DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
So. 118
Honderd en zestiende jaargang.
1914
DINSDAG
19 MEI.
FEUILLETON.
Hievenswegren
Uitgave H. J. W. BECHT, Amsterdam.
<4<f
ALKMAAR, 19 Mei.
Een Amsterdamsch blad deed het gisteren voorko
men, alsof er een ernstig Nederlandsch-Mexikaansch
incident te Tampico was ontstaan. Sensationeele
vette lettertjes verkondigden dit en deelden den lezer
verder mede, dat de Mexikaansche rebellen de Ne-
derlandsche vlag beleedigd hadden enz. enz. Het
was ècht-Amerikaansch. Gelukkig echter is de werke
lijkheid heel wat onschuldiger, dan zij op initiatief
van de New-York Times en de Londensche Times
is voorgesteld.
Het Amerikaansche blad had in kringen, die voe
ling houden met de opstandelingen, vernomen, dat de
Kortenaer in Tampico zestig man marinetroepen had
geland om het nabij die plaats gelegen petroleum-
bezit van Nederlandsche belanghebbenden te bescher
men.
De constitutionalisten hadden er op aangedrongen,
dat deze marine-troepen zouden worden teruggeroe
pen.
Aan het Londensche orgaan was uit Washington
gemeld, dat volgens berichten aan de Nederland
sche legatie aldaar ontvangen de opstandelingen,
zoodra zij meester waren van Tampico, daar begonnen
waren met geldafpersingen ten koste van de zakenlui.
Enkele Hollandsche matrozen bewaakten sinds kort
de petroleumvelden van de Corona-Mij, een Neder
landsche maatschappij, gevestigd te den Haag, maar
de opstandelingen gaven op zoo dreigende wijze te
kennen dat zij dit kwalijk namen, dat de commandant
van den kruiser het verstandig achtte, die manschap
pen terug te laten komen. Daarop bevalen de Mexi-
kanen den kruiser om de rivier bij Tampico te verla
ten. En daar zij nu toch al de petroleum-terreinen
in hun macht hadden, werd dit bevel door den com
mandant van de Kortenaer opgevolgd.
De feiten kregen echter een veel minder ernstig
aanzien door het telegram, dat het Berliner Tageblatt
van zijn correspondent te Nieuw-York ontving en dat
wij hier, voor zoover het op deze kwestie betrekking
heeft, vertaald laten volgen:
De Nederlandsche gezant te Washington, ridder
van Rappard, heeft zich gisteren bij den minister van
marine Daniels beklaagd, dat de Nederlandsche be
langhebbenden bij de petroleumindustrie te Tampico,
na het innemen van die plaats door de opstandelingen,
gebrandschat waren. De minister gaf daarop admi
raal Badger bevel, door schout-bij-nacht Mayo een
onderzoek te laten instellen naar de klachten van den
gezant. De berichten van den Nederlandschen ge
zant komen uit betrouwbare bronnen. Indien ze be
vestigd worden door het Amerikaansche officieele on
derzoek ziin verdere -diplomatieke stappen te ver-
Naar het Duitsch
van
E. WERNER.
wachten.
Over het bericht van het landen van Nederlandsche
matrozen bij Tampico deelde de heer Van Rappard
mede, dat dit reeds veertien dagen geleden had plaats
gehad en een geval was zonder eenige beteekenis, dat
met de brandschatting in Tampico niet in verband
staat. De gezant verklaarde, dat twee weken nadat
de arbeiders van het terrein der petroleummij. Coro
na weggehaald waren, de Nederlandsche kruiser Kor
tenaer vier man aan land had gezet om te helpen bij
het regelen van de petroleumbron. De commandant
van den Nederlandschen kruiser had een dek-officier
en drie manschappen uitgezocht, die een technische op
leiding hebben genoten en die ongewapend en niet in
uniform aan land gingen. Van het landen van troe
pen is geen sprake geweest. Men weet ook niet van
een protest der opstandelingen tegen deze zoogenaam
de troepenlanding. Deze heeft trouwens plaats ge
vonden toen de regeeringstroepen nog Tampico be
zet hielden. In het hoofdkwartier van de opstande
lingen verklaart men, dat men niets weet van een
brandschatting door ondergeschikte aanvoerders op
de Nederlanders te Tampico.
