DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No* l#j
Honderd m zestiende Jaargang.
ISM
DINSDAG
16 JUNI.
FEUILLETON,
Xjevenswegen
[JiïgsYe l WD BECHLtelarfeE
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en 4
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0.80franco door het geheele Rijk ft,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents,
Prijs der gewone advertentiën s
Per regel f 0,10. dij greuie cuatracien labai. Groote
letters naar plaatsruimte
Brieven franco aan de N. V. Beek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER fr ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge
meenteblad van Alkmaar, No. 452, is opgenomen het
Besluit van den Raad dier Gemeente van 18 Maart 1.1.,
waarbij zijn vastgesteld:
VERORDENINGEN OP HET HEFFEN EN
INVORDEREN VAN EEN RECHT ONDER DEN
NAAM VAN MARKTGELD, VOOR HET GE
BRUIK VAN PLAATSEN OP OF AAN VER
SCHILLENDE MARKTEN,
welke Verordeningen, heden afgekondigd, gedu
rende drie maanden ter Gemeente-Secretarie ter lezing
zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling van 0.12%
in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld.
Aiionaar, 13 Juni 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorzitter,
loco-Burgemeester.
DONATH, SecrOaris.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij be
sluiten van heden vergunning hebben verleend aan:
lo. D. BALDER, winkelier aldaar, tot het oprich
ten van 8 electro-motoren, waarvan 1 van 2 en 7 ieder
van V4 P.K., dienende tot het drijven van werktuigen
voor het vervaardigen van zakken en touw, in het
perceel Achterdam C 14;
2o. Jb. PELS, vleeschhouwer, aldaar, tot het op
richten van een electromotor van 4 P.K., dienende tot
het drijven van een vleeschmachine, in het perceel
Koningsstraat B 8.
Alkmaar, 11 Juni 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorzitter,
loco-Burgemeester.
DONATH, Secretaris.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op de
Gemeente-Secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van JOH. D. AP
PEL, boekdrukker aldaar, om vergunning tot het op
richten van drie electromotoren, resp. van 3, 1 en
P.K., dienende tot het drijven van drukpersen en een
lift, in het perceel Verdronkenoord, wijk D, No. 95.
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden in
gediend ten Raadhuize dezer Gemeente, mondeling op
Dinsdag 30 Juni e.k., 's voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen
vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die be
zwaren herd ingebracht, op de Secretarie dezer Ge
meente van de terzake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Alkmaar. 16 Juni 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorzitter,
loco Burgemeester.
DONATH, Secretaris.
fJevoïïtlen voorwerpen.
Een horloge, een portemonnaie met portretten, een
lorgnet in etui, een damestaschje, een paar kinder
handschoenen, een kinderschaartje, een blauw kora
len armband, een kinderpistood, een zilveren collier,
een borstel, een gouden broche, een hengel, een kora
len halssnoer en een portemonnaie met geld.
Alkmaar, 16 Juni 1914.
De Commissaris van Politie,
W. Th. VAN GRIETHUIJSEN.
Naar het Duitsch
van
E. WERNER,
48) o
Hij is een flinke sleun bij de verkiezingen, zoowel
hier op de goederen ais bij de boeren, waar hij veel
invloed bezit."
„Hij is een man, die 't hart op de rechte plaats
heeft! Ja, de overleden mevrouw Von Dankmar had
een goeden kijk op de menschen. Zooals hij mij ver
telde, is hij heel jong als opzichter hier gekomen, en
wat heeft zij in die dertig jaar niet van hem weten te
maken? Op Rodenstein loopt alles ook goed, zooals
ik hoor."
„Ja, het is reeds voor de helft vrij van schuld,
Brandt houdt mij geregeld op de hoogte, en tegen het
einde van dit jaar komt het geheel vrij. Dan ben ik
weer heer op mijn oud erfgoed. Ik had er eerst over
gedacht, het te verhuren, want ik ben geen landheer,
en zal het nooit worden ook, maar het treft nu zoo
prachtig, dat de oudste zoon van den administrateur,
die onder zijn leiding is groot geworden en veel van
zijn flink degelijk karakter geend heeft, juist van de
landbouwschool komt. Hij kan nu bij mij rentmeester
worden, en waar zijn jeugdige ervaring te kort mocht
schieten, kan zijn vader hem bijstaan. Op zoo'n ma
nier behoef ik Rodenstein niet uit handen te geven."
