zou zijn tegengestemd om mij te bewegen mijne betrekking te doen nederleggen om zelf aat ambt te kunnen bekleeden. Ook de waarheid hiervan wordt door mij in geen geval aangenomen, blijkens de ondervinding in de vergadering van 29 November 1911, waarbij één lid afwezig was. Nog erger was het praatje dat is tegengestemd om den landheer te gelieven, maar ook dat is m. i. onmo gelijk. Ieder raadslid toch kent art. 45 le alinea der Gemeentewet. Ook ik heb geen onderzoek ingesteld omtrent de waarheid van dat alles en zal me daarom wel wachten een veroordeelend vonnis te vellen. Te recht is gesproken van goedkoope praatjes. Zoo ik vonnissen moest zou ik eerst onderzoeken, meenende dan tot zuiverder oordeel te kunnen komen, toepassende het „hoor en wederhoor." Ten slotte. Persoonlijk koester ik niet den minsten wrok tegen wien ook in deze zaak, hetzij in of buiten den raad. Het belang der gemeente ga boven alle persoonlijkheid. Mocht iemand het tegen mij doen, 't zij zoo. 'tZou mij spijten om hem of haar, wrok benadeelt den drager. Overigens zou het mij koud laten." hfema sloot de Vóorzitter de vergadering. UIT W1EBINGEKWAAKD STADSNIEUWS. INGEZONDEN STUKKEN. Mijnheer de Redacteur, Het bestuur van den Alkmaarschen Kappers- en Barbiersbediendenbond brengt bij deze het volgende ter kennis van het publiek. Bij den heer Jb. Brouwer, kapper, Choorstraat, werkte sinds ruim een jaar S. Beckers als bediende. Hij was aangenomen op uit stekende getuigen van vroegere patroons. In den tijd dat hij daar werkzaam was, is nooit door den patroon eenige ernstige aanmerking op zijn werk ge maakt, maar toen genoemde Beckers zijn betrekking aldaar heeft opgezegd, is door genoemde Brouwer een geregelde plaag (om plat te schrijven) pestmetho- de tegen hem toegepast, met dat gevolg dat het Za terdag j.l. tot een uitbarsting kwam, waarna meerge noemde Beckers met behulp van de politie op staan- den voet de deur is uitgezet. Onze vraag nu is deze: Is dat een handelwijze van een patroon tegenover zijn bediende? Is het gerechtigd dat genoemde Brouwer zijn bedienden eenige dagen na indiensttreding een contract voorlegt, waarin een opzeggingstermijn van 2 zegge 2 weken, en waarin alles voor den patroon maar niets geen rechten voor den bediende voorko men. Of is meergenoemde Brouwer gebelgd dat een nieuwe bediende die er sinds korten tijd werkt ook zijn betrekking heeft opgezegd? (De redenen zijn bij hem zelf te informeeren). Ook ons vak eischt drin gend verbetering en het wordt tijd dat aan dergelijke willekeurige handelingen een einde wordt gemaakt, want zulke toestanden zijn onhoudbaar. Moge e. v. gegadigden voor de opengevallen betrekkingen uit bovenstaande leering putten. Dat is de wensch van het bestuur der A. K. en B. B. B. MART. TIMMERMANS Jr. M PUIJS J. VAN DAM, Secretaris. Met dank voor ae piaatsing. \lktnaar, 12 Mei 1914. Het ingezonden stuk van den Bediendenbond ter inzage ontvangen hebbende, geef ik hierbij mijn ant woord. Genoemde S. Beckers is 2 Juni 1913 bij mij in dienst gekomen hoewel hij minder prettige getuig schriften had, doch door schaarschte in personeel heb ik hem aangenomen. Reeds van het begin af kwa men er heftige tooneelen met hem voor, dan over zijn werk, dan over te laat thuis komen. Ook is het meer malen voorgekomen dat hij cliëntèle beleedigde of ruw behandelde, zelfs zoo dat ik van mijn cliëntèle op straat moest hooren dat indien ik dien onbeleefden be diende hield, zij niet meer