DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, Adres: JAC. MET. No. 127 Honderd en zestiende Jaargang. 1914 ZATERDAG 39 IEL Honderd jaar geleden. De man die Tan honden hield IJiastige dingen Uit de Alkmaarsche Courant van 30 Mei 1814. bericht. f rankrijk. Parijs den 19 Mei. In de hoofd stad oevindeu zich thans een-en-dertig vorsten en auuvereinen. of nabestaanden van souvereineu. Men berekent op 1,200,000 franken daags het voor deel hetwelk er voor de restaurateurs en de houders van hotels ontstaat, door de tegenwoordigheid van al le de vreemdelingen, welke de omstandigheden naar Parijs hebben doen stromen. De prijs der kamerhuren is overal de helft, en bij sommigen twee derden opge slagen; nog heeft men veel moeite zich huisvestmg te bezorgen. Parijs den 21 Mei. Volgens een oude gewoonte in Frankrijk, werd er altijd wanneer de Koning zijne eerste intrede in Parijs deed, eene bepaalde som geids onder het volk gestrooid op de plaatsen alwaar L. M. voorbij kwam; dit heeft bij de plegtige intrede van Lodewijk den XVII geen plaats gehad. Z. M. heeft in aanmerking genomen dat deze mildadigheid welke in de daad ook meer in 't oog loopend dan wel nuttig was, aan veele moeijelijkheden is onderworpen, en heeft dezelve op eene andere wiize uitgeoefend en daar door meerder nuts en goeds gesticht. Z. M. heeft namentlijk aan alle de militaire hospitalen eene som gelda toegezonden, ten einde het lot zoo vee le lijdende menschen te verzachten, en ano»weder in staat te stellen om naar hunne haardsteden terug te keeren. DeAdBURGEMEESTER der STAD ALKMAAR, maakt bij deze aan de goede Burgerij en dezer stad bekend, dat, volgens de Militaire Wetten, de schildwagten (les avonds na bezetten wacht ver- pligt zijn ieder voorbijganger aanteroepen; welke Sop behoord te antwoorden, dewijl dezelvei zig an ders aan de grootste onaangenaamheden zoude bloot SteÊ)e Burgemeester noodigt dus alle ingezetenen uit, om deze zijne bekendmaking ter voorkoming van dier gelijke onaangenaamheden nauwkeurig te observeren. \ctum Alkmaar, den 23 Mei 1814. De Burgemeester voornoemd, N. VAN FOREEST van PETEN, WAARSCHOUWING. Die BURGEMEESTER der STAD ALKMAAR, ervaring gekomen zijnde, dat verscheidene personen SSSm om in dier etads Hout het plantenen atlesnijden en te schenden en aldus met alleen gemel den hout te ontsieren, maar ook deze stad een aan merkelijk nadeel toetebrengen. Waarschouwt allen en een iegelijk, wien zulte aan gaat, dat hij voornemens is ten sterkste daarop te doen surveilieren en op den schuldigen de wetten, (waarbij ten minste eene dubbele schadevergoeding en eene ge vangenis van zes maanden bepaald is) in derzelver vollen vigueur te laten appliceren; zullende de ouders hierin voor hunne kinderen aansprakelijk zijn. Actum Alkmaar, den 28 Mei 1814. De Burgemeester voornoemd, N. VAN FOREEST van PETTEN. De ondergetekende eenigen tijd desseifs ham del in HOUT gesloten hebbende, en thans voorne mens zijnde denzelven wederom optevatten, inde ge weezene Hout-Kooperij, „het Noordsche Bosch var wijlen den heer JACOBUS DE GOrjER, op het Hei lig Land te Alkmaar; verzoekt zijne voormalige be gunstigere, en alle anderen, hem op nieuw met hun vertrouwen te vereeren; kunnende, ten aanzien een er prompte en civiele bediening, ten vollen verzekerd J. KLEEFF. N B Bij denzelven zijn ook onderscheidene soor ten van Lijk- en andere Kisten, als mede van Gooten te bekomen. Dit is niet het verhaal van twee honden, maar als er iemand op de wereld is, zoo zelfzuchtig en zoo min, dat hij nooit eenigen hond bezat of van eenigen hond hield, dan zal hij Dudley Merin's hart met kunnen be grijpen, nog er iets om geven om hem beter te begrijpen Hoe het zij, het is onmogelijk, dat er iemand zou zijn, die de