DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Adres: JAC. MET.
No. 127
Honderd en zestiende Jaargang.
1914
ZATERDAG
39 IEL
Honderd jaar geleden.
De man die Tan honden hield
IJiastige dingen
Uit de Alkmaarsche Courant van 30 Mei 1814.
bericht. f rankrijk. Parijs den 19 Mei. In de hoofd
stad oevindeu zich thans een-en-dertig vorsten en
auuvereinen. of nabestaanden van souvereineu.
Men berekent op 1,200,000 franken daags het voor
deel hetwelk er voor de restaurateurs en de houders
van hotels ontstaat, door de tegenwoordigheid van al
le de vreemdelingen, welke de omstandigheden naar
Parijs hebben doen stromen. De prijs der kamerhuren
is overal de helft, en bij sommigen twee derden opge
slagen; nog heeft men veel moeite zich huisvestmg te
bezorgen.
Parijs den 21 Mei. Volgens een oude gewoonte in
Frankrijk, werd er altijd wanneer de Koning zijne
eerste intrede in Parijs deed, eene bepaalde som geids
onder het volk gestrooid op de plaatsen alwaar L. M.
voorbij kwam; dit heeft bij de plegtige intrede van
Lodewijk den XVII geen plaats gehad. Z. M. heeft
in aanmerking genomen dat deze mildadigheid welke
in de daad ook meer in 't oog loopend dan wel nuttig
was, aan veele moeijelijkheden is onderworpen, en
heeft dezelve op eene andere wiize uitgeoefend en
daar door meerder nuts en goeds gesticht. Z. M.
heeft namentlijk aan alle de militaire hospitalen eene
som gelda toegezonden, ten einde het lot zoo vee
le lijdende menschen te verzachten, en ano»weder
in staat te stellen om naar hunne haardsteden terug
te keeren.
DeAdBURGEMEESTER der STAD ALKMAAR,
maakt bij deze aan de goede Burgerij en
dezer stad bekend, dat, volgens de Militaire Wetten,
de schildwagten (les avonds na bezetten wacht ver-
pligt zijn ieder voorbijganger aanteroepen; welke
Sop behoord te antwoorden, dewijl dezelvei zig an
ders aan de grootste onaangenaamheden zoude bloot
SteÊ)e Burgemeester noodigt dus alle ingezetenen uit,
om deze zijne bekendmaking ter voorkoming van dier
gelijke onaangenaamheden nauwkeurig te observeren.
\ctum Alkmaar, den 23 Mei 1814.
De Burgemeester voornoemd,
N. VAN FOREEST van PETEN,
WAARSCHOUWING.
Die BURGEMEESTER der STAD ALKMAAR,
ervaring gekomen zijnde, dat verscheidene personen
SSSm om in dier etads Hout het plantenen
atlesnijden en te schenden en aldus met alleen gemel
den hout te ontsieren, maar ook deze stad een aan
merkelijk nadeel toetebrengen.
Waarschouwt allen en een iegelijk, wien zulte aan
gaat, dat hij voornemens is ten sterkste daarop te doen
surveilieren en op den schuldigen de wetten, (waarbij
ten minste eene dubbele schadevergoeding en eene ge
vangenis van zes maanden bepaald is) in derzelver
vollen vigueur te laten appliceren; zullende de ouders
hierin voor hunne kinderen aansprakelijk zijn.
Actum Alkmaar, den 28 Mei 1814.
De Burgemeester voornoemd,
N. VAN FOREEST van PETTEN.
De ondergetekende eenigen tijd desseifs ham
del in HOUT gesloten hebbende, en thans voorne
mens zijnde denzelven wederom optevatten, inde ge
weezene Hout-Kooperij, „het Noordsche Bosch var
wijlen den heer JACOBUS DE GOrjER, op het Hei
lig Land te Alkmaar; verzoekt zijne voormalige be
gunstigere, en alle anderen, hem op nieuw met hun
vertrouwen te vereeren; kunnende, ten aanzien een er
prompte en civiele bediening, ten vollen verzekerd
J. KLEEFF.
N B Bij denzelven zijn ook onderscheidene soor
ten van Lijk- en andere Kisten, als mede van Gooten te
bekomen.
