DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
lm MoahiÉn It hi,
Adres: JAC. MET.
No. 150
Honderd en zestiende
Jaargang.
1914
ZATERDAG
27 JUNI
Honderd Jaar geleden.
NATUUR EN REDE.
Uit de Alkmaarsche Courant van 27 Juni 1814:
De laatst aangekomen engelsche dagbladen deeleu
het publiek verscheiden trekken mede uit de aanspraak
of liever uit de slecht zamenhangende, met herhalin
gen vervulde, zinsneden, waarmede Buonaparte
het wetgevend ligchaam, op nieuwjaarsdag laatstl.,
ontvangen heeft.
Zij is van den volgenden inhoud:
HEEREN AFGEVAARDIGDEN!
„Ik heb u bij mij geroepen, om het goede te doen,
en gij hebt het kwade gedaan; gij hebt lieden onder u,
die aan Engeland, aan den buitenlander zijn toege
daan. L a i s n is een slechte kerelhij houdt corres
pondentie met den Regent, door tusschenkomst van
den advocaat Deséze. Het elf twaalfde gedeelte van
ulieden is goed; het overige zijn muiters. Uw doel
strekte tot niets anders, dan om mij, de leden van den
senaat, de ministers en al wat tot het gouvernement
behoort, aan geweld en moordzucht over te gevenik
heb het weten voor te komen en hunne aanslagen te
verijdelen.
„Keert naar uwe departementen terug; ik zal dege
nen, die slechte oogmerken hebben, naoogen. Gij hebt
mij zoeken te vernederen; ik ben een man, een man,
„dien men wel van het leven, maar niet van de eer kan
berooven". Wie onder u zou den last van het opper
gezag kunnen torschen? Die last heeft de constitu
erende vergadering, welke eenen zwakken monarch
wetten voorschreef^ verpletterd. De faubourg St. An-
toine zou u geholpen, doch verlaten hebben.
„Wat is er van de Vergniauds, de Guadets, enz.
geworden? Zij zijn om het leven gebragt, om dat zij
de staatsregeling hebben willen veranderen; de factie
van de Gironde heeft hetzelfde willen doen; maar zij
zou ook omgekomen zijn.
„Gij hebt mij in de oogen van Frankrijk willen ver
nederen; dat is een aanslag. Kortom wat is een troon?
Vier stukken verguld hout met fluweel bekleed maken
den troon niet uit, maar hij die er op zit. En ook ik
ben uit den schoot van het volk gekomen; en ik weet,
welke verbintenissen ik heb aangegaan. Het is niet
in het oogenblik, daar de vreemden mijne provintiën
bezetten, daar 200.000 Kozakken gereed staan om uwe
vlakten te overstromen, dat men zich aanmerkingen
moest veroorloven. Ik weet, dat er misbruiken plaats
hebben. Mijnheer Raynouard heeft gezegd, dat
de generaal M a s s e n a het zilver van een' inwoner
van Marseille gestolen heeft; dat is een leugen; hij
weet dat het een leugen is: die generaal beeft een le
dig huis in bezit genomen, en de minister zal er den
eigenaar van schadeloos stellen. Men moet zich niet
veroorloven aldus van mijne maarschalken te spreken.
Ik had u een geheim comité aangewezen. Aldaar had
gij departementsgewijze uwe klagten behooren in te
brengen, aanteekeningen te maken, daadzaken voor te
leggen; ik zou u in betrekking met mijne ministers
en eenige staatsraden gebragt hebben, en ik zou u
regt hebben doen wedervaren.
„Binnenshuis hadden wij ons vuil linnen behooren
te wasschen, en niet onder de oogen van het volk.
„Vier malen ben ik door den wensch van vijf milli-
oenen Franschen tot den troon geroepen; ik bezit dus
regten, en gij hebt er geene; de natie heeft mij meer
noodig, dan ik haar. Wat zijt gij toch in de constitu
tie? Gij zijt niets, gij hebt geen gezag; de troon is de
constitutie; in den troon is alles.
„Men heeft de verwijtiagen met spot vermengd.