bekoring van Eldora zou willen ontkennen. Eldora naam, gezicht, houding, alles en alles - Eldora was zoo bloeiend, was zóó snoezig meisje, dat nimmer de verbeelding van Dudley of van welk ande ren man ook, er ooit een snoeziger kon bedenken. Zij was op bezoek geweest bij Dudley s tante m het kleine stadje, waar Dudley gevestigd was en be schouwd werd als de „veelbelovende advocaat Hij had al vroeger met zichzelf theoretisch vastgesteld dat hii langzamerhand aan trouwen moest gaan denken en nu was hij dan ook verliefd geworden op Eldora naam, gezichtje, houding, alles en alles Maar nu verschijnt Dudley's gevlekte dog, bijge naamd Crimp, op het tooneel Op een lauwen lenteavond begon Crimp met de hem eigene hebbelijkheid, eigen aan zijn ras, eemge warm- bloedige onderhandelingen met een anderm hond, die zonder twijfel Crimp beleedigd had. loen de beide hon den daarna de voldoening smaakten, dat aan hun hon deneer was voldaan, kwam Crimp tot Dudley terug doch in zulk een toestand, met zulke uiterlijke kentee- kenen van 'een doorgestaan gevecht, dat Dudley zijn lieveling eerst diende te verzorgen, alvorens hem ach ter te laten, hoewel de tijd niet stil stond, het laat werdte laat voor zijn afspraak met Eldora. Zii weigerde zijn ophelderingen aan te nemen en gaf eenige scherpe opmerkingen ten beste over een man die zóó zijn tijd aan dierengedoe geeft, dat hij zijn correctheid tegenover de menschen verliest. Hierna werd haar bezoek bij Dudley's tante beëin digd en vertrok zij naar haar huis, ergens in een af gelegen stad. Het scheen alsof Eldora naam, ge zichtje, houding, alles en alles - voor goed uit de tastbare dingen in Dudley Merlin s bestaan was weg- ffeMefechte mannelijke koppigheid overdreef hij zijn genegenheid voor Crimp nu uitermate en verzorgde en vstfBMtfilde hein «neer en meer. 't Kwam met uit pure spijt voort, dat hij zoo deed, want hij hield dolveel van 't dier. Maar ik geloof, dat hij toch nog iets meer van Eldora hield, hoewel hij er zich öooit in wilde verdiepen, omdat hij 't wat min van zichzelf vond, een beeldig jong meisje bij een leelijken hond te vergelijken 1 Voordat echter de zomer verstreken was, was hij t toch met zichzelf eens, dat Crimp een niet volmaakte evensgezellin voor hem was op den langen duur. ionden leven immers maar veertien jaar ongeveer en met al hun deugden, kunnen ze toch maar niets zeg gen! Daarbij waren geruchten tot hem gekomen van een zekeren Tom Tayler, die erg om Eldora heen flad- deruc en Dudley kon dien sukkel van een Taylor niet uitstaaan. Daarom ging hij op zekeren dag naar Eldora's klein stadje met het vaste toe te geven, wat eenigszins linnen de grenzen van het mogelijke bleef; één ding hoopte hij alleen vurig, dat hij niet van hem verlangen zou, dat Crimp moest worden opgeruimd. Toen de berouwhebbende pelgrim uit den trein stap te en om zich heen zag, was het eerste wat hem trof een armzalig helftje jankte erbarmelijk en zat gekneld tusschen het perron en de direct aansluitende tree plank der wagons. Hij zag de rondlummdende rei zigers zich amuseeren met de benarde positie van het stomme hondebeest en, ongeacht zijn keurige witte pantalon, knielde hij neer, en na veel inspanning ge- ukte het hem, het arme diertje uit zijn ellende te ver ossen. Toen draaide hij zijn rug naar dezen laatsten aan rander op zijn teere gemoed en, met teleurstelling na-peinzend over de onmenschehjkhcid van vele men schen, ondernam Dudley die tamelijk lange wandeling naar Eldora's huis. t Hoewel hij zich van het kleine wollige hond e had vrijgemaakt, had daarom het kleine wollige hondje zichzelf nog niet van hem losgemaakt. Dudley hoorde weldra een zacht ge-stip-stap, vlak aan zijn hielen; hij wierp, een emstigen, verrasten blik naar zijn