FEUILLETON.
Uitgave H. J. W. BECHT, Amsterdam.
Woensdag 13 Mel.
BINNENLAND.
Gemengd nieuws.
UIT OTERLEEK.
Gistermiddag zes uur vergaderde de raad in
voltallige zitting.
Aan de orde was de regeling van het salaris van
den ambtenaar, belast met het invorderen van plaat
selijke belastingen. Tot dusver was er niet een zoo
danige ambtenaar, maar thans moest een dwangbe
vel worden ingesteld en hiervoor een ambtenaar zijn.
De heer De Boer, ambtenaar der belastingen te
Schermerhom was hiervoor genomen. Besloten werd
hem een jaarlijksch salaris van 5 te geven.
Nu de raad besloten had niet aan te sluiten bij de
K. E. M., had de heer Smit Kleine medegedeeld, dat
de Maatschappij wel een concessie wenscht. De heer
Smit Kleine dacht, dat het bestuur der K. E. M. wel
zou goedkeuren een concessieaanvraag op ongeveer
dezelfde voorwaarden als te Limmen. Als de Kenne-
mer een concessie krijgt als te Limmen, dan is het 't
plan de zaak zoo goedkoop mogelijk aan te pakken.
De kabel zal bovengronds worden aangebracht, zon
der dat het schoon van het dorp er veel nadeel door
zal ondervinden, 't Plan is de drie eerste lichtpunten
per perceel gratis te verstrekken. De kabel zou ko
men aan één kant van den weg met 4 draden.
Eenige exemplaren van de concessie van Limmen
waren bij de leden rondgegaan.
De voorzitter deed lecture van het verslag in „De
drie meren" van een lezing door den heer S. K. in
Beemster gehouden en deed mededeeling van het elec-
triciteitsvoorstel van Ged. Staten, dat 26 Mei door de
Staten wordt behandeld.
De voorzitter deelde verder mede; Donderdag bij
den Commissaris der Koningin te zijn geweest. Spr.
had gezegd, dat hij het de vorige vergadering door
den raad genomen besluit tot niet-aansl uiting bij de
K. E. M. niet in het belang der gemeente achtte, wat
de Commissaris volkomen met hem eens was. Dege
nen die voor gestemd hebben, zullen in de toekomst
toch gelijk krijgen, zei de Commissaris. De hande
ling van de raadsmeerderheid deed hem onaangenaam
aan. Spr. had er op gewezen, dat in den raad luxe
was genoemd, wat hij een behoefte voor de gemeente
achtte? wat den Commissaris deed opmerken: We le
ven met meer in 1814.
Niemand verlangde het woord over de concessie
aanvraag. Op den heer Blom na verklaarden allen
zich voor het verleenen van de geevraagde concessie.
Over de straatverlichting, waarover even gerept was,
zal later gesproken worden.
Bij de rondvraag vroeg de heer Schermerhom, hoe
het komt, dat de school om half negen begint.
De voorzitter zei, dat het leerplan veranderd is; de
heer de Wit heeft dit opgemaakt en de schoolopziener
en B. en W. hebben het goedgekeurd. Van 1 Febr.
tot 16 November wordt om 8Y2 uur begonnen, van 16
November tot 1 Februari om 9 uur.
De voorzitter zei hierna nog iets te willen zeggen
omtrent het gesprokene in de laatste vergadering.
Ernstig, aldus de voorzitter, heb ik er over nage
dacht of het wel goed zou zijn in deze nog meer stof
op te jagen en ik ben tot het inzicht gekomen dat ik
niet mag zwijgen, om reden mijn persoon in kwaliteit
in het debat is gebracht.
Ten opzichte van de beschouwing dat electrificatie
lux is, herinner ik er aan, dat toen in ongeveer 1877
petroleum-straatverlichting werd ingevoerd, onder het
bestuur der Vaders van de Heeren Glijnis, de Jong en
Couwenhoven, respectievelijk burgemeester, wethou
der en raadslid, ook sommigen spraken van „niet
noodig," „weelde". Tegenwoordig denkt wel niemand
over afschaffing. Les idéés marchent.
