DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. lm MoahiÉn It hi, Adres: JAC. MET. No. 150 Honderd en zestiende Jaargang. 1914 ZATERDAG 27 JUNI Honderd Jaar geleden. NATUUR EN REDE. Uit de Alkmaarsche Courant van 27 Juni 1814: De laatst aangekomen engelsche dagbladen deeleu het publiek verscheiden trekken mede uit de aanspraak of liever uit de slecht zamenhangende, met herhalin gen vervulde, zinsneden, waarmede Buonaparte het wetgevend ligchaam, op nieuwjaarsdag laatstl., ontvangen heeft. Zij is van den volgenden inhoud: HEEREN AFGEVAARDIGDEN! „Ik heb u bij mij geroepen, om het goede te doen, en gij hebt het kwade gedaan; gij hebt lieden onder u, die aan Engeland, aan den buitenlander zijn toege daan. L a i s n is een slechte kerelhij houdt corres pondentie met den Regent, door tusschenkomst van den advocaat Deséze. Het elf twaalfde gedeelte van ulieden is goed; het overige zijn muiters. Uw doel strekte tot niets anders, dan om mij, de leden van den senaat, de ministers en al wat tot het gouvernement behoort, aan geweld en moordzucht over te gevenik heb het weten voor te komen en hunne aanslagen te verijdelen. „Keert naar uwe departementen terug; ik zal dege nen, die slechte oogmerken hebben, naoogen. Gij hebt mij zoeken te vernederen; ik ben een man, een man, „dien men wel van het leven, maar niet van de eer kan berooven". Wie onder u zou den last van het opper gezag kunnen torschen? Die last heeft de constitu erende vergadering, welke eenen zwakken monarch wetten voorschreef^ verpletterd. De faubourg St. An- toine zou u geholpen, doch verlaten hebben. „Wat is er van de Vergniauds, de Guadets, enz. geworden? Zij zijn om het leven gebragt, om dat zij de staatsregeling hebben willen veranderen; de factie van de Gironde heeft hetzelfde willen doen; maar zij zou ