DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMST
Inmaakcursus.
No. m
Honderd en zestiende Jaargang.
1914
MAANDAG
JUNI.
Collecte bewapenden Dienst.
0Itga?8 H. J. W. BECBl Amsterdam.
DONDERDAG 25 en VRIJDAG 26 JUNI a.s.
Collect©
FEUILLETON.
Levenswegen
Gedurende 3 weken, 2 maal per week,
zullen lessen In Inmaak gegeven worden.
Cursusgeld f 6.— Aangifte tot en met 20
JUNI.
Inlichtingen geeft de directrioe
J. D. BEUMER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente Al.KM AAR brengen ter algemeene kennis, dat
de JAARLIJKSCHE COLLECTE voor het Fonds ter
aanmoediging en ondersteuning van den GEWAPEN-
DEN DIENST in de Nederlanden zal plaats hebben
Gaarne wordt aan het houden dezer Collecte herin
nerd en worden de ingezetenen dringend uitgenoo-
digd haar m i 1 d e 1 ij k te steunen.
Alkmaar, 12 Juni 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorzitter,
loco-Burgemeester.
DONATH, Secretaris.
tot steunverleenfng aan het Nederlandsche
Roode Kruis tot uitzending van verplegend
personeel en materieel naar de peststreken
in Nederlandsch-lndie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK-
MAR brengen ter algemeene kennis, dat WOENS
DAG en DONDERDAG, den 17den en 18en Juni a.s.
langs de huizen der ingezetenen voor het boven aan
gegeven doel in deze gemeente eene SCHAALCOL-
LECTE zal worden gehouden.
Zij vestigen daarbij in het bijzonder de aandacht
op de te dezer zake door het gevormde Eere-Comité
verzonden circulaire, waaraan het volgende is ont
leend:
„Voor het eerst sinds ons bestuur op JAVA geves
tigd is, wordt de bevolking in verschillende streken
van dit eiland geteisterd door de verschrikkingen van
de pestziekte. Van Rcgeeringswege wordt geld noch
moeite gespaard om die ziekte te bestrijden, althans
binnen zoo eng mogelijke grenzen te beperken. En
nu gebleken is, dat naast de Regeeringshulp, gelegen
heid bestaat voor, en prijs gesteld wordt op, hulp van
particuliere zijde (door het uitzenden van verplegend
personeel en materieel), nu is het oogenblik gekomen,
dat het Nederlandsche Volk toonen kan en toonen
moet bezield te zijn met warm medegevoel voor onze
zoo zwaar bezochte mede-onderdanen van het Neder
landsche Rijk in het Verre Oosten."
Het bovenstaande geeft Burgemeester en Wethou
ders aanleiding een dringend beroep te doen op de
bekende offervaardigheid der ingezetenen en hen uii
te noodigen de voorgenomen Collecte m i 1 d e 1 ij k te
steunen.
Alkmaar, 13 Juni 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorzitter,
loco-Burgemeester.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 15 Juni.
Oriekenland en Turkije vroegen de afgeloopen
week in het bijzonder de aandacht de. bladen hiel
den zeer ernstig rekening met cie mogelijkheid van een
nieuwen oorlog.
Sinds maanden heeft er in het Zuid-Oosten van Eu
ropa en in Klein-Azië een volksverhuizing op groote
schaal plaat3. In het door Griekenland veroverde
Macedonische gebied worden de Mohammedanen zoo
behandeld, dat zij wel tot de vlucht gedwongen wor
den. Meer dan 200.000 Mohammedanen moeten na
het einde van de Balkan-oorlogen het nieuw-Grieksche
Macedonië onvrijwillig verlaten hebben en hulp bij
Turkije hebben gezocht. Aan den anderen kant wordt
de Grieksche bevolking van Turkije, met name in
Thracië en in Klein-Azië op verschrikkelpe wijze
vervolgd. Bovendien is nog altijd de eilanden-kwestie
tu8schen de beide landen niet opgelost. Turkije staat
tegenwoordig vrijwel alleen op den Balkan en nu
schijnt het, dat Griekenland daarvan thans wil profi-
teeren om zijn nog niet bevredigenden landhonger te
stillen. Men krijgt den indruk, dat Griekenland, sinds
enkele weken met koortsachtigen ijver met vloot-uit-
breiding bezig, de mishandelingen der Grieken als
voorwendsel neemt om de Turken andermaal te gaan
beoorlogen. De Grieksche minister-president Venezo-
los heeft in de Kamer gesproken op een wijze, welke
een verantwoordelijk leider der regeering slechts
pleegt te bezigen, wanneer er geen anderen uitweg
meer is, dan een beroep op de wapenen
„Ik veroorloof mij, aldus sprak de minister-presi
dent, de Kamer mee te deelen, dat de toestand uiterst
ernstig is. In naam der regeering verklaar ik voorts,
dat zij dat, wat zij door vriendschappelijke onderhan
deling niet heeft kunnen bereiken, thans met geweld
zal bereiken."