Bovendien zij gezegd dat spreker in de vergade
ring van 4 Maart 1913 vóór het voorstel stemde, welk
idéé ook door mij werd voorgestaan, pogingen aan te
wenden tot het verkrijgen van een telefoonstation te
Stompetoren, wat zekerlijk een uitgaaf voor de ge
meente van omstreeks 125 per jaar zou vorderen.
O. a. is gezegd: Er is niemand tegen electrisch
licht. Bedoeld zullen zeker wel zijn de raadsleden.
Ik neem de vrijheid op te merken dat in de openba
re vergadering van 7 Augustus 1913 de heer Glijnis
tegen stemde om in beginsel te besluiten tot aanslui
ting aan de K. E. M., voor deze gemeente de eenig
mogelijke leverancier.
Voorts, dat de geruchten als zouden door mi] men-
schen zijn geprest, de zaak kunnen tegenhouden.
Ik heb hierover in de vergadering niet weersproken
inlichtingen gegeven, doch men heeft blijkbaar mij
niet geloofd, wel den tegenstander. Nu meen ik dat
vóór men aanneemt dat geruchten waar zijn, men
!;oed doet eerst een afdoend onderzoek in te stellen,
k heb daarvan niets vernomen, of heeft men het zoo
geheim gedaan, dat mij niets ter oore kwam?
Zoo men het niet heeft gedaan, komt het mij voor
dat het verhaal van „Barbertje" en dat van „de Jood"
uit de „Nathan" ook allicht hierop van toepassing is
geweest.
Naar het Duitsch
van
E. WERNER.
24) -o—
Ook mij zijn goedkoope praatjes, misschien uit de
10e of 12e hand aangebracht, b.v. dat sommigen geen
electrisch licht wilden, omdat niet in alle deelen der
gemeente hierin terstond werd voorzien, doch kan
niet aannemen dat een raadslid er zulke exclusieve
meeningen op nahoudt.
Voorts dat alle hulptroepen zijn opgeroepen om het
plan te doen verwerpen. Zelfs Is gezegd dat petro-
ïeumleverantie hierin een rol heeft gespeeld, door de
ingezetenen bevreesd te maken voor hooge kosten.
Door mij is steeds tegen ieder gezegd dat electrisch
licht vooreerst duurder zou zijn, door rente en aflos
sing. Spreke mijne woorden tegen wie kan.
Vervolgens dat zou zijn tegengestemd om mij te
bewegen mijne betrekking te doen nederleggen om
zelf aat ambt te kunnen bekleeden. Ook de waarheid
hiervan wordt door mij in geen geval aangenomen,
blijkens de ondervinding in de vergadering van 29
November 1911, waarbij één lid afwezig was.
Nog erger was het praatje dat is tegengestemd om
den landheer te gelieven, maar ook dat is m. i. onmo
gelijk. Ieder raadslid toch kent art. 45 le alinea der
Gemeentewet. Ook ik heb geen onderzoek ingesteld
omtrent de waarheid van dat alles en zal me daarom
wel wachten een veroordeelend vonnis te vellen. Te
recht is gesproken van goedkoope praatjes.
Zoo ik vonnissen moest zou ik eerst onderzoeken,
meenende dan tot zuiverder oordeel te kunnen komen,
toepassende het „hoor en wederhoor."
Ten slotte. Persoonlijk koester ik niet den minsten
wrok tegen wien ook in deze zaak, hetzij in of buiten
den raad. Het belang der gemeente ga boven alle
persoonlijkheid. Mocht iemand het tegen mij doen,
't zij zoo. 'tZou mij spijten om hem of haar, wrok
benadeelt den drager. Overigens zou het mij koud
laten."
hfema sloot de Vóorzitter de vergadering.
UIT W1EBINGEKWAAKD
STADSNIEUWS.
INGEZONDEN STUKKEN.
