DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
JSo, 142
Honderd en zestiende Jaarg&Bg.
W i
.^OIBESDAÖ
18 JIJ NI.
.FEUILLETON.
."Levenswegen
Oitgaw H. 11. BECHttotfirdaa.
ALKMAAR, 18 Juni.
Zoodra de dood van overste Thomson be
kend werd, heelt de Temps, in bede voorzichtige ter
men wel Is waar, te verstaan gegeven, dat Italië niet
vreemd was aan het droevige lot van onzen landge
noot.
Een Oostenrijk8ch blad, de Neue Freie Presse, doet
rechtsti eks ernstige verwijten aan Italië.
De sombere indruk blijft hangen, zoo schrijft dit
blad, dai de Italiaansche diplomatie nog gisteren een
man uit Durazzo heeft willen verwijderen, die heden
zijn bloed voor de bescherming van de Btad heeft ver
goten.
Nu ligt hij door een kogel doorboord ter aarde ge
strekt en Italië heeft een satisfactie, die het land zoo
zwaar op het hart valt, dat in het parlement te Rome
met ecre de nagedachtenis van den wakkeren Neder
landsehen officier is herdacht.
Zijn familieleden, die hij achterlaat, zullen misschien
geen antwoord weten te vinden op de vraag, waarom
hij zijn leven liet.
Niet voor zijn vaderland, maar voor een volk dat hij
nuttig meende te kunnen zijn, een volk waaraan hij
zich met al z'n kunnen wijdde, om het uit verwilde
ring tot een hooger plan van beschaving op te voeren
en zijn toekomst eu vrijheid te verzekeren.
Lieden, behoorende tot dat volk, niet eens door ge
loofshaat verblind, maar veile spitsboeven, geworven
door buitenlandsche agenten, hebben voor een paar
zilverlingen de schanddaad begaan, een man te doo-
den, die hun stam tot eenheid wilde brengen en naar
buiten weerbaar maken, opdat hij niet zou worden
vertreden.
Nooit heeft er snooder ondank bestaan, en deze
moord zal voor Albanië altijd iets blijven, waarvoor
de natie zich moet schamen en dat zij als een brand
merk op het voorhoofd moeten blijven voelen schrij
nen.
Het is waar een Oostenrijksch blad zegt dit en
Oostenrijk en Italië hebben elkaar voortdurend ge
dwarsboomd-
Maar toch is de houding van de Oostemijksche pers
in het algemeen veel sympathieker, dan die van de Ita
liaansche, welke thans in zeer loffelijke bewoordingen
over de nagedachtenis van den kolonel schrijft en en
kele dagen geleden geen haar goed aan hem vond. Al
le Nederlandsche officieren hebben thans in Italië een
goede pers, zelfs kapitein Fabius wordt geschetst als
een voorbeeldig soldaat, terwijl men geen kwaad ge
noeg van hem scheen te kunnen schrijven, omdat hij
twee Italianen, een majoor en een professor, had laten
gevangennemen, tegen wie hij verdenking koester
de, dat ze heulden met de opstandelingen en lichtsei
nen met rit zen wisselden. Het scheen aanvankelijk, dat
de arrestatie inderdaad ten onrechte was geschied en
de Albaneesche regeering haastte- zich verontschuldi
gingen aan !:a bieden. Maar onder de gevangen geno
men opstandelingen bevond zich een sjeik, die heeft
verklaard, dat de opstandelingen door middel van
lichtseinen uit de stad een wenk hadden gekregen
Maandagpch+end bij het aanbreken van den dag de
Btad te bestormen. Blijkt, dat de Italianen de hand in
het seinen-spel hebben gehad dan komt de heldhaftig
heid van overste Thomson nog te meer uit, die beslist
weigerde zijn verontschuldigingen aan te bieden over
de arrestatie der twee verdachte personen, omdat hij
zoo'n houding niet in overeenstemming met zijn eer
achtte.
Omtrent de omstandigheden, waaronder de luite
nant-kolonel gesneuveld is, deelt de bekende journalist
mr. Dillon van de Daily Telegraph het volgende mee:
Er waren slechts drie personen, die hem zagen ster
ven, n.l. de twee correspondenten der Russische bla
den „Russkoya Slovo" en „Russkoya Vedomosti" en
de vertegenwoordiger van de Parijsche Matin." Alle
drie verklaarden, dat Thomson ten gevolge van het
hevige bloedverlies gestorven was.
