DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 131
Honderd en zestiende Jaargang.
1914
VKIJBAG 5 JUNL
FEUILLETON.
Levenswegen
Ditga-YS H. J. W. BECHX. MMm.
ALKMAAR, 5 Juni.
Koning Oeorge van Engeland vierde Woensdag
zijn negenenveertigstea verjaardag. In huiselijken
kring om verschillende redenen is de officieele vie
ring vastgesteld op 22 Juni, omdat daaraan de mi
nisters en vele afgevaardigden deelnemen, die het nu
nog te druk hebben met de parlementaire bezigheden.
De leden van het koninklijk gezin kwamen den koning
natuurlijk gelukwenschen en geschenken aanbieden en
mochten mede-eten van de traditioneele „birthday ca
ke." De Duitsche keizer, de Tsaar, de koningen van
Noorwegen en Denemarken zonden telegrafische feli
citaties en ook de andere hoven van Europa, de
staatshoofden der republieken eveneens, lieten zich
niet onbetuigd. Ook werd er druk gevlagd de ko
ning zit nu vier jaar op den troon en hij is, dank zij
zijn wijze van regeeren, populair.
Wij zouden over dezen verjaardag niet spreken,
indien daarvoor geen bijzondere aanleiding was. De
koning ontving namelijk meer brieven op zijn verjaar
dag dan ooit te voren, waarschijnlijk ook meer dan
eenig ander monarch. Een onderwijzersblad „the
Teachers world" had namelijk eenigen tijd geleden het
denkbeeld gepropageerd, dat schoolkinderen den ko
ning ter gelegenheid van diens verjaardag een briefje
zouden schrijven.
„Wij wenschen aldus verklaarde een lid der re
dactie van het genoemde blad de kinderen van En
geland in nauwere persoonlijke aanraking met den ko
ning te brengen. Wij hebben ons thans beperkt tot
Engeland alleen, maar het volgende jaar zullen wij
over geheel Groot-Brittanië hetzelfde trachten te
doen."
Het denkbeeld heeft bij heel veel onderwijzers en
schoolkinderen instemming gevonden. En zoo ont
ving de koning tallooze briefjes, die niet waren voor
geschreven of voorgezegd, maar geheel zelf door de
kinderen waren gesteld.
Enkele der briefjes vonden we opgenomen.
„Indien" schreef één der kinderen ik heel
veel geld had, zou ik U een hoed een jas en een nieu
we broek koopen."
„Ik zou aldus een ander U graag een cadeau
tje geven, maar ik kan dat niet en daarom zend ik U
mijn beste teekening. Ik ben er trotsch op, dat uw
zoon prins van Wales is."
Eenige zinsneden uit andere briefjes laten wij hier
volgen
„Ik wensch U van harte toe, dat Uw verjaardag
nog vaak zal terugkeeren en ik hoop, dat het dezen
keer de mooiste dag zal zijn, die U ooit heeft gehad
en dat U een heele boel geschenken krijgt. Ik zag
Uwe Majesteit in Fleetstreet, nadat U was gekroond.
Het is een heel ding, al aan Uw Majesteit te kunnen
schrijven."
„Het zou me zeer spijten, wanneer ze U van den
troon stooten. Ik ben blij, dat U veel soldaten heeft
om U te bewaken."
„Beste Majesteit." Wij kunnen allen trachten goe
de burgers van ons land te zijn door gehoorzaam en
getrouw te wezen en geen boomen te vernielen of met
krijt op de straatsteenen te schrijven. Ik weet, dat U
altijd sterk zult wezen en geen ander rijk de plaats
zult laten bezetten, welke ons rijk inneemt."
Verscheiden brieven werden geschreven in afgele
gen dorpen, waar men nimmer den koning of een
lid der koninklijke familie heeft gezien.-
De koning moet het denkbeeld zeer aardig hebben
gevonden en voorzoover hij tot dusverre gelegenheid
heeft gehad, kennis te nemen van den inhoud der
briefjes, met groote belangstelling daarvan kennis
hebben genomen.
Evenwel hoe moet hij doen blijken, aan de jeug
dige afzenders en afzendsters, dat hij hun gelukwen
schen heeft ontvangen, hoe moet hij hun zijn dank be
tuigen? Die vraag zal zeker heel wat hoofdbrekens
een
in
Naar het Duitsch
van
E. WERNER.
hebben gekost. Verwacht wordt, dat de Koning
antwoord zal schrijven, hetwelk aan alle scholen
het land gezonden en daar dan voorgelezen wordt.
