DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. BiONKEY BRAND No. 129 Honderd en zestiende Jaargang. 1914 WOENSDAG Levenswegen Uitgave H. J. W. BEGHT, Amsterdam. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en eestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden oor Alkmaar 10,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracted rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Hande!sdniKkë$] v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 3 J TT 1ST JS/L X Is U aan het koken? FEUILLETON. Telefoonnummer 3. mm Oproeping onderzoek verlofgangers. De BURGEMEESTER van ALKMAAR roept bij vleze op, de v e r 1 o f g a n g e r a van de militie te land, binnen deze gemeente in het register van verlofgangers der Militie ingeschreven, om zich op Woensdag 17 Juni dezes jaars, des voormiddags te 9% ure, te laten vin den in het gymnastieklokaal der 3e gemeenteschool aan de Lombardsteeg, alhier, om aldaar door of van wege den Militie-Commissaris te worden onderzocht, gekleed in uniform en voorzien van de tot zijne voor schreven uitrusting verder behoorende kleeding- en Urustingstukken, van de wapenen, het ledergoed, de r glemeuten en dienstvoorschriften, hem uitgereikt, i onevens zakboekje en verlofpas. Aan het onderzoek zullen behooren deel te nemen 'ie verlofgangers der militie te land, DIE HUNNE EERSTE OEFENING HEBBEN VOLBRACHT, on verschillig tot welke lichting zij behooren, met uit zondering echter van de verlofgangers, welke in 1914 vóór het voor het onderzoek bepaalde tijdstip uit anderen hoofde dan krachtens art. 91, art. 94, 2e lid, of art. 97 der Militiewet 1912, onder de wapenen zijn geweest, of die bestemd zijn om in 1914 voor herha lingsoefeningen in werkelijken dienst te komen, van de verlofgangers die in 1914 bestemd zijn om ingevol ge art. 99, lid 1, der Militiewet 1912 naar de Land heer over te gaan en van de verlofgangers, die zijn «rijgesteld van de verplichting om het onderzoek bij te wonen. De verlofgangers worden overigens herinnerd aan de navolgende bepalingen der Militiewet 1912. Art. 74. Van het oogenblik, waarop aan de man- schappen bij of na hunne inlijving is bekend gemaakt, dat zij onder de militaire tucht staan, zijn op de man schappen der zeemilitie het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te water en op die der militie te land het Crimineel Wet boek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande van toepassing: lo. zoolang zij niet met groot-verlof huiswaarts zijn gezonden; 2o. ingeval zij met groot-verlof huiswaarts zijn ge zonden: a. zoodra zij, voor den werkelijken dienst opgeroe pen, ter plaatse hunner bestemming zijn aangekomen b. zoolang eenig onderzoek duurt, waartoe zij als verlofganger zijn opgeroepen; c. wanneer zij in uniform gekleed zijn; d. voor zooveel desertie betreft, zoodra zij ingevol ge het bepaalde in art. 97 als deserteur zijn afgevoerd. Art. 93. 1. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uniform gekleed en voorzien: a. van de tot zijne voorgeschreven uitrusting ver der behoorende kleeding- en uitrustingstukken; b. van de wapenen, het ledergoed, de reglementen en de dienstvoorschriften, hem uitgereikt; c. van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. 2. Hij staat bij het onderzoek, en zoolang hij ter gelegenheid van het onderzoek in uniform gekleed is, onder de bevelen van den Militie-Commissaris. Art. 94. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 74 onder 2o, b en c, in verband met het bepaalde in art. 93, tweede lid, kan hetzij een arrest van een dag tot zes dagen, te ondergaan in de naastbijgelegen pro voost of het naastbijzijnde huis van bewaring, hetzij een kwartierarrest van een dag tot zes dagen, te on dergaan in eene kazerne, door den Militie-Commissa ris worden opgelegd aan den verlofganger: lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt; 2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van al de in bet vorig artikel vermelde voorwerpen; 2o. die de in het vorig artikel vermelde voorwerpee bij het onderzoek niet alle in tïte vereischten staat vertoont; 4o. die een of meer der in het vorig artikel vermelde voorwerpen, aan een ander toebehoorende, als de zij ne vertoont. 