Tot den eerstgenoemden persman zeide kolonel
Thomson: „Het punt, waar .gij staat, is gevaarlijk.
Gij zoudt verstandig doen terug te keeren."
De journalist antwoordde, dat hij aan gevaar ge
woon was en zeer graag den strijd, waarvan hij een
beschrijving moest geven, wilde bijwonen. Kolonel
Thomson deed eenige stappen voorwaarts en zei on
der het loopen: „Als gij gevaar wilt loopen, dan moet
gij dit zelf weten."
Een oogenblik hierna wankelde hij en viel neer.
Een der beide Russische correspondenten bracht, bij
gestaan door zijn beide collega's en een Hollandsch
officier, uie zich inmiddels bij hen had gevoegd, het
lichaam van den stervende naar het wachthuis. On
middellijk werd een dokter ontboden, maar bij diens
aankomst had de dappere kolonel reeds den laatsten
adem uitgeblazen.
Gisteren nog had kolonel Thomson mij medege
deeld, dat hij voornemens was, zoodra de rust in het
land eenigermate was wedergekeerd, eenigen tijd ver-
lor te nemen, om een bezoek te brengen aan zijn gezin
waarnaar hij zeer verlangde.
De voorloopige begrafenis van den overledene is
zeer indrukwekkend geweest
Nadat, aldus seinde de heer Simons aan de Tele
graaf, dr. Reddingius het lijk in een zinken kist had
gelegd, en deze in twee houten kisten was geplaatst,
verzamelden zich in den tuin van den Konak alle ge
zanten en vertegenwoordigers der buitenlandsche mo
gendheden, hun beambten, de leden der internationale
controle-commissie, de Albaneesche ministers en de
Roemeensche, Grieksche en Mohamedaansche priester
schap. De stoet werd geopend door een bataillon gen
darmerie. Daarop volgden vijftig dragers van kran
sen en dan de lijkkist, die met de Nederlandsche vlag
bedekt was. Achter ae lijkkist (naar we elders lazen
omhuld door de Nederlandsche vlag) schreed de ko
ning met zijn adjudanten, terwijl de koningin, alvo
rens de stoet uit den Konak vertrok, een lauwerkrans
aan de baar gehecht had Na den koning volgden de
Nederlandsche officieren, majoor Kroon, majoor
Roelfsema, kapitein Sar, dr. Reddingius en kapitein
Fabius.
hij.
Majoor Kroon was van plan, Woensdagochtend tus
schen vier en vijf uur den vijand aan te tasten, terwijl
hij zelf dezen uitval zou leiden. De overige Neder
landsche officieren zouden hem Btunen door met acht
kanonnen en tien mitrailleurs de opstandelingen te
beschieten.
Inmiddels hebben de opstandelingen de stad weer
aangevallen. Men vreesde, dat zij de stad zouden
binnentrekken. Van de oorlogsschepen op de reede
schijnt men weinig te mogen verwachten. Zij moeten
strikte onzijdigheid in acht nemen, behalve Indien het
leven van de leden der vorstelijke familie in gevaar
mocht verkeeren. Toen op den sterfdag van overste
Thomson de hoop om Durazzo met kans op welsla
gen te kunnen verdedigen begon te verflauwen, be
zwoeren de ministers de gezanten ter wille van de
menschelijkheid bevel te geven, dat de schepen eenige
schoten in de lucht zouden vuren, ten einde de rebel
len schrik aan te jagen. De gezanten waren hiertoe
echter niet te bewegen.
Hoe langer hoe kritieker wordt de toestand. De
regeeringsgezinde Mirdieten zijn door de opstande
lingen omsingeld cn in de pan gehakt
Woensdagavond, zoo wordt gemeld, was Durazzo
nog niet genomen.
Deze bewoordingen doen veronderstellen, dat de
inneming elk oogenblik verwacht werd.
Arme Nederlandsche officieren 1
BINNENLAND.
TWEEDE KAMER.
In de gisteren gehouden zitting werd aangenomen
de aanvullingsbegrooting van financiën voor 1914.