De Daily Chronicle maakt met veel instemming
melding van deze, door de onderwijzers op touw ge
zette, poging, om tusschen het jonge Engeland en
den Koning wat meer contact te brengen.
BINNENLAND.
TWEEDE KAMER.
Bij de verdere behandeling van het ontwerp—Stu
wadoorswet hield de Kamer zich gfsteren bezig met
de principieele vraag: zal de uitoefening van het stu-
wadoorsbedrijf worden gebonden aan een vergunning
van overheidswege?
Een dergelijke bepaling door minister Talma voor
gesteld, werd door minister T r e u b in het ontwerp
geschrapt
De heeren Spiekman (S. D. A. P.) en v a n
d e r V o o r t v a n Z ij p (A. K.) hadden amendemen
ten ingediend om een soortgelijke bepaling weer op te
nemen.
De minister verwachtte hiervan in de prac-
tijk niet veel en was er principieel geheel tegen.
De minister nam over een amendement van den heer
van Idsinga (C. H.), volgens hetwelk de stuwa
doors-ondernemingen zich kunnen opgeven, om te
worden geregistreerd, d.w.z. op een lijst te worden
ingeschreven. Den ondernemingen, welke aan de
eischen der wet voldoen, mag die inschrijving niet
worden geweigerd, anderen dus wel. Deze inschrij
ving geldt dus voor de gezagvoerders der schepen als
een gids, als een leiddraad om bekend te worden met
ondernemingen die beantwoorden aan de eischen der
wet, doch het is geen stelsel van officieele toelating.
De heer van der Voort van Zijp trok nu
zijn amendement in, terwijl het amendement—Spiek
man verworpen werd Slechts de soc.-democraten en
de heer P. van Vliet (A. R.) stemden voor.
BESTRIJDING VAN DE PEST IN INDIë.
Onder voorzitterschap van den heer A. J. baron
Quarles de Quarles, president van het centraal comi
té tot steunverleening aan het Nederlandsche Roode
Kruis tot uitzending van verplegend personeel
antwoord luidde: dat de tabaksbouw in den En-
gelsch-Egyptischen Soedan sinds de intrekking der
bepaling van 1904 weliswaar niet meer verboden,
doch evenmin veroorloofd is; en dat dus vooralsnog
de oude toestand gehandhaafd blijft. Men moet zich
weten te helpen 1
DE DRANKWET.
In het verslag van de werkzaamheden en bevindin
gen van de inspecteurs voor het toezicht op de nale
ving van de Drankwet over het dienstjaar 1913 vestigt
schrijft de N. Rott. Crt., de inspecteur van de 1ste
Drankwet-inspectie o. m. weer eens de aandacht op
het euvel van het optreden van zetkasteleins met
schijncontracten, die feitelijk geheel voor eigen reke
ning het bedrijf uitoefenen, welk euvel hoe langer hoe
meer vasten voet krijgt. Het kan, zegt hij verder, voor
het prestige van welke wet ook, niet wenschelijk zijn,
een bepaling te bevatten, die zoo algemeen en zoo
straffeloos ontdoken wordt.
De zelfde inspecteur merkt op
Waar ten aanzien van bezoekers van bierhuizen in
eenige wet niets is bepaald, heeft naar mijn opvatting
de gemeentelijke wetgever alle bevoegdheid behouden,
ingevolge art. 135 der Gemeentewet een regeling te
treffen. Wanneer men dan ziet, hoe jongens van 15, 16
jaar, vooral op Zondagen, trouwe bezoekers van bier
huizen zijn, daar om zoo te zeggen in- en uitloopen
(en lang niet altijd in net geëxploiteerde bierhuizen!),
dan is het toch inderdaad hoogst gewenscht, dat ver
ordineerd worde, dat het bierhuishouders verboden
is, deze kinderen als bezoekers toe te laten in hun
inrichtingen en ook dat aan deze personen zelf ver
boden worde bierhuizen te bezoeken. Bevoegdheid tot
het geven van dispensatie van dit verbod zoude ten
aanzien van bepaalde inrichtingen aan burgemeester
en wethouders kunnen worden gegeven. Zoo zoude
ik het bijv. ook zeer wenschelijk achten, dat in locali-
teiten waarvoor verlof is verleend, of die daarmede
binnenshuis gemeenschap hebben, niet worden geduld
toestellen, waarmede men hazardspelen kan verrich
ten. Een uitgebreid arbeidsveld voor practische drank
bestrijding!