2. Is den verlofganger kwartierarrest opgelegd, dan wordt hij tot het ondergaan van die straf in wer kelijken dienst geroepen. Art. 95. De verlofganger, die zich niet onderwerpt aan eene hem door den Militie-Commissaris of door de maritieme of militaire autoriteit opgelegde straf, uitgezonderd kwartierarrest, wordt op schriftelijke aanvrage van den Militie-Commissaris of van die au toriteit, te richten aan den Burgemeester der verblijf plaats van den verlofganger, aangehouden en ondei verzekerd geleide naar de naastbijgelegen provoost of het naastbijzijnde huis van bewaring overgebracht. Art. 96. De verlofganger, die zich schuldig heeft gemaakt aan een der in art. 94, eerste lid, bedoelde feiten, is, onverminderd de in dat artikel vermelde straf, verplicht op den daartoe door den Militie-Com missaris te bepalen tijd en plaats voor deze te ver schijnen of opnieuw te verschijnen om te worden on derzocht. Hierbij geldt art. 93 en, voor zooveel noo- dig, ook het derde lid van art. 92. Art. 97. De in art. 96 bedoelde verlofganger, die niet overeenkomstig dit artikel voor den Militie-Com missaris verschijnt, of, voor deze verschenen zijnde, zich daarbij schuldig maakt aan een der in art. 94, eerste lid, onder 2o., 3o. en 4o. vermelde feiten, wordt in werkelijken dienst geroepen of gehouden voor den tijd van ten hoogste twee maanden. De duur van de zen dienst wordt door Onzen Minister van Oorlog bepaald. Art. 98. De verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als de serteur behandeld, zoodra hij ingevolge den last van Onzen Minister van Marine, zoo de verlofganger tot de zeemilitie, van Onzen Minister van Oorlog, zoo de verlofganger tot de militie te land behoort, als deser teur is afgevoerd. De Burgemeester voornoemd, O. RIPPING. DAN BEN IK VAN DE PART ij Terwijl U zich aan den maaltijd te goed do«t, vermaak ik mij tusschen de potten en pannen om ze weer glinsterend schoon te maken en gereed voor de volgende keer. Zoodra U zich te goed gedaan hebt, geeft dan de vorken en messen maar door, want door ze even te poetsen wrijt ik ze weer schooit NIET VOOR DE WASCH., Naar het Duïtsch van E. WERNER. 37) __o—— „Ik was zoo moe na dezen zwaren dag en de advo caat wilde voornamelijk ook jou spreken." „Hij heeft mij een verrassende mededeeling gedaan, zóó verrassend, dat ik je wel om een nadere verkla ring zou willen verzoeken. Je wist dus van deze be schikking van grootmama, en hebt het ook goedge vonden „Zij heeft er uitvoerig met mij over gesproken en ik mocht mij toch niet tegen haar laatste wenschen ver zetten." „Het is echter haar persoonlijk vermogen, dat voor jou bestemd was en dat jou ook zonder testament zou toegewezen zijn, jou als haar eenige erfgename. Wat heeft er haar zoo plotseling toe gebracht, het aan mij te vermaken?" „Aan je goed Rodenstein!" verbeterde Johanna. „Jij zelf bept niet alf erfgenaam genoemd en mag ook niet over het vermogen beschikken. De advocaat zal je wel gezegd hebben, dat het alleen bestemd is, om je landgoed van schuld te ontlasten. Je moet dit nu aan vaarden als een bewijs van grootmama's goedheid en aiet meer naar het „waarom" vragen." „Haar goedheid? Grootmama was streng, maar :;oedhartig was zij niet. Ik heb in ons huwelijk mij vaak genoeg tegen haar gekant en een vrouw van haar karakter vergeet dat nieten daarom kan ik mij haar beschikking niet begrijpen." Hij hield zijn oogen vorschend op Johanna's gelaat gevestigd, maar dit bleef onbewogen. Als hij wist, dat het h a a r werk was, dan zou hij de hem geboden BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge meenteblad van Alkmaar zijn opgenomen de besluiten van den Raad dier Gemeente van 20 Mei 1.1., waarbij zijn vastgesteld: lo. Eene Verordening, regelende den rangs bet getal en de bezoldiging van de ambtenaren en werk lieden aan de Gemeente-Gasfabriek (Gemeente blad No. 445). 2o. Eene Verordening, regelende den rang, het getal en de bezoldiging van de ambtenaren en werklie den bij het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf. (Ge meenteblad No. 446). 3o. Eene Verordening, regelende den rang, het getal en de bezoldiging van de ambtenaren en werklie den bij den dienst der Gemeentewerken (Gemeen teblad No 447). 4o. Eene Verordening, regelende het beheer van het Gemeente-Slachthuis en den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van benoeming van het daaraan verbonden personeel (Gemeenteblad No. 448). 