„Juist! En zoo zou alles bij jullie weer in orde ko
men, maar de hoofdzaak is niet in orde tusschen
jou en je vrouw."
Erwin maakte een afwerend gebaar.
„Ach, laten wij daar niet weer over beginnen. Ik
heb u toch gezegd, hoe het tusschen ons staat."
„Hebben jullie dan nergens meer over gesproken?'
ALKMAAR, 16 Juni.
Gistermiddag hebben wij niet kunnen gelooven, hoe
wel „erger dingen" wel te voorzien waren, dat zoo
plotseling de Albaneesche comedie in een tragedie zou
zijn veranderd en dat als eerste slachtoffer overste
Thomson zou zijn gevallen.
Het telegram toch kwam van den Italiaanschen ge
zant via Rome tot ons uit de Italiaansche kanselarij.
Maar er zijn, dachten we, Hollandsche joumalis-
len in Durazzo, die tot dusverre meer dan eens den
lezers in patria telegrafisch inlichtten, er zijn Hol
landsche officieren in de Albaneesche hoofdstad, die
toch niet zullen nalaten hun regeering onmiddellijk te
seinen, wanneer overste Thomson mocht zijn gesneu
veld. Reuter zelf was toch ook in Durazzo vertegen
woordigd.
De twijfel is helaas nu weggenomen. Niet alleen
uit italiaansche maar ook uit Oostenrijksche bron is
bevestiging van de droevige tijding gekomen.
Ziehier de omstandigheden, waaronder de dappere
Hollandsche officier volgens de bladen is gesneuveld.
Tegen 4 uur in den ochtend zijn de opstandelingen
en blijkbaar onverwachten aanval begonnen. Zij gin
gen onverhoeds tegelijkertijd van drie kanten tot den
stormaanval over. De verdediging der stad stond,
gelijk men weet, sedert eenigen tijd onder het bevel
van den Nederlandschen kolonel Thomson. De bezet
ting, die 9000 man sterk moet zijn, spoedde zich on
middellijk na de eerste schoten, door de opstandelin
gen op de stad gericht, naar de opgeworpen verschan
singen en van daar werd onverwijld het vuur ge
opend op de oproerlingen. Het vuur werd door ko
lonel Thomson geleid, maar ook de vorst bevond zich
aan het front van het gevecht. Na verloop van twee
uur werd de toestand voor de verdedigers hachelijk.
De opstandelingen, die inmiddels versterkingen sche
nen te hebben ontvangen, dreigden de verschansingen
in te nemen en de stad binnen te dringen. Bewonde-
snswaardig is hetgeen de Nederlaadsche officieren
i lebben verricht. Kolonel Thomson bracht op het kri
tieke oogenblik door het concentreeren van machine
geweervuur den stormaanval der opstandelingen tot
staan. Om 6 uur des morgens kon de eerste bestor
ming als teruggeslagen worden beschouwd. De op
standelingen hernieuwden echter spoedig met nog
grootere hevigheid hun aanval. De manschappen,
meest gewapende Malissoren, aarzelden wegens de
hevigheid van het vijandelijke vuur. Toen sprong
overste Thomson, om hen aan te moedigen, uit de
loopgraaf en stormde met getrokken sabel vooruit;
plotseling werd hij door een kogel doodelijk getrof
fen
„Al wie in 't harnas sterft, die sterft met krijgmans-
eer" heet het in den Gijsbreght. Dit woord is ge
heel van toepassing op den gevallen held, van wien
de heer Eloai, in zijln „Heeren in den Haag" eens ge
tuigde, dat hij was de man van den stormaanval, in
ront, met de bajonet op het geweer" en die in het ge
vecht bij Durazzo is opgetreden als in het Kamerde
bat te den Haag.