Het volgende uit het verslag van den inspecteur van
de 3e Drankwet-inspectie:
Hoe langer hoe meer blijkt, dat het publiek langza
merhand breekt met het denkbeeld, dat alleen uitge
gaan, plezier gemaakt en feest gevierd kan worden,
en
materieel naar de peststreken in Nederlandsch-Indië,
is te 's-Gravenhage een vergadering gehouden, welk# 00-
leidde tot de vorming van een plaatselijk Haagsch wanneer de zinnen meer of minder beneveld zijn door
comité, dat op zich heeft genomen gelden bijeen te
brengen voor het door bovengenoemd centraal comité
beoogde doel.
In deze vergadering is besloten het beschermheer
schap aan te bieden aan den burgemeester, jhr. mr.
dr. H. A. van Kamebeek; het eere-presidium is aange
boden aan de echtgenoote van den minister van kolo
niën, mevrouw Pleyte, en de echtgenoote van den
Commissaris der Koningin in Zuid-Holland, barones
se Sweerts de Landas Wyborgh.
39) ^o—
„Kom dan van den zomer bij mij op Einödhof",
drong Eckard vriendelijk aan.
„Einödhof, wat is dat?"
„Ja, je weet nog in het geheel niet, dat ik grondbe
zitter ben in Tirol."
„Neen, hoe kom je daarbij?"
„Eigenlijk door het toeval. Ik heb twee jaar gele
den een wandeltocht door de Dolemieten gemaakt en
ergens bij het dalen raakte ik den weg kwijt en ver
dwaalde geheel. Na urenlang geloopen te hebben,
ontdekte ik eindelijk een eenzame hofstee, waar ik
doodmoe aankwam, om uit te rusten. Ik werd er har
telijk ontvangen; de oude boer en zijn vrouw sche
nen in tamelijk armoedige omstandigheden te leven.
Zij hadden het huis van zijn vader geërfd, en in de
eerste jaren was het hun wel goed gegaan, zij het dan
met veel arbeid en inspanning. Maar toen kwamen
de kinderen en de zorgen, ziekte en dure tijden, en
eindelijk moesten zij geld opnemen op hun kleine be
zitting. De schulden waren met de jaren steeds groo-
ter geworden, de kinderen reeds lang dood, alleen de
beide oudjes woonden nu nog in hun huisje tot de
volgende maand. Dan moesten zij weg van huis en
hof, dat openbaar verkocht zou worden en zij beiden
moesten op him ouden dag als daglooners gaan wer
ken bij anderen."
„En toen heb jij de voorzienigheid gespeeld en
hebt hen geholpen?"
„Ik heb de gelegenheid aangegrepen, om een lieve
lingsplannetje van me te verwezenlijken. Ik had reeds
Gemengd nieuws.
EEN VINDINGRIJK GOUVERNEMENT.
De Nederlandsche sigarenhandel heeft (belang bij
den Engelsch-Egyptischen Soedan, waar naar het
schijnt vele onzer rookertjes verguft worden. Wat
zullen ze in het schroeiend heete land mooi droog
blijven! Er werd tot heden geen tabak in het land
zelf verbouwd, niet zoo zeer om de geringe kwaliteit
van dat product, als wel omdat de vaderlijke regee
ring het verboden had. Zij trekt namelijk heel wat uit
de invoerrechten. Een gelijke toestand heerscht in
Egypte. In de laatste maanden is daar echter een be
weging gaande, om het verbod ingetrokken te krijgen
de fiscus zou uit de vermeerderde grondbelasting
schadeloos gesteld worden. In dit verband trok het
zeer de aandacht, dat de regeering van den Soedan de
verbodsbepaling van 1904 introk. Daar de artikelen
uit den Soedan vrij in Egypte ingevoerd mogen wor
den, zou een intrekking aldaar moeten volgen, daar
anders de Egyptische schatkist groote schade zou lij
den, Onze ijverige diplomatieke agent te Cairo, ae
heer Van hennep, wendde zich daarom tot de Regee
ring te Khartoem met verzoek om inlichtingen. Het
alcoholgebruik. Vooral toen- in het afgeloopen jaar
de onafhankelijkheidsfeesten werden gevierd, was dit
duidelijk waarneembaar; het was, of het groote pu
bliek wilde toonen, dat de feestvreugde niet evenredig
behoeft te zijn aan de kwantiteit gebruikten sterken
drank. Door het weigeren van vergunningen voor de
vele gewestelijke tentoonstellingen, die bij gelegen
heid van de herdenking van Neerlands honderdjarige
onafhankelijkheid zijn gehouden, werd ons volk door
de regeering krachtig er op gewezen, dat men feest
moest kunnen vieren zonder jeneverflesch in de hand.
