k
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Ho» Wè
mi
Honderd en zestiende
Jaargang»
ZATEEDAG
13 JUNI.
Burgerschool en Meisjesschool.
Honderd Jaar geledon.
FEUILLETON.
Ij©v©nsw©g©n
Uitgave H. J. W. BECHI, Meidans.
De Vogels uit onze omgeving.
Yóór het scheiden
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
ALKMAAR brengen ter kennis van belanghebben
den, dat zij die na afloop der zomervacantie hunne
kinderen de Burgerschool of de Meisjesschool wen-
schen te doen bezoeken, daarvan aangifte moeten
doen vóór ol op 15 Juli a.s. bij de hoofden dezer
scholen, onder overlegging van het geboorte- en
inentingsbewijs van het betrokken kind.
De kinderen moeten den leeftijd van zes jaren
hebben bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvol
gende zes maanden na het tijdstip der toelating,
dien leeftijd zullen hebben bereikt, kunnen, onder
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, op
de genoemde scholen worden toegelaten.
De gelegenheid tot aangifte voor deBurgerschool
is aan het schoolgebouw in de Brillesteeg op
Maandag en Donderdag van half een tot half twee
uur en voor de Meisjesschool op Maandag van 3
tot 4 uur en op Woensdag van half twaalf tot half
een uur aan het gebouw der schoof aan de Ou de-
gracht, waarbij den ouders in hun belang wordt
geraden die aangifte voor zooveel laatstgenoemde
schvol betreft, te doen vóór 7 Juli e.k.
De ouders of verzorgers van z.g. buitenleerlin
gen worden uitgenoodigd de aanvragen tot toela
ting tot de betrokken gemeentebesturen te richter
voor 1 Juli a.s. en tegelijkertijd van deze aanvrage
mededeeling te doen aan het betrokken hoofd der
school.
Ten slotte noodigen Burgemeester en Wethou
ders belanghebbenden uit, hunne aanvragen niet
tot het laatste oogenblik uit te stellen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT, Voorz., lo.-Burg.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, Juni 1914.
Uit de Alkmaareche Courant van 13 Juni 1814:
GROOT-BRITT ANNIë,
Londen den 3 Junij. Eindelijk is de tijding geko
men dat de Vrede geteekend is.
De T i m e s van heden maakt aangaande den Vredi
de volgende aanmerkingen: „Eindelijk zijn wij dan
geheel en al in een staat van Vrede, hoewel dezelve
in de daad reeds sedert acht weken bestond. Wij heb
ben voorzeker zeer groote en zeer edelmoedige opof
feringen gedaan, zonder met eenige waarschijnlijkheid
daartoe genoodzaakt te zijn. Wij hebben uit eigen
beweging Frankrijk verrijkt, niettegenstaande men ons
steeds beschuldigde van dit land een onverzoenlijken
haat toe te dragen. Op dit zoo gelukkige oogenblil
verkrijgt hetzelve van ons terug de schepen, de kolo
niën eu den handel, welke deszelfs nu gevallen dwin
geland met zoo veel dwaasheid had opgeofferd. Wij
doon deze groote opoffering voor de rust en het ge
luk van Europa, ja van Frankrijk zelve; van dat Fran
krijk 't welk deszelfs vriendschap, terugkeer tot de or
de ca regtvaardigheid, en medewerking met ons tot de
beginselen eener wijze en weldadige staatkunde. Wij
willen geene aanleiding geven tot de vreze als ol En
geland meer edelmoedigheid dan voorzigtigheid ge
toond had, door zich geheel en al toetevertrouwen aan
het gezond verstand en de eer van de fransche natie,
wij weten zeer wel dat er in Frankrijk nog menschen
genoeg gevonden worden, welke ae afschuwelijks
staatkunde, eenmaal door den Korsikaan gevolgd, aan
hangen; menschen, verblind door het schijnschoon
Naar het Duitsch
van
E. WERNER.
46) o~r—
„Ik ben niet te spreken voor niemandriep 01
ga ongeduldig, maar Iwan, die der. vorigea dag mee
geweest was naar den Einödhof, waagde het dit keei
een opmerking te maken:
„Dr. Eckard hij brengt tijding van onze juf
irouw I"
„Ik laat binnenkomen 1" zei Olga, zich èoi
kalmte dwingend.