Bij de Indische aanvullingsbegrooting vroeg de
heer Duymaer van Twist (A.-R.) aan welke
oorzaak de vertraging in zake 't Blagschip voor Indië
moet worden toegeschreven.
De M i n i s t e r zei, dat nog in dit zittingsjaar, wel
licht in deze maand, de voorstellen met betrekking tot
de verdediging van Indië zouden worden ingediend.
De suppl. begrooting werd goedgekeurd.
nationale vlag halfstok. De geheele weg, tot aan de
hoofdwacht, was door Miriditen, Italiaansche en Oos-
tenrijksche soldaten afgezet. Ook'alle admiraals en
hoofdofficieren der vreemde oorlogsschepen, die te
Durazzo voor anker liggen, volgden het lijk.
In een kleinen tuin bij de hoofdwacht (in andere
bladen staat op de katholieke begraafplaats) wa9 een
graf gedolven, waarin de kist werd neergelaten. Het
eerst sprak een priester van een Engelsch oorlogs
schip. Hij hield een aangrijpende rede, die op alle
aanwezigen een diepen indruk maakte. Daarna nam
een der Albaneesche ministers het woord.
Majoor Kroon dankte in het Nederlandsch en
Fransch voor de laatste eer, die den doode bewezen
was.
Alle aanwezigen waren diep ontroerd en ook de
koning, die den doode de hoogste Albaneesche orde
schonk, verborg zijn groote droefheid niet. Het was
zes uur, toen de geheele plechtigheid geëindigd was
huis begaven,
en wij ons zwijgend naar huis begaven, met het droe
vig bewustzijn, dat wij een van Nederland's beste zo
nen aan de schoot der aarde hadden toevertrouwd.
Deze correspondent is van meening, dat de positie
der Nederlandsche officieren op het oogatbllk uitot j M ,n ajdïal van „,3 de ïolgende
gtvaa)-)jk Js. fc'.staa. '~~en, om on* o\er onz Ij personeele belasting 2000, de bedrijfs-
dappere mannen ernstig bezorgd te maken en ik vrees, belasting 868,000, de vermogensbelasting 179,000,
dat weldra nieuwe dooden te beuren zullen zijn, zegtde invoerrechten 16,000, het gedistilleerd 147,000,
Naar het Duitsch
van
E. WERNER.
„De hoofdzaak is, dat wij overwonnen hebben, en
nu hebben we bovendien nog datgene, wat je vader
vilde zijn, maar nooit geweest is, lk denk, dat zijn
zoon een krachtige steun voor onze partij wezen zal.
Ik zal je eens wat vertellen, Erwin, die middeleeuwen
waren niets voor jou. lk heb je drama onbarmhartiig
neergehaald, je held uit de 14e eeuw sprak ongeveer
net zoo als jij vandaag. Je oude wapenrusting van
ridder heb je uitgetrokken, maar je oude zwaard heb
je behouden, en daannede duchtig er op ingeslagen
bravoDe 20ste eeuw past jou beter en dat is toch
ook wat waard. Blijf daar nu bijl"
„Dat hoor ik niet "voor den eersten keer, oom
Fritz", zei Erwin zichtbaar bewogen. „Dat heeft Jo
hanna mij al voor eenige maanden gezegd, toen lk aan
mij elf en mijn toekomst twijfelde."
„Daarom keek je haar zeker zoo eigenaardig aan bij
het slot van je rede? Ja, vrouwen zijn vaak profeten!
Wees blij, dat deze vrouw je terzijde staat in de toe
komst, want met de enkele lauwerkrans van vandaag
is het nog niet afgeloopen. Nu zal je pas ondervin
den, wat het beteekent, in den strijd met andere par
tijen te staan, en zich naar alle kanten te moeten we
ren. MaMar ik verzoek je beleefd, thans te bevesti
gen dat ik het was, die Johanna's hoogst belangrijk
geestes- en zieleleven heb ontdekt, ik heel alleen."
„Ik bevestig alles, wat u maar wiltl Tot weerziens
vanavond!"
Het Berlijn8che gezelschapsleven nam weer een
druk en schitterend als altijd. Dezelfde sa
lons en" persoonlijkheden drongen weer op den voor
grond.