Het is hard, dat Nederland een zijner dapperste zo
nen heeft moeten laten In het wilde, ongetande Alba
nië, of beter misschien in het politieke spel, door de
groote mogendheden om het veel begeerde stukje
grond aan de Adriatische zee gespeeld. Wij voelen
voor het ideaal, waarmede de Nederlandsche officie-
en naar Albanië gegaan zijn, maar wij hebben hei
betreurd, dat de expeditie niet is teruggekeerd toen
bleek, dat het in den nieuwen staat meer op diploma-
ten-geintrigeer dan op krijgsmanskunde aankwam.
Men herinnert zich, dat de taak der Nederlandsche
ifficieren is geweest, de leiding der Albaneesche gen-
iarmerie op zich te nemen. Meer en meer werden zij
chter genoodzaakt een actieve rol in de troebelen, die
iet land bewegen, te spelen.
Het werd hoe langer hoe duidelijker, dat er op niets
te vertrouwen viel. Overste Thomson werd met een
■ost van hoog vertrouwen bekleed, hij zou vredestich-
en met de Epiroten, maar de minister van oorlog Es-
ad Pasja, wist hem het gelukken van zijn zending
nmogelijk te maken. Toen moesten de Hollandsche
t fficieren den vorst tegen zijn eigen minister van oor-
og in bescherming nemen. De raadslieden der Al
banees che Kroon maakten het him steeds moeielijker,
•un taak te volbrengen. De vlucht van den Vorst
verzwaarde in niet geringe mate den hervormingsar-
reid. Nadat eerst majoor Sluijs en daarna generaal
de Veer naar hier teruggekeerd waren, werd overste
Thomson benoemd tot stadscommandant. Hij nam die
erantwoordelijke functie aan en werd enkele dagen
geleden In een buitenlandsch blad de werkelijke ko-
r.ing van Albanië genoemd. Ondanks het geïntrigeer
rondom hem, deed hij onvervaard wat zijn plicht was.
De Albaneesche regeering zwichtte voor het drijven
van Italië, maar overste Thomson, in de overtuiging
gedaan te hebben wat moest, weigerde beslist veront
schuldigingen aan te bieden over de bekende arresta
tie van Italiaansche spionnen. „Zoo'n houding, ver
klaarde hij, is niet in overeenstemming met mijn eer."
Dat is mannentaal! Hoe jammer, dat zoo'n man
voor een vreemd land gestorven, niet langer voor zijn
aderland heeft kunnen leven.
De heer Thomson heeft het kleine Nederland weer
ens eervol doen noemen door het buitenland. Wij
onderschatten geenszins de beteékenis daarvan, maar
„Neen, ik begrijp, dat Johanna niets anders wil dan
een scheiding, en" ik wil mij niet vernederen, en haar
om een verzoening bedelen, die van haar kant toch
weer een uiterlijke vorm zou worden."
„En van jouw kant?"
„Oom, asjeblieft, plaag mij niet langer 1 U heeft
het toch ook al bij naar geprobeerd, dat weet ik, en
i bent evenmin geslaagd."
„Ja, maar ik kan uit Johanna niet wijs worden. Ik
aeb altijd haar volle vertrouwen gehad, maar nu ver
mijdt zij stelselmatig iedere aanleiding. Zij wil er
geen woord van hooren- en barst in tranen uit wat
moet dat beteekenen?"
„Zij is ziek," zei Erwin. „Zij ziet er zoo bleek en
akelig uit, dat ik schrok, toen ik hier aankwam, en
vandaag heeft zij, buiten om, dr. Helwing laten ko
men. Hij is zoo juist aangekomen, en ik wil hem
straks ook even spreken. Johanna met haar bloeien
de gezondheid, die nog nooit een dokter heeft noodig
gehad!"
„Met jullie is niet aan te vangen!" zei Eckard ge-
ergerd. „Eigenlijk moest de lieve God zelf met een
hemelschen oorvijg die Dankmarsche stijfhoofdigeheid
er uit trommelen. Of liever, het is de Brankowsche
koppigheid, want zij stamt af van grootmama, die er
haar kleindochter overvloedig mee bedeeld heeft. Zoo
en zoo is nu eenmaal gezegd en besloten basta!