ver volger. Gedurende het wederzijdsch elkaar-opnemen zei Dudley niets, en, bijgevolg, het kleine hondje ook niets maar de volgenae gedachtengang zal wel plaats heb ben: De hond: „Weet Je, ik ben hier nu Dudley: „Ja, ja, dat zie ik, maar ik wou, dat je wegging." „Maar jij redde mij het leven, en ik ben er je zoo dankbaar voor. Ik hou van je." „Ik waardeer je dankbaarheidsgevoelmaar ik heb nu juist zulke delicate zaken te behandelen, waarvan inijn toekomstig geluk kan afhangen. Jouw tegen woordigheid zaj mijn succesvol slagen in gevaar kun nen brengen. Het is noodig, dat ik op dit oogenblik mijn liefde voor honden totaal vergeet...." Het kleine diertje raakte zichtbaar gebukt onder zijns redder's overtuigende logica, maar toch, des niettegenstaande, snuffelde hij liefkoozend aan Dud ley's voeten. Dudley zag met een blik van wanhoop om zich heen en zag een jongetje de straat afkomen. „Kom eens hier, jong!" riep hij. „Is deze hond van jou?" De kleine jongen keek verachtelijk naar het hondje. „Nou, zou u denken, dat ik niets beters bezat dan dat mormel?" „Het is wat een lief beestje, hoor", zei Dudley. „Wil je hem hebben?" „Hm!" zei de jongen. „Je moogt hem hebben, voor niets", sprak Dudley nu verder, vol hoop. „Ik heb hem niet noodig", antwoordde de knaap „Nu, luister", riep Dudley verslagen uit, „ik doe er een dollar bij, ik wil hem kwijt." De jongen keek Dudley wantrouwend aan en was niet eerder overtuigd, totdat de dollar te voorschijn was gekomen. „Vooruit, goed!" zei hij ten slotte. Men neeft beweerd, dat kleine jongens kleine wil den zijn, en deze jongen gaf er bewijs van, tot Dud ley's voldoening. Hij pakte het schuchtere beestje bij het nekvel en slingerde het zoover hij kon van zich. Het hondje rende echter direct weer naar Dudley's beenen, om bescherming vragend. De jongen overzag den toestand in stille overpein zing. Hij was vol goeden wil om te helpen en op nieuw te probeeren. Zijn tweede poging deed hij ver gezeld gaan met een handvol gruis. „Hier," riep Dudley nu uit, den jongen bij den arm grijpend, „hier, je moet honden niet met steenen gooi en!" „Och, loop fond!" riep de jongen uit en draaide zijn rug naar het geval. Opnieuw aan zich zelf overgelaten, trachtte Dudley op verschillende manieren zijn volhardenden volge ling kwijt te worden. Hij rende de straat af, keerde zich dan eens om, roepende„weg, ksschtHet hond je vond dat heel leuk, hij blafte vroolijk. Dudley probeerde nu heel hard weg te loopen en zich achter een boom te verstoppen, maar het hondje, al blij der, sprong lustig om zijn wijkplaats, keffende en drukdoende. Daarop besloot Dudley om het viervoetig lastpost je met twee zakdoeken aan een boom vast te binden. He vige pogingen om het diertje te binden, volgden, daar het in alles" slechts manoeuvres zag voor zijn persoon lijk amusement bestemd. Druk bezig om den hond vast te krijgen, had Dudley niet opgemerkt, dat er een man genaderd was, tot dat hij voetstappen direct achter zich waarnam. „Hallo! Dudley!" zei de man. „Wat voer jij uit met mijn hond?" „Tom Taylor!" riep Dudley verrast uit. „Ja", antwoordde Tom, glimlachend, „maar wat voer jij „Als dit hondje van jou is, dan kom jij juist nog intijds," viel Dudley eenigszins koel in. „Ik had juist plan het dier te laten stikken." „Jij hadtriep Tom verbaasd uit. „Jij?Ik ley niet; en de oorzaak was niet ver te zoeken, toen hem plotseling duidelijk werd, het figuur dat hij sloeg in het bemorste wit flanellen pak, zijn verhit gezicht, zijn algeheele wanorde. Inl zijn wanhoop voelde hij vliegensvlug de behoefte opkomen, om zijn last op de straatsteenen te pletter te gooien, maar Eldora kwam tusschenbeide. „Peachy!" riep ze. „Waar vondt u Peachy?" „Is dit hondje dan van u?" brulde Dudley