Zooals men ziet, verschijnt de landingsgeschiedenis
in een heel ander licht.
Ook het gebeurde met de „Kortenaer" zal niet on
waarschijnlijk bij nadere informatie geringere afme
tingen aannemen. Het is toch niet te gelooven, dat
de commandant zich zoo maar zou laten wegzenden!
Vermoedelijk is het heele feit zoo onbeteekenend,
dat de bevelhebber zich er wel voor heeft gewacht,
daaruit een oorlogsdaad te maken. Het vlagvertoon
van onze marine, de bescherming welke het schip
biedt aan de Nederlandsche kolonie, de wetenschap,
dat wanneer er inderdaad iets ernstigs aan de hand
komt, hulp nabij is, zijn op zich zelf reeds voldoende
en deze factoren behoeven geenszins te worden aange
vuld met een internationaal conflict, zoo dit voorko
men kan worden. Vooral onder de tegenwoordige
omstandigheden in Mexiko lijkt ons de voorzichtig
heid het beste deel van den moed en kan het van zeer
wijs beleid getuigen, dat aan de diplomatie eerder
het woord wordt gegeven dan aan het kanon.
Wij gunnen een ander gaarne het smalen op de
Nederlandsche marine, wanneer er niet dadelijk een
schot gelost wordt omdat er voor enkele materieele be
langen gevaar dreigt. Maar wij zien niet in, waar
om Nederland als secondant moet optreden van de
groote mogendheden Amerika en Engeland, voor wie
er bij de Mexikaansche woelingen zoo heel veel
op het spel staat.
En wij vragen ons af of het louter toeval Is, dat
juist een Amerikaansch en een Engelsch blad het ge
beurde zoozeer opblazen.
BINNENLAND.
EEN NEDERLANDSCHE KOLONIE
IN AUSTRALIË.
Naar de Nieuwe Courant verneemt, doet de regee
ring van den staat Victoria in Australië, een zeer ern
stige poging om in dezen staat een flinke Nederland
sche gemeente te stichten.
Voor deze stichting heeft het gouvernement een
groot stuk land ter oppervlakte van ruim 10,000 H.A.
bestemd in het noordelijk gedeelte van den Staat. De
grond behoort tot het z.g. Goulboum bevloeiings-
districtdit district is ten koste van zeer vele milli-
oenen guldens door den Staat van particulieren terug
gekocht, daarna van geboomte, struikgewas enz. ont
daan en volgens voorzien van een kanalisatie- en be-
vloeiings-systeem.
De regeering van den staat Victoria heeft deze lan
den daarna verdeeld in kleinere vakken van 1660
H.A, voor het vestigen van boerderijen.
De Regeering is thans bezig met den aanleg en
bouw van spoorwegen en scholen in verschillende
deelen der kolonie, welke op een afstand van een uur
sporens van de hoofdstad Melbourne is gelegen.
De regeering van Victoria heeft den heer A. J. van
den Brenk, thans te Rotterdam woonachtig, aangewe
zen voor de leiding der kolonisatie-plannen.
DE DREADNOUGHTS.
„Van één op drie," driestart De Standaard.
Minister Rambonnet schijnt dan toch een man van
durf te zijn, en blijkbaar is hij sinds September in
durf vooruitgegaan.
In de dagen van de Troonrede schrok hij zelf nog
half terug voor den moed die er in sprak, om als mi
nister van links een heel slagschip van 20,000 ton te
durven aanvragen. En nu, een goed halfjaar later,
meldt een correspondentiebureau, dat hij reeds den
geduchten sprong van een op drie deed, en in tonnen-
maat opsloeg. Zoo zeer schijnt 't nu dan toch ernst
te worden, dat er zelfs gehandeld wordt van marine
matrozen uit de inlanders; iets waar ook wij reeds
in September op aandrongen.
Temeer zal 't toe te juichen zijn, zoo deze berichten
waar mogen blijken, daar meer dan één reeds bang
werd, dat van uitstel afstel zou komen.