En daar blijft het bij
„Ja, daar blijft het bfj, maar ik ben Johanna heel
dankbaar, dat zij mij uitgenoodigd heeft, naar Reineck
te komen, nu mijn verkiezingsrede hier in de stad
moest worden gehouden. Mijn vrouw is nog in de
rouw, dus behoeven wij geen bezoeken af te leggen
noch te ontvangen. Wij doen slechts het hoogst
noodzakelijke tegenover de omgeving, maar het is
eene moeilijke taak, zoo komedie te moeten spelen en
te weten, dat we zoo spoedig mogelijk van elkaar
gaan zoodra de uiterlijke beletselen wegvallen.
Ik kan het tenminste niet lang volhouden. Zoodra ik
hier niet meer noodig ben, kom ik weer naar Berlijn."
Eckard antwoordde niet. Hij zag zich in al de ver
wachtingen, die hij op dit laatste samenzijn gebouwd
had, teleurgesteld.
„Dus het rijtuig komt om zes uur! Ik wil nog
even een telegram vooruit sturen, opdat de noodige
ruimte voor jouw stuk beschikbaar blijft. Ik breng
het gestenografeerd verslag wel mee, maar kan toch
riet voor negen uur op bureau zijn."
Hij ging naar zijn kamer, en kwam kort daarna te
rug met het telegram in zijn hand. Aan de huisdeur
rof hij dr. Helwing, die juist uit Johanna's kamer
urad. Zij begroetten elkaar en traden toen beiden een
ilein spreekkamertje naast de deur binnen. Na eenige
minuten deed Eckard den dokter beleefd uitgeleide,
zoch even een bediende om zijn telegram te bezorgen,
en spoedde zich toen vlug naar boven.
Erwin keek verrast zijn oom aan, die hem zoo juist
verlaten had, en nu zoo plotseling weerkeerde, maar
deze zei kalm:
„Ik kom je even bericht brengen. De dokter is net
weggereden."
„Weggereden? Maar ik had hem zelf willen spre
ken hem uitdrukkelijk verzocht
„Dat is niet noodig. Ik kan het je precies vertellen,
Wij behoeven ons voor Johanna niet bezorgd te ma
ken het is niets ernstigs het is
„Maar ik wou toch meer bijzonderheden weten!"
riep Erwin onwillig uit. „Ik zei het u toch, en nu
laat u den dokter toch weggaan!"
„Ik zelf heb hem weggestuurd, omdat ik zelf het ge
noegen wilde hebben
„Welk genoegen?"
„Ook eens voor vredesengel te spelen dat ge
beurt mij niet vaak. Ja, je mag je medemensch toch
niets kwaads toewenschen! Ik had jullie dien bewus-
ten, hemelsche oorvijgen graag gegund, jullie stijf
koppen, maar de lieve goede God weet ten slotte toch
Zelf, wat goed is voor Zijn menschenkinderen. Voor
jullie is Hij al heel toegevend geweest bedankt
Hem maar!"
Dr. Eckard zag er zóó vergenoegd en tevreden uit,
dat zijn neef niet wist, wat hij er van denken moest,
toch vragen we of het Albaneesche gedoe wel het
tioed van een man al3 Thomson waard is geweest,
of wij in Nederland, mannen van zijn slag genoeg
aebben om ze noodeloos op te offeren. Energieke
persoonlijkheden, bezield met idealen, strijdend voor
waarheid en rechtvaardighci4 hebben we te weinig,
dan dat we ze in de vuurlinie van een Albanië mogen
verliezen I
Overste Thomson, die in Zuid-Afrika als afgeyaar-
uigde onzer regeering den oorlog meemaakte, die voor
ijn moedig gedrag in Atjeh de Willemsorde kreeg,
aie in den Balkan-oorlog zelf vroeg om uitzending als
attaché, was niet enkel militair maar ook politicus.
En ook op politiek gebied was hij een militante, maar
2 eer geziene figuur. Als Kamerlid had hij van 1905
—1913 zitting voor het district Leeuwarden, in wel
en tijd hij ijverde voor invoering van een volksleger
en met groote kracht streed tegen het Krupp-monopo-
lie.
Na het eindigen van zijn Kamerlidmaatschap werd
hij in garnizoen geplaatst te Groningen, waar zijn
weduwe en zijn 14-jarig dochtertje woonachtig zijn.