Ook de „mooie Russin" was wederom aanwezig;
dit keer slechts voor korten tijd, daar zij het grootste
deel van den winter in Petersburg dacht door te bren
gen.
Helaas leefde zij. die steeds een eerste rol gespeeld
had, nu opvallend teruggetrokken. Zij wa3 lijdend, j
zei men, zij was zenuwziek van de reis meege
bracht; cn de beroemde zenuwarts, die mevrouw voa
Arnikoff behandelde, schreef vóór alle dingen een
rustig leven voor.
Zij woonde nu ook niet in het Lindenhotel, maar
had "buiten de stad een gemeubileerde villa gehuurd.
Olga had geen ontvangavonden meer en verscheen
slecht3 een enkele maal ju concert- of schouwburg-
zaai een zwaar offer voor een vrouw, die gewend
was, steeds in en voor de wereld te leven.
Men hoorde met verbazing, dat haar nog zoo jeug
dige dochter, die niemand eigenlijk kende, reeds ver
loofd was met een jong, Duitsch landeigenaar, een
baron von Eberty. De verlovingskaarten waren ver
zonden en Olga wilde tot het huwelijk van het jonge
paar in Berlijn blijven.
Het besluit, om naar Berlijn te gaan, had Olga veel
gekost, zij wist, dat haar eerste echtgenoot daar
thans verblijf hield, en geheel vrijwillig had zij het
ook niet gedaan. Zij had dadelijk van uit Tyrol naar
Rusland willen gaan en Eberty had zijn bruid even
goed uit Petersburg kunnen halen. Berlijn vreesde
zij, waar de eenige man woonde, waar zij bang voor
was, en toch had zij zich naar diens wil moeten voe
gen.
In het begin van den herfst was ook Richard Bru-
nold naar Berlijn teruggekeerd. Hij wa9 werkelijk
nog niet in de gelegenheid, zijn kind op te eischen,
want hij had weer zijn oude, kleine woning buiten de
stad betrokken, en wat hij met zijn literairen arbeid
verdiende, was ternauwernood toereikend voor zijn
eigen, bescheiden behoeften. Toen bleef tot haar hu
DE RIJKSMIDDELEN.
Over de Mei-opbrengst der Rijksmiddelen valt,
schrijft de N. Crt., niet veel bijzonders te zeggen. Het
totaal verschilde zeer weinig van dat, in Mei van het1
Alle bazars waren gesloten en overal zag men de vorig jaar verkregen, en in de opbrengsten van de af-
welijk het huis harer moeder 't eenige geschikte ver
blijf voor Lisbeth; ook wilde men al die bijzondere
omstandigheden, die slechts eenigen ingewijden be
kend waren, niet aan de groote klok hangen.
Brunold behield zijn aangenomen naam van Alexis.
Nu eischte hij, dat zijne dochter naar Berlijn moest
komen, opdat hij haar vaker zou kunnen zien en spre
ken. Dr. Eckard had uit Brunold's naam naar me
vrouw Arnikoff geschreven, en haar diens verlangen
medegedeeld, waarbij hij zijne woning als plaats van
samenkomst noemde; zij had niet durven weigeren.
Otto von Eberty kon nu eindelijk zijne rechten doen
gelden.
Thans was hij de algemeen erkende verloofde,
mocht met zijn meisje uitgaan en bij haar komen, zoo
vaak hij wilde.
Hij maakte ook ruim gebruik van die vergunning,
en deed feitelijk niets anders dan heen en weer reizen
tusschen Berlijn en zijn landgoed. Hij kwam min
stens eens per week over en telde de dagen vóór het
huwelijk, cfat nu op half December was bepaald.
Zij wisten beiden de uiterlijke redenen van de schei
ding, maar het jonge meisje voelde instinctief, dat er
nog iets anders gebeurd was, waar niet over gepraat
mocht worden. Eens had Lisbeth het gewaagd, haar
vader daarnaar te vragen, maar deze was heel bleek
geworden en had bijna dreigend geantwoord:
„Daar mag je nooit naar vragen, mijn kind, daar
doe je mij verdriet meel Beloof me, nooit weer daar
over te beginnen 1" En daarna had zij er nooit meer
op terug durven komen.