Dit is niet het verhaal van twee honden, maar als er
iemand op de wereld is, zoo zelfzuchtig en zoo min,
dat hij nooit eenigen hond bezat of van eenigen hond
hield, dan zal hij Dudley Merin's hart met kunnen be
grijpen, nog er iets om geven om hem beter te begrijpen
Hoe het zij, het is onmogelijk, dat er iemand zou zijn,
die de bekoring van Eldora zou willen ontkennen.
Eldora naam, gezicht, houding, alles en alles -
Eldora was zoo bloeiend, was zóó snoezig meisje, dat
nimmer de verbeelding van Dudley of van welk ande
ren man ook, er ooit een snoeziger kon bedenken.
Zij was op bezoek geweest bij Dudley s tante m het
kleine stadje, waar Dudley gevestigd was en be
schouwd werd als de „veelbelovende advocaat Hij
had al vroeger met zichzelf theoretisch vastgesteld dat
hii langzamerhand aan trouwen moest gaan denken
en nu was hij dan ook verliefd geworden op Eldora
naam, gezichtje, houding, alles en alles
Maar nu verschijnt Dudley's gevlekte dog, bijge
naamd Crimp, op het tooneel
Op een lauwen lenteavond begon Crimp met de hem
eigene hebbelijkheid, eigen aan zijn ras, eemge warm-
bloedige onderhandelingen met een anderm hond, die
zonder twijfel Crimp beleedigd had. loen de beide hon
den daarna de voldoening smaakten, dat aan hun hon
deneer was voldaan, kwam Crimp tot Dudley terug
doch in zulk een toestand, met zulke uiterlijke kentee-
kenen van 'een doorgestaan gevecht, dat Dudley zijn
lieveling eerst diende te verzorgen, alvorens hem ach
ter te laten, hoewel de tijd niet stil stond, het laat
werdte laat voor zijn afspraak met Eldora.
Zii weigerde zijn ophelderingen aan te nemen en
gaf eenige scherpe opmerkingen ten beste over een man
die zóó zijn tijd aan dierengedoe geeft, dat hij zijn
correctheid tegenover de menschen verliest.
Hierna werd haar bezoek bij Dudley's tante beëin
digd en vertrok zij naar haar huis, ergens in een af
gelegen stad. Het scheen alsof Eldora naam, ge
zichtje, houding, alles en alles - voor goed uit de
tastbare dingen in Dudley Merlin s bestaan was weg-
ffeMefechte mannelijke koppigheid overdreef hij zijn
genegenheid voor Crimp nu uitermate en verzorgde en
vstfBMtfilde hein «neer en meer. 't Kwam met uit pure
spijt voort, dat hij zoo deed, want hij hield dolveel
van 't dier. Maar ik geloof, dat hij toch nog iets
meer van Eldora hield, hoewel hij er zich öooit in
wilde verdiepen, omdat hij 't wat min van zichzelf
vond, een beeldig jong meisje bij een leelijken hond te
vergelijken 1
Voordat echter de zomer verstreken was, was hij t
toch met zichzelf eens, dat Crimp een niet volmaakte
evensgezellin voor hem was op den langen duur.
ionden leven immers maar veertien jaar ongeveer en
met al hun deugden, kunnen ze toch maar niets zeg
gen! Daarbij waren geruchten tot hem gekomen van
een zekeren Tom Tayler, die erg om Eldora heen flad-
deruc en Dudley kon dien sukkel van een Taylor niet
uitstaaan.
Daarom ging hij op zekeren dag naar Eldora's
klein stadje met het vaste toe te geven, wat eenigszins
linnen de grenzen van het mogelijke bleef; één ding
hoopte hij alleen vurig, dat hij niet van hem verlangen
zou, dat Crimp moest worden opgeruimd.
Toen de berouwhebbende pelgrim uit den trein stap
te en om zich heen zag, was het eerste wat hem trof
een armzalig helftje jankte erbarmelijk en zat gekneld
tusschen het perron en de direct aansluitende tree
plank der wagons. Hij zag de rondlummdende rei
zigers zich amuseeren met de benarde positie van het
stomme hondebeest en, ongeacht zijn keurige witte
pantalon, knielde hij neer, en na veel inspanning ge-
ukte het hem, het arme diertje uit zijn ellende te ver
ossen.
Toen draaide hij zijn rug naar dezen laatsten aan
rander op zijn teere gemoed en, met teleurstelling
na-peinzend over de onmenschehjkhcid van vele men
schen, ondernam Dudley die tamelijk lange wandeling
naar Eldora's huis. t
Hoewel hij zich van het kleine wollige hond e had
vrijgemaakt, had daarom het kleine wollige hondje
zichzelf nog niet van hem losgemaakt. Dudley hoorde
weldra een zacht ge-stip-stap, vlak aan zijn hielen;
hij wierp, een emstigen, verrasten blik naar zijn ver
volger.
Gedurende het wederzijdsch elkaar-opnemen zei
Dudley niets, en, bijgevolg, het kleine hondje ook niets
maar de volgenae gedachtengang zal wel plaats heb
ben:
De hond: „Weet Je, ik ben hier nu
Dudley: „Ja, ja, dat zie ik, maar ik wou, dat je
wegging."
„Maar jij redde mij het leven, en ik ben er je zoo
dankbaar voor. Ik hou van je."
„Ik waardeer je dankbaarheidsgevoelmaar ik heb
nu juist zulke delicate zaken te behandelen, waarvan
inijn toekomstig geluk kan afhangen. Jouw tegen
woordigheid zaj mijn succesvol slagen in gevaar kun
nen brengen. Het is noodig, dat ik op dit oogenblik
mijn liefde voor honden totaal vergeet...."
Het kleine diertje raakte zichtbaar gebukt onder
zijns redder's overtuigende logica, maar toch, des
niettegenstaande, snuffelde hij liefkoozend aan Dud
ley's voeten. Dudley zag met een blik van wanhoop
om zich heen en zag een jongetje de straat afkomen.
„Kom eens hier, jong!" riep hij. „Is deze hond
van jou?"
De kleine jongen keek verachtelijk naar het hondje.
„Nou, zou u denken, dat ik niets beters bezat dan
dat mormel?"
„Het is wat een lief beestje, hoor", zei Dudley.
„Wil je hem hebben?"
„Hm!" zei de jongen.
„Je moogt hem hebben, voor niets", sprak Dudley
nu verder, vol hoop.
„Ik heb hem niet noodig", antwoordde de knaap
„Nu, luister", riep Dudley verslagen uit, „ik doe er
een dollar bij, ik wil hem kwijt."
De jongen keek Dudley wantrouwend aan en was
niet eerder overtuigd, totdat de dollar te voorschijn
was gekomen.
„Vooruit, goed!" zei hij ten slotte.
Men neeft beweerd, dat kleine jongens kleine wil
den zijn, en deze jongen gaf er bewijs van, tot Dud
ley's voldoening. Hij pakte het schuchtere beestje
bij het nekvel en slingerde het zoover hij kon van zich.
Het hondje rende echter direct weer naar Dudley's
beenen, om bescherming vragend.
De jongen overzag den toestand in stille overpein
zing. Hij was vol goeden wil om te helpen en op
nieuw te probeeren. Zijn tweede poging deed hij ver
gezeld gaan met een handvol gruis.
„Hier," riep Dudley nu uit, den jongen bij den arm
grijpend, „hier, je moet honden niet met steenen gooi
en!"
