DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No, m Honderd en zestiende Jaargang. 1914 DINSDAG 26 MEI. Levenswegen üitgaye H. J. W. BECHT, Amsterdam. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,30; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. 'V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. F E IJ IL L E T O N. Telefoonnummer 3. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. ALKMAAR, 26 Mei. Wij hebben bijna den geheelen dag berichten en ar tikelen over Albanië gelezen en gelooven nu volkomen op de hoogte te zijn. Wij hebben een journalistieke toko vol berichten vergaard, waaruit ieder uitzoeken kan, wat hij maar verkiest. Men zal niet vaak te vergeefs om een meening komen vragen. Wilt ge weten wie en wat Essad pasja is? We heb ben een pracht-collectie oordeelvellingen. Essad pasja is een monster in menschengedaante, een wolf in een schaapsvacht, die den vorst heeft widen vennoorden, herhaaldelijk getracht heeft hem lastige personen uit den weg te ruimen en een bedien de liet doodschieten, die hem daarbij niet behulpzaam wilde zijn. Bevalt U dit weinig vleiend oordeel niet? Welaan dan een andere keuze. Hier hebt ge een meening, die meer naar Uw zin zal zijn: „Essad pas ja is geen verrader, hij was den mbret oprecht toege daan." Nog niet mooi genoeg? Luister dan naar Essad zelf, die heeft verklaard, dat hij dol-veel van den mbret hield en dat het be lachelijk was, hem van slechte voornemens te beschul digen: „De vorst was gewoon in mijn tuin te wan delen. Hoe gemakkelijk zou ik hem door een geweer schot, gelost van achter een hek, hebben kunnen laten doodschieten." De lezer wenscht te weten hoe de toestand in het vorstelijk paleis was tijdens de kritieke oogenblik- ken? Rustig, volmaakt rustig. De vorst was een voor beeld van kalme waardigheid, de vorstin muntte uit door haar resoluut optreden. Ge gelooft dat niet? Goed De vorst was in hooge mate zenuwachtig en zijn gemalin was buiten haar zelve van angst en schrik. „Doodt hem," riep ze maar aldoor, doelena op Essad. „Maar majesteit," werd haar gezegd, „men kan toch iemand niet zonder bewijzen zijner schuld terechtstellen." „Laat men aan zorgen zoo gauw mogelijk zulke bewijzen in handen te hebben." De mbret? Heeft zich in de moeielijke ure gedra gen, zooals van een voormalig officier van het Pruisi sche leger ook niet anders kon worden verwacnt en de koningin der Nederlanden heeft hem terecht een telegram van gelukwensch gezonden met zijn ener giek optreden. De mbret is een zwakkeling, die lichtzinnig en laf hartig heeft gehandeld en koningin Wilhelmina heeft er dan ook nooit aan gedacht hem te seinen. De Nederlandsche officieren? Kranige kerels, die uitnemend kunnen schieten en het koelbloedigst zijn wanneer het gevaar het meest dreigt. Het vuur, door den Nederlandschen kolonel ge commandeerd, was zoo slecht gericht, dat de projec tielen, in plaats van in den vijand, in de eigen man schappen en gendarmerie terecht kwamen en vele of fers eischten. De Nederlandsche officieren waren pruilen, hun handen stonden precies verkeerd, zij de den juist het tegendeel van hetgeen door de omstan- Naar het Duitsch van E. WERNER. 32) o Olga keek nog steeds de vrouw aan, die daar hoog opgericht voor haar stond. Wat geleek zij op dit oogenblik op haar portret de groote zielschilder had goed gezien. De trek, die op de schilderij slechts vaag was aangeduid, stond nu scherp en duidelijk op het gelaat te lezen: een trek van onbuigzame energie. Nu begon Olga ook te vermoeden, wat dit „vertrek'" zou beteekenen. „Wij zullen u dus werkelijk moeten missen? Waar schijnlijk toch niet voor langen tijd wanneer denkt u terug te komen?" „Dat kan ik nu onmogelijk bepalen. Dat hangt van den toestand van mijn grootmoeder af." „En u wilt uw man alleen laten, juist nu, dat er een voor hem zoo gewichtige gebeurtenis op handen is? Wij allen wachten vol spanning op zijn eerste succes." „Daar tieeft hij mij niet bij noodig," antwoordde Johanna kalm. „U blijft toch hier, mevrouw." „Wat bedoelt u hiermee, mevrouw Brankow?" viel Olga driftig uit. „Ik bedoel, dat ik nooit de vertrouwde van mijn man geweest ben, waar het zijn literairen arbeid be trof. Dat waart u, mevrouw, daarom kan ik de be langstelling voor zijn werk veilig aan u overlaten. Alleen wilde ik nog vragen, mijn lieve Lisbeth mijn groeten over te brengen, daar het mij door mijn spoe dig vertrek niet mogelijk is, persoonlijk van haar af scheid ie komen nemen. Ik zal haar van Reineck uit wel schrijven." Olga was nu ook opgestaan en de beide vrouwen digheden geboden was en uitgezonden om den op marsch van de opstandelingen te stuiten, werden zij gevangen genomen. Is het gebeurde van emstigen aard? Heel Albanië staat in vuur en vlam, een internatio nale troepenmacht moet tusschen beide komen, net gevaar voor de gevestigde Europeanen is groot. Wat er in Albanië geschiedde maakt den indruk van een vroolijke Weensche operette. Het was alleen de Nederlandsche gendarmerie, die klappen kreeg en opgepakt werd, evenals in de poppenkast de diender. Het was meer komisch en tragisch en het is onnootiig, dat Europa de kosten betaalt van de Italiaansche en Oostenrijksche intriges. De opstand is het werk der Albaneezen, dip den lievelingszoon van den verban nen ex-sultan Abdoel Hamid op den troon willen plaatsen. De opstand is het werk der Italianen, die in Albanië den toestand van anarchie hebben geschapen, om er beter te kunnen heerschen is het niet de Italiaan sche gezant, die doet alsof hij de baas is en die aan de touwtjes trekt? De opstand is het werk der Oostenrijkers. Het is Oostenrijk geweest, dat den mbret heeft aangeraden, het Mohammedaansche element voor bet hoofd te stooten, door een lijfgarde te vormen uit katholieke Malissoren, het is in Oostenrijks handen, dat prins Wilhelm een willoos werktuig is, het zijn Oosten- rijksch-Hongaarsche troepen, die gereed staan om Albanië binnen te rukken. De opstand is het gemeenschappelijke werk van Italië en Oostenrijk, voor eenigen tijd uitgebroed tusschen hun ministers van buitenlandsche zaken tij dens de conferentie van Abazzia. Wij hopen dat de lezer nu voldoende ingelicht is!! Maar in ernst. Het is geweldig, hoe partijdig de berichtgeving is. De Fransche pers meldt heel iets anders en bespreekt in heel anderen geest dan de DuiUche, de Oostenrijksche en de Italiaansche bla den deelen in hun kolommen precies het tegenoverge stelde mede. En dit behoeft niet te bevreemden. De oorzaak van het verschijnsel, dat we hier boven hebben gede monstreerd, ligt voor de hand. Albanië is als onafhankelijke staat in het leven ge roepen, omdat dit het eenige middel was om de te genstrijdige belangen van Italië en Oostenrijk op te heffen. Om te voorkomen, dat een der beide liefheb bers een overwegenden invloed in het begeerde ge bied zou krijgen, werd Albanië geplaatst onder inter nationale controle. Maar Oostenrijk en Italië zijn als hond en kat met elkaar. Vandaar, dat de pers van elk land de gebeurtenissen in Albanië zoo gun stig mogelijk voorstelt. En vandaar dat de pers in an dere landen de gebeurtenissen beziet door de bril van de meest bevriende natie. Uit de berichten en arti kelen kan men reeds opmaken of een blad is versche nen in een land der drievoudige entente, dan wel van het drievoudig verbond. Men mag daarom gerust bijna alle berichten met het .rootste voorbehoud aannemen, en zich telkens af vragen van waar liet komt. BINNENLAND. stonden nu tegenover elkaar, de eene schijnbaar onbe wogen, de andere blijkbaar zeer opgewonden. „Mevrouw von Brankow, er schijnt van uw kant een misverstand te zijn, dat ik wil ophelderen, want het is beleedigend voor mij. Laten