Het heet, dat de Grieksche regeering eischt dat aan
de Grieksdie vluchtelingen aan de kust van Klein-
Azië bij terugkeer in hun dorpen materieele schade
vergoeding en teruggave van hun eigendommen wordt
gewaarborgd.
Bovendien heeft de Grieksche regeering het voorne
men te kennen gegeven, de eilandenkwestie te willen
oplossen, zonder zich verder om Turkije te bekomme
ren. Zij heeft verklaard, dat zij binnenkort reeds het
besluit openbaar zal maken, waarbij de eilanden
Chios en Mytilene, voorheen Turksch, worden inge
lijfd. Blijkbaar wil Griekenland Turkije zoo duidelijk
mogelijk te verstaan geven, dat de tijd van onderhan
delen en afwachten nu voorbij is. Turkije schijnt niet
ongeneigd te berusten. Een officieele kennisgeving
van den Turksch en minister van Oorlog beeft inge
volge de nieuwe legerwet de recruten-lichtingenl887
'93, die nog niet gediend hebben, onder de wapenen
geroepen. De regeering heeft overal waar de Grieken
vervolgd worden, ambtenaren een onderzoek doen in
stellen, die hun best doen om de opgewonden Grieken
te kalmeeren. Niet onwaarschijnlijk heeft de Griek
sche minister-president, naar Balkangebruik den mond
wat heel vol genomen. Ook is het de vraag of een van
beide landen wel geld genoeg heeft om een oorlog ter
zee te voeren. Op de laatste mogelijkheid vertrouwe
men echter niet al te zeer men weet niet, welke ge
heimzinnige geldschieters in den Balkan plotseling
kunnen opduiken. Te Berlijn houden de diplomaten
ernstig rekening met de mogelijkheid, zooal niet de
waarschijnlijkheid van een Grieksch-Turkschen oorlog
die dan een zeeoorlog zou zijn en die moeielijk an
ders dan in het voordeel van het ter zee veel sterkere
Griekenland zou kunnen afloopen.
Aan het geschiedboek van Frankrijk is een interes
sant blaadje toegevoegd, n.l. hetwelk handelt over het
vier-uren-ministerie-Ribot. Men weet, dat de Fran-
sche kiezers een radicale-socialistische meerderheid
naar de Kamer hebben gezonden. De heer Viviani
had bijna aan de opdracht van den president, om een
nieuw ministerie samen te stellen voldaan, toen zijn
pogen mislukte, omdat de formule over den driejarigen
diensttijd in de komende regeeringsverklaring onvol
doende werd geacht. De heeren Delcassé, Bourgeois
en Desdianel, weigerden een opdracht te aanvaarden,
de heer Ribot nam deze aan, het ministerie, dat hij
vormde werd beschouwd als te zijn overeenkomstig
den wcnsch van den president der republiek, den heer
Poincaré. Het ministerie kwam, zag enver
dween.
De heer Ribot zei de, dat op dat oogenblik over de
wet op den driejarigen diensttijd, pas aangekomen,
niet zou kunnen worden gesproken. En de meerder
heid der Kamer was het hiermede zoo oneens, dat het
de regeering met 306 tegen 262 stemmen te verstaan
gaf, dat zij maar onmiddelijk weer moest heengaan,
waarmede deze dan ook niet heeft gewacht. De heer
Viviani kreeg andermaal de opdracht, een ministerie
samen te stellen, waarmede hij verwonderlijk vlug en
verwonderlijk vreemd geslaagd ia. Hij nam de per
sonen weer, die enkele dagen geleden een portefeuille
wilden aanvaarden, en nam voor twee de weigerach
tige politicitwee kamerleden, die het kabinet-
Ribot hadden bestreden. En ook zorgde hij voor een
nieuwe formule. Had hij eerst verklaard, dat de wet
op den driejarigen diensttijd naar de letter en den
geest moest worden uitgevoerd, dat eerst later, wan
neer de bevolking meer weerbaar is, aan verminde
ring van den diensttijd kan worden gedacht, morgen
voor de Kamer komende, zal hij verklaren, dat de re
geering zoo spoedig mogelijk wetsontwerpen zal in
dienen op da militaire voorbereiding van de jeugd en
de organisatie der reserves. Eersi wanntex deze ont
werpen aangtijomen en van kracht geworden zijn, zal
de regeering, rekening houdende met de ervaring en
de eischen der nationale verdediging, verlichting der
militaire lasten kunnen voorstellen. Met 'n klein beetje
andere woorden is hier eigenlijk precies hetzelfde ge
zegd. Alleen heette het vroeger, dat eerlang en thans
dat spoedig vermindering der militaire lasten te ver
wachten is, maar practisch zal het wel op hetzelfde
neerkomen en het een zoowel als het ander een vage
belofte zijn, welke toch niet verwezenlijkt wordt. En
daarvoor was nu zooveel rompslomp en zelfs een mi
rt isterieele tusschen-crisis noodig.
„Nog eenige crises van dit soort en men zal in
Frankrijk niet meer naar een minister-president doch
naar een curator zoeken" schreef dezer dagen een Pa-
rijsch blad.
Eigenaardig Is de houding welke Rusland bij deze
Fransche crisis speelt. Niet onwaarschijnlijk is de
bransche driejarige diensttijd gewild en voorbereid
door de leidende persoonlijkheden te St.-Petersburg.
Verscumende Russische bladen verklaren in blijkbaar
'jeinspireerde artikelen, dat Rusland geen belangeloos
toeschouwer is, en dat zijn belangen wel degelijk bij
ie crisis betrokken zijn. „Wij hebben alles gedaan," zoo
heet het in een artikel, dat aan den minister van oor
log wordt toegeschreven, „en wij hebben dus het recht
te verwachten, dat ook onze bondgenoot zijn plicht zal
doen." Het Russische leger, zoo wordt betoogd, komt
op 2.300.000 man in vredestijd, maar waar het Duit-
sche leger 880.000, het Oostenrijksch-Hongaarsche
500.000 en het Italiaansche 400.000 man telt, mag
Rusland verwachten, dat Frankrijk minstens 770.000
-nan levert, doch dit cijfer kan niet worden bereikt,
wanneer de driejarige diensttijd afgeschaft wordt.
Het artikel eindigt met de volgende vet gedrukte
woordenFrankrijk en Rusland willen den oorlog niet,
naar Rusland is bereid, en het hoopt, dat Frankrijk
het eveneens zal zijn.
BINNENLAND.
TWEEDE KAMER.
De werkzaamheden van de Tweede Kamer zijn
thans zoo geregeld, dat de Kamer, na het afdeelings-
onderzoek van deze week, Dinsdag 23 Juni a.s. weder
tot afdoening van nog aan de orde zijnde of te stellen
onderwerpen bijeenkomt om Vxijdag, den 27sten de
zer, met zomerrecès uiteen te gaan.
Naar het Duitsch
van
E. WERNER.
47) o
Erwin bewoonde weer de logeerkamers boven, j
waar zij bij hun laatste bezoek met Kerstmis samen I
gelogeerd hadden. Thans had Johanna beneden
grootmama's kamers voor haar gebruik ingericht. Hij
had dit zwijgend moeten aanvaarden, en wist en ge
voelde ook wel wat het beteekende. Nu zat hij aan
zijn schrijftafel tegenover Otto Von Eberty, die den
vorigen dag naar stad gekomen was, om Erwin's re
devoering te hooren.