Mijnheer de Redacteur,
Het bestuur van den Alkmaarschen Kappers- en
Barbiersbediendenbond brengt bij deze het volgende
ter kennis van het publiek. Bij den heer Jb. Brouwer,
kapper, Choorstraat, werkte sinds ruim een jaar S.
Beckers als bediende. Hij was aangenomen op uit
stekende getuigen van vroegere patroons. In den
tijd dat hij daar werkzaam was, is nooit door den
patroon eenige ernstige aanmerking op zijn werk ge
maakt, maar toen genoemde Beckers zijn betrekking
aldaar heeft opgezegd, is door genoemde Brouwer
een geregelde plaag (om plat te schrijven) pestmetho-
de tegen hem toegepast, met dat gevolg dat het Za
terdag j.l. tot een uitbarsting kwam, waarna meerge
noemde Beckers met behulp van de politie op staan-
den voet de deur is uitgezet. Onze vraag nu is deze:
Is dat een handelwijze van een patroon tegenover zijn
bediende? Is het gerechtigd dat genoemde Brouwer
zijn bedienden eenige dagen na indiensttreding een
contract voorlegt, waarin een opzeggingstermijn van
2 zegge 2 weken, en waarin alles voor den patroon
maar niets geen rechten voor den bediende voorko
men. Of is meergenoemde Brouwer gebelgd dat een
nieuwe bediende die er sinds korten tijd werkt ook
zijn betrekking heeft opgezegd? (De redenen zijn bij
hem zelf te informeeren). Ook ons vak eischt drin
gend verbetering en het wordt tijd dat aan dergelijke
willekeurige handelingen een einde wordt gemaakt,
want zulke toestanden zijn onhoudbaar. Moge e. v.
gegadigden voor de opengevallen betrekkingen uit
bovenstaande leering putten. Dat is de wensch van
het bestuur der A. K. en B. B. B.
MART. TIMMERMANS Jr.
M PUIJS
J. VAN DAM, Secretaris.
Met dank voor ae piaatsing.
\lktnaar, 12 Mei 1914.
Het ingezonden stuk van den Bediendenbond ter
inzage ontvangen hebbende, geef ik hierbij mijn ant
woord.
Genoemde S. Beckers is 2 Juni 1913 bij mij in
dienst gekomen hoewel hij minder prettige getuig
schriften had, doch door schaarschte in personeel heb
ik hem aangenomen. Reeds van het begin af kwa
men er heftige tooneelen met hem voor, dan over zijn
werk, dan over te laat thuis komen. Ook is het meer
malen voorgekomen dat hij cliëntèle beleedigde of
ruw behandelde, zelfs zoo dat ik van mijn cliëntèle op
straat moest hooren dat indien ik dien onbeleefden be
diende hield, zij niet meer door hem bediend wilden
zijn. Ik heb hem dikwijls te kennen gegeven dat hij
een andere betrekking moest zoeken om op deze ma
nier van hem af te komen, want sinds half Januari
was de onderlinge verhouding hier lang niet gunstig.
Het is nu ongeveer 5 weken geleden dat ik genoem
den S. Beckers de betrekking heb opgezegd, daar het
toen ook al tot bedreiging kwam. Hij zou met een
maand weggaan en beloofde mij dat ik pleizier van
hem zou hebben, daarop heb ik geantwoord, dan zul
len wij den tijd inkorten en moet u met 14 dagen weg.