bijna. „Mijn lief, zoet hondje, mijn Peachy!" Eldora drukte het diertje innig tegen zich aan. „Tom Taylor," ging zij verder, plotseling tot Tom zich richtende, die schuldbewust verschrok, „Tom, ik vertrouw je nooit mijn Peachy weer toe." „Dat is verstandig," zei Dudley er boven op. „Toen ik Peachy vond, lag hij bijna gekraakt tusschen het perron en den trein." De blik van dankbaarheid, die Eldora Dudley gaf, sprak boekdeelen. En toen hij de détails van de af faire vernam hoe Peachy Tom was toevertrouwd eworden en hoe hij verloren had toen wist hij, dat aylor in 't vervolg tevergeefs Eldora het hof zou tegen billijk taief. Carrosseri efabri kant. Telefoon 573. crtg maken. Hij, Dudley, wercT de gelukkige man, toen hij Eldora naam, gezichtje, houding, alles en alles veroverde, zelfs Peachy. Maar Crimp kon het nooit goed vinden met Peachy Doch, zooals ik reeds vroeger zei, dit is niet de ge schiedenis van twee honden dacht dat jij zoo dol op honden was!" Gedurende dit discours wa9 Dudley opgestaan en hield het kleine wollen hondje teer in zijn armen. Voordat hij zijn onrustig vrachtje aan zijn tegenstan der had kunnen overdragen, verscheen een derde ac teur ten tooneele. Het was Eldora. .,Mr. Merlin!" riep ze uit. De klank van ontzetting in baar stem ontging Dud- Er bestaan in onze samenleving zoo eenige van die verkeerde dingen, die o, zoo'n taai leven iiebben. Zoo met iedereen, dan toch zeer velen sputteren er tegen, vinden ze onaangenaam, lastig, onrechtvaardig. Som migen achten ze ondragelijk en ergeren er zich dage lijks aan. En toch, toch blijven ze bestaan, komen soms in een anderen vorm te voorschijn, waar men ze niet verwachten zou. Stel je voor, dat ge in een winkel iets koopt, een ons gesneden zalm b.v. Ge betaalt uw 3D of 40 cen ten, maar dan zegt de winkelier: „Neen, nu nog 2 centen voor 't gebruik van mijn schalen ai gewichten. Wat een gezicht zou menigeen zetten, bij het hooren van dien eischl Maar ga nu bij den gasfabrikant en vraag hem zoo veel kub. Meter gas. Heel best, ze worden u toege meten, maar voor het gebruiken van de maat in dit geval een gas-meter wordt u zooveel per maand in rekening gebracht. Tegenpruttelen helpt niet, weige ren te betalen evenmin. Geen meter-huur, geen gas, zegt de fabrikant. Zelf uw gas-meter aanschaffen? Maar dat wordt door uw gas-leverancier niet toege staan. Hij bepaalt de grootte van de te gebruiken gas-meter en hij stelt vast hoeveel de gebruiker daar voor zal betalen. In sommige plaatsen betaalt men voor een 10 lichts meter 30 centen per maand. Zoo'n meter kost 32. Dat is een lieve rente, zoo wat ll1/» pet. Reken 5 pet. slijtage, dan rest er nog 61/, pet. zuivere winst. Wat een onmogelijke instelling 1 Toch, verandert men er niets aan. Kan de fabrikant niet buiten de inkomsten, die de gas-meters opleveren, waarom dan den prijs van het gas niet verhoogd? Jaar in, jaar uit blijft de dwaas heid bestaan tot schade en ergernis van de verbrui kers en tot voordeel van den gas-leverancier. Nog andere lastige dingen zijn de dwaasheden be kend onder den naam van tollen. Wij bedoelen geen kinderspeelgoed, wij hebben het oog op die beletse len van het vrije verkeer. Hoe oud die dingen zijn? Weten we niet. Maar reeds in de grijze oudheid heeft men ze uitgevonden. Toch danken zij hun ontstaan aan de meest groote willekeur. Roofridders, adellijke heeren, machtige, groot-grondbezitters, stichtten tol len om hun inkomsten te vermeerderen. Denk maar aan den Rijn, waar nog zooveel ruinen stomme getui gen zijn van ue weleer onrechtvaardig geheven tol rechten. In later tijden heeft men aan tollen meer een schijn van recht weten te geven. Particulieren, gemeenten en de Staat maakten een ruim gebruik van dit middel om de inkomsten te