Ook Erwin bleef. Als hij wegging, zou hij zijn oom
ontmoeten, die allicht achter dit plotseling vertrek een
scène zou vermoeden. Eckard bemerkte ait toch wel,
maar deed, alsof hif van niets wist, en naderde rae^
vrouw Von Amikoff met zijn gewone beleefdheid.
„ik heb mit gisteren bij u laten aandienen, mevrotiw
en kom u nu zelf eenig bericht brengen. Juffrouw Von
Amikoff is naar omstandigheden tamelijk wel. Er is
nooit sprake geweest van eenig gevaar, maar thans
heett zij zelfs geen pijn meer, alleen mag zij den voet
nog niet bewegen."
„Dat zal toch niet vermeden kunnen worden," ver
klaard? Olga op beslisten toon. „Maar zij zal met de
grootst mogelijke voorzichtigheid in een draagstoel
worden overgebracht, en de dokter zal persoonlijk
toezicht houden. U begrijpt, Dr. Eckard, dat een spoe
dige terugkeer van mijn dochter gewenscht is, na het
geen er met miss Lindsay is voorgevallen."
„Ja, ik ben in ongenade gevallen bij miss Lindsay,
dat weet ik," was het kalme antwoord. „Maar het op
treden van die dame was wel wat al te energiek."
„Miss Lindsay geniet mijn volste vertrouwen. Ik heb
haar naar u toegestuurd, met de opdracht, mijn doch
ter mee terug te brengen of haar verpleging op zich
te nemen. Men heeft haar beide dingen onmogelijk
gemaakt. Ik ben u heel dankbaar voor de gastvrijheid
van een valschen roem, die met verachting van de
waarheden van den godsdienst, van de zedelijke wet,
van het regt der volkeren, van de trouw der traktaten,
hunne dwaze redevoeringen voortzetten over de „na
tuurlijke grenzen" en reeds spreken van de koloniën
aan him lot over te laten, in de ijdele hoop van nieu
we overwinningen in België of aan gene zijde der Al
phen. Wij meenen echter dat deze Don-Quichotten,
welkers hersenen evenzeer door de leugenachtige bul
letins van Buonaparte ontstoken zijn, als die van den
armen ridder door deszelfs romans, niet te vrezen zijn
in een geciviliseerde natie, waarvan verscheidene jaren
ongelijk den geest van nadenken hebben opgewekt.
Men moet voorzeker op zijne hoedo zijn voor de uit
werkselen, welke eene onverwachte uitbarsting in
Frankrijk zoude kunnen hebben en men moet tevens
toestemmen dat de verdwaasde zucht voor het solda
ten leven, welke de meeste avonturiers van de revolu
tie bezielt, po zich zelve reeds gevaarlijk is voor de
rust van een land, doch wij moeten ook aan den ande
ren kant in aanmerking nemen, dat, zoodra de groote
koloniale bezittingen terug gegeven zullen zijn, dt
zee geopend en de handel op een gelijken voet hersteld
is en de rijkdom men van alle zijden toevloeijen, de
fransche natie wel zonderling moest samen gesteld
zijn; indien derzelver belang niet de overhand be
hield over den invloed, welke de personen, zoo even
genoemd, mogten hebben."
FRANKRIJK.
Parijs den 3 Junij. Gisteren is het lijk van de voor
malige Keizerin Josephine van het kasteel Mal-
tnaison naar de parochiekerk te Ruelle vervoerd.