„Och, loop fond!" riep de jongen uit en draaide
zijn rug naar het geval.
Opnieuw aan zich zelf overgelaten, trachtte Dudley
op verschillende manieren zijn volhardenden volge
ling kwijt te worden. Hij rende de straat af, keerde
zich dan eens om, roepende„weg, ksschtHet hond
je vond dat heel leuk, hij blafte vroolijk.
Dudley probeerde nu heel hard weg te loopen en
zich achter een boom te verstoppen, maar het hondje,
al blij der, sprong lustig om zijn wijkplaats, keffende en
drukdoende.
Daarop besloot Dudley om het viervoetig lastpost je
met twee zakdoeken aan een boom vast te binden. He
vige pogingen om het diertje te binden, volgden, daar
het in alles" slechts manoeuvres zag voor zijn persoon
lijk amusement bestemd.
Druk bezig om den hond vast te krijgen, had Dudley
niet opgemerkt, dat er een man genaderd was, tot
dat hij voetstappen direct achter zich waarnam.
„Hallo! Dudley!" zei de man. „Wat voer jij uit met
mijn hond?"
„Tom Taylor!" riep Dudley verrast uit.
„Ja", antwoordde Tom, glimlachend, „maar wat
voer jij
„Als dit hondje van jou is, dan kom jij juist nog
intijds," viel Dudley eenigszins koel in. „Ik had juist
plan het dier te laten stikken."
„Jij hadtriep Tom verbaasd uit. „Jij?Ik
ley niet; en de oorzaak was niet ver te zoeken, toen
hem plotseling duidelijk werd, het figuur dat hij sloeg
in het bemorste wit flanellen pak, zijn verhit gezicht,
zijn algeheele wanorde. Inl zijn wanhoop voelde hij
vliegensvlug de behoefte opkomen, om zijn last op de
straatsteenen te pletter te gooien, maar Eldora kwam
tusschenbeide.
„Peachy!" riep ze. „Waar vondt u Peachy?"
„Is dit hondje dan van u?" brulde Dudley bijna.
„Mijn lief, zoet hondje, mijn Peachy!" Eldora
drukte het diertje innig tegen zich aan. „Tom Taylor,"
ging zij verder, plotseling tot Tom zich richtende, die
schuldbewust verschrok, „Tom, ik vertrouw je nooit
mijn Peachy weer toe."
„Dat is verstandig," zei Dudley er boven op. „Toen
ik Peachy vond, lag hij bijna gekraakt tusschen het
perron en den trein."
De blik van dankbaarheid, die Eldora Dudley gaf,
sprak boekdeelen. En toen hij de détails van de af
faire vernam hoe Peachy Tom was toevertrouwd
eworden en hoe hij verloren had toen wist hij, dat
aylor in 't vervolg tevergeefs Eldora het hof zou
tegen billijk taief.
Carrosseri efabri kant.
Telefoon 573.
crtg
maken. Hij, Dudley, wercT de gelukkige man, toen
hij Eldora naam, gezichtje, houding, alles en alles
veroverde, zelfs Peachy.
Maar Crimp kon het nooit goed vinden met Peachy
Doch, zooals ik reeds vroeger zei, dit is niet de ge
schiedenis van twee honden
dacht dat jij zoo dol op honden was!"
Gedurende dit discours wa9 Dudley opgestaan en
hield het kleine wollen hondje teer in zijn armen.
Voordat hij zijn onrustig vrachtje aan zijn tegenstan
der had kunnen overdragen, verscheen een derde ac
teur ten tooneele. Het was Eldora.
.,Mr. Merlin!" riep ze uit.