Een kwartier later kwam ik boven kijken, en zat hij
te weenen, daar hij het verschrikkelijk vond om zoo
weg te gaan. Ik heb mij laten bepraten en hem uit
medelijden maar weer aangeboden dan maar te blij
ven, op voorwaarde dat hij moest werken zooals ik
het wilde, welk aanbod gretig werd aanvaard. Doch
wat genoemde heer S. Beckers het eene uur belooft,
schijnt hij een ander uur weer vergeten te zijn, vooral
nu hij de laatste dagen erg onder den invloed van zijn
collega schijnt te staan, ging het er wel eens min
der prettig toe. Zoo ook j.l. Vrijdag (niet genoemde
heer S. Beckers heeft de betrekking opgezegd doch ik
zelf om de volgende reden)
Beckers was in gesprek met zijn collega en ik spoor
de hem aan tot werken, tot drie maal toe moest ik
hem aansporen, doch hij ging niet aan het werk, en
gaf te kennen aat hij niet gecommandeerd wenschte te
worden (dit ging gepaard met lieflijke uitdrukkin
gen, welke ik hier maar achterwege laat)daarop heb
ik hem den dienst opgezegd. Genoemde heer Beckers
ging naar zijn collega met de woorden: over 14 da
gen ga ik weg Goddank. Doch nu begon het lieflijke
leven, waarop ik de uitdrukking welke in het inge
zonden stuk van den bediendenbond voorkomt, toe
pas, (namelijk pestmethode). J.l. Zaterdag maakte
ik een aanmerking op zijn werk dit ligt voor belang
hebbenden ter bezichtiging) waarop genoemde S. Bec
kers mij te kennen gaf dat ik de laatste 14 dagen plei
zier van hem hebben zou, waarop ik hem kalm aan
het verstand bracht dat hij niet moest dreigen, want
dat hij daar wel eens spijt van zou kunnen krijgen,
waarop genoemde S. Beckers in woede uitriep „zeg
nog eens dat ik bedreig" en meteen nam hij een buig
tang van de tafel om mij mede te slaan, waarop ik
een paar passen achteruit vloog; was dit niet ge
schied dan zou het goed zijn aangekomen. Ik ben
naar beneden gegaan, daar het mij nu te erg werd en
het mij verder te ondragelijk was genoemden bedien
de langer in dienst te houden, waarop ik hem ver
zocht zijn koffer maar te pakken, waarop hij weer op
nieuw begon en zijn collega erbij riep om mij opnieuw
in de huiskamer eens in mijn kraag te pakken, daar
op ben ik naar de telefooncel gegaan en heb de poli
tie gebeld, met het verdere gevolg.
Wat het arbeidscontract aangaat is de opzeggings
tij d één maand, doch daar genoemde heer S. Beckers
moest maken dat hij 2 Juni 1913 's morgens om 10
uur bij mij in dienst was, en hij eerst 's avonds om 8
uur aankwam, moest hij terstond een contract teeke
nen en heb ik om deze redenen het contract veranderd
en den opzeggingstermijn op 14 dagen gesteld, voor
al met het oog op zijn getuigschrift en briefkaart die
ik van zijn patroon uit Boskoop had ontvangen, welk
getuigschrift en briefkaart bij mij ter inzage liggen
Wat het weggaan van den nieuwen bediende betreft
behoef ik niet boos te zijn, dit kan mijn cliëntèle ge
tuigen, daar er zeer veel geklaagd werd over zijn
langzame werken en daar er zelfs heeren zijn geweest
die hem aanspoorden vlugger te werken, waarop bru
taalweg geantwoord werd „ik heb den tijd."
Hierzij zal ik het nu laten, de Redactie der Alk-
maarsche Courant beleefd bedankende voor het ter
inzage geven van het geplaatste stuk.
Hoogachtend,
J. BROUWER, Kapper.
Ingezonden mededeellngen.
De moeders doen verkeerd wanneer zij haar
kinderen in hun prille jeugd reeds onverdunde melk
geven. Verdunning alleen is echter niet voldoende,
het is een vereischte, dat aan de melk „Kufeke"
wordt toegevoegd, om haar voedingswaarde op het
hoogste peil te brengen. De voeding met een meng
sel van „Kufeke" en melk heeft een voortreffelijke
ontwikkeling der kinderen tengevolge en behoedt
hen zooveel mogelijk voor de ziekten, waaraan zui
gelingen gewoonlijk blootstaan.