„Ben ik een man om vernederd te worden Ik kon
den tegenspoed met hoogmoed en zielsverheffing ver
dragen. Gij vraagt mij, dat ik meer zal afstaan, dan
mijne vijanden mij zouden vragen; al vroegen zij om
Champagne, dan zoudt gij nog willen, dat ik hun ook
la Brie gaf. Binnen drie maanden, zal ik vrede heb
ben; „de vijand zal van het grondgebied verjaagd zijn,
of ik zal niet meer bestaan I" Ik zeg het nogmaals, gij
hebt muiters onder u. Ik zou niet weten hoe gemakke
lijk het is eene groote vergadering in opschudding te
brengen? De een plaatst zich hier en de ander daar,
en de deliberatiën worden door opstokers bestuurd.
In plaats van ons allen zamen te binden, hebt gij ons
ontbonden. Gij hebt mij alleen tegen over de vreem
den geplaatst; men zou zeggen, dat zij aan mij alleen
den oorlog doen. Dat is een gruwel! Gij noemt u
de vertegenwoordigers der natie, en gij zijt slechts de
afgevaardigden der departementen in het wetgevend
ligchaam, de senateurs en de staatsraden zijn zoo wel
vertegenwoordigers als gij. Gij hebt de leden, die
aan het gouvernement verkleefd zijn, zoo als presiden
ten, leden der rekenkamer, procureur-generaal, ver
wijderd; bewijst dit niet uwe slechte oogmerken! Gij
hebt tot uwe buiten gewone commissie, tot die van
het adres, en de finantiën dezelfden menschen en mij
ne vijanden benoemd. Mijnheer Laisné is een slechte
kerel; de andere zijn muiters; het elf twaalfde gedeel
te van ulieden is goed; ik zal de slechten vervolgen.
Moest men zulke dingen doen, terwijl de vijanden in
ons land zijn? De natuur hëeft mij een sterk karakter
gegeven; het kan alles wederstaan. Het heeft mijn
hoogmoed te veel gekost; ik heb dien opgeofferd;
maar ik ben boven uwe ellendige declamatiën verhe
ven. Ik had troost noodig, en gij hebt mij verne
derd. Ik had verwacht, dat gij uw doel en pogingen
zoudt vereenigd hebben om den vijand te verjagen;
gij hebt hem ingeroepen. Gij hebt mij meer nadeel
toegebragt, dan het verlies van twee veldslagen in de
vlakte van Champagne. Gij hebt mij veel kwaads ge
daan. Binnen drie maanden, zult gij vrede hebben,
en uw slecht gedrag zal u berouwen. „Ik behoor tot
die menschen, die overwinnen of sterven!" Ik draag
het elf twaalfde gedeelte van ulieden in mijn hart.
Keert naar uwe departementen terug; ik zal, te eeni-
ger dagen, het rapport van uwe commissie doen druk
ken; dan zal men kunnen oordeelen, wat er van is.
indien het in uwe departementen uitkomt, zal ik het
met aanteekeningen in den Moniteur doen zetten. Ik
zal de afgevaardigden der twee seriën, die ontbreken,
doen benoemen, en ik zal het wetgevend ligchaam we
der doen bijeenkomen.
„De lieden van Fransch-Comté en den Elzas zijn
beter gezind, dan gij. Zij vragen mij om wapenen; ik
zal ze hun doen geven; ik zal hun eenige mijner aide-
de-camps zenden, om hen als partij gangers aan te
voeren."
door FRANS COENEN.
(Nadruk verboden.)
Na ontvangst van het telegram, voelde de kleine
mevrouw Lien Molenaar zich bepaald van streek. Zij
waren aan het kamer doen, zij en haar nuffig dienst
meisje, maar zij moest gaan zitten, zóó schokte haar
de tijding, dat Eduard al in volle zee was en over
een dag of vijf hier zou zijn. Haar tuitige onderlip
trilde van emotie en haar bolle oogen staarden be
traand.