doen stijgen. Gelukkig is de Staat er toe gekomen die beletselen op de openbare wegen op te ruimen. Maar gemeenten zijn er nog genoeg die zijn blijven volharden in het kwade. In onzen tijd, den tijd van het vreemdelingenverkeer, moest men toch eens gaan inzien hoe dwaas het is, iemand te laten be talen als hij met zijn rij- of voertuig een gemeente wil bezoeken of verlaten. We zullen dicht bij huis blijven met een voorbeeld. Heeft Alkmaar er niet een groot belang bij, dat er veel bezoekers per wagen in de stad komen? Waarom dan toch die vervelende tollen niet opgeheven? Daar heeft men Egmond aan Zee, een jonge badplaats, dat alles zou willen doen om toch maar bezoekers tot zich te trekken, dat zich werkelijk ook veel groote uitgaven getroost om de badplaats tot een goede, bewoonbare plaats te maken, en wat ziet men daar nu? De ge meente heft tol op den straatweg tusschen het dorp en den Hoef. En Alkmaar doet nog eens hetzelfde tus schen die stad en den Hoef. Nu zou toch niets meer op den weg liggen van Egmond om 't vreemdelingenverkeer te bevorderen dan 't opheffen van den gemeentelijken tol en niet te rusten voor en aleer Alkmaar ook zijn tol had opge ruimd. Men schijnt er niet aan te denken. Toch dwaas, want het grootere verkeer van vreemdelingen, handelsmenschen enz. komt niet alleen hen ten goede, die met paard cn rijtuig of auto verkeeren, neen een druk verkeer brengt iedereen in een gemeente voordeel aan. Hef op dan die bijzondere, nare belasting in den vorm van tolgeld en laat alle inwoners gelijkelijk be talen om het tekort te dekken, dat door opheffing zal ontstaan. Dat zou billijk zijn en in 't belang van 't algemeen. En nu een derde ding, dat lastig en onaangenaam worden zal, tolgeld in nieuwen vorm. De gemeente Zandvoort en vele andere gemeenten, die jaarlijks door vreemdelingen gezocht worden, vra gen aan den Minister wijziging van de Gemeentewet en wel zoodanig, dat aan gemeente-besturen het recht worde verleend tot het heffen van een belasting van hen, die gedurende ten minste een week als logeergas ten vertoeven in een hotel of pension, of gedurende ten minste een week een gemeubileerde woning of ge meubileerde kamer bewonen binnen de gemeente. 't Is toch wel een beetje mal; eerst doet men alles wat mogelijk is om gasten te lokken en te trekken, ko men ze, dan zegt menja, we doen zooveel voor jelui, je moet meedragen in onze gemaakte kosten. Zeker, men verbetert en verfraait veel in zomer- en badplaatsen. Maar daaraan betalen de gasten toch ook, zij 't niet direct dan toch indirect. Toen Eg mond nog primitief was, betaalde een huisgezin van zes personen voor een goede woning gedurende 6 weken de som van 9.De oude Protest, pastorie, een groot heerenhuis, werd verhuurd voor 3.50 per week. De prijzen stegen. Men betaalde 50,—, 60,— en hooger voor een klein huisje per maand. Egmond werd verbeterd, er kwam bestrating, gasverlichting, waterleiding, tramverbinding en de gasten moesten voor de gemeubileerde woningen een veel hooger be drag betalen, de pensionprijzen stegen met 50 en 60 pet. Betalen nu de gasten niet mede aan de verbete ringen? Immers ja. En die meerdere inkomsten ko men het algemeen ten goede. Vroeger verdiende een dienstbode 50,— k 60.