door hem bediend wilden zijn. Ik heb hem dikwijls te kennen gegeven dat hij een andere betrekking moest zoeken om op deze ma nier van hem af te komen, want sinds half Januari was de onderlinge verhouding hier lang niet gunstig. Het is nu ongeveer 5 weken geleden dat ik genoem den S. Beckers de betrekking heb opgezegd, daar het toen ook al tot bedreiging kwam. Hij zou met een maand weggaan en beloofde mij dat ik pleizier van hem zou hebben, daarop heb ik geantwoord, dan zul len wij den tijd inkorten en moet u met 14 dagen weg. Een kwartier later kwam ik boven kijken, en zat hij te weenen, daar hij het verschrikkelijk vond om zoo weg te gaan. Ik heb mij laten bepraten en hem uit medelijden maar weer aangeboden dan maar te blij ven, op voorwaarde dat hij moest werken zooals ik het wilde, welk aanbod gretig werd aanvaard. Doch wat genoemde heer S. Beckers het eene uur belooft, schijnt hij een ander uur weer vergeten te zijn, vooral nu hij de laatste dagen erg onder den invloed van zijn collega schijnt te staan, ging het er wel eens min der prettig toe. Zoo ook j.l. Vrijdag (niet genoemde heer S. Beckers heeft de betrekking opgezegd doch ik zelf om de volgende reden) Beckers was in gesprek met zijn collega en ik spoor de hem aan tot werken, tot drie maal toe moest ik hem aansporen, doch hij ging niet aan het werk, en gaf te kennen aat hij niet gecommandeerd wenschte te worden (dit ging gepaard met lieflijke uitdrukkin gen, welke ik hier maar achterwege laat)daarop heb ik hem den dienst opgezegd. Genoemde heer Beckers ging naar zijn collega met de woorden: over 14 da gen ga ik weg Goddank. Doch nu begon het lieflijke leven, waarop ik de uitdrukking welke in het inge zonden stuk van den bediendenbond voorkomt, toe pas, (namelijk pestmethode). J.l. Zaterdag maakte ik een aanmerking op zijn werk dit ligt voor belang hebbenden ter bezichtiging) waarop genoemde S. Bec kers mij te kennen gaf dat ik de laatste 14 dagen plei zier van hem hebben zou, waarop ik hem kalm aan het verstand bracht dat hij niet moest dreigen, want dat hij daar wel eens spijt van zou kunnen krijgen, waarop genoemde S. Beckers in woede uitriep „zeg nog eens dat ik bedreig" en meteen nam hij een buig tang van de tafel om mij mede te slaan, waarop ik een paar passen achteruit vloog; was dit niet ge schied dan zou het goed zijn aangekomen. Ik ben naar beneden gegaan, daar het mij nu te erg werd en het mij verder te ondragelijk was genoemden bedien de langer in dienst te houden, waarop ik hem ver zocht zijn koffer maar te pakken, waarop hij weer op nieuw begon en zijn collega erbij riep om mij opnieuw in de huiskamer eens in mijn kraag te pakken, daar op ben ik naar de telefooncel gegaan en heb de poli tie gebeld, met het verdere gevolg. Wat het arbeidscontract aangaat is de opzeggings tij d één maand, doch daar genoemde heer S. Beckers moest maken dat hij 2 Juni 1913 's morgens om 10 uur bij mij in dienst was, en hij eerst 's avonds om 8 uur aankwam, moest hij terstond een contract teeke nen en heb ik om deze redenen het contract veranderd en den opzeggingstermijn op 14 dagen gesteld, voor al met het oog op zijn getuigschrift en briefkaart die ik van zijn patroon uit Boskoop had ontvangen, welk getuigschrift en briefkaart bij mij ter inzage liggen Wat het weggaan van den nieuwen bediende betreft behoef ik niet boos te zijn, dit kan mijn cliëntèle ge tuigen, daar er zeer veel geklaagd werd over zijn langzame werken en daar