Zoo had hun telegram niets geholpen en kwam hij
toch! Hij had groote zaken voor, schreef hij. Een
groote combinatie, waarin allerlei menschen hier in
Holland geïnteresseerd moesten worden.... Jawel, al
lemaal smoesjes, malligheid! Om Til kwam hij. dari
was vast. En dat bleek ook aan 't eind van den brief,
toen hij schreef bij haar, Lien, te willen logeeren, te
gen betaling natuurlijkja, een lekkere jongen! En
dat hij, notabene, hoopte, bij haar ook Tilly te vinden
Nee maarnu vraag lk je!...» Nu zijn scheiding
definitief was was uitgesproken, verhinderde niets
meer een vereeniging niet Tilly, schreef hij....
Al was 't nou d'r eigen broer.... hoe jammei toch
dat die jongen zoo veranderd was.. Amerika had hem
bedorvenvroeger was hij de soliditeit zelf.... Pietje
Secuur noemden ze 'm. Ze had 't dol gevonden toen
hij verleden jaar over kwam, dat was nog geen zes
maanden geleden. Heerlijk om weer eens iemand van
de broers te hebbenen Eduard was toch altijd haar
lieveling geweest.
Mahr wat een last en een herrie ïn die twee maan
den, dat hit bij hen logeerde!Hij had nog altijd
wel dat leuke ronde gezicht, clean staven natuurlijk,
met die ondeugende geknepen oogjes... En zijn mooie
stem ook... als jongen had hij dat al. Wel een jóngen
om verliefd op te worden. Maar lichtzinnig en ego
ist, dat hij geworden was. 's Morgens moest meneer
thee op bed hebben.... dat riep hij dan heel vleiend, en
Sientje moest 't binnen brengen.... En dan liep hij
maar zoo ongegeneerd door huis; in zijn onderbroek,
verbeeld je. Toch geen gezicht.... je schaamde je dood,
dat er iemand 't zou zien. En dan zei hij maar: wel
Lien, heb jij niets in huis, geen sherry of zoo, laat jij
dan een flesch koopen, voor mijn geld... En aan lunch
moest hij ook altijd wat extra's hebben. Nu, in 't
begin had zij daar niets voor willen hebben, natuur
lijk, later, toen hij maar bleef en 't zoo opliep, wèl...
maar ze had nooit een cent van hem gezien, al deed
hij nog zoo rooyaal... Hij scheen heelemaal niei dik
in zijn geld te zitten en al die groote zakea, die hij
hier entameeren wou en al die groote lui, die hij hier
moest sprekenachteraf was dat alles niet erg solide
feweest, geloofde ze nu. Hij zou ze wel eens dit... en
ij zou ze wel eens dat, maar d'r kwam eigenlijk nooit
iets van... Hij moest nog duizenden hebben uit die
groote zaak, die vruchtenkweek in California waar
hij in geweest was... Nu, dat kon wel waar zijn., hij
had er altijd van gesproken, dat hij daar zoo'n prach
tige positie had.. Hij was daar ook lid van den ge
meenteraad geweest. Maar hij was zoo ongedurig,
hij kon nooit lang op een plaats blijven: een echte
artist.... En voor die zaken was hij toch eigenlijk niet
alleen hier gekomen.... Voornamelijk, om Claar nog
's te zien en de kinderen, en nog ems met Claar te
spreken, of ze nu scheideii zouden of niet.... Hij was
toen een paar keer naar Deventer geweest. Maar hij
had gevoeld dat 't toch wel echt uit was tusschen
hem en Claar. En de kindereen voelden ook niets
meer voor hem.
„Ze kennen hun vader niet meer," had hij tegen
haar gezegd. En de tranen stonden hem in zijn
oogen. Toen had ze toch wel erg meelij met hem ge
had. 't Was toch verschriklijk voor een man, als je
zoo niets meer bent voor je vrouw en kinderen hun
vader niet aankijken. Ze waren toen ook besloten om
maar te scheiden. Dan kon zij tenminste weer her
trouwen. Voor mij komt het er niet op aan, had hij
gezegd. Ik trek wel weer de wijde wereld in.