5o. Eene Verordening, regelende den rang, het geta! en de bezoldiging van de ambtenaren en de werk lieden bij den Gemeentelijken Reinigingsdienst (Gemeenteblad No. 449). 60. Eene Verordening, regelende den rang, het getal en de bezoldiging van de beambten bij den dienst der Plantsoenen (Gemeenteblad No. 450). 7o. Eene Verordening, regelende den rang, het getal en de bezoldiging van de beambten ter Algemee ne Begraafplaats (Gemeenteblad No. 451). Welke Verordeningen, heden afgekondigd, geduren de drie maanden ter Gemeente-Secretarie ter lezing zijn nedergelegd en aldaar, tegen betaling respectieve lijk van O.I21/2, 0.05, 0.10, 0.12i/2, 0.07y2, 0.05 en 0.07!/2 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 2 Juni 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. "binnenland. redding weigeren en dat mocht niet. „De verklaring ligt nogal voor de hand. Groot mama was een geboren Brankow en zij hield veel van haar eenigen broer, jouw grootvader. Rodenstein is haar geboortegrond en nu is 't toch best te begrijpen, dat zij 't vermogen van haar eigen familie wilde ge bruiken, om het goed vrij van schuld te maken Dit klonk ook werkelijk zeer aanneemlijk; er viel niets tegen te zeggen, en toch was Erwin's argwaan nog niet verdwenen. „Onze gemeenschappelijke woonplaats wilde zij vrijmaken. Als zij van onze scheiding had geweten..." „Dat is haar gelukkig gespaard gebleven", onder brak Johanna hem, „haar en ons, want wij hadden een moeilijker strijd gehad, als zij van alles op de hoogte was geweest. Zooals de zaken nu staan, moe ten we de scheiding ook uitstellen. Het zou een be- leediging zijn voor de nagedachtenis van haar, die ons door haar laatsten wil nog een bewijs van haar zorg voor ons gaf, onze scheiding publiek zouden maken. Laten wij wachten tot na den rouwtijd. Dan zal er weer zooveel vergeten zijn, wat de wereld niet noo- dig heeft te weten." „Ik zal mij geheel naar je wenschen schikken." Erwin had het woord „scheiding" slechts aarzelend uitgesproken, en misschien gehoopt, dat Johanna er verder over zou zwijgen. Maar nu bleek het, dat het voor haar onherroepelijk vaststond. Zij had reeds al les overwogen en beschikt en hij wist heel goed, wat zij bedoelde, toen zij sprak over veel wat door de we reld vergeten moest worden. Dit maakte hem weer loos, evenals op den dag, toen zij scheiding eischte. Hij stond nog steeds naast haar, zij had hem niet ge vraagd te gaan zitten en zwijgend tuu§den beiden naar den verren horizon „Ik blijf natuurlijk op Reineck", begon Johanna we der. „Ik heb hier nog zooveel te ordenen, en voor- loopig behoeft dus niemand te weten, dat ik voorgoed hier blijf. Jij gaat zeker naar Berlijn terug?" „Neen, ik heb genoeg van Berlijn, sindsnu ja, je zult wel in de couranten gelezen of van oom Ec- Gemengd nieuws. UIT HEER-HUGQWAARD. De Raad dezer Gemeente heeft een spoedeischende vergadering gehouden. Aan de orde was eene nadere bespreking aangaande de onderhandsche aanbeste ding van den bouw van het laagspanningsnet. De voorzitter deelt mede, dat Ged. Staten bezwaar hebben om de besluiten dienaangaande goed te keu ren. De voorzitter en de heer de Boer hebben een confe rentie gehouden met den Commissaris der Koningin en zijn met Z. E. tot eenig resultaat gekomen. De heer Schilder was er voor om de gunning van het werk aan Alberts en Kluft te handhaven. Van gelijk gevoelen waren de heeren Met en van der Oord. De voorzitter was van oordeel om het besluit gewij zigd weder ter goedkeuring in te zenden. Hierna kard het lot van mijn drama gehoord hebben." „Dat was niet noodig ik ben er zelf geweest." Erwin keek haar in sprakelooze verbazing aan. „Ben jij in Berlijn geweest?" „Ja, ik zeide aan grootmama, dat ik twee dagen naar Rodenstein moest, dus koesterde zij niet den minsten argwaan, want ik had haar verzwegen, dat de opvoering zoo spoedig ophanden was. Oom Fritz had een kamer voor mij besteld in een hotel en ook voor een plaats in den schouwbuig gezorgd. En den volgenden ochtend ben ik weer naar huis gegaan." Erwin keek haar nog steeds verbaasd aan. „Neem mij niet kwalijk", zei hij eindelijk. „Maar ik zou van jouw kant nooit zoo'n interesse voor mij en mijn werk verwacht hebben. Nu, dan weet je ook, dat mijn drama gevallen is." Brankow's hand sloot zich krampachtig om de leu ning van de