„Wij schijnen van rol verwisseld te zijn! Vroeger
was jij de nuchtere, de menschenkenner, die mij steeds
remde, als ik Jan en alleman maar dadelijk vertrouw
de. Maar waartoe zouden wij dit alles weer ophalen?
Ik heb je toch al gezegd, dat het verleden doodl is
voor mijlaat het rusten, ik wil nergens meer van
hooren!"
„Dat verleden kon toch onverwacht wel weer eens
opduiken, en op die mogelijkheid wilde ik je voorbe
reiden. Mevrouw von Arnikoff woont tegenwoordig
in Berlijn."
„Zoo Nu, bier op Duitschen bodem loop ik geen
gevaar voor uitlevering."
„De directeur is dood al vijf jaar."
„Dan zal hij haar zijn rijkdommen hebben achter
gelaten, om zich te troosten over haar weduwstaat.
Je meent het wel goed, Fritz, maar zoo'n voorberei
ding is werkelijk niet noodig. Wij zullen overigens
wel geen kans hebben 'elkaar te ontmoeten, want ik
verkeer niet in haar kringen."
Hij maakte weer aanstalten om te vertrekken. Eé-
kard keek hem aan; hij wachtte op een vraag, die ko
men moest en toch niet 'kwam. Eindelijk zei hij
langzaam
„Eh je vraagt in het geheél niet naar je kind?"
„De kleine Lisbeth, ja, die zal wel groot geworden
zijn."
Zij is thans zeventien jaa en is ook bij' haar moe
der. Zij draagt don naam van haar stiefvader."
„Natuurlijk, die heeft er ook recht op. Wat gaat
De afdeeling Wieringerwaard van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw vergaderde Maandag
avond bij mej. Boon, onder voorzitterschap van den
heer H. Koster.
Tot bestuurslid in de plaats van wijlen den heer
D. Kaan Az. werd bij eerste stemming gekozen de
heer D. Sleutel Dz. Daarna wolgde een breedvoerige
bespreking over het al of niet uitkomen met een col
lectieve inzending op de a.s. landbouwtentoonstelling
te Behagen. Hoewel in een vorige vergadering in be
ginsel reeds was besloten collectief in te zenden en be
reids te 'dien einde een commissie was benoemd, heeft
men toen niet te veel rekening gehouden met het fi-
nancieele gedeelte. Wil men geen pover figuur maken,
dan zuilen de kosten niet meevallen. Ten slotte werd
besloten een bedrag van 25 uit de kas beschikbaar
te stellen, terwijl door een der leden persoonlijk nog
10 werd toegezegd. De Voorzitter meende, dat wan
neer de commissie nog wat steun op deze manier
krijgt, de zaak misschien kan marcheeren.
Nadat nog eenige punten waren besproken, werd de
vergadering gesloten.
AlUtON DISSEMEN T S-REOHTBAN K
Zitting van Dinsdag 12 Mei.
OPLICHTING.
J. P., voegersknecht te Alkmaar, was 5 April des
avonds in de Langestraat aan het vechten geweest.
Na afloop daarvan had iemand een poitemonnaie ge
vonden. BekL riep toen: Da's de mijne. Hij nam de
portemonnaie mee naar de Breedstraat, nam er 6.50
uit, welke met een kameraad werd gedeeld de por
temonnaie werd daarna weggegooid.
B. de Haas, matroos, Nieuwediep, was den bewus-
ten dag met bekl. aan het bakkeleien geweest, waarbij
hij zijn portemonnaie kwij't raakte, ze hield 19 in.
Get. G. Kaandorp, tuindersknecht, Heiloo, had de
portemonnaie op straat gevonden en aan bekl. afge
staan. De eisch tegen P. luidde 14 dagen gevangenis
straf. BekL vroeg een geldboete, zijn moeder is we
duwe en hij werkt voor haar.
EET,TNG.
Daarna moest de Haagsche voegersknecht J. L. J.
D., die niet verschenen was, zich verantwoorden. Deze
had het geld met den collega uit de vorige zaak ge
deeld, weswege na het verhoor van eenige getuigen 1
maand gevangenisstraf tegen hem werd geëischt.