De klank van ontzetting in baar stem ontging Dud-
Er bestaan in onze samenleving zoo eenige van die
verkeerde dingen, die o, zoo'n taai leven iiebben. Zoo
met iedereen, dan toch zeer velen sputteren er tegen,
vinden ze onaangenaam, lastig, onrechtvaardig. Som
migen achten ze ondragelijk en ergeren er zich dage
lijks aan. En toch, toch blijven ze bestaan, komen
soms in een anderen vorm te voorschijn, waar men ze
niet verwachten zou.
Stel je voor, dat ge in een winkel iets koopt, een
ons gesneden zalm b.v. Ge betaalt uw 3D of 40 cen
ten, maar dan zegt de winkelier: „Neen, nu nog 2
centen voor 't gebruik van mijn schalen ai gewichten.
Wat een gezicht zou menigeen zetten, bij het hooren
van dien eischl
Maar ga nu bij den gasfabrikant en vraag hem zoo
veel kub. Meter gas. Heel best, ze worden u toege
meten, maar voor het gebruiken van de maat in dit
geval een gas-meter wordt u zooveel per maand in
rekening gebracht. Tegenpruttelen helpt niet, weige
ren te betalen evenmin. Geen meter-huur, geen gas,
zegt de fabrikant. Zelf uw gas-meter aanschaffen?
Maar dat wordt door uw gas-leverancier niet toege
staan. Hij bepaalt de grootte van de te gebruiken
gas-meter en hij stelt vast hoeveel de gebruiker daar
voor zal betalen.
In sommige plaatsen betaalt men voor een 10 lichts
meter 30 centen per maand. Zoo'n meter kost 32.
Dat is een lieve rente, zoo wat ll1/» pet. Reken 5 pet.
slijtage, dan rest er nog 61/, pet. zuivere winst. Wat
een onmogelijke instelling 1 Toch, verandert men er
niets aan.
Kan de fabrikant niet buiten de inkomsten, die de
gas-meters opleveren, waarom dan den prijs van het
gas niet verhoogd? Jaar in, jaar uit blijft de dwaas
heid bestaan tot schade en ergernis van de verbrui
kers en tot voordeel van den gas-leverancier.
Nog andere lastige dingen zijn de dwaasheden be
kend onder den naam van tollen. Wij bedoelen geen
kinderspeelgoed, wij hebben het oog op die beletse
len van het vrije verkeer. Hoe oud die dingen zijn?
Weten we niet. Maar reeds in de grijze oudheid heeft
men ze uitgevonden. Toch danken zij hun ontstaan
aan de meest groote willekeur. Roofridders, adellijke
heeren, machtige, groot-grondbezitters, stichtten tol
len om hun inkomsten te vermeerderen. Denk maar
aan den Rijn, waar nog zooveel ruinen stomme getui
gen zijn van ue weleer onrechtvaardig geheven tol
rechten.
In later tijden heeft men aan tollen meer een schijn
van recht weten te geven. Particulieren, gemeenten en
de Staat maakten een ruim gebruik van dit middel om
de inkomsten te doen stijgen. Gelukkig is de Staat er
toe gekomen die beletselen op de openbare wegen op
te ruimen. Maar gemeenten zijn er nog genoeg die
zijn blijven volharden in het kwade. In onzen tijd, den
tijd van het vreemdelingenverkeer, moest men toch
eens gaan inzien hoe dwaas het is, iemand te laten be
talen als hij met zijn rij- of voertuig een gemeente wil
bezoeken of verlaten.
We zullen dicht bij huis blijven met een voorbeeld.
Heeft Alkmaar er niet een groot belang bij, dat er veel
bezoekers per wagen in de stad komen? Waarom dan
toch die vervelende tollen niet opgeheven? Daar heeft
men Egmond aan Zee, een jonge badplaats, dat alles
zou willen doen om toch maar bezoekers tot zich te
trekken, dat zich werkelijk ook veel groote uitgaven
getroost om de badplaats tot een goede, bewoonbare
plaats te maken, en wat ziet men daar nu? De ge
meente heft tol op den straatweg tusschen het dorp en
den Hoef. En Alkmaar doet nog eens hetzelfde tus
schen die stad en den Hoef.