„Ik moet je zeggen, dat je flink van stapel bent ge-
loopen, hoor!" zei Otto. „Het heeft ingeslagen Lij
heel de kiezers-vergadering. Ik stond toevallig naast
je oom; wat zette die een oogen op! Ik geloof, dat
hij respekt voor je gekregen heeft, want ik dacht zoo,
dat hij tot nog toe niet al te veel vertrouwen in je had
op dit gebied."
„Neen, en de anderen ook niet," zei Erwin lachend.
„Maar nu genoeg over de politiek! Wil hebben nog
geen vertrouwelijk woordje samen gesproken. Wanneer
verwacht je je meisje?"
„Zij komt overmorgen eindelijk! Dat was me
ook oen inval van haar moeder, om Lisbeth maan
denlang mee op reis te nemen en mij in den steek te
laten! Dat laat ik me een tweeden keer niet welge
vallen."
„Nu ja, het was toch zomer; jij zat midden in den
oogsttijd, en hadt dus geen tijd gehad, om te reizen."
„Oogsttijd? Onzin! De oogst had ik best aan mijn
opzichter kunnen overlaten of ik had na kunnen ko
men, maar ik geloof, dat het Lisbeth niet eens aan
genaam was geweest, en wat daar intusschen is voor
gevallen, zul je wel van oom gehoord hebben,"
„Ja, ik weet het. ïk heb je vóór je verloving toch
al verteld, dat je meisje van het eerste huwelijk van
haar moeder is. Alleen dachten wij allen, dat haar
vader dood was."
„En plotseling is hij te voorschijn gekomen, sprin-
levendl" zei Eberty een weinig geergerd. „En wat
het ergste Is, Lisbeth dweept met hem, zij is heelemaal
veranderd. Met mij heeft zij nooit zoo gedweept! Ik
dacht, dat na haar "terugkeer van de reis alles zijn be
slag zou krijgen, in drie dagen verloofd, en na drie
maanden getrouwd. Dan zou schoonmama tot ons
aller tevredenheid naar Petersburg vertrekken... maar
daar duikt plotseling een schoonpapa op en Lisbeth
ziet niets of niemand meer dan haar nieuw-ontdek-
ten vader. Ik ben heelemaal op den achtergrond ge
drongen, zij denkt geloof ik niet eens meer aan mij."
„Ik geloof werkelijk, dat je jaloersch bent op haar
vader," verweet Brankow hem. „Je mag hem anders
de liefde van zijn kind wel gunnen, hij heeft genoeg
ellende gehad."
„ik heb geen aanleg voor dat tragische, en de
liefde van mijn meisje gun ik niemand, of hij uit Si
berië of ik weet waar vandaan komt Mij kan zij
liefhebben, mij alleen. Dat spreekt toch van zelf! Je
moet haar brieven eens lezenUit Parijs en in den be
ginne ook uit Tirol schreef zij mij zoo vergenoegd
eén en al scherts en overmoed op haar kinderlijken
manier natuurlijk, maar lief, o zoo lief! Nu schrijft
zij alleen over haar aangebeden vader en wil, dat ik
hem zal aanbidden."
Dat klonk zoo nijdig, dat Erwin met moeite een
glimlach onderdrukte.
„Ik heb je toch reeds vóór je verloving gewaar
schuwd, arme jongen! Tot nog toe is alles in je leven
van een leien dakje gegaan, en nu raak je plotseling
in den Brunoldroman verward."
„O, nu begrijp je mij eindelijk, nietwaar?" vroeg
Otto trouwhartig. „Ja. die romantiek is toch niets
voor verstandige menschen, maar ik zit er nu midden
in en zie geen kans meer er uit te komen."
„Toch wel, als je maar wilt! Je verloving is nog
niet publiek, dus kun je je nog best terugtrekken. En
als je Lisbeth werkelijk zoo hartstochtelijk aan haar
vader hangt en hem alleen lief heeft, dan zal ook zij
er uiet tegen hebben en je je vrijheid geven."
De jonge landheer merkte niet, dat Erwin schertste,
maar viel kwaad uit: „Dat zal zij wel laten! Stelen
zal ik haar, of met haar er van door gaan, zoo ver
mogelijk zij hoort mij toe en ik houd haar vastl"
Erwin lachte hartelijk.