— per jaar, thans het dub bele. Zoo is het met iedereen gegaan. De belastin gen kunnen dus gerust verhoogd worden en laat de gasten vrij van betalen. Zij zullen met meer genoe gen en in grooter aantal komen en zullen hooger hu ren en grooter pensionprijs moeten betalen. Dat doen ze liever dan belasting offeren. Egmond is nu op den goeden weg, laat het er op blijven I Laten we bedenken dat al die belemmeringen slechts dienen om een gekunstelden, enkelen bevöordeelenden, maar het algemeen benadeelenden toestand te doen geboren worden, uit welken het naderhand bijna on mogelijk wordt, zonder zware schokken, tot den bete ren staat terug te komen. W. L SPROKKELINGEN. VVKI.KF. GELUIDEN HOORT MEN IN' EEN LUCHTSCHIP i Geluiden, op de aarde voortgebracht, rijn tot op een aanmerkelijke hoogte waar te nemen. Luchtechip- pera hoorden het fluiten van een locomotief soms tot op 3000 meter hoogte, het geruisch van een trein tot op 2500, hondengeblaf en het schot van een geweer op 1800 Meter. Het gejubel van een volksmenigte werd tot op 1600 Meter hoogte waargenomen, even als het gekxaai van een haan en klokgelui. Op 1400 Meter hoogte hoort men nog zeer duidelijk een trom mel en alle tonen van een orkest; op 1200 Meter hoogte was het rollen van karren op het plaveisel nog zeer goed te onderscheiden. Tot op 1000 Meter hoort men het geroep van rr.enschelijke stemmen; in de nachtelijke stilte geeft op deze hoogte de loop van een beek of een snelstroomende rivier den indruk van een ruischenden waterval. Tot op 200 Meter is het kwaken der kikvorschen en het sjirpen der krekel» waarneembaar. Van boven naar onder plant het ge luid zich minder goed voort. Hoort men een stem, die 500 Meter lager roept, nog duidelijk, omgekeerd kan men haar op 100 Meter hoogte niet goed meer verstaan. DE EERSTE JAPANSCHE FOTOGRAAF. In Tokio stierf eenige weken geleden de eerste Ja- pansche fotograaf in den ouderdom van 95 jaar. Hij begaf zich in 1833 naar de hoofdstad om zich aan de schilderkunst te wijden en hij werd ook een tame lijk goed schilder. Eens schonk een Hollander hem een fotografie. De gelijkenis en de nauwkeurigheid maakten op den Japanees een diepen indruk; hij trachtte deze na te volgen en eenzelfde fijnheid en nauwkeurigheid van uitvoering op zijn schilderijen te bereiken. Later verklaarde een Amerikaan den Ja- pannees het geheim van dat zoo wonderlijk juiste beeld en gaf hem een foto-toestel, platen en alles wat verder bij het fotografeeren behoort. De Japannees legde zich nu met ijver op het fotografeeren toe, in den beginne echter in het geheim, omdat de wonder lijke uitvinding door zijn landgenooten wel als too- venarij zou kunnen worden beschouwd. Het gelukte hem zijn kunst peruimen tijd aan 't waagzaam oog van de overheid te onttrekken, toen deze echter later todi merkte wat hij deed, kneep men wel eens een oogje dicht, te meer daar tenslotte alle hoogwaardigheids- bekleeders zich door den Japanschen fotograaf wilden laten fotografeeren. Hij stierf dan ook als een schat rijk man. EEN DURE SPORT. Het polospel is een sport voor millionnairs. Zes Croesussen der Engelsche aristocratie hebben in het afgeloopen jaar een vermogen uitgegeven, om pon- ny's te fokken, die Amerika den zoozeer begeerden „Worlds Polo Challenge Cup" moesten afwinnen. Men krijgt een begrip van de geweldige kosten, wel ke de beoefenaars van het edele spel zich moeten ge troosten, wanneer men weet, dat de wedstrijd, waarin de Amerikanen overwinnaars bleven, een der herto gen de som van 3.300.000 gulden kostte. Daar het ge- heele spel niet langer dan anderhalf uur duurde kwam elke minuut op ongeveer 36.000. Dit jaar zullen de wedstrijden nog wel duurder worden, omdat de pen ny's duurder geworden zijn: ze kosten nu 6000 k 12000 gulden per stuk, terwijl ze vijf jaar geleden niet meer dan 1200 kostten. Dit komt doordat er maar weinig ponny's zijn, die geschikt zijn voor het polo- spel. Voor de 42 paardjes, die een der deelnemers aan den wedstrijd liet meedoen, had hij twee jaar lang de geheele wereld rondgereisd. De „polo-penny's" moeten n.I. buitengewoon goede dieren zijn en met de zelfde zorg opgevoed worden als de volbloed, die un de Derby-wedrennen deelneemt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 5