VEBDUISTEEING.
De Grootehroeker manufactuxier W. A. V. is 8
April in het café van Ligthaxt te Bovenkayspel „han
dig" geweest. D'e koopman G. Bakker uit bekl.'s
woonplaats was er ook en meer dronken dan nuchter.
Deze trok zijn jas uit en legde die op bekl.'s arm,
waarop uit de jas een portemonnaie viel. Bekl. legde
de beurs op het biljart en. legde zijn pet boven op de
portemonnaie. Een ©ogenblik later wilde hij dit voor
werp onder den pet weg manoeuvreeren, maar toen
werd hier door juffrouw Ligthaxt een stekje voor ge
stoken. Ze nam da portemonnaie en legde die in de
toonbanklade. Niemand in de zaal had den indruk,
dat de portemonnaie inhoudende een rijksdaalder,
mij hef kind aan?"
Eckard sprong op, trad op hem toe en schudde hem
bij den arm. „Bicbard, kom toch tot jezelf! Dat is
verschrikkelij'k 1"
Richard haalde zijn schouders op.
„Dat kind is opgegroeid in Amikoff's huis en door
haar moeder opgevoed. Dan zal het ook wel op haar
gelijken. Ik smeek je, Fritz, laat mij' toch met rust
met al je herinneringen, ik wil er niets meer mee te
maken hebben. Bichard Brunold is dood', gestorven,
verloren gegaan ergens in Siberië. Nu heet ik Alexis,
ook voor jou, en dat blijft zoo. Overmorgen breng ik
je mijn manuscript; ik mag ze je toch hier brengen,
al is het een redactioneele zaak Tot ziens dus I"
Hij vertrok en Eckard hield: hem dit keer niet te
rug. Dit weerzien was te vreeseüijk, dan dat hij het
nog zou willen verlengen. Dit was er nu geworden
van den droomer en dweeperin het ellendige
graf, dat hem tien jaar lang had vastgehouden, was
alles te 'gronde gegaan, alles doodt De liefde voor
zijn kind had niet eens stand kunnen houden, de lief
de voor het kleine wezentje, dat hij eens verafgoodde.
Eckard wierp zich diep geschokt in zijn bureaustoel
en bedekte zijn oogen met zijn handen.
Erwin Brankow was met zijn eigen toestemming
candidaat 'gesteld voor den Rijksdag. De verkiezingen
hadden weliswaar pas het volgend jaar plaats, maar
toeh werd hij reeds als de opvolger voor zijns vaders
plaats genoam'd. Bijna gelijktijdig behaalde hij' een an
der onverwacht succes, dat zijn 'gevoel van eigenwaar
de nog aanwakkerde. Zijn nieuw drama, dat hij pas in
Berlijn voltooid' had, werd door het Hoftheater ter op
voering aangenomen. In ieder geval een groote aan
moediging voor den auteur, van wien nog nooit een
werk was opgevoerd. Eindelijk opende zich de zoo' vu
rig door 'hem verlangde weg tot het publiek. Een der
eerste theaters wilde zijn werk opvoeren en stelde zijn
beste krachten tot zijn beschikking geen wonder,
dat hiji van de schitterendste overwinningen droomde.
Hoe dit voorloopig succes was tot stand gekomen,
eenige guldens en wat kleingeld aan den manufac
turier toebehoorde, doch hij eischte deze op krachtens
vindersrecht. Zoo verklaarden' verschillende getui
gen. De portemonnaie is nooit in handen van Bak
ker terecht gekomen. Veertien dagen gevangenis
straf werd tegen V. geëischt,
BEtLEEDTGiENG.
De visscher P. D. te Egmond aan Zee heeft 29
Maart te Egmond-Binnen mej. M. van der Plas uit
Egmond aan Zee weinig parlementaire woorden toe
gevoegd. Juffrouw van der Plas, geweldig van den
tongriem gesneden, deed een heel verhaal, aan het
eind waarvan de drie gebezigde scheldwoorden den
klap op den vuurpijl vormden.