wij elkaar goed be grijpen." jehanna trad een stap achteruit; haar heele hou ding drukte koele terughoudendheid uit. „Dat zou ons misschien te ver voeren. Het spijt mij, dat ik weigeren moet, maar noodzakelijk zou het toch niet zijn, want onze wegen scheiden zich. Ik laat u, wat tot nu toe uw eigendom is geweest. Vaarwel, me vrouw Zij keerde zich om, zonder een antwoord af te wachten. Olga deed geen poging, haar terug te hou den; haar, de vrouw van de wereld, gebeurde het voor het eerst van haar leven, dat zij geheel verslagen stond. D)at was dus die onbeduidende vrouw, die men grootmoedig geduld en zelfs geprotegeerd had, omdat zij zoo totaal ongevaarlijk scheen wat een dwaling Het feest werd met de tombola besloten, en het ge zelschap begon afscheid te nemen. Het echtpaar Bran kow reed met professor Heimrod naar huis, die daar na naar zijn eigen villa doorging. Heimrod was in een buitengewoon vroolijke stemming, en riep hen beiden nog een schertsend woord na, toen zij hun huis binnentraden. Het was reeds over middernacht, maar overal brandde nog licht in huis om zijn eige naars af te wachten. Erwin, die zich in de gang had uitgekleed, trad het salon binnen, waar Johanna juist haar avondmantel afdeed. En toen hij haar daar zag staan, in zijn eigen huis, zijn mooie, thans door de wereld zoo gevierde vrouw, toen was hij trotsch op haar. „Johanna!" zei hij zacht. Zij scheen hem niet te hooren; zij nam haar kanten doekje van haar hoofd en vouwde het op. „Weet je wel, dat ik eerst vandaag ontdekte, hoe 'n mooie vrouw ik heb? Professor Heimrol heeft toch üen juisten blik gehad, toen hij je zoo schilderde." KATWIJK. Naar aanleiding van de Standaard-driestar, waar uit we gisteren iets overnamen, schrijft de Nederlan der o. m.: „Maar nu zouden de Antirevolutionairen gaarne weer het optreden in de Kamer zien aan de afgetre den Ministers. Dit verlangen heeft hen evenwel niet bewogen zelf plaats te maken voor een oud-Minister, noch in de Eerste, noch in de Tweede Kamer; ons al thans is daarvan niets gebleken. Nu, dit is hunne zaak. Zij moeten zelf weten, wat zii in 's lands belang noodig achten. Maar nu komt de Standaard ons Christelijk-Histo- rischen zeggen: zoudt gij Christelijk-Historischen thans niet willen plaats maken voor onze oud-gedien- den? Dat is inderdaad verrassend. De Christelijk-Historischen hebben, zoowel in het Kabinet-Kuyper als in het Kabinet-Heemskerk, alle eer en invloed gelaten aan de Anti-Revolutionairen. Deze hebben, met de Roomsch-Katholieken, alle zetels bezet; slechts één Christelijk-Historische nam in het laatste Kabinet plaats, omdat men hem als persoon noodig had. Geen eerbejag is onzerzijds betoond, hoewel ook onder de Chr.-Historischen er waren die voor het bezetten van ministerieele zetels bij de Anti-Revolutionairen niet behoefden achter te staan! Wij hebben daar nimmer over geklaagd, en steeds trouw, naar vermogen, het Kabinet gesteund. Maar zie nu de Antirevolutionairen meenen dat hun club wel wat mocht worden versterkt ons te vragen: Och, gij die in ons Kabinet geen plaats kreegt, weest zoo goed nu ook voor ons uit de Kamer te gaanzie, dat gaat toch te ver, en is van onze goedmoedigheid te veel gevergd. Of was want de Stand, schrijft tegenwoordig nog al luimig haar uiting maar een grapje?" Gemengd nieuws. HET BEZOEK VAN DEN KONINO VAN DENEMARKEN. Men schrijft ons uit Amsterdam: Zoo behoort het bezoek van den Koning van Dene marken dan weer tot het verleden. Wij kunnen tot ons leedwezen niet zeggen, dat de vreemde Monarch door de Amsterdamsche burgerij met enthousiasme is be groet. Wij hadden ons iets anders van die ontvangst voorgesteld. Nog versch in ons geheugen ligt het bezoek van President Fallières. Men had groote eerepoorten op geslagen. Bruggen waren versierd met groen en veel bloemen. Voor het Centraalstation leek het wel een lusthof. En vlaggen wapperden huis aan huis. Er heerschte in de hoofdstad de rechte feeststemming, er werd gejubeld, er werd gejuicht. Bij het bezoek van den Duitschen Keizer had Am sterdam ook d'r beste best gedaan, om Keizer Wil helm, waarvoor de gemiddelde Amsterdammer toch waarlijk niet zoo'n groote sympathie heeft, een aange name herinnering aan Amsterdam mee te geven. Maar voor den vertegenwoordiger van een klein land schijnt het er minder op aan te komen. Daar durft men zich er voor een koopje mee vanaf maken. De autoriteiten in de Amstelstad schijnen de meening te zijn toege daan, dat er een verhouding bestaat tusschen het aan tal inwoners van een land of de tonneninhoud van de oorlogschepen, die z'n vertegenwoordiger met zich meebrengt, en liet aantal rijksdaalders, voor de ont vangst van dien vertegenwoordiger uit te geven. Zijn woorden klonken schertsend, maar toch straal de er eenige hartstocht in door. Om de lippen der jonge vrouw trilde een zwak, droevig lachje. Nu vond Erwin haar mooi, nu, uadat iedereen het hem eerst gezegd had! „En jij wilde het toch Heimrod eerst verbieden!" Hij voelde, wat zij met dit verwijt bedoelde, maar hij was nu niet in de stemming om het haar kwalijk te nemen. „Hanna, dat was verkeerd van mijEr is sinds dat oogenblik iets tusschen ons gekomen, wat niet mag en kan blijven. Jij hebt er nooit meer over gesproken, maar ik weet, dat je het toch niet vergeten zijt. Ik had toen ongelijk, dat zie ik in en wil het ook bekennen ben je daar tevreden mee?" Deze bekentenis was een heele overwinning voor den steeds zoo trotschen, eigenzinnigen Erwin, maar het scheen op Johanna niet den minsten indruk te ma ken. Zij maakte slechts een afwerende beweging. „Laat dat toch rusten, dat is al zoolang geleden. Maar ik heb een verzoek aan je. Ik wou je vragen, of je er iets op tegen hadt, dat ik morgen naar Rei neck ga, naar grootmama?" Erwin keek haar vol verbazing aan. „Naar Reineck?" herhaalde hij. „Is er iets ge beurd „Dat niet, maar je weet wel, dat grootmama al den heelen winter ziek is. Dat hebben we met Kerstmis al gezien, en als zoo'n ijzeren gezondheid, die zeventig jaar heeft stand gehouden, begint te wankelen, moeten we op het ergste voorbereid zijn. Zijzelve wil er niets van weten, maar ik heb van onzen huisdokter berich ten ontvangen, die mij ongerust maken. Hij zegt welis waar, dat er oogenblikkelijk geen gevaar bestaat, maar toch verheelt hij mij niet, dat die herhaaldelijke aanvallen van zwakte en die duizelingen op haar leeftijd toch heel bedenkelijk zijn." Zij vertelde hem dit alles op de haar eigen kalme, rustige manier, maar toch scheen Erwin te begrijpen. Hij had met toenemende opwinding geluisterd en vroeg nu onmiddellijk: Men heeft Koning Christiaan eerbiedig gegroet. Maar stormachtig gejuicht zooals voor Fallières of voor Keizer Wilhelm is er niet, al is er gelukkig ook niet gefloten (men herinnert zich het incident geduren de het bezoek van Keizer Wilhelm). Het spijt ons. Wij hadden zoo gaarne meer sympathie gezien. AMBULANCES NAAR JAVA. Ter voldoening aan het verlangen Van den gouver neur-generaal van Nederlandsch-Indië, zal het hoofd comité van het Nederl. Roode Kruis 4 ambulances uitzenden, ieder bestaande uit één hoofdverpleegster en twee verpleegsters, voorzien van de volledige uit rustingen voor een gemakkelijk vervoerbaar veldhospi taal en een tentwoning. Zij zullen tevens dienen om inlandsch verplegend personeel op te leiden. De ambulances I en II zijn reeds samengesteld en zullen met het stoomschip Kawi vertrekken, waartoe zij Dinsdag 23 Juni a.s. uit den Haag naar Marseille zullen vertrekken om daar op de Kawi scheep te gaan De samenstelling is als volgt: Ambulance 1M. C. J. Beerstecher, hoofdverpleeg ster; A. Zwart en J. Buijs, verpleegsters. Ambulance II: J. Vermaas, hoofdverpleégster; E. Veenstra