„Maar bedaar toch wat, het was niet ernstig ge
meend, maar wees vóór alles wat hartelijker jegens je
aanstaanden schoonvader, dien je trouwens nog niet
eens kent. Onder de huidige omstandigheden hangt
een ja of neen alleen van hem af. Dus zeg ik je nog
maals: wees verstandig, Otto!"
Maar Otto wilde niet verstandig zijn, hij wilde de
liefde van zijn meisje voor zich alleen hebben.
Hij hing blijkbaar met zijn geheele hart aan haar,
trots de lastige romantiek, waartegen hij zich met
hand en tand geweerd had, en die hij bij juffrouw
Von Jagow niet te duchten zou gehad hebben.
„Morgen ga ik naar Berlijn, om haar af te halen,"
zeide hij. „Maar vertel mij eens, Erwin, hoe is eigen
lijk de verhouding van mijn aanstaanden schoonvader
en zijn vrouw! Vermoedelijk toch slecht, want zij
hebben elkaar nog niet weergezien, voor zoover ik
weet."
„Neen, en zij zullen elkaar ook wel nooit weerzien,
na al wat er gebeurd i9 dat begrijp je wel."
Eberty knikte.
„Dat begrijp ik best. Dat zou mij ook niet naar
den zin geweest zijn, als mijn vrouw, terwijl ik door
iedereen verlaten was, een millionair getrouwd, en er
lustig op los geleefd had. Wel was zij in de meening,
dat hij dood was, en er zijn eenige jaren over heen
gegaan, maar het is gelukkig, dat Von Amikoff niet
meer leeft, dan was het een tragische geschiedenis ge
worden."
Otto wist van de oorzaak der verbanning van Bru-
nold naar Siberië niet meer dan zijn meisje zelve, en
zou de ware toedracht ook nooit vernemen. Thans
DE HEEMSKERCK.
Hr. Ms. pantserschip „Heemskerck", dat Z_.crdag
uit Nieuwediep naar Curacao is vertrokken, met een
bemanning zeemiliciens aan boord, heeft het reisplan
zoodanig ingericht, dat dit oorlogsvaartuig half Oc
tober in Nederland teruggekeerd is in verband met het
eindigen van de oefeningen van de zeemilitie op 26
October a.s.
Van de omstandigheden zal 't afhangen of de
„Heemskerck" na aankomst in Curacao nog naar
iampico gezonden zal worden.
DE VISSER EN TALMA.
„De Nederlander" schrijft:
Meer dan dr. De Visser zeiven is de Kamer, is voor
al de Christelijk-Historische club, met den terugkeer
van dr. De Visser in haar midden geluk te wenschen
een harer bezieldste redenaar, een harer kundigste
mannen, herneemt thans in haren kring zijn plaats.
Maar niettemin willen wij thans ook aan dr. De
Visser onzen gelukwensch niet onthouden. Hij heeft
den weg, die zich nu weder voor hem opent, niet zelf
aangelegd of geplaveid; hij heeft ook in dezen de lei
dende hand Gods erkend, en is bereid, de taak hem
opgelegd, tot Gods eer en 's naasten heil te volbren
gen naar de mate zijner kracht Moge hem daartoe
bij voortduring lust en kracht worden geschonken 1
Wij mogen dit zooveel te eer en zooveel te meer
wenschen, nu door een opmerkenswaardig samen
treffen juist op den dag van dr. Visser's hernieuwd
intreden in het actieve staatkundige leven, zijn ambt
genoot in de Ned. Herv. Kerk, de oud-Minister Tal-
ma, eene beslissing nam, die nem naar het schijnt
voorgoed, of in elk geval voor zeer langen tijd,
doet terugkeeren tot het predikersambt
Talma's' terugtreden uit het staatkundige leven is
ongetwijfeld een verlies. Zelfs wie het niet altijd met
hem eens kon zijn, waardeert hoogelijk de warmte zij
ner overtuiging, de degelijkheid zijner kennis, en de
ongelooflijke werkkracht, die hij als Minister heeft
betoond. Ongetwijfeld heeft ook de heer Talma, bij
de beslissing die hij nu nam, moeilijke oogenblikken
doorleefd. Wie weet hoe deze predikant „in de poli
tiek" kwam, beseft, dat het hem moeite heeft gekost
los te laten wat hij niet gezocht heeft, maar wat God
hem op de hand had gelegd.