De stoet, welke hetzelve verzelde, bestond uit den
Prins van Mecklenburg, verscheide hooge officieren,
zoo vreemde als fransche, de maarschalkenvan Fran
krijk, eenige Senateurs, de aartsbisschoppen van Tours
enz. De bisschoppen van Evreux en Versailles ver-
nigtten den dienst. Het ligchaam is in een houten, van
binnen met lood bekleedde, en met zwart behangen,
kist gelegt; terwijl het hart in een ander kistje be
waard wordt.
Advertenties.
Op Dingsdag den 14 Junij 1814, zal ten over
staan van den Notaris A. P. de Lange, te Alkmaar
Verkooping gehouden worden: Van een welgesorteer
de Boekdrukker ij e, bestaande in een kapitah
Boekdrukpers met deszelfs Toebehoren, alsmede eer
Partij diverse soorten van Letteren, en laatstelijk dt
Gereedschappen tot een Boekdrukkerije behoo
rende, ten huize van JAN HAND, bij de Waag, wijl
B, No. 220, daags voor en op den Verkoopdag t<
zien; waarvan de Catalogus verzonden, en te beko
men is bij J. A. van H a r e n c a r a p e 1, Boekdruk
ker te Alkmaar.
Onder de handtekening van P. MEIJER, ge
authoriseerd Splitzer, is alhier gevallen in de vierde
klasse der 114de Nederlandsche Loterij, de Prijs var
VIJF EN TWINTIG DUIZEND GULDENS, op No
15031, devies: Deze Nagtegaal fluit zoet.
Bij dezelve zijn nog te bekomen Heele en Gedeelter
van Loten, voor de vijfde Klasse, welke den 27 dezei
zal beginne te trekken; bij dezelve word ook Generaa
Contraboek gehouden, in de Langestraat bij de Groo
te Kerk, Wijk A, No. 526.
JUNI.
Het kreupelrijmpje zegt ons „In Mei leggen alle vo
gels een ei? behalve de Kwartel en de Spriet." enz. En
daarom willen we ,nu het half Juni geworden is al
lereerst een bezoek brengen aan deze nakomers. Daar
er in die maand reeds gemaaid wordt, en beide be
doelde vogels in hooi- en graanveld broeden, mislukt
er menig Tegsel, onwetend verstoord door des maaiers
zeis of door de maaimachine.
En nu eerst even stil gestaan bij de nesten van
Kwartel en Wachtel, om daarna te zien, welke veran
deringen sedert de vorige maand in bosch en weide
plaats hebben gehad. Vele dichters hebben gezongen
over het slaan van den Kwartel (Cotumix cotumix).
Doch niet iedereen zal dezen vogel in de vrije natuur
hebben -gadegeslagen, want de kwartel, dien we als
een klein patrijsje hebben te beschouwen, is zeer schuw,
loopt snel door het lange gras of door het graan, en
vl'egt, wanneer hij zich nog sneller wil verplaatsen,
zeer schielijk en niet hooger dan ongeveer een Meter
boven den grond. Eerst in Mei komt de Kwartel tot
ons en pas medio Juni en soms nog in Juli wordt het
eenvoudige nest, diep verborgen in gras- of graanland,
vervaardigd. Zoo'n vogel houdt van een groote huis
houding en legt wel 8 a 12 eieren, die in verhouding
tot den vogel tamelijk groot zijn, een glanzige schaal
hebben en zwarte vlekken vertoonen op een bruingelen
grond. Het wijfje broedt vast en verlaat gewoonlijk
het nest niet, wanneer men zich in de nabijheid be
vindt.
Hierdoor heeft men gemeend, dat deze vogels slecht
hooren, waardoor het gezegde „zoo doof als een kwar
tel" in de wereld is gekomen.
Gelukt het, zoo'n broedend wijfje aan te treffen, wat
een groote toevalligheid is, dan kan men het heel goed
bekijken op de bovendeelen, die grijsachtig zijn met
witte overlangsche vlekken en zwarte dwarsbanden,
terwijl men op den kop drie lichte strepen ontwaart.