er zelfs heeren zijn geweest die hem aanspoorden vlugger te werken, waarop bru taalweg geantwoord werd „ik heb den tijd." Hierzij zal ik het nu laten, de Redactie der Alk- maarsche Courant beleefd bedankende voor het ter inzage geven van het geplaatste stuk. Hoogachtend, J. BROUWER, Kapper. Ingezonden mededeellngen. De moeders doen verkeerd wanneer zij haar kinderen in hun prille jeugd reeds onverdunde melk geven. Verdunning alleen is echter niet voldoende, het is een vereischte, dat aan de melk „Kufeke" wordt toegevoegd, om haar voedingswaarde op het hoogste peil te brengen. De voeding met een meng sel van „Kufeke" en melk heeft een voortreffelijke ontwikkeling der kinderen tengevolge en behoedt hen zooveel mogelijk voor de ziekten, waaraan zui gelingen gewoonlijk blootstaan. „Wij schijnen van rol verwisseld te zijn! Vroeger was jij de nuchtere, de menschenkenner, die mij steeds remde, als ik Jan en alleman maar dadelijk vertrouw de. Maar waartoe zouden wij dit alles weer ophalen? Ik heb je toch al gezegd, dat het verleden doodl is voor mijlaat het rusten, ik wil nergens meer van hooren!" „Dat verleden kon toch onverwacht wel weer eens opduiken, en op die mogelijkheid wilde ik je voorbe reiden. Mevrouw von Arnikoff woont tegenwoordig in Berlijn." „Zoo Nu, bier op Duitschen bodem loop ik geen gevaar voor uitlevering." „De directeur is dood al vijf jaar." „Dan zal hij haar zijn rijkdommen hebben achter gelaten, om zich te troosten over haar weduwstaat. Je meent het wel goed, Fritz, maar zoo'n voorberei ding is werkelijk niet noodig. Wij zullen overigens wel geen kans hebben 'elkaar te ontmoeten, want ik verkeer niet in haar kringen." Hij maakte weer aanstalten om te vertrekken. Eé- kard keek hem aan; hij wachtte op een vraag, die ko men moest en toch niet 'kwam. Eindelijk zei hij langzaam „Eh je vraagt in het geheél niet naar je kind?" „De kleine Lisbeth, ja, die zal wel groot geworden zijn." Zij is thans zeventien jaa en is ook bij' haar moe der. Zij draagt don naam van haar stiefvader." „Natuurlijk, die heeft er ook recht op. Wat gaat De afdeeling Wieringerwaard van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw vergaderde Maandag avond bij mej. Boon, onder voorzitterschap van den heer H. Koster. Tot bestuurslid in de plaats van wijlen den heer D. Kaan Az. werd bij eerste stemming gekozen de heer D. Sleutel Dz. Daarna wolgde een breedvoerige bespreking over het al of niet uitkomen met een col lectieve inzending op de a.s. landbouwtentoonstelling te Behagen. Hoewel in een vorige vergadering in be ginsel reeds was besloten collectief in te zenden en be reids te 'dien einde een commissie was benoemd, heeft men toen niet te veel rekening gehouden met het fi- nancieele gedeelte. Wil men geen pover figuur maken, dan zuilen de kosten niet meevallen. Ten slotte werd besloten een bedrag van 25 uit de kas beschikbaar te stellen, terwijl door een der leden persoonlijk nog 10 werd toegezegd. De Voorzitter meende, dat wan neer de commissie nog wat steun op deze manier krijgt, de zaak misschien kan marcheeren. Nadat nog eenige punten waren besproken, werd de vergadering gesloten. AlUtON DISSEMEN T S-REOHTBAN K Zitting van Dinsdag 12 Mei. OPLICHTING. J. P., voegersknecht te Alkmaar, was 5 April des avonds in de Langestraat aan het vechten geweest. Na afloop daarvan had iemand een poitemonnaie ge vonden. BekL riep toen: Da's de mijne. Hij nam de portemonnaie mee naar de Breedstraat, nam er 6.50 uit, welke met een kameraad werd gedeeld de por temonnaie werd daarna weggegooid. B. de Haas, matroos, Nieuwediep, was den bewus- ten dag met bekl. aan het bakkeleien geweest, waarbij hij zijn portemonnaie kwij't raakte, ze hield 19 in. Get. G. Kaandorp, tuindersknecht, Heiloo, had de portemonnaie op straat gevonden en aan bekl. afge staan. De eisch tegen P. luidde 14 dagen gevangenis straf. BekL vroeg een geldboete, zijn moeder is we duwe en hij werkt voor haar. EET,TNG. Daarna moest de Haagsche voegersknecht J. L. J. D., die niet verschenen was, zich verantwoorden. Deze had het geld met den collega uit de vorige zaak ge deeld, weswege na het verhoor van eenige getuigen 1 maand gevangenisstraf tegen hem werd geëischt. VEBDUISTEEING. De Grootehroeker manufactuxier W. A. V. is 8 April in het café van Ligthaxt te Bovenkayspel „han dig" geweest. D'e koopman G. Bakker uit bekl.'s woonplaats was er ook en meer dronken dan nuchter. Deze trok zijn jas uit en legde die op bekl.'s arm, waarop uit de jas een portemonnaie viel. Bekl. legde de beurs op het biljart en. legde zijn pet boven op de portemonnaie. Een ©ogenblik later wilde hij dit voor werp onder den pet weg manoeuvreeren, maar toen werd hier door juffrouw Ligthaxt een stekje voor ge stoken. Ze nam da portemonnaie en legde die in de toonbanklade. Niemand in de zaal had den indruk, dat de portemonnaie inhoudende een rijksdaalder, mij hef kind aan?" Eckard sprong op, trad op hem toe en schudde hem bij den arm. „Bicbard, kom toch tot jezelf! Dat is verschrikkelij'k 1" Richard haalde zijn schouders op. „Dat kind is opgegroeid in Amikoff's huis en door haar moeder opgevoed. Dan zal het ook wel op haar gelijken. Ik smeek je, Fritz, laat mij' toch met rust met al je herinneringen, ik wil er niets meer mee te maken hebben. Bichard Brunold is dood', gestorven, verloren gegaan ergens in Siberië. Nu heet ik Alexis, ook voor jou, en dat blijft zoo. Overmorgen breng ik je mijn manuscript; ik mag ze je toch hier brengen, al is het een redactioneele zaak Tot ziens dus I" Hij vertrok en Eckard hield: hem dit keer niet te rug. Dit weerzien was te vreeseüijk, dan dat hij het nog zou willen verlengen. Dit was er nu geworden van den droomer en dweeperin het ellendige graf, dat hem tien jaar lang had vastgehouden, was alles te 'gronde gegaan, alles doodt De liefde voor zijn kind had niet eens stand kunnen houden, de lief de voor het kleine wezentje, dat hij eens verafgoodde. Eckard wierp zich diep geschokt in zijn bureaustoel en bedekte zijn oogen met zijn handen. Erwin Brankow was met zijn eigen toestemming candidaat 'gesteld voor den Rijksdag. De verkiezingen hadden weliswaar pas het volgend jaar plaats, maar toeh werd hij reeds als de opvolger voor zijns vaders plaats genoam'd. Bijna gelijktijdig behaalde hij' een an der onverwacht succes, dat zijn 'gevoel van eigenwaar de nog aanwakkerde. Zijn nieuw drama, dat hij pas in Berlijn voltooid' had, werd door het Hoftheater ter op voering aangenomen. In ieder geval een groote aan moediging voor den auteur, van wien nog nooit een werk was opgevoerd. Eindelijk opende zich de zoo' vu rig door 'hem verlangde weg tot het publiek. Een der eerste theaters wilde zijn werk opvoeren en stelde zijn beste krachten tot zijn beschikking geen wonder, dat hiji van de schitterendste overwinningen droomde. Hoe dit voorloopig succes was tot stand gekomen, eenige guldens en wat kleingeld aan den manufac turier toebehoorde, doch hij eischte deze op krachtens vindersrecht. Zoo verklaarden' verschillende getui gen. De portemonnaie is nooit in handen van Bak ker terecht gekomen. Veertien dagen gevangenis straf werd tegen V. geëischt, BEtLEEDTGiENG. De visscher P. D. te Egmond aan Zee heeft 29 Maart te Egmond-Binnen mej. M. van der Plas uit Egmond aan Zee weinig parlementaire woorden toe gevoegd. Juffrouw van der Plas, geweldig van den tongriem gesneden, deed een heel verhaal, aan het eind waarvan de drie gebezigde scheldwoorden den klap op den vuurpijl vormden. Bekl. zei, dat hij eerst voor oplichter was uitge maakt en slechts één der drie woorden had gebezigd. Mej. J. Halff vond de gebezigde scheldwoorden, welke ze gehoord had, heel erg, „haast niet om uit te spre ken." Het O. M. eischte 6 boete subs. 2 dagen hechte nis tegen den visscher, die zich onbeleefd tegenover genoemde dame had gedragen. OVERTREDING PLAATSELIJKE VERORDENING. Tegen den koopman D. K. te Helder werden 6 geld boeten van 1, subs. 0 dagen hechtenis geëischt, om dat hij zonder aangifte wederrechtelijk in gebruik'had genomen 6Va strekkende meter berm aan het Helder- schen Kanaal, waarop hij hout had gelegd. MISHANDELING. Evenals de bekl. uit vorige zaak was ook de Helder- sche visscher Th. J. P. niet verschenen. Den 5en April was dronken en wilde hij in de ver gaderzaal van het Leger des Heils. Hij heeft toen den deurwaarder, die hem den toegang weigerde, op zij geduwd, waardoor diens pet afviel. Het „duwstomp- je" had weinig te beteekenen, pijn veroorzaakte 'het niet. Een getuige, die de politie had gewaarschuwd, omdat het erger kon worden, h'ad eenig bezwaar om den eed af te leggen te overwinnen, hij vond het ge val er te luttel voor. Het O. M. meende, dat dergelijke tooneeltjes voor de Heilsleger-deur niet kunnen worden toegelaten en eischte tegen den niet-verschenen visscher, die als lastig bekend staat, 15 boete, subs. 10 dagen hecht. LOTERIJWEiT. Tot slot de appolzaken van O. B., barbier, en N. S., winkelier, beiden Tijdgeest-agenten te Hoorn, die hooger beroep hadden aangeteekend tegen het vonnis van den Kantonrechter hunner woonplaats, waarbij ze werden veroordeeld wegens de bekende Loterijwet- overt reding. Het O. M. eischte, nadat de directeur van „De Tijd geest" als getuige A décharge was gehoord bevesti ging van de gewezen vonnissen. Mr. van Velsen, van Schiedam, pleitte op verschil lende gronden ontslag van rechtsvervolging. Hij wees er o. m. op in welke impasse de rechtspraak geraakt is door de Loterij'wet van 1905. In Zutphen kan men vrij loten verkoopen, maar wanneer men in den trein stapt, wat op zichzelf nog geen misdaad is en na een half uhïtje sporens in Zwolle komt, dan krijgt men voot hetzelfde feit niet alleen igelld'boete, maar zelfs hechtenis. PI. had nooit een slechter juridisch von nis igezien, dan hef in deze beide zaken door den Kan tonrechter te Hoorn gewezene. Men wil' priori de veroordeeling uitlokken. De eerbied, welke* deze rechtbank in het land en in het arrondissement ge niet, eischt, meende pl., dat hef Hoornsehe vonnis wordt vernietigd. had zijn eigen geschiedenis. De intendant van het Ko ninklijk Theater was een goede kennis van mevrouw Von Arnikoff en vooral den laatsten tijd één barer uitverkorenen. Zijl had zich met al de haar eigen ener gie voor „haren" dichter geïnterresseerd, die zijn werk natuurlijk in haar salon voorgelezen had, en zij zorgde er voor, dat er van alle