Dit zou in hooge mate ergerlijk zijn geweest, en de
m
Minister zal daarom goed doen, nu maar hoe eer hoe
liever toe te tasten. Het duurt toch nog minstens drie
jaar, eer de volle vloot naar Tandjong Priok uit-
stoomt.
Doch dan zouden we willen vragen, waarom, zoo
er nu toch op Marine durf in is gekomen, halverwege
blijven staan?
Drie slagschepen geeft, als 't een vechten om onze
Koloniën b.v. tegen Japan wordt, niets.
Zes is het minimum om van leer te kunnen trekken.
En dan nog wel zes vooral niet van te klein type.
Doch waarom dan de bouw van de tweede curie uit
gesteld? vraagt het blad.
Het duurt toch reeds zoo lang, eer zoo'n slagschip
van stapel loopt, en het geld maakt niet uit. Een
jaar vroeger of later verschilt één jaar rente op hoog
stens 25 millioen. En vergeet ook niet, dat een halve
vloot, als 't kwaad liep, zelfs tot aanval zou kunnen
uitlokken, zoo de kaper dacht: Nu pakken, eer de an
dere drie er bij komen
Te meer leggen we hier nadruk op, omdat er op alle
manier zoo geducht veel in gereedheid is te brengen,
eer men in Indië een vloot van beteekenis naar be-
hooren bergen, van alle nooddruft voorzien, en be
hoorlijk bemannen kan.
Doortasten is uitnemend, maar wees dan ook als
't groote moment komt, naar der vaderen spreuk van
zessen, en niet van drieën klaar.
Drie geeft wel, maar niet genoeg.
Ce n'est que le premier pas qui copte.
Die eerste stap van een op drie is er nu.
Laat dan nu ook de klim van drie op zes vliegens
vlug volgen.
Natuurlijk hooren er, als de zes varen, tenminste
twee voor de reserve, maar die kunnen dan voor la
ter blijven.
Daarentegen met de zes, die tegelijk vechten moeten,
een, twee, drie vooruit. Met half werk helpen we Ma
rine in de knoei.
S. D. A. P.
Het Volk meldt, dat tot leden van het dagelijksch
)estuur der S. D. A. P. gekozen zijn de heeren A. B.
Keerekoper, W. H. Vliegen en F. M. Wibaut; de heer
Vliegen tevens als voorzitter der partij.
In het overig gedeelte van het partijbestuur zijn ge-
cozen de heeren J. A. Bergmeijer, L. M. Hermans, L.
Hoejenbos, J. H. Schaper en P. J. Troelstra.
Gemengd nieuws.
VREDESPRIJS VOOR DE JEUGD.
Aan de volgende inzend(st)ers in Noord-Holland
(buiten Amsterdam en Haarlem) zijn in den wedstrijd
voor de jeugd, uitgeschreven door den Alg. Ned.
Bond „Vrede door Recht" en de Ned. R. K. Vereeni-
ging tot Bevordering van den Wereldvrede een herin
neringsdiploma, alsmede een toepasselijk boekwerk of
een vredeskalender toegekend:
P. M. Maas, St. Ludgeruskweakschool, Hilversum
(Motto: „Pax Nobis"); Mej. L. Slaghek, Villa Go
delinde, Bussum (Motto: „Familiezwak"); Mej. J. J.
van Don, Karei de Grootelaan, Bergen (Motto: „Pax
Vobis"); Jb. Visser, Oude-Niedorp (Motto: „De wa-
ens neder')j. W. Dekker, Stationstraat G 109,
'oog aan de Zaan (Motto: „Waar een wil is, is een
pe
K
Johanna von Brankow was na het vertrek der gas
ten in de salons achtergebleven, om den knecht en den
beiden dienstmeisjes, die aan 't opruimen waren, nog
eenige aanwijzingen te geven. Erwin had zijn oom,
die tegelijk had wiilen vertrekken, verzocht nog even
te blijven, en nu stonden zij beiden in zijn studeerka
mer, waar zich een tamelijk heftige scène tusschen hen
afspeelde. „Die geschiedenis met Johanna's portret
is mij meer dan ongenaam," zei Erwin opgewonden.