en J. Hulst, verpleegsters. DE VEiv^wiJNENDE BIOSCOOP TE UTRECHT. Het verslag is gepubliceerd van de sedert 1 Mei 1913 werkende belasting-verordening op de openbare vermakelijkheden te Utrecht. En wat houdt dit in ten opzichte van de belastingopbrengst der bioscopen? Van Mei 1913I Jan. 1914 kwam er als opbrengst 4431 en 1 Jan.1 Mei 1914 1949, een verschil dus van 2582 derhalve voor de maanden waarin de bioscoop het meest wordt of beter werd bezocht. Wanneer men de opbrengst van de 8 maanden, waar in de zomermaanden zijn inbegrepen, vergelijkt met die der wintermaanden, dan toont de vergelijking met cijfers aan, dat het bezoek zeer aanzienlijk is afgeno men. 1 rouwens een ingesteld onderzoek heeft, schrijft het N. v. d. D., bewezen, dat voorstellingen met 10 15 betalende bezoekers geen uitzonderingen meer zijn. NICHT RAUCHEN. De Hooge Raad, overwegende dat een verbod van overheidswege in de Nederlandsche taal moet zijn ge- seld en het verbod „Nicht Rauchen" daaraan niet be antwoordde, vernietigde het vonnis, waarbij de U- trechtsche student, die het verbod overtrad, tot geld boete werd veroordeeld, en ontsloeg requirant van al le rechtsvervolging. ACTIEF GEMEENTERAADSLID! 1 e Malang doet volgens het Soer. Hbld. de volgen- cle (historische) anecdote de ronde: Er wordt door B. O. W. druk gewerkt aan den aanleg van de nieuwe waterleiding, waarbij o.m. zware ijzeren buizen langs de wegen worden ingegraven. Het gemeenteraadslid S. kwam dezer dagen tot de ontdekking, dat de koelies met hun vieze vingers aan die buizen zitten en stelde in het belang van de gezondheid zijner gemeente voor, die buizen, vóór het in gebruik nemen, te doen desin- fecteeren middels afspoelingen met kokend water Het antwoord van den directeur der B. O. W. moet geluid hebben: Wij zullen eenige duizenden kubieke meters water laten koken en aan uw verzoek voldoèn; „Wil jè je zóó wreken?" „Wreken waarom?" „Voor datgene, wat je vanavond in den wintertuin hebt gezien, of meende te zien. Je hebt je vergist: wat ik met mevrouw Von Arnikoff besprak, heeft zij jê zelf herhaald. Je hadt ieder woord mogen hooren." Zij haalde haar schouders op. „Mijn vertrek was al eerder bepaald. Grootmama verwacht mij, want ik heb haar de vorige week al ge schreven, dat ik plan had, om te komen. Ik bleef alleen nog omdat ik prof. Heimrod beloofd had vanavond dit feest mee te maken. Maar mijn koffer staat al ge pakt je kunt je zelf overtuigen." „Je wilt dus werkelijk weg?" >*J^ Dit klonk koel en hard en plotseling hoorde Erwin dr. Eckard's woorden: „zij zal blijven zwijgen, maar ééns zal zij heengaan en jou alleen laten!" Nu was dat oogenblik gekomen, maar hij was niet van zins, haar zonder strijd van zich te laten gaan. Alles wat in hem was, verzette zich daartegen. „Ik ben er den laatsten tijd wel bang voor geweest, dat ctit oogenblik eens komen zou tusschen ons," zei hij, zich met moeite tot kalmte dwingend. „Ik wil eene verklaring ook niet ontwijken, want ik ben mij van geen schuld bewust. Ik weet niet wat men jou van mijn verhouding tot mevrouw Von Arnikoff verteld heeft, daarom is het goed, dat deze quaestie nu ter sprake komt. Je vergist je, als je geloof slaat aan al die praatjes. Onze verhouding is van zuiver geestelij ken aard jouw rechten als vrouw blijven onaan getast." Zij sloeg haar oogen tot hem op en keek hem open aan. „Je hebt haar toch Hef, die Olga Von Arnikoff, je hebt haar gekend en liefgehad reeds vóór ik je vrouw werd; waarom ben je dan met mij getrouwd?" Haar verwijtende toon joeg hem het bloed naar het gelaat. Hij wist maar al te goed, wat hem tot dit huwelijk had bewogen. „Wij waren beide niet vrij in onze keus," antwoord de hij kort. „Het was de wil van onze familie, die ons vereenigde, en wij moesten ons onderwerpen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1