Nu zou toch niets meer op den weg liggen van
Egmond om 't vreemdelingenverkeer te bevorderen
dan 't opheffen van den gemeentelijken tol en niet te
rusten voor en aleer Alkmaar ook zijn tol had opge
ruimd. Men schijnt er niet aan te denken. Toch
dwaas, want het grootere verkeer van vreemdelingen,
handelsmenschen enz. komt niet alleen hen ten goede,
die met paard cn rijtuig of auto verkeeren, neen een
druk verkeer brengt iedereen in een gemeente voordeel
aan. Hef op dan die bijzondere, nare belasting in den
vorm van tolgeld en laat alle inwoners gelijkelijk be
talen om het tekort te dekken, dat door opheffing zal
ontstaan. Dat zou billijk zijn en in 't belang van 't
algemeen.
En nu een derde ding, dat lastig en onaangenaam
worden zal, tolgeld in nieuwen vorm.
De gemeente Zandvoort en vele andere gemeenten,
die jaarlijks door vreemdelingen gezocht worden, vra
gen aan den Minister wijziging van de Gemeentewet
en wel zoodanig, dat aan gemeente-besturen het recht
worde verleend tot het heffen van een belasting van
hen, die gedurende ten minste een week als logeergas
ten vertoeven in een hotel of pension, of gedurende
ten minste een week een gemeubileerde woning of ge
meubileerde kamer bewonen binnen de gemeente.
't Is toch wel een beetje mal; eerst doet men alles
wat mogelijk is om gasten te lokken en te trekken, ko
men ze, dan zegt menja, we doen zooveel voor jelui,
je moet meedragen in onze gemaakte kosten.
Zeker, men verbetert en verfraait veel in zomer- en
badplaatsen. Maar daaraan betalen de gasten toch
ook, zij 't niet direct dan toch indirect. Toen Eg
mond nog primitief was, betaalde een huisgezin van
zes personen voor een goede woning gedurende 6
weken de som van 9.De oude Protest, pastorie,
een groot heerenhuis, werd verhuurd voor 3.50 per
week.
De prijzen stegen. Men betaalde 50,—, 60,—
en hooger voor een klein huisje per maand. Egmond
werd verbeterd, er kwam bestrating, gasverlichting,
waterleiding, tramverbinding en de gasten moesten
voor de gemeubileerde woningen een veel hooger be
drag betalen, de pensionprijzen stegen met 50 en 60
pet. Betalen nu de gasten niet mede aan de verbete
ringen? Immers ja. En die meerdere inkomsten ko
men het algemeen ten goede. Vroeger verdiende een
dienstbode 50,— k 60.— per jaar, thans het dub
bele. Zoo is het met iedereen gegaan. De belastin
gen kunnen dus gerust verhoogd worden en laat de
gasten vrij van betalen. Zij zullen met meer genoe
gen en in grooter aantal komen en zullen hooger hu
ren en grooter pensionprijs moeten betalen. Dat doen
ze liever dan belasting offeren.
Egmond is nu op den goeden weg, laat het er op
blijven I
Laten we bedenken dat al die belemmeringen slechts
dienen om een gekunstelden, enkelen bevöordeelenden,
maar het algemeen benadeelenden toestand te doen
geboren worden, uit welken het naderhand bijna on
mogelijk wordt, zonder zware schokken, tot den bete
ren staat terug te komen.
W. L
SPROKKELINGEN.