zijden stemming voor zijn dra ma werd gemaalkt. Brankow was bovendien een geliefd persoon in de eerste kringen van Bterlijn; men koester de de hoogste verwachtingen en was algemeen bereid, hem als een nieuwopkomende ster te begroeten. Zoo doende bestond er nauwelijks eenige twijfel aan suc ces. Alleen Eckard was te dien opzichte sceptisch ge stemd, en zette ook eenigszins den domper op Erwin's enthousiasme, toen deze hem met een van vreugde stralend gezicht de tijding kwam meeldealen die, hij trouwens reeds wist. „De beslissing was eigenlijk al gevallen, toen je 'het drama aanbood;" zei hij kalm, „Ce que la femme veut" dat oude spreekwoord is weer eens van kracht ge bleken. Waarschijnlijk zal je wel heel dankbaar zijn voor zoo'n invloedrijke protectie ik 'bedoel natuur lijk van den intendant." E'rwin aam hem dit gezegde zeer kwalijk. De ver houding tusschen zijn oom en hem werd er zoo- moge lijk nog door verkoeld. Intusschen volgde 'O'tto von Eberty, Erwin's vriend, zeer nauwkeurig zijn voor Berlijn vastgesteld program Hij vermaakte zich, maar blééf getrouw aan zijn ge woonten, 'en maakte van de vermakelijkheden, die de wereldstad hem bood, slechts een m'atig gebruik. Wel toonde hij' een roerende aanhankelijkheid voor den vriend zijner jeugd en kwam' er dientengevolge vaak aan huis. Hij' trof dan vaak Erwin niet thuis, maar hij miste hem toch nooit, want Johanna was er bijna al tijd en meestal niet alleen, want juffronw Von Arni koff bezocht haar meestal ook om dienzelfden tijd. Mevrouw Von Arnikoff had niets tegen deze bezoe ken bij Brankow. Zij gunde haar „kleintje", die nog steeds van het gezelschapsleven uitgesloten bleef, gaarne dit onschuldig genoegen. Ook tegen Johanna was zij steeds heaL aardig en voorkomend. Zij zond haar bloemen, 'bleek er op gesteld, haar dikwijls in haar salons te zien, en was de geregelde gast op den wekelijkschen ontvangdag der Brankow's' Mevrouw Von Arnikoff had zelfs een zekere voorliefde voor de ze jonge vrouw, die zich nooit liet gelden, nergens op den voorgrondi trad, en ook geen beslag legde op den tijd van haar echtgenoot. Dat was zoo verbazend ge makkelijk; daarvoor kon zij' allicht haar wat vriende lijkheid betoonen. Erwin was juist van zijn gewonen rit in den Tier- garten thuisgekomen en trof daar zijn vriend Otto, die op hemi gewacht had, om, zooals hij' dadelijk verklaar de, afscheid van 'hem te nemen. „Zpo hals over kop?" vroeg E'rwin verrast. „Je hebt nog -geen enkele maal over je vertrek gesproken." „Nee, maar ik ben al veel te lang in Berlijn geble. ven. Het wordt nu wel eens tijld ik moet weg I" „Als jij het zelf noodzakelijk vindt, mij best er is anders op het landgoed nog niet veel voor je te do-en, maar zoo je uit vrijen wil gaat, is het wel te begrijpen. Juffrouw Von Jagow zal je declaratie al reeds ver wacht hebben." „Ja, Mieze Jagow zal het toch wel moeten wezen!" „Moeten wezen? Het is toch je eigen keus! Mijn smaak is het niet, maar per slot ben jij1 het toch, die met haar moet trouwen, en als 'deze energieke jonge dame je nu aanstaat. „Neen, zij staat mij' in hét 'geheel' niet meer aan. maar ik zal toch wel met haar trouwen. Zeg, Erwin, je hebt mij toch altijd wel voor een verstandig mensch gehouden, niet waar?" „Zeker, je bent zelfs al te verstandig voor je zeven en-twintig jaar. Ik geloof, dat je nog nocvit in je leven een dommen streek hebt uitgehaald." (Wordt varvabjd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 5