Mevrouw von Arnikoff zat in haar salon voor haar
schrijfbureau; een pas begonnen brief lag voor haar,
zij had den penhouder neergelegd, en leunde achter
over in haar stoel. Uiterlijk scheen zij niet veranderd,
maar wie haar oplettend gadesloeg, zag een onrusti-
tige flikkering in haar donkere oogen, die daar nog
nooit was geweest. De schoone vrouw was inder
daad veranderd zij leed aan zenuwoverspanning,
gepaaid met slapeloosheid en angstaanvallen, waar
zonderlijke rubrieken vertoonden zich voor het mee-
rendecl slechts geringe schommelingen. Alleen de
successierechten brachten een aanzienlijk bedrag min
der in de schatkist dan het vorig jaar, doch die min-
dere opbrengst werd vergoed door een hoogere ont-1
vangst uit bedrijfs- en vermogensbelastingen. Per
saldo was de totaal-ontvangst nog iets hooger dan in
het vorig jaar, n.l. 19,071,085.29 tegen
18,930,047,42% in Mei 1913.
De middelen welke in de afgeloopen maand meer
opbrachten, waren: de grondbelasting 21,000, het
personeel 35,000, de bedrijfsbelasting 448,000, de
vermogensbelasting 184,000, 't gedistilleerd 6000,
de accijns op het geslacht 10,000, de belasting op
gouden en zilveren werken 3000, de hypotheekrech
ten 2000, de posterijen 49,000, de rijkstelegraaf en
•telefoon 11,000 en de loodsgelden 5000.
Uit de volgende middelen werd minder ontvangen:
de invoerrechten 4000, de suikeraccijns 37,000, de
wijnaccijns 6000, het zout 10,000^ bier en azijn
5000, zegelrechten 88,000, registratierechten
63,000, successierechten 415,000 en domeinen
3000.
Over de eerste vijf maanden van 1914 werd meer
het geslacht 25,000, de gouden en zilveren werken
1000, de zegelrechten 73,000, de successierechten
2,444,000, de posterijen 392,000, de rijkstelegraaf
en -telefoon 109.000 en de jacht- efl vischacten
3000.
Hiertegenover viel een mindere ontvangst te con-
stateeren bij de grondbelasting van 126,000, v z sui
keraccijns 71,000, den wijnaccijns 324, d zout-
accijns 9000, bier en azijn 48,000, de registratie
rechten 137,000, de hypotheekrechten 13,000, de
domeinen 22,000, en de loodsgelden 8000.
De geheele opbrengst bedroeg in de eerste 5 maan
den van 1914: 79,737,755.77, tegen 75,918,749,39»
in hetzelfde tijdperk van 1913, zoodat het accrès tot
nu toe bedraagt 3,819,006.37V2.
OVERSTE THOMSON.
Nader is bepaald, dat het overbrengen van het Btof-
felijk overschot van overste Thomson van Duvizzo
naar het vaderland zal geschieden met Harer Majes-
teits oorlogsschip „Noord-Brabant", dat daartoe Vrij
dag uit Niéuwediep naar Durazzo vertrekt
De voorloopige commissie voor eene huldiging
aan de nagedachtenis van majoor Thomson ontvangt
uit he geheele land ontelbare bewijzen van instem
ming uit alle kringen der maatschappij. Van het le
ger bereiken die bewijzen, som3 in den meest Ban
doenlijken vorm, de commissie.
De commissie is reeds in overleg getreden met me
vrouw de weduwe Thomson te Groningen en heeft
de hoop te kennen gegeven dat het stoffelijk overschot
te 's-Gravenhage zou rusten.
Mevrouw Thomson heeft echter, erkentelijk voor die
sympathie, uitdrukkelijk den wensch te kennen gege
ven, dat het stoffelijk overschot te Groningen zou
worden bijgezet, aangezien het de wensch van majoor
Thomson was, dat zij te Groningen zou blijven wo
nen, waar zijn dochtertje het gymnasium bezoekt en
later naar de universiteit zou gaan.
De commissie is thans doende om in verband met
de gebleken algemeene sympathie voor het door haar
genomen initiatief, te trachten te 's-Gravenhage een
gedenkteeken op te richten ter eere van de nagedach
tenis van den gevallen officier.
B. en W. van den Haag Btellen voor een straat
en plein Thomsonstraat en Thomsonplein te doopen.