Dezelfde inspecteur wijst opnieuw op de afneming
van het gebruik van sterken drank in verband met de
accijnsverhooging. Inderdaad schijnt ook nu nog die
prijsverhooging een goeden invloed op het jenever-
verbruik uit te oefenen. Belastingverhooging wordt
daarom een zeer practisch drankbestrijdersmiddel ge
noemd.
Als zoodanig wordt ook nog gewezen op de sport.
Wanneer de jeugd onder goede en degelijke leiding de
gymnastiek, het roeien, het zwemmen en andere open
bare luchtspelen beoefent, zal zij later niet alleen geen
behoefte gevoelen om alcoholische dranken te gebrui
ken, doch zij zal daarvan een afkeer hebben gekregen,
omdat zij weet, dat men bij gebruik daarvan niet over
zijn volle krachten kan beschikken.
Het hoofdbestuur der Nederlandsche Onderwij-
zers-Propagandaclub voor Drankbestrijding heeft den
minister van binnenlandsche zaken verzocht, te willen
doen nagaan, of door kinderen' beneden 16 jaar ar
beid in vergunnings-lokaliteiten verricht wordt.
HET CONFLICT IN HET BOUWVAK.
Bij de verschillende firma's in de betonwerkersbe-
drijven te Amsterdam is gisteren de uitsluiting inge-
zoo lang naar een stil hoekje in de bergen gezocht,
waar ik werkelijk zou kunnen uitrusten. De taxatie
prijs was heel laag, en in een paar dagen was de zaak
geregeld. Ik kocht alles, met de verplichting de
schuldeischers uit te betalen, en nu ben ik eigenaar
van den Einödhof."
„En de twee oudjes?"
„Die zijn er natuurlijk gebleven. Ik heb toch iemand
noodig', om de boel in orde te houden, en nu leven zij
daar voort net als vroeger, maar nu zonder schuld,
en zij kunnen in hun oude huis blijven. Ik ben er ook
mee geholpen, want wat moest ik daar alleen begin
nen? Maar beloof me nu, dat je zult komen. Vóór'
half Juni kun je er niet heendan ligt alles nog onder
de sneeuw begraven daarboven. Maar de ligging is
heel mooi, hooge lucht en eenzaamheid heb je daar
uit de eerste hand. Ik kom dan na, zoodra mijn ver-,
lof begint; mij zul je er natuurlijk moeten dulden."
„Goed, dat doe ik!" zei Richard kortaf. Hij vroeg
niet meer naar plaats of omgeving, had ook geen
lang aan deze onverschilligheid gewoon, nu al blij
was, dat hij hem had overgehaald.
„Ik ben er den vorigen zomer al geweest, en heb
er van alles aan verbouwd. Wij, stadsmenschen zijn
toch aan meer comfort gewend dan een eenvoudige
boerenhofstee ons kan verschaffen. Nu is zoo lang
zamerhand alles
Het gesprek werd afgebroken, doordat er in den
tuin plotseling een groot tumult ontstond. Een groote
hond was van de straat af komen binnenrennen en
joeg een kat na. Een oogenblik daarna stormde een
jong meisje hem achterna, pakte hem bij zijn hals
band en beknorde hem in het Russisch.
Dr. Eckard keek zijn vriend aan.
„Ik ken die dame en moet even naar haar toe," zeide
hij half-luid. „Kom mee, Richard!"
„Waarom moet ik mee?" was het onwillige ant
woord. Eckard lei zijn hand op Richard's arm en
fluisterde:
„Dat is je dochter!"
treden. Het aantal uitgesloten en bedraagt ongeveer
130 personen.