Zij had hem toen wel echt een stakkerd gevonden...
vooral omdat ze toen nog niets wist van de geschie
denis met Tilly... Pas later hoorde ze dat van Truus.
Die schreef dat er zulke scènes geweest waren, om
dat zij niet wou, dat Tilly hem aanmoedigde
Til was straalverliefd en., maar hij was toch een
getrouwd man nog.... „En al is hij honderdmaal je
broer, ik vertrouw hem niet, schreef Truus, „en ik
kom op voor me kind....
Nu ja,Til was toch geen kind meer, bij de dertig
al... en dan wisten we wel waar die soliditeit en die
die ijver van Truus vandaan kwam.... Jaloezie, niet
anders. Truus was doodelijk van Ed geweest, toen zij
al een vrouw van in de dertig en hij nog maar een
jongen was... En nu gunde ze hem natuurlijk niet
aan d'r dochter.
D'r waren wat scènes om geweest, eerst in hun
huis en toen later ook bij haar, toen Ed d'r logeerde
en Til over kwam voor hem.
Enfin, ze was wat blij toen hij maar weer opgekrost
was. Veilig op de boot...
En nu wou hij waarachtig weer komen, zou 't spel
letje nog 't van voren af aan beginnen... Nee, dat kon
ze niet hebben 1".... Bram moest 'm maar schrijven,
dat ze 'm niet konden ontvangen... dat hij dien briel
dadelijk kreeg als hij hier aan wal stapte.... Maar
dan kwam hij toch.... 't Was zoo'n brutale rakker-
Ze zag hem al voor zich: wel, hoe hebben wij 't nou?!
Wil jij jouw eigen broer niet zien?
Nee... zij zelf moest maar weg voor een tijdje, uit
logeeren gaan, bij Truus maar, tot 't gevaar voorbij
was. Want ze kende zichzelf wel: kwam hij naar d'r
toe, dan was ze weer zwak en ddh nam ze hem toch
weer zwak en dan nam ze hem toch weer in huis
De volgende dagen doorleefde Lien in lichte koorts
van verwachting,, toch lang niet onaangenaam. Zij
werd telkens meer benieuwd, hoe dat alles nog zou
afloopen en voelde zich verdeeld tusschen den wensch
dat haar brutale broer toch maar zijn zin zou krijgen
cn Til één-twee-drie overmeesteren en van vage ja
loezie, die zoo'n mooien, lieven jongen toch eigenlijk
niet aan Til gunde. Waarachtig, ze geloofde zelf een
beetje op hem verliefd te zijnl Maar toen ze een
brief van Truus gekregen had, in antwoord op haar
logeerverzoek, waarbij Truus heel onverzoenlijk deed,
en Ed met allerlei vreeselijke maatregelen dreigde
en hem voor al wat leelijk, was uitschold, voor 't ge
val hij Til zou willen zien.... toen hoopte ze toch
maar weer dat Til zwak zou blijken en Truus, die zoo
hard schreeuwde, er bekaaid af zou komen....
In Amsterdam, bij Truus en Tilly, vond Lien een
stemming van zenuwachtige opgewondenheid om
wat er gebeuren ging. Truus, de moeder, had trots
haar zestig jaar en grijze haren nog veel smaak in
't leven.
Toen ind#rtïjd die historie met Eduard voorviel,
gedroeg Moeder Truus zich echt moederlijk en streng
zedelijk, maar wa3 eigenlijk razend jaloersch. Met
een der zoons, toevallig over uit de Oost, haastte zij
zich de soliditeit van den achterneef in twijfel te trek
ken, en betoogde en bedilde Tilly, die zich dat niet,
als vroeger, liet welgevallen. Zoo waren er hevige
scènes, vooral toen bleek, dat moeder Truus brieven
achterhield, door Eduard uit Amerika geschreven....
Maar de moeder kon triomfantelijk het resultaat van
door den zoon gewonnen inlichtingen toouen: Edu
ard was niet alleen hier nog niet gescheiden, maar hij
was daarginds in 't verre Westen ook getrouwd en
had zelfs een kind... En Truus zwoer, dat zij den
kerel als hij 't waagde weer te komen, zou laten in
pakken wegéns dubbel huwelijk.