Bekl. zei, dat hij eerst voor oplichter was uitge
maakt en slechts één der drie woorden had gebezigd.
Mej. J. Halff vond de gebezigde scheldwoorden, welke
ze gehoord had, heel erg, „haast niet om uit te spre
ken."
Het O. M. eischte 6 boete subs. 2 dagen hechte
nis tegen den visscher, die zich onbeleefd tegenover
genoemde dame had gedragen.
OVERTREDING PLAATSELIJKE
VERORDENING.
Tegen den koopman D. K. te Helder werden 6 geld
boeten van 1, subs. 0 dagen hechtenis geëischt, om
dat hij zonder aangifte wederrechtelijk in gebruik'had
genomen 6Va strekkende meter berm aan het Helder-
schen Kanaal, waarop hij hout had gelegd.
MISHANDELING.
Evenals de bekl. uit vorige zaak was ook de Helder-
sche visscher Th. J. P. niet verschenen.
Den 5en April was dronken en wilde hij in de ver
gaderzaal van het Leger des Heils. Hij heeft toen den
deurwaarder, die hem den toegang weigerde, op zij
geduwd, waardoor diens pet afviel. Het „duwstomp-
je" had weinig te beteekenen, pijn veroorzaakte 'het
niet. Een getuige, die de politie had gewaarschuwd,
omdat het erger kon worden, h'ad eenig bezwaar om
den eed af te leggen te overwinnen, hij vond het ge
val er te luttel voor.
Het O. M. meende, dat dergelijke tooneeltjes voor
de Heilsleger-deur niet kunnen worden toegelaten en
eischte tegen den niet-verschenen visscher, die als
lastig bekend staat, 15 boete, subs. 10 dagen hecht.
LOTERIJWEiT.
Tot slot de appolzaken van O. B., barbier, en N. S.,
winkelier, beiden Tijdgeest-agenten te Hoorn, die
hooger beroep hadden aangeteekend tegen het vonnis
van den Kantonrechter hunner woonplaats, waarbij ze
werden veroordeeld wegens de bekende Loterijwet-
overt reding.
Het O. M. eischte, nadat de directeur van „De Tijd
geest" als getuige A décharge was gehoord bevesti
ging van de gewezen vonnissen.
Mr. van Velsen, van Schiedam, pleitte op verschil
lende gronden ontslag van rechtsvervolging. Hij wees
er o. m. op in welke impasse de rechtspraak geraakt
is door de Loterij'wet van 1905. In Zutphen kan men
vrij loten verkoopen, maar wanneer men in den trein
stapt, wat op zichzelf nog geen misdaad is en na een
half uhïtje sporens in Zwolle komt, dan krijgt men
voot hetzelfde feit niet alleen igelld'boete, maar zelfs
hechtenis. PI. had nooit een slechter juridisch von
nis igezien, dan hef in deze beide zaken door den Kan
tonrechter te Hoorn gewezene. Men wil' priori de
veroordeeling uitlokken. De eerbied, welke* deze
rechtbank in het land en in het arrondissement ge
niet, eischt, meende pl., dat hef Hoornsehe vonnis
wordt vernietigd.
had zijn eigen geschiedenis. De intendant van het Ko
ninklijk Theater was een goede kennis van mevrouw
Von Arnikoff en vooral den laatsten tijd één barer
uitverkorenen. Zijl had zich met al de haar eigen ener
gie voor „haren" dichter geïnterresseerd, die zijn werk
natuurlijk in haar salon voorgelezen had, en zij zorgde
er voor, dat er van alle zijden stemming voor zijn dra
ma werd gemaalkt. Brankow was bovendien een geliefd
persoon in de eerste kringen van Bterlijn; men koester
de de hoogste verwachtingen en was algemeen bereid,
hem als een nieuwopkomende ster te begroeten. Zoo
doende bestond er nauwelijks eenige twijfel aan suc
ces.