„Ik heb een formeele ruzie gehad met Heimrod, en u
brengt mijn vrouw op zijn atelier en vindt het goed,
dat zij een dergelijke toestemming geeft. U zult dan
nu ook de goedheid moeten hebben, deze weer terug
te uemen."
„Ik? Johanna heeft zelf haar toestemming gege
ven
„Zelf! Nu ja, zij durfde natuurlijk niet te weige
ren. Zij is nog ongelooflijk verlegen en onbeholpen
in dat opzicht. In ieder geval geef ik mijn toestem
ming niet!"
„Heb je zoo'n strikt bevel gekregen?" vroeg Eckard
kalm.
„Bevel? Van wien?"
„Nu, van mevrouw Von Arnikoff. Zij is natuurlijk
doodelijk beleedigd dat professor Heimrod haar niet
mooi en interessant genoeg vindt, om voor haar met
een zijner portretten ook de bewondering van het na
geslacht af te dwingen
„Laat mij even praten maar professor Heim
rod heeft je vrouw daarvoor uitgekozen, en dat wekt
natuurlijk haar heftigsten toom. Toen is er een bevel
achtergelaten, wat jij wel zoo gehoorzaam bent op te
volgen".
„Oom, ik verzoek u stoof Erwin heftig op,
maar zweeg, toen Johanna juist binnentrad. Zich tot
kalmte dwingend, wendde hij zich nu tot haar:
„Wij spreken juist over je bezoek bij Heimrod. Hoe
kon je zulk een belofte geven, zonder mijn toestem
ming? Ze moet ook teruggenomen worden, onder
weg"), allen voor het opstel, en voor den kalender: P.
M. Maas, St. Ludgeruskweekschool, Hilversum (Mot
to: „De wapenen neder"); C. Blom Jz., De Cocks-
dorp, Texel (Motto: „Pais"); Alb. Pieters, Westzij
de 187, Zaandam (Motto: „A. P. W. Z.").
PLATTELANDS-SPIEGELEIEREN.
Zondag peddelde ik, schrijft een lezer aan het Hbld.
op een voorjaars-fietstocht tegen het noenmaal op een
klein Noord-Brabantsch dorpje aan.
Ik wilde er koffie-drinken en bestelde spiegeleieren;
waarop ik het volgend antwoord ontving:
„Nee, spiegeleieren hebben we hier niet; maar
we hebben wel lekkere kippenaikes voor je."
Deze heb ik toen maar in de pan laten bakken, en
mij er mee tevreden gesteld.
VERDUISTERING VAN 108.000 MARK?
Een inspecteur van de recherche heeft in een hotel
te Rotterdam den 29-jarigen Duitscher E. L. aange-
ïouden, die voorgeeft chef de bureau te zijn van een
finantieele instiling te Wiesbaden. Bij een fabrikant
alhier trachtte hij eenige obligatiën van de Gewerk-
schaft Berliner Kohleuwerke, tot een bedrag van
20.000 mark te gelde te maken. Dit kwam dien fa
brikant eenigszins verdacht voor, waarom hij de po
litie waarschuwde.
Bij aanhouding bleek de Duitscher E. L. in het
bezit te zijn van 173 obligatiën van 1000 en 500
mark der Gewerkschaft Berliner Kohlenwerke, een
nominale waarde van 108.000 mark vertegenwoor-
d'gende.
Telegrafisch heeft thans de justitie te Wiesbaden de
aanhouding van dezen Duitscher verzocht, die se
dert een paar dagen op het hoofdbureau van politie
op het Haagscheveer vertoeft tot verder onderzoek.
Zijn uitlevering zal worden aangevraagd, in ver
band waarmede hij heden ter beschikking der justitie
alhier gesteld wordt. (N. R. Crt.)
HEVIG VERZET TEGEN DE POLITIE.
Gisteravond is de Noord-West-Buitensingel in den
Haag in rep en roer geweest, doordat politie-agenten
een beschonken bewoner van de Teellustlaan wilden
arresteeren en toen op een zeer hevig verzet stuiten.