Toen, op die berichten, had de dochter allengs toe
gegeven. Er was ook al weer zoo een lange tijd ver-
loopen en allengs begon Til, die pianoleerares was,
weer te verlangen naar haar vroegeren meer intellec-
tueelen vriend, dien zij om zijn zwaar op de handsche
droefgeestigheid wel graag den bons gegeven had,
toen een ander, vroolijker, luchthartiger levensgenot
voor haar wegelegd scheen. Zoo vertoonde zich dan
de lange, slappe, donkere figuur weer avond aan
avond in het bovenhuis, waar hij zwijgend zwaar
moedig de trap besteeg naar Til's kamer, en scheen
het leven tot de gewone rust en regelmaat terugge
keerd.
De brief van Lien echter stelde alles weer op losse
schroeven, hoewel elk der belanghebbenden zich
trachtte voor te doen, alsof zij dit niet geloofde.
Tilly haalde Lien van den trein en terwijl zij in
het opwekkend zonnetje naar huis wandelden door
de Zondagsch-stille straten, scheen Til heel kalm en
besloten. Strikt logisch redeneerde zij, dat met een
sujet, als Eduard gebleken was, (je moet me niet kwa
lijk nemen Lien, al is 't je broer), voor een jonge
vrouw, die een grein eergevoel bezat, geen keus mo
gelijk was. Het had haar veel leed gedaan, maar 't
was nu uit, voorgoed uit en 't liet haar volmaakt on
verschillig of Eduard hier of in Amerika zat
Zij sprak ook over haar vriend Muller, hoeveel steun
zij aan hem had, hoe echt nobel en gentlemanlike hij
zich gedragen had in deze zaak en hoeveel ze aan
hem verplicht was.
Lien haastte zich dit alles te beamen en Tilly te
sterken in haar gevoelens m verstandige voornemens.
Het scheen haar nu ineens zelve toe, of men zich
noodeloos ongerust maakte en de zonderlinge over
eenkomst van Ed toch eigenlijk van geen gewicht
was. Ieder was toch vrij; wat gebeurd was, was ge
beurd, maar Ed vond hier nu een vasten toestand, die
niet maar zoo ééü-twee-drie te verbreken viel.
Thuis gekomen, bij Truus, spraken zij eerst niet
over de zaak. Uitvoerig en gezellig koffiedrinkende,
was er van allerlei af te handelen en hadden zij sa
men veel pret. Maar op den duur leek het Lien toch
wel onvermijdelijk er ook met moeder Truus over te
beginnen. En zij begreep eigenlijk ook niet waarom
zij aarzelde, daar toch moeder en dochter het volko
men eens moesten zijn. Dat bleken zij echter niet.
Truus deed dadelijk zoo overdreven en onmogelijk,
zoo tyraniek, alsof Til nog een klein kind was en
eigenlijk precies of Til Ed's partij koos, dat Lien zich
best kon begrijpen, hoe Til daar hard tegen in ging
en Eduard nu verdedigde.al deed ze dat mis
schien wel met te veel vuur. Je wist op 't laatst toch
niet hoe je 't had. Ze spraken voortdurend allebei
tegelijk en je hoofd liep er van om, zoodat Lien maar
voorstelde te gaan wandelen en de discussie tot later
uit te stelles. Veiihit en opgewonden, gaven de bei
den, niet zonder tegenzin, eindelijk toe. Maar op de
wandeling nam Truus Lien apart, terwijl Til even
vooruit was, om haar hartstochtelijk-heftig toe te fluis
teren, dat Til al weer heelemaal „om" was. Maar dat
zij 't zou verhinderen, „wat er ook van kwam, omdat
zij nooit zou verdragen dat haar kind enz. nz
Lien's hoofd duizelde er van en genoot er
toch bij, van al die opwinding en onzekerheid en ver
wachting.