Vóór den broedtijd leveren de mannetjes, evenals
die der patrijzen, hevige gevechten, doch evenmin als
bij de Kemphanen vallen er dooden op het slagveld.
Als het broeden afgeloopen is, verlaten de jongen da-
.delijk het nest, om zich zoowel met allerlei plantenza-
den als met insecten te voeden.
De tweede late legger is, volgens het rijmpje, de
Spriet. Deze naam is evenwel plaatselijk, en net dier
mag zich verheugen in nog vele andere benamingen.
Zoo hoort men in verschillende deelen van het land:
Spriet, Schriek, Peerdsneers, Kwartelkoning, Taepert
en Bamptscher. De naam Kwartelkoning heeft lan
gen tijd als de Nederlandsche gegolden, waarom deze
vogel, hoewel aanmerkelijk grooter zijnde, wel met
den Kwartel verward is geworden. De meest gebrui
kelijke naam is tegenwoordig die van Wachtel of
Wachtelkoning (Crex crex) behoorende tot de Ralvo
gels.
Oo de de Wachtelkoning woont in hooi- en graan
velden, en men krijgt hem al even weinig te zien, als
den Kwartel. Met groote snelheid loopt hij door het
lange gewas, zoodat men zijne schelklinkende stem nu
eens hoort in de onmiddellijke nabijheid en enkele
oogenblikken later weder op grooten afstand. Bij der
gelijke waarnemingen zal men dan ook niet gemak
kelijk te zien krijgen het mooie olijfbruin met donkerder
vfekke nvan de bovendeelen en het roestgeel van de
vleugels, en vliegen ziet men deze soort bijna nimmer.
De eieren worden in een soortgelijk nest gelegd als
die van den Kwartel, doch ze zijn grooter, geelwil
met roodbruine vlekjes, en ze worden ook heel laat in
den tijd uitgebroed.
Vele nesten van andere vogels zijn er nu niet meer,
nog enkele van zeezwaluwen, pleviertjes en kokmeeuw
en, doch die gaan we als bekenden voorbij. Juni is
de beste maand om jonge vogels te leeren kennen, en
dan blijkt het, dat het kleed der jeugdige dieren over
het algemeen nog veel verschilt met dat van de ouders.
Zie maar eens, wat vreemdsoortige gedrochtjes daar
aan den kant van dat watertje loopen. Lange poo-
ten en bijna geen lichaam nogl Ook het snaveltje is al
vrij lang en een weinig naar boven omgebogen. De
oude vogels, die boven ons vliegen en angstig hun
„kluut, kluut" laten hooren, vertellen ons daarmede,
dat het jongen van Kluiten (Recurvirosta avocette)
zijn.
Wat reppen ze vlug de groene pootjes I O wee, daar
begeven ze zich te water, bang als ze zijn voor onze
vervolging. De teere lichaampjes zijn reeds voor de
helft in het nat verzonkentoch is er geen gevaar voor
verdrinken. Tusschen de drie voorteentjes zijn uitge
sneden zwemvliezen, zoodat de diertjes in het water
niet verlegen behoeven te zijn. In het loopen op het
effen zand zijn ze ook zeer vlug, maar wanneer ze
over de hobbelachtige weide gaan, bewegen ze zich
niet zoo gemakkelijk. Het kleed van zulke voorwerp-
jes is grijs, bruinachtig met wit, en wanneer ze zich
far de hulp, die u mijn kind verleend hebt, ik ben u
daar heel dankbaar voor u persoonlijk maar
wat u daar in uw huis hebt toegestaan, is toch wel
I eenigszins bevreemdend. U heeft de verpleging van
het jonge meisje toevertrouwd aan een mij geheel onbe
kend man, die bovendien niet eens dokter is. Ik mag
als moeder toch wel vragen: wie of wat is die heer
dan eigenlijk?"