Met steenen werd naar de politie geworpen en de
agenten werden gestompt en geslagen. Op hun
alarmsignaal kwam versterking opdagen. Om de
agenten te ontzetten en de opdringende menigte schrik
aan te jagen, schoot een politieman, na eerst een
paar malen te hebben gewaarschuwd, met een revol
ver in de lucht. Daar dit niet hielp, schoot hij no;
driemalen, waarbij hij een man door de linkerhan
schoot.
Een politieagent is bewusteloos in een winkel bin
nengebracht, andere agenten zijn ook verwond.
De beschonkene, die in de worsteling eveneens werd
verwond, is naar het posthuis Loosduinsche brug ver
voerd.
WèL HERKENNINGSTEEKENS.
van een man, vermoedelijk een zeeman, met een gum
mi-regenjas aan. Op den rechterarm zijn getatou-
eerd een sabel, een matroos, twee vlaggen en een
vrouw, op den linkerarm een bierglas gemerkt 11, een
hart met een roodhuid er in, een anker en een arm
band, op den linkerduim een anker, in de palm van
de linkerhand een wapen.
ERNSTIGE BRANDEN.
Gisteren zijn te Nieuwkuyk behalve de bakkerij van
de Jong, waar de reeds vermelde brand uitbrak, elf
hoerderijen, 5 schuren en 7 hooischelven verbrand. Er
woei een flinke N. O. wind. Brandspuiten uit ver
schillende naburige gemeenten konden weinig doen
met hun pogingen tot blussching.
Aan het optreden van een 17-jarigen weesjongen
uit Rotterdam is het te danken, dat niet nog meer
huizen een prooi der vlammen zijn geworden. Hij
bleef op een brandend rieten dak zitten om zoo een
ander dak met water te kunnen bereiken.
De Jong, in wiens huis de brand is ontstaan, werd
in hechtenis genomen, doch later weer op vrije voeten
gesteld.
Te Deil (Gelderl.) is gistermorgen bij het aan
maken van een fornuis brand ontstaan bij den kleer
maker Boudewijn. Door den feilen Noordooster sloeg
welk voorwendsel ook daar sta ik op 1"
Zijn toon was hard en ruw. Erwin gaf zich nooit
veel moeite, de beleefdheid in acht te nemen, als hij
tegenover zijn vrouw stond en uit zijn humeur was.
Zij scheen er echter geen acht op te slaan, maar vroeg
met zonderlinge kalmte:
„Waarom?"
„Omdat ja, dat kan ik je niet zoo precies
uitleggen. Ik heb er mijn reden voor, mijnheer den
professor in het vervolg uit den weg te blijven, en dan
is er natuurlijk geen kwestie van, dat hij jouw portret
kan schilderen. Je moet hem nu schrijven, dat je tot je
spijt je toestemming terug moet nemen."
„Neen, dat doe ik niet."
Brankow keek haar verbaasd aan. Hij was niet ge
woon door zijn vrouw te worden tegengesproken;
meestal bespraken zij ook alleen de gewone dagelijk-
sche dingen, waarbij er bijna nooit van een meenings-
verschil sprake kon' zijn en nu op eens dit besliste
„neen".
„Je hoort toch, dat ik het verlang," antwoordde hij
ruw. „Het mag je voor het oogenblik onaangenaam
zijn, maar het moet toch gebeuren."
„Waarom?" vroeg Johanna nog eens.
Nu verloor Erwin zijn zelfbeheersching; juist, om
dat hij deze vraag niet kon beantwoorden, maakte ze
hem zenuwachtig, en bovendien voelde hij de oogen
van oom Fritz op zich gevestigd, die hem zwijgend
gadesloeg.
„Omdat ik het wil! Dat zal en moet je voldoende
zijn
Het was de niets-ontziende, brute toon van den
heer en gebieder, dien hij zich heden voor de eerste
maal veroorloofde. Johanna beefde, maar richtte
zich toch hoog op, zoodat haar gestalte scheen te
groeien, en uit haar oogen schoot een blik nu zag
ook hij het goud-gefonkel, maar het lichtte hem drei
gend en vijandig tegen.