Keizer Frans Jozef heeft aan H. M. de Koningin
het volgende telegram gezonden
Ik stel er prijs op U. M. mijn oprechte deelneming
te betuigen wegens het verlies dat het roemrijke Ne
derlandsche leger heeft geleden door den dood van
luitenant-kolonel Thomson.
Ik verzoek U. M. te gelooven, dat mijn leger het
heldhaftige gedrag van dezen dapperen officier en
zijn voorbeeldigen moed ten volle waardeert.
Gemengd nieuws.
Hef eeuwfeest Tan liet Neüerlandseta Bijbel
genootschap.
Men schrijft ons:
Ofschoon het niet doenlijk is van alle jubilea in
den tegenwoordigen tijd geregeld nota te nemen en
een verslag te geven, daar mag de gedachtenisviering
van de oprichting van het Nederlandsch Bijbelgenoot
schap, die dezer dagen te Amsterdam plaats heeft,
daarop wel een uitzondering maken, temeer nu de
sluiting daarvan Vrijdag a.s. om elf uur in de Groote
Kerk alhier is aangekondigd, die voor alle belangstel
lenden toegankelijk is.
Doch ook al zonder dat verdiende deze internatio
nale samenkomst reeds aller weidenkenden aandacht,
al ware het alleen om de voorbeeldige wijze, waarop
alle dingen hier zijn georganiseerd.
Terecht is op het verband gewezen tusschen de
staatkundige geschiedenis van een eeuw geleden van
West-Europa en die van het toenmalig protestantisme
aldaar, zooals dan ook de eeuwfeesten van nog aller
lei andere Bijbelgenootschappen, die reeds gevierd
werden, of nog aanstaande zijn, bewijzen. Dat daarbij
steeds, gelijk ook op de huidige conferentiedagen de
typisch nationale eigenaardigheden, ja soms groote
verschillen, aan het licht komen, ligt voor de hand.
Maar des te meer treft dan ook altijd weer, juist op
voor geen genezing mogelijk bleek.
Buiten op de waranda zaten Eberty en Lisbeth; de
deur stond half aan en al kon er niet verstaan w den
wat zij zeiden, toch hoorde men hun gebabbt uun
lachen en stoeien, zoo eigen aan de jeugd.
Eens had mevrouw von Arnikoff dit ook meege
maakt, toen Richard gekomen was, en haar uit de be
hoeftige omstandigheden thuis gehaald had, om haar
hun eigen zonnig „Blumenmërchen" binnen te leiden,
dat hij haar daar buiten Petersburg bereid had. En
toen werd als de kroon op hun geluk hun kind gebo
ren!
Intusschen speelde zich op de waranda weer een
dier scènes af, die de jaloersche Otto zoo vaak zijn
meisje maakte, zoodra er van haar vader sprake was.
„Morgen moet je bij dr. Eckard komen", zeide zij.
„Papa wil je spreken, je alleen spreken. Ik ga dan
vast naar huis, dan kom jij later. Zet nu niet zoo'n
boos gezicht, Otto, je weet, dat kan lk niet verdra
gen."
Maar Otto zette een heel verstoord gezicht en ging
voor Lisbeth staan.
„Zeg toch eens eerlijk, Lisbeth wat ben ik
toch eigenlijk voor jou?"
„Jij bent mijn goede Otto, van wien ik ook heel veel
houd."
„Ook? Dus eigenlijk meer als bijzaak? Maar dat
laat ik mij niet langer welgevallen 1 Als wij maar
eerst getrouwd zijn, dan maken wij een huwelijksreis
naar Italië, naar Egypte of nog verder, den heelen
winter door. Dan heb ik je voor mij alleen, en dan
zul je wel op andere gedachten komen".
Maar Lisbeth, die eens zoo bijzonder gesteld bleek
op een zoo ver en aangenaam mogelijk huwelijksreis,
liet nu haar hoofdje hangen en vroeg: „Moeten wij
dan heusch op reis? Het is toch winter en die arme
papa is zoo alleen. Ik geloof, dat hij het niet zal uit
houden, als ik zoo lang van hem weg ben, en ik geef
eigenlijk niets om Italië of Egijpte."
('i
60) o
i
(Wordt vervolgd.)