Terug van de wandeling, boudeerden de vrouwen
nog een heel poos, tot het Zondagsche borreltje en
de diner-gezelligheid hen weer verzoende, tot Lien's
groote verlichting. Wat daar niet weinig toe bij
bracht, was de vage onrust en zenuwachtige ver
wachting, die hen allen begon te beheerschen. Edu
ard zou zeker aan land zijn, sedert gisteravond, an
ders bepaald sedert van ochtend en hij kon dezen
avond al trachten hen te bezoeken. Gelukkig was de
meid thuis en behoefde geen van de drie open te
doen.
Maar toch, bij de enkele schelleen, die zoo alar-
meerend klonken in den stillen Zondagavond, leunden
en loerden zij met bleeke gezichten over de trapleu
ning, him adem inhoudend, terwijl het meisje spiak
aan de deurOm tien uur scheen het gevaar
geweken en gingen zij verlucht en half teleurgesteld
naar bed.
Op den volgenden morgen kwam moeder Truus in
een bijzonder slecht humeur beneden. Mokkend at zij
haar boterham, telkens gramstorig blikkend naar
haar dochter, die in een meer gelaten stemming
scheen en peinzend, zwijgend voor zich staarde
Lien's klaterende opgewektheiu hield het niet lang
tegen deze humeuren uit en onnistig keek zij van de
een naar de ander, ook zwijgend.
Na het ontbijt vroeg Tilly of Lien haar naar de
muziekschool wilde brengen, waar zij dien ochtend
les gaf. Zij zag er zoo tegen op alleen te gaan. Je
kon niet weten of hij haar niet opwachtteEn
dan zou ze misschien zonder kracht zijn, bekende zij
dof aan Lien.
De moeder, die dit gesprek niet hoorde, maar zoo
wat begreep, haalde woedend de schouders op en
ging de kamer uit, met de deur slaande.
Op straat, op weg naar de school, bemerkte Lien
tegen billijk tarief.
Carrosseriefabrikant. Telefoon 573.
eerst goed, hoe week gestemd Til eigenlijk was en dit
gaf haar een poperend gevoel van verwachting, waar
in bewondering en verlangen naar Eduard gemengd
waren. Nu had Til hem no** niet eens gezien en hoe
was ze al onder den indruk
Aan de school beloofde Lien, dat zij Tilly om twaalf
uur weer zou komen afhalen.
Maar om half twaalf was deze al thuis, bleek en
zwijgend. Zij had een uur minder les gehad. En zij
had Eduard gesproken. Dicht bij huis wachtte hij
haar op en zij waren toen opgewandeld.Moe
der Truus had een razende woedebui, waarbij de do-
minéesweduwe zelfs vloekte al» een zeeman en een
glas stuk smeet.
Gelaten en onbewogen zat Til. Ze zei: och moeder,
of u nu al raastals 't waar is, dat ze hem belasterd
hebben, dan neem lk hem tochdan zie ik hem maar
buitenshuis
Toen werd de moeder plotseling kalmer. Als Til
dan per force iu haar ongeluk wou loopen, dan
waschte zij haar handen daar van af. Het wa9 dan
maar beter, dat die vent hier kwam, al9 dat zij buiten
gingen. Vond Licn dat ook niet.... Lien was het hier
mee ijverig eens. Als hij hier kwam, konden ze ten
minste samen oordeelen of hij zich verbeterd had....
Zoo werd besloten, dat. Til, die zijn adres wist, hem
schrijven zou, hen dezen avond te komen bezoeken....
Aldus geschiedde en om acht uur zat daar Eduard
breed en behagelijk op de canapé, de drie vrouwen
om hem heen, alsof hij nooit weg was geweest. Hij
praatte met zijn welluidende kalme stem en aardig
Engelsch accent, gansch onbevangen over zijn leven
daar ginds en zijn groote plannen hier en boeide zijn
publiek en liet hen lachen.
Om half elf, toen hij heenging, was de vrede vol
komen hersteld en liet Til hem uit. Haar vriend Mul
ler was voor dezen keer afgeschreven.