„En ik wil het niet," zei zij scherp. „Dit is mijn
antwoord." (Wordt vervolgd).
28) o
„Ik ken. hem niet persoonlijk. Hij w-oont in Mos
kou en is, voor zoover ik weet, noig nooit in Duitsch-
land geweest. Hij is een geboren Rus, maar toch van
Duitsche origine, anders zou hij onze taal niet zoo
machtig zijn. Dit heeft hij ons meégedealid, toen hij
zijn werk aan de „Rundschau" stuurde^ anders niet."
„Die man moest zich gelheel aan het drama wijden",
zei Torwald. „Wat een taal en wat een hoedende
kracht in de teekening zijner figuren! Als zoo iets
eens op het tooneel kwam dait zou inslaan, dunkt u
ook niet, mevrouw?"
Hij wendde zich bijl deze laatste woorden tot Olga,
die de algemeene belangstelling niet scheen te dee-
len, want haar antwoord klonik koel en onverschillig:
„Ik vind het geheel meer vreemd dan interessant.
Onze jongere schrijvers meenen allen, -dat zij onze
groote dramatici moeten navolgen, die deze richting
huldigen, maar daartoe moet men ook alleen een
„grootheid" zijn. Wat zeg jij er van, Johanna?" Het
was uit verlegenheid, dait zij- de jonge gastvrouw in 'rt
gesprek haalde.
„Ik vind, dart dit verhaal den indruk maakt van zoo
ontzettende waarheid, dat men zou gelooiven, dat het
zelf doorleefd en geleden moet zijnl"
Erwin keek zijn vrouw met verwonderden blik aan.
Hij kon niet gelooven dat zij dergelijke dingen 'kon be-
oordeelen, maar hij zei levendig:
„Ik heb ook dien indruk gekregen. Weet u overi
gens niets anders van dezen Alexis, oom
„Neen, niets 1"
„Misschien heeft hij veel ondervonden. Deze
vreemdsoortige sage is een soort symlbool van het
menschenlot, dat hij beschrijft. Er zijn van die onge-
lukkilgen, die door het noodlot worden achtervolgd."
„Door het noodlot of de mensehenKent u deze
sage uit uw vaderland niet, mevrouw von Arnikoff?"
Deze reehtstree'ksche vraag dwong 'Olga weer den
blik van Eckard te ontmoeten. Zij1 heiden waren de
eenilgen, bij wie deze geschiedenis somlbere herinne
ringen wekte aan het verleden. Maar slechts één van
de twee wist, dat het graf zich geopend had en dat
het doode verleden weer was opgestaan.
Olga was te zeer vtouw van de wereld! om van eeni
ge ontroering hlijik te geven. Haar gelaat Weef onbe
wogen; de moderne gezedschapswereldi weet haar kin
deren wel te oefenen in onoprechthedd en zelfbeheer-
sehing. Olga antwoordde:
„Heen, ik hen in de stad geboren en opgevoed; daar
kent men de sagen van ons volk niert. Maar i!k vind.
dat mijnheer Torwald door zijn 'buitengewone voor
dracht van het werk van een jong, nog geheel onbe
kend auteur, dezen een waren triomf heeft bezorgd.
U mag u zei ven geluk wenschen, mijnheer Brankow,
dat de hoofdrol van uw nieuw drama in zulke handen
is. Heeft u de rol al ingestudeerd, mijnheer Tor
wald
Mevrouw von Arnikoff bereikte volkomen haar
doel, door hert gesprek op het nieuwe werk van Erwin
over te brengen. En Erwin prees het in haar, dat zij
zoo geheel in zijn werk opging en ternauwernood voor
iets anders belangstelling bon toonen.
Hij geleidde haar ook naar haar rijtuig, toen zij
vertrok, en de andere gasten volgden spoedig haar
voorbeeld. Hert was laart gewerden, maar een ieder
was ten hoogste voldaan over dezen interessanten
avond, één der vele, waarvoor de familie Brankow be
kend «tondi.
„Oom