Alleen Eckard was te dien opzichte sceptisch ge
stemd, en zette ook eenigszins den domper op Erwin's
enthousiasme, toen deze hem met een van vreugde
stralend gezicht de tijding kwam meeldealen die, hij
trouwens reeds wist.
„De beslissing was eigenlijk al gevallen, toen je 'het
drama aanbood;" zei hij kalm, „Ce que la femme veut"
dat oude spreekwoord is weer eens van kracht ge
bleken. Waarschijnlijk zal je wel heel dankbaar zijn
voor zoo'n invloedrijke protectie ik 'bedoel natuur
lijk van den intendant."
E'rwin aam hem dit gezegde zeer kwalijk. De ver
houding tusschen zijn oom en hem werd er zoo- moge
lijk nog door verkoeld.
Intusschen volgde 'O'tto von Eberty, Erwin's vriend,
zeer nauwkeurig zijn voor Berlijn vastgesteld program
Hij vermaakte zich, maar blééf getrouw aan zijn ge
woonten, 'en maakte van de vermakelijkheden, die de
wereldstad hem bood, slechts een m'atig gebruik. Wel
toonde hij' een roerende aanhankelijkheid voor den
vriend zijner jeugd en kwam' er dientengevolge vaak
aan huis. Hij' trof dan vaak Erwin niet thuis, maar hij
miste hem toch nooit, want Johanna was er bijna al
tijd en meestal niet alleen, want juffronw Von Arni
koff bezocht haar meestal ook om dienzelfden tijd.
Mevrouw Von Arnikoff had niets tegen deze bezoe
ken bij Brankow. Zij gunde haar „kleintje", die nog
steeds van het gezelschapsleven uitgesloten bleef,
gaarne dit onschuldig genoegen. Ook tegen Johanna
was zij steeds heaL aardig en voorkomend. Zij zond
haar bloemen, 'bleek er op gesteld, haar dikwijls in
haar salons te zien, en was de geregelde gast op den
wekelijkschen ontvangdag der Brankow's' Mevrouw
Von Arnikoff had zelfs een zekere voorliefde voor de
ze jonge vrouw, die zich nooit liet gelden, nergens op
den voorgrondi trad, en ook geen beslag legde op den
tijd van haar echtgenoot. Dat was zoo verbazend ge
makkelijk; daarvoor kon zij' allicht haar wat vriende
lijkheid betoonen.
Erwin was juist van zijn gewonen rit in den Tier-
garten thuisgekomen en trof daar zijn vriend Otto, die
op hemi gewacht had, om, zooals hij' dadelijk verklaar
de, afscheid van 'hem te nemen.
„Zpo hals over kop?" vroeg E'rwin verrast. „Je
hebt nog -geen enkele maal over je vertrek gesproken."
„Nee, maar ik ben al veel te lang in Berlijn geble.
ven. Het wordt nu wel eens tijld ik moet weg I"
„Als jij het zelf noodzakelijk vindt, mij best er is
anders op het landgoed nog niet veel voor je te do-en,
maar zoo je uit vrijen wil gaat, is het wel te begrijpen.
Juffrouw Von Jagow zal je declaratie al reeds ver
wacht hebben."
„Ja, Mieze Jagow zal het toch wel moeten wezen!"
„Moeten wezen? Het is toch je eigen keus! Mijn
smaak is het niet, maar per slot ben jij1 het toch, die
met haar moet trouwen, en als 'deze energieke jonge
dame je nu aanstaat.
„Neen, zij staat mij' in hét 'geheel' niet meer aan.
maar ik zal toch wel met haar trouwen. Zeg, Erwin,
je hebt mij toch altijd wel voor een verstandig mensch
gehouden, niet waar?"
„Zeker, je bent zelfs al te verstandig voor je zeven
en-twintig jaar. Ik geloof, dat je nog nocvit in je leven
een dommen streek hebt uitgehaald."
(Wordt varvabjd)