VVKI.KF. GELUIDEN HOORT MEN IN'
EEN LUCHTSCHIP i
Geluiden, op de aarde voortgebracht, rijn tot op een
aanmerkelijke hoogte waar te nemen. Luchtechip-
pera hoorden het fluiten van een locomotief soms tot
op 3000 meter hoogte, het geruisch van een trein tot
op 2500, hondengeblaf en het schot van een geweer
op 1800 Meter. Het gejubel van een volksmenigte
werd tot op 1600 Meter hoogte waargenomen, even
als het gekxaai van een haan en klokgelui. Op 1400
Meter hoogte hoort men nog zeer duidelijk een trom
mel en alle tonen van een orkest; op 1200 Meter
hoogte was het rollen van karren op het plaveisel nog
zeer goed te onderscheiden. Tot op 1000 Meter hoort
men het geroep van rr.enschelijke stemmen; in de
nachtelijke stilte geeft op deze hoogte de loop van
een beek of een snelstroomende rivier den indruk van
een ruischenden waterval. Tot op 200 Meter is het
kwaken der kikvorschen en het sjirpen der krekel»
waarneembaar. Van boven naar onder plant het ge
luid zich minder goed voort. Hoort men een stem,
die 500 Meter lager roept, nog duidelijk, omgekeerd
kan men haar op 100 Meter hoogte niet goed meer
verstaan.
DE EERSTE JAPANSCHE FOTOGRAAF.
In Tokio stierf eenige weken geleden de eerste Ja-
pansche fotograaf in den ouderdom van 95 jaar. Hij
begaf zich in 1833 naar de hoofdstad om zich aan
de schilderkunst te wijden en hij werd ook een tame
lijk goed schilder. Eens schonk een Hollander hem
een fotografie. De gelijkenis en de nauwkeurigheid
maakten op den Japanees een diepen indruk; hij
trachtte deze na te volgen en eenzelfde fijnheid en
nauwkeurigheid van uitvoering op zijn schilderijen te
bereiken. Later verklaarde een Amerikaan den Ja-
pannees het geheim van dat zoo wonderlijk juiste
beeld en gaf hem een foto-toestel, platen en alles wat
verder bij het fotografeeren behoort. De Japannees
legde zich nu met ijver op het fotografeeren toe, in
den beginne echter in het geheim, omdat de wonder
lijke uitvinding door zijn landgenooten wel als too-
venarij zou kunnen worden beschouwd. Het gelukte
hem zijn kunst peruimen tijd aan 't waagzaam oog van
de overheid te onttrekken, toen deze echter later todi
merkte wat hij deed, kneep men wel eens een oogje
dicht, te meer daar tenslotte alle hoogwaardigheids-
bekleeders zich door den Japanschen fotograaf wilden
laten fotografeeren. Hij stierf dan ook als een schat
rijk man.
EEN DURE SPORT.
Het polospel is een sport voor millionnairs. Zes
Croesussen der Engelsche aristocratie hebben in het
afgeloopen jaar een vermogen uitgegeven, om pon-
ny's te fokken, die Amerika den zoozeer begeerden
„Worlds Polo Challenge Cup" moesten afwinnen.
Men krijgt een begrip van de geweldige kosten, wel
ke de beoefenaars van het edele spel zich moeten ge
troosten, wanneer men weet, dat de wedstrijd, waarin
de Amerikanen overwinnaars bleven, een der herto
gen de som van 3.300.000 gulden kostte. Daar het ge-
heele spel niet langer dan anderhalf uur duurde kwam
elke minuut op ongeveer 36.000. Dit jaar zullen de
wedstrijden nog wel duurder worden, omdat de pen
ny's duurder geworden zijn: ze kosten nu 6000 k
12000 gulden per stuk, terwijl ze vijf jaar geleden niet
meer dan 1200 kostten. Dit komt doordat er maar
weinig ponny's zijn, die geschikt zijn voor het polo-
spel. Voor de 42 paardjes, die een der deelnemers
aan den wedstrijd liet meedoen, had hij twee jaar lang
de geheele wereld rondgereisd. De „polo-penny's"
moeten n.I. buitengewoon goede dieren zijn en met de
zelfde zorg opgevoed worden als de volbloed, die un
de Derby-wedrennen deelneemt.