In een gisteravond gehouden druk bezochte huis
houdelijke vergadering van de Landelijke Federatie
van Bouwvakarbeiders is een motie aangenomen, waar
in de inzet van het conflict een brute aanslag van
patroonszijde op het organisatierecht der bouwvak
arbeiders wordt genoemd en neergelegd in het besluit
om de monsterwerkers en opperlieden met alle ten
dienste staande middelen te steunen in den strijd te
gen de patroons.
ONEENIGHEID.
Te Boskoop is, schrjjft de N. Rott. Ct., een twist
ontstaan over het Evangelisatielokaal. Onder de le
den is scheuring ontstaan. Aan den eenen kant staan
de verbonden ethischen en confessioneelen, die met
ds. Tuinstra, den orthodox geworden herv. predikant,
meegaan, aan den anderen de gereformeerden. Beide
partijen hebben nu een bestuur van het Evangelisatie
lokaal en beiden meenen er recht op te hebben.
Woensdag was er vergadering. Het nieuwe be
stuur (eth.-conf.) had bezit genomen van de bestuurs
tafel en weigerde zich, op sommatie van het oude be
stuur (ueref.) daarvan te verwijderen. Daarop gingen
de gereformeerden, een dertigtal, op een enkele na,
heen, maar zij bleven in de buurt. De heer G. van
Noordt, de nieuwe voorzitter, leidde vervolgens de
vergadering.
Nadat de vergadering omstreeks 10 uur was afge
loopen, werden alle deuren van het lokaal met spij
kers en schroeven zoo vast gezet, dat er niemand in
konde beide voordeuren werden, nadat het slot er af
was gebroken, van een groot hangslot voorzien. Hoe
zeer het oude bestuur ook protesteerde, de ontboden
timmerman ging op last van het nieuwe bestuur door
met spijkeren.
Beide partijen hebben een rechtskundig adviseur, de
confessioneelen mr. Schim van der Loef uit Gouda, en
de gereformeerden mr. de Wilde uit 's-Gravenhage.
ERNSTIGE MISHANDELING VAN
EEN POLITIE-AGENT.
In den nacht van Woensdag op Donderdag is te
'Middelburg een agent van politie, die zekeren H. B.,
slager, wonende te Loosduinen, wilde bekeuren we
gens het doen van een natuurlijke behoefte midden op
straat en dien hij, bij het weigeren van zijn naam op
te geven, arresteerde, door dezen aangevallen en ern
stig mishandeld. De woesteling bracht den agent
slagen op het hoofd en in den hals toe, waardoor een
lichte graad van hersenschudding ontstond en sloeg
hem met de vuist op het linkeroog, waardoor dit dicht
bleef. De agent trok zijn sabel en bracht B. een lichte
wonde aan het hoofd toe. Ondanks de pijn, wist de
politieman zijn arrestant vast te houden tot hulp ver
scheen en B. naar het bureau kon worden overge
bracht. Op medisch advies werd de agent direct bui
ten dienst gesteld. Zijn toestand was Donderdag in
zooverre verbeterd, dat hij te voet naar den oogarts
kon gaan. B. werd in arrest gehouden.
WA-KA-NA.
Zoo heet, schrijft het „Maandblad tegen de Kwak
zalverij", het nieuwste middel tegen dronkenschap.
De heer C. Blomberg, te Amsterdam, heeft Wa-Ka-Na
onderzocht en bevonden, dat het evenals al die mid
deltjes, bestond uit een niemendalletje. Suiker, door
trokken met een of ander tinctuur, (misschien genti
aantinctuur) en daarna weer gedroogd.
Het middel laat zich zeer goed met jenever gebrui
ken en is dus zeer geschikt om te worden een middel
ter bevordering van dronkenschap.
NOODLOTTIG SCHOT.
Gistermiddag ontwaarden de gebroeders De Wolf
te Leeuwen bij Tiel een kraai, die herhaalde malen
hun kuikens had gestolen. Een geweer werd gela
den om den roover te schieten. Op onverklaarbare
wijze ging het schot te vroeg af, waardoor de 36-ja-
rige Johannes de Wolf in de hersenen werd getrof
fen. De dood trad onmiddellijk in.
OM DE KERMIS.
Naar aanleiding van een adres van de Vereeniging
van handelaren en neringdoenden en de Ned. Vereeni
ging van kermisvakgenooten aan den Raad te Almeloo
Brunold's gezicht vertoonde niet de minste aandoe
ning, maar toch volgde hij Eckard.
Lisbeth, in een donker wandelkostuum en een ma
telot op het blonde haar, begroette dr. Eckard met de
haar eigen vrooüjke onstuimigheid en begon dadelijk
met hem te babbelen.
Zij maakte met miss Lindsay een rijtoertje, en was
nu uitgestapt, om met Borro een eindje te wandelen,
maar als deze een kat zag, was hij niet te houden. Zij
hield den zondaar aan zijn halsband vast, die brom
mend zijn vluchtende buit nakeek.
Nu kwam Brunold ook naderbij en werd voorge
steld.
„Mijnheer Alexis, een medewerker van ons blad
een landsman van u, juffrouw!"
Het jonge meisje maakte een buiging, die nog even
herinnerde aan de oude pensionaatknix, maar nu toch
meer met de zelfbewustheid van de jonge dame. Zij
vond het vreemd, dat mijnheer Alexis, die toch een
landsman van haar was, niets tegen haar zeide, maar
woordt van dank over voor zijn vriend, die, reeds' slechts een stomme buiging maakte. Zij zette nu haar
gesprek met dr. Eckard voort,
Zij wilde weten, hoe haar vriendin Johanna het
maakte. Johanna had haar wel geschreven, maar zij
zou nu wel vooreerst niet naar Berlijn komen, en ma
ma wilde weg. Reeds de volgende week gingen zij
naar Parijs. Terwijl Lisbeth dit vertelde, keek zij
voortdurend naar den ouden heer. Hij moest toch wel
oud zijn, veel ouder dan dr. Eckard, want zijn haren
waren al wit en onbeleefd was hij ook; hij had nog
niet één woord tegen haar gesproken. Hij stond daar
als 'n steenen beeld en keek haar met z'n koude oogen
onafgebroken aan, zoodat zij er bang van werd. Zij
had het liefst haar gesprek afgebroken en was hard
weggeloopenmaar het was of deze oogen haar vast
hielden en dwongen te blijven.
Daar kwam het rijtuig aanrijden met de toornige
gouvernante.
Het gebeurde werd haar in weinige woorden ver
klaard; zij vond Borro's handelwijze „shocking", en
de ontmoeting met die twee vreemde heeren stond
haar ook niet aan, waarom zij spoedig vertrokken.
Zij nam koel en uit de hoogte afscheid. Bij den uit
gang bleef Lisbeth nog even staan en keerde lang
zaam en aarzelend haar hoofd om. Nog eenmaal ont
moetten Brunold's oogen die van zijn kind, die groo
te, blauwe oogen, waaruit zijn eigen jeugd hem tegen-
blonk.
Miss Lindsay's stem maande tot instappen. Lisbeth
schrok op als uit een droomhet volgend oogen
blik reed het rijtuig weg.
„Ik dacht dat je tenminste wel een vriendelijk woord
voor je dochter kon over hebben", verweet Eckard.
„Waarom? Zij is bang voor mij dat heb je toch
wel gezien."
„Ja, maar Lisbeth is anders verre van vreesachtig.
Het was, of zij een geheime band voelde!"
„Dwaasheid, ze is nog half een kind!"
„Zij is jouw kind, Richard", zei Eckard met em-
stigen nadruk.
Brunold antwoordde niet. Hij ging naar hun ta
feltje terug en nam zijn hoed.
„Ga je weer terug naar huis?" vroeg hij.
„Neen, je zult nu wel alleen willen zijn."
„En jij wilt graag naar huis. Ik weet wel, dat Je
er moet uitbreken, om een oogenblikje voor mij te
kunnen vinden. Laten we dan weggaan!"
Hoog op de Tiroler bergen, aan den voet der al
machtige Dolemieten, lag een dier groote Alpen-ho
tels, die door hun luxe en hun prijzen uitsluitend voor
welgestelde gasten open staan.
Hier had mevrouw von Amikoff met haar dochter
haar intrek genomen.
Het was op den middag; Olga zat op haar balkon
en keek verstrooid naar beneden, waar het grootste
gedeelte der gasten na het juist afgeloopen diner op
het terras op en neer wandelde. Daar bracht Iwan,
dien mevrouw von Amikoff evenals de kamenier had
meegenomen, haar een kaartje van een heer, die haar
wenschte te spreken. Zij stond verrast op.
(Woad/t vwrvoïffd).