Erwin was opmerkzaam geworden, en hoorde met
klimmende belangstelling toe. Hij wist wel van een
klein ongeval, dat diet veel te beteckenen had, en kon
zich nu die opwinding van Olga niet verklaren. Maar
ook wist hij, dat Fritz Eckard er zoo uitzag als thans
de zaak van het hoogste gewicht was, hetgeen zijn wijze
van antwoorden dan ook bewees.
„Mijn vriend Alexis", zei hij langzaam en met
moeite.
„Dat wist ik al; vermoedelijk dezelfde, wiens naam
door de „Rundschau" zoo bekend is geworden. U
heeft u daar eenige scherts met ons allen veroorloofd,
toen u voorgaf, dat de schrijver der novelle een jonge
man was uit Moskou en u persoonlijk onbekend. U
schijnt integendeel heel vertrouwelijk met elkaar om
le gaan, en zooals ik hoor, is hij een oude man, met
grijze haren."
„Oud is hij nog niet. Wèl heeft hij grijze haren
vóór den tijd wit geworden door ongeluk en ellende."
„Des te vreemder komt mij alles voor! Mijn doch
ter schijnt geheel onder den invloed van dien man te
staan. Zij heeft geweigerd terug te komen wat moet
dat beteekenen? Ik zal nu zelf moeten ingrijpen, en
zelfs het advies van den dokter kan mij niet meer te
rughouden. Mijn dochter komt hier, daar sta ik op,
en wel vandaag nog!"
Zij was opgestaan en keek haar ouden tegenstander
gebiedend aan; maar deze bleef volkomen kalm.
„Zij zal niet komen," zei hij kort. „Zij wist toen
nog niet, wat zij nu weet welke invloed het was,
waaronder zij stond. Het was de geheimzinnige, hei
lige stem der natuur.... het kind trok naar haar va
der
Olga kromp ineen, als door een zweepslag getrof
fen.
„Naar naar wien?"
„Naar haar vaderI De vriend mijner jeugd noemt
zich nu Alexis. Hij heeft inderdaad een anderen naam
dien ti wel kent, mevrouw, dien ook u een9 heeil gedra
gen. Hij heet Richard Brunoldi"
„Richard?" gilde zij. De anders zoo wilskrachtige
vrouw stond eenige oogenblikken als verlamd van
schrik, met wijd-geopende oogen voor zich uitstarend,
als zag zij een spook uit het graf verrijzen; toen
greep zij onzeker-tastend met haar handen in de lucht
én zonk half in onmacht op een stoel neer.
Dr. Eckard ging voor haar staan, en zijn stem had
een harden, meedoogenloozen klank, toen hij zei:
„Wees maar niet bang I De man, van wien hij reken-
I schap te vorderen had, is dood, en u u bent de moe
der van zijn kind. Dat beschermt u voor zijn wraak.
Richard zal u niet lastig vallen. Hij is op het oogen
blik nog niet in de gelegenheid, zijn dochter op te
eischen, maar hij kan ook niet zoo dadelijk afstand
van haar doen. Zij blijft tot haar volledig herstel op
den Einödhof."
Erwin was ook opgesprongen. Dat was dus de op
lossing van het raadsel, dat dien emstigen man om
gaf!
Er heerschte een poos stilte, die alleen verbroken
werd door het wilde snikken der vrouw, die zich nu
volkomen ontmaskerd wist.
„Laten wij gaan, oom!"zei Erwin eindelijk. „Wij
hebben hier niets meer te doenl"
Eckard knikte, maar wendde zich nog één keer naar
mevrouw Von Amikoff.
„Lisbeth weet alleen, dat haar moeder haar vader
dood waande en later eerst na jaren een ande
ren man haar hand gereikt heeft, anders niet. Wij
wilden haar een terugkeer niet onmogelijk maben.
Voorloopig blijft zij bij haar vader dat is al, wat
ik te zeggen heb. Kom Erwin!"