bank. Dr. Eckard had tenminste zijn deelneming betuigd en getracht hem weer op te hef fen, maar zijn eigen vrouw had slechts een kort „ja" voor hem over geen woord meer. „Dan begrijp je ook, dat ik geen zin heb, langer in Berlijn te blijven", ging hij voort „Ik wil weg, on verschillig waarheen. Een groote reis maken of zoo iets! Ik weet niet, wanneer ik terugkom. De advo caat zal ales wat er in den herfst tusschen ons ver handeld moet worden, wel in orde maken. Ik zal je natuurlijk ge°n moeilijkheden in den weg leggen, maar je zooveel mogelijk ter wille zijn." „Wil je weg?" vroeg Johanna. „Maar dat kan toch niet, nu juist de verkiezingscampagne begint. Je moet toch hier zijn, als je het mandaat van je vader wil veroveren." „Neen, ik trek mij terug. Ik wil niet nóg eens fias co maken. Eenmaal is genoeg." „Je zult bij de verkiezing geen fiasco maken", zei Johanna beslist. Hij haalde zijn schouders op. „Weet je dat zoo zeker?" „Oom Fritz zegt het. Ik heb er dikwijls genoeg met hem over gesproken." werd een concept besluit voorgelezen. De heeren Schilder en Met zouden ook nog de firma Erkamp en Walvis in het besluit willen zien genoemd. De heer de Boer was dit niet met de heeren eens. Ook de Voorzitter meende de wenschelijkheid daarvan in twijfel te moeten trekken. Na nog eenige discussite werd het concept-besluit ongewijzigd goedgekeurd. Hierna werd eveneens met algemeene stemmen be sloten het geldleeningsbesluit en de bedrijfsverorde- ning eenige kleine wijzigingen te doen ondergaan. Vervolgens werd zonder hoofdelijke stemming aan genomen eene verordening regelende den werkkring van de commissie van bijstand voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf. Hierna sluiting. UIT BROEK OP LANGENDIJK. De eerste aardappelveiling in dit seizoen werd gister alhier gehouden, terwijl Donderdag de eerste wortelen geveild zullen worden. UIT KOEDIJK. Tot rijkshavenmeester te Urk is benoemd de heer D. W. Bouchier, brugwachter alhier. GRAPJES UIT HET HBLD. Ontleend aan het, voor het eerst in druk verschenen gemeente-verslag van Wormerveer over 1913: „De begraafplaats verkeert in zeer goeden toestand, wat de gezondheid betreft." Verder: „In het jaar kwamen de volgende bran den voor: Geene; Persoonlijke ongelukken kwamen daarbij niet voor." En nog: „Het aantal leerlingen bedraagt op de bijz. Chr. School 55 mannelijken en 47 vrouwenlijken." Gelezen op een bord aan een boerenerf langs den weg: „Broes „Schkip pentekoop." Hanna Verbena heeft „majesteitsschennis" ge pleegd. Den flink uit de kluiten gewassen Deenschen koning zong ze ten hove toe: „Klein, klein kleuterke, wat doet ge in mijn hof?" „Oom Fritz natuurlijk maar met mij nooit! Ik wist niet eens, dat je je ooit voor politiek interes seerde. Dat is nieuw voor mij." Johanna keek hem met haar groote, ernstige oogen recht in het gelaat „Toch heb ik het geprobeerd, in den beginne. Je weet het misschien zelf niet meer, hoe meelijdend toen je lach was en hoe ironisch je antwoord: „Kind, daar begrijp jij toch niets van, dat zou je maar verve len en het is ook werkelijk niet noodig, dat je daar je hoofd mee breekt. Laat dat maar aan ons mannen over!" Ik heb je naderhand nooit meer met eenige vraag lastig gevallen nooit meer! Oom Fritz was het, die mij de hand bood, toen ik nog zoo vreemd stond in het leven." Brankow zweeg. Ja, hij herinnerde zich nu wel de schuchtere vragen van zijn vrouw, haar eerste pogen, om hem geestelijk nader te komenmaar hij had haar toen in het volle besef van zijn meerderheid spottend teruggewezen. Zij had nooit meer een poging ge waagd, en ook daarover, als over zoovéél, gezwegen. „Dus wil je je werkelijk terugtrekken?" begon zij opnieuw. „Is je dat ernst?" „Volle ernst. Oom Fritz weet het al, en zal het verder bij onze partij bekend maken. Ik heb ondervon den, hoe zengend-heet de bodem van het openbare le ven is en ik zal hem in het vervolg mijden. Ik wil rust hebben!" „Rust? Je hebt dikwijls genoeg gezegd, dat je een gewoon, alledaagsch leventje niet zou kunnen ver dragen." „Juist. Hoe eerder dat dus ten einde Is, hoe beter F „Erwin dat is laf!" „Johanna!" riep hij geprikkeld. „Ja, laf en onmanlijk! Je hebt nog wat anders te doen in je leven, dan je aan den wanhoop over te ge ven. CApsn-Zoep.) (Woréi TWTAlfd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 5