Twee dagen later, in den middag, kwam Eduard de
dames halen om met hem thee te drinken en het was
bij het verlaten van de lunchroom, dat hij toen Lien
even apart nam om 25 van haar te leenen, voor een
paar dagen maar....
Den volgenden avond had hij hen drieën uitgenoo-
digd met hem naar een buitenconcert te gaan en
daarna was er een muziekavond bij hen thuis, waar
hij met Til sonaten maakte. Ook speelden zij vier
handig. Terwijl Lien met Til duetten zong, hoorde
zij Eduard en Truus in fluisterend gesprek en Lien
had 't gevoel, dat haar broer ook nu geld te leen
vroeg.
Dien volgenden dag ging Lien naar hui9 terug. Er
was nu absoluut geen reden meer langer te blijven en
zij had toch ook wel genoeg van 't gezelschap. Til
was toch eigenlijk karakterloos en Truus, daar wa3
geen naam voor, zooals die nu weer op haar ouwen
dag met Eduard coquetteerde, terwijl ze zich eerst zóó
over hem uitgelaten had. Natuurlijk hield Ed haar
bar voor den gek, maar dat gunde zij haar graag, die
malloot!
Thuis gekomen, vond Lien alles erg vervelend, het
huis nogal verwaarloosd, de meid bokkig. Niets geen
pleizierige ontvangst! En dat, terwijl haar stemming
toch al triestig was. Zij geloofde, dat het kwam, om
dat zij toch eigenlijk niet tegen zulke karakterloosheid
kon. Een vrouw moest haar waardigheid weten te
bewaren, 't Was misselijk zooals die Til ineens Edu
ard als 't ware om zijn hals gevlogen wasen d'r
vriend Muller nu maar weer den bons had gegeven.
Eduard kon toch eigenlijk een boel beter krijgen
Bovendien was hij een schurk, en ze hadden zich
maar weer domweg laten inpalmen, dat zag ze nu
klaar. Zij zou zeker niets zeggen van 't geleende
geld-'T ijSPJJJJ
Toen Bram thui9 kwam, die verrukt was haar weer
terug te hebben, bleef Lien echter mokken. En later
op den avond, toen zij zoowat haar weervaren ver
telde, hadden zij hevige ruzie over Eduard, dien Lien
met alle macht verdedigde. Bram was een pietlut,
een echt bekrompen Hollandertje. Eduard had meer
in zijn pink, dan Bram in zijn heele body. Maar Til
en Truus hadden allerzotst gedaan, zich zoo ineens
weer te verzoenenDaarvoor was er te veel ge
beurd. Karakterloos was daten zij wou met de
heele troep niets te maken hebben. Bram zou zijn zin
krijgen, zij zou haar broer niet ontvangen. En daar
bleef het toen bij.
BINNENLAND.
Gemengd nieuws.
UIT LIMMEN.
Gistermiddag vergaderde de Raad in voltallige
zitting.
Door Ged. Staten was bezwaar gemaakt tegen de
voorgenomen aflossing der geldleening voor den elec-
trischen aanleg en de kosten voor den legger der we
gen. De aflossing moest teu minste 100 per jaar
bedragen, opdat de gemeente indien ze er gunstiger
voor staat, ook meer kan aflossen.
Overeenkomstig den wensch van Gedeputeerden
werd besloten.
Tot klokkenist werd wegens ontslagname van den
heer P. Admiraal uit de voordracht van B. en W., be
staande uit de heeren Chr. Vrugt en Jn. v. d. Eng,
No. 1 met vier stemmen benoemd. De heer v. d. Eng
behaalde drie stemmen. Er waren 4 sollicitatiën in
gekomen.
Op de aanbeveling voor het college van zetters
werden de beide aftredende heeren C. Vis en T. Val-
kering als No. 1, de heeren C. Kieft en J. P. Kuijs als
No. 2 geplaatst.
Tot leden van de commissie voor het behandelen
van de reclames tegen den H. O., van welke commissie
de burgemeester voorzitter is, werden gekozen de
heeren Kooij en Kleef.
BRANT,