Toen zij in de vrije lucht kwamen, en de koude,
scherpe Alpenwind hen tegenwoei, haalde Brankow
eens diep adem, als was hem een zware last van de
borst gewenteld. Zij gingen zwijgend het bosch door;
eindelijk vroeg Erwin:
„Waarom heb ik dat alles niet vroeger gehoord?"
„Omdat je mij toch niet hadt geloofd 1"
„U had ik geloofd!"
„Als zij er tegenover hadt gestaan Zij had nooit
bekend, wat toch nooit te bewijzen was geweest, en
tegen den bodem drukken, vallen ze niet spoedig in
het oog. Het vederkleed moet nog heel wat verande
ren, alvorens het gelijkt op dat van de ouders, die
zoo'n keurig wit en zwart pakje aan hebben.
Daar op het midden van de weide zit een jong en
h;er nog een! Maar zoudt ge zoo niet zeggen, dat
het kluitjes aarde of stukjes schapenmest zijn? De
diertjes verroeren zich niet, ook dan niet, wanneer we
ze met de hand aanraken. Maar wanneer we ze van
den grond nemen en weder neerzetten, gaan ze ver
bazend snel aan den haal. Wat reppen ze de been
tjes! De voetpasjes zijn zoo spoedig niet te tellen,
't Zijn wel aardige diertjes, donker gekleurde met wit
aan den achterkop, en wat het zijn, behoeft men niet
te vragen. De angstig kermende kieviten, die er bo
ven vliegen, zeggen genoeg.
Daar komt een gillende Scholekster op ons toeschie
ten! Hoe dreigend ziet zoo'n beest er uit met den
langen oranjerooden snavel in horizontale richting
naar ons gekeerd. Toch behoeft niemand bang van
dezen vogel te zijn, want nader dan tot op een meter
of drie afstand durft hij niet te komen. De jonge
scholekster zit gewoonlijk na de waarschuwende kre
ten van den ouden vogel achter een walletje of in
een greppel. Mooi is zoo'n dier juist niet, lomp en
onbeholpen en de dikke pooten doen aan iets geduchts
denken.
Dan zijn de jonge Tureluurtjes met hun bruingrij
ze, met vele dwarsvlekjes versierde pakjes heel wal
aardiger. Zij wachten niet, zooals de jonge kieviten
dat doen, dat men ze in de hand kan nemen, doch met
verbazend snelle pasjes trippelen ze voor on9 uit, en
moeite kost het, wanneer men ze wil vangen.
Ginds zwemmen twee schitterend gekleurde Berg
eenden, met wel 14 jongen bij zich, rond en gedurig
duiken de kleintjes onder de oppervlakte; ook ver
scheidene andeere eendensoorten hebben nu een talrijk
kroost. Dat kan van alle vogels uit weide en moeras
gezegd worden. Zie, ginds vliegt een troep vogels, die
we al dadelijk voor Grutto's houden. Doch ze behoo-
ren niet tot ae gewone soort, die nest maakt in onze
hooilanden, maar het zijn Rosse Grutto's, die nimmer
bij ons broeden. Toch verblijven van deze soort het
geheele jaar door exemplaren bij on9. Er zijn er bij,
mooi grijs gekleurd, maar ook zie men er onder, die
met een fraai roestrood overtogen zijn. We hebben
er in te zien jongen van het vorig jaar, die nog niet
voor het „vermenigvuldigt u" geschikt zijn, en over
tollige oude mannetjes, die aan de Noordelijker lig
gende broedplaatsen geen huwelijk hebben kunnen
aangaan. Zoo ook verblijven hier jaarlijks in den
broedtijd Regenwuloen en Mantelmeeuwen bij ons,
die hier ook nimmer nest maken.