Onze mannen, Gode zij dank! weten de wegen te
gaan, die aller harten Bestuurder hen wijst, af te
wachten en aan te nemen, wat God hun geeft In die
onwrikbare zekerheid, een levensstaf waarvan nie
mand de kracht kent die eigen zwakheid nooit ervoer,
gaan ze beiden thans een afzonderlijken weg: Talma
naar het stille Bennebroek, om daar het Woord Gods
te verkondigen, en herder te zijn eener kleine Schare,
De Visser naar het Binnenhof, om daar, opnieuw, wht
men ook lasteren moge, te getuigen van de kracht on
zer Christelijke belijdenis, ook op het gebied van het
staatkundig leven.
Een gevoel van weemoed bezielt ons als wij deze
woorden schrijven, die een afscheid lijken aan een zoo
eminent man als ds. Talma. Maar anderzijds ver
blijden wij er ons over, dat, nu hij zelf niet meer kan
staan voor wat hij in het Parlement heeft verdedigd en
tot stand gebracht, straks zijn oud-ambtgenoot De
Visser met kracht van woord en argument zal kunnen
spreken voor onze Christelijke beginselen in staat
kundig en maatschappelijk leven.
MOBILISATIE-VOORSCHRIFT TERECHT.
Het mobilisatie-voorschrift, dat volgens een bericht
/an „De Fakkel", te Amsterdam zou zijn zoekgeraakt,
is terécht. Het document is Zaterdagmorgen terug
gevonden. Het bevond zich, goed weggeborgen, in
een ander archief dan waarin het thuis behoorde.
Een belangrijk papier was het overigens niet. Als
„de vijand" er een dinertje bij Kras voor gaf, was hij
er nog aan bekocht", zoo verklaarde een hoofdofficier
aan het „Handelsblad".
Gemengd nieuws.
DE STAKING TE ZAANDAM.
Naar verluidt, heeft de Bond van Werkgevers aan
„Recht en Plicht" als voorwaarde voor het hervatten
nam hij afscheid van Erwin en reed een oogenblik
daarna weg.
Lisbeth bevond zich pas sinds eenige dagen weer
bij haar moeder, zooals dr. Eckard zijn neef had mee
gedeeld. Tot zoolang was zij bij haar vader op den
Einodhof gebleven, dien Eckard ter beschikking van
zijn vriend gelaten had, toen hij door de verkiezingen
vroeger dan anders naar Berlijn werd geroepen.
Fritz Eckard scheen in dezen veelbewogen tijd de
gave te hebben zich te kunnen verdriedubbelen wat
zijn arbeidsprestatie betrof. De „Rundschau" als
partijblad gaf zijn hoofdredacteur de handen vol
werk, maar toch was hij overal elders, en greep in,
waar het noodig was. Den vorige dag was hij van
Berlijn gekomen, om de kiezersvergadering bij te wo
nen, waar Erwin voor het eerst zou spreken en nu
wilde hij met den avondtrein weer huiswaarts keeren.
In dien tusschentijd had hij met Erwin geconfereerd
en een lange bespreking gehouden met den admini
strateur. Voor alles en iedereen had hij tijd gehad.
„Kun je voor den trein van zessen een rijtuig voor
mij bestellen, Erwin," vroeg hij haastig binnenko
mend. „Ik mag in geen geval den trein verzuimen,
want ik moet vanavond nog naar het bureau. Wij ge
ven morgenochtend vroeg je verkiezingsrede, geen
uitstreksel, maar in haar geheel, dat is ze waard. Ik
hoop. dat je nu voorgoed den poëet overboord hebt
gegooid, en nu weet, welken weg je te gaan hebt Wij
wisten het allen gisteren reeds."
Erwin lachte tevreden.
„De poëet heeft nooit genade kunnen vinden in uw
oogen, oom Fritz, en gaat u mij nu complimentjes
maken
„Neen, neen, wij willen eerst eens afwachten, wat je
verder doet. Het begin was uitstekend. Ik heb je gis
teren toch de hand gedrukt en bravo gezegd, en dat
meende ik van ganscher harte."
„U bent ook bij den administrateur geweest, niet
waar?
(Wo-rdtt vervolgd).
URM