De telegrammen, die wij in den loop van den dag
ntvingen, laten wij hier volgen.
Van harte hopen wij, dat de tegenspraak van het
tericht, volgens hetwelk er nog negen andere Hol
landsche officieren gedood of zwaargewond zouden
rijn, waar zal blijken. Wij herinneren er even aan, dat
a Albanië de volgende officieren uit ons land aanwe
zig zijn:
De majoors Roelfsema, Krom, de Waal, Snellen v.
Vollenhoven
de kapiteins: Sar, Fabius, Reimers, de Jongh, Son-
e, Doorman;
de luitenant Malinckrodt, de militaire geneesfaeeren
r. Reddingius en dr. de Qroot.
MEERDERE NEDERLANDSCHE OFFICIEREN
GEDOOD?
ROME, 15 Juni (V. D.) Het „Giomale d'Italia"
Leeft bericht ontvangen, dat Durazzo in handen van
te opstandelingen is gevallen. Vorst Wilhelm is op
et Italiaansche oorlogsschip gevlucht. Behalve ma
joor Thomson zijn in den algemeenen aanval, welke
e opstandelingen ondernamen, nog negen andere
Nederlandsche officieren gedood of zwaar gewond.
Dit bericht schijnt bevestigd te worden door het
olgende telegram, dat het Persbureau Vaz Dias te
.msterdam hedennacht uit Ween en ontving:
WEENEN, 16 Juni (V. D.) Durazzo schijnt reeds
oor de opstandelingen te zijn ingenomen. Behalve
timman dan t Thomson zijn nog meerdere Hollandsche
officieren gesneuveld.
De regeeringstroepen zijn bijna overal teruggesla-
i en. Vorst Wilhelm heeft zich met zijn familie en
zijn gevolg aan boord van een Italiaansch oorlogs
schip begeven.
(Blijkens een hieronderstaand bericht is echter de
stad behouden gebleven).
NIET WAAR?
's-GRAVENHAGE, 16 Juni. Bij het Ministerie van
Oorlog is hedenochtend een telegram van een der
Albaneesche officieren ontvangen, waarin het sneuve
len van den heer Thomson wordt bevestigd. Daar in
„Wat bedoelt u toch eigenlijk? Ik begrijp u werkelijk
niet
„Nu, kijk dan eens naar buitenHij pakte zijn neef
bij de schouders en duwde hem naar het raam. „Wat
zie je daar?"
„Niets, zei Erwin, meer en meer verwonderd.
„Werkelijk niets?"
„En daar boven op het dak staat iets op een lang
:ood been, en kleppert. Mevrouw de gemalin zit bo
ven in het nest, en beiden bewaken zij met teedere
zorg hun nageslacht, dat reeds de eerste proeven in
ie vliegkunst aflegt, voor de aanstaande groote, bui-
tenlandsche reis."
„Bedoelt u dat ooievaarsneest? Maar dat is daar
altijd geweest, dat was er al in mijn kinderjaren.
Grootmama heeft het altijd beschermd en verzorgd;
zij hechtte nog aan het oude volksgeloof, dat de ooie
vaar geluk brengt."
„Jullie grootmama was een wijze vrouw, en wist
altijd, wat zij deed."
Erwin maakte een ongeduldige beweging.
„Oom, ik begrijp u vandaag heelemaal niet. Ik zou
i;och denken, dat wij ernstiger dingen te bespreken
hadden, ik ben trouwens niet in de stemming om naar
kindersprookjes te luisteren."
Eckard lachte vroolijk.
„Begrijp je nog altijd niets? En jij wil voor een
geestig, gevat man doorgaan? Dan dien ik mij wel
wat duidelijker uit te drukken. Nu dan datzelfde
ooievaarspaar daar boven zal tegen Kerstmis onver
wijld uit Egypte hier terugkeeren, en een bezoek bren
gen op Reineck, of liever op Rodenstein, want je erf
genaam zal toch op je vaderlijk goed geboren moeten
worden."
Erwin keek zijn oom een tijdlang sprakeloos aan;
toen riep hij:
„Oom Fritz, is dat waar kan dat mogelijk zijn?"
„Eindelijk! Dat heeft moeite gekost!"
(Woetdfii TOirvolspd).