Wat zouden we nog tal van andere vogels kunnen
waarnemen. In het riet zingen nog de Karekieten bij
htm mooie diepe nesten, opgehangen tusschen enkele
rietstengels; overal op de landerijen ziet men troepen
spreeuwen, waarvan de vaalgekleurde jongen zijn. In
de boschj es dartelen vele Braamsluipers, Grasmus-
schen, Tjiftjafjes, Tuinfluiters en vele andere bosch
bewoners met hunne jeugdige kinderen en de Spotvo
gel zingt nog luide boven alle uit.
Overal, in bosch en veld, in duinen en langs stran
den zijn tegenwoordig vogels, klein en groot, jong en
oud.
J. DAALDER Dz.
door
ANNA VAN GOGH—KAULBACH.
„Ziezoo man, je bent weer klaar I En nou 'n arm,
dan breng ik je op je plaatsje, 't Zonnetje schijnt al
lekker in de voorkamer; je ken de kachel missen.
Juffrouw Tenders glimlachte goedig; en hare bol-
bleeke wangen bibberden gewild vroolijk, doch in ha
re oogen droefde eene stille meewarigheid. Met die
meewarige oogen bleef ze naar haar man kijken.
„Ja, ik ben maar lui, 't schiet nog slecht op", knor
de hij en met inspanning heesch hij zich op uit den
stoel. De broek slobberde om zijn magere beenen en
zijne knieën knikten door, maar hij hield zich recht en
jij zoudt haar en niet mij geloofd hebben. Ben je nu
eindelijk een vrij man?"
„Dat was ik reeds voor dezen. Ik had mij zei! vrij
gemaakt, u kwam juist bij de afscheids-scène."
„Des te beter, als je er door eigen kracht toe ge-
gekomen bent. Wat denk je nu te doen?"
„Ik zal den weg gaan, die mij wordt voorgeschre
ven. Nu ken ik mijn plicht, misschien stel ik u toch
niet heelemaal teleur. Ik wil hier afscheid nemen,
oom Frits, ik vertrek morgen. Tot ziens te Berlijn!"
Zij scheidden, en Erwin sloeg den weg in naar de
„Alpenrose". Eckard keek hem ernstig en zwijgend
na. Nu twijfelde hij niet meer aan de „bevrijding."
Op Reineck was de zomer stil voorbijgegaan. Jo
hanna Von Brankow leefde hier alleen en terugge
trokken. Mevrouw Von Dankmar had in haar testa
ment advocaat Brand, den langjarigen raadsman der
familie, tot voogd benoemd zoolang dit wettelijk noo
dle was, maar had overigens haar kleindochter de
grootst mogelijke vrijheid gelaten Het was verrassend,
hoe de jonge vrouw met haar zelfstandigheid ook ei
genschappen aan den dag legde, die niemand bij haar
eezocht zou hebben.
„Die treedt in de voetstappen van haar grootmoe
der T' zei advocaat Brand, wiens invloed zich slechts
tot raadgevingen beperkte, en hij had gelijk. E)e
hoofdopzichter Kramer was tot administateur der bei
de groote goederen aangesteld, en daarmee was tevens
de voortgang van het regime verzekerd. Erwin was
sinds het sterfgeval niet meer op Reineck geweest,
evenmin als op Rodenstein, dat hij toen maar slechts
eenige dagen had bezocht. Het kon niet uitblijven,
dat bij zoo lange afwezigheid en scheiding van het
jonge echtpaar, allerlei vermoedens en geruchten de
ronde deden, maar niemand kon ze bevestigen en
thans, nu Erwin naar Reineck was gekomen, schenen
ze ongegrond te zijn. Hij had dit niet kunnen vermij
den, daar de districthoofdplaats, die het middelpunt
der verkiezingen vormde, slechts een uurtje van het
goed verwijderd lag. De verkiezingen zouden trou
wens binnen eenige weken plaats vinden, en deze
drongen alle belangstelling voor andere dingen de
den achtergrond.
(Wordt vervolgd.)
DRAMT,
«S9KKE3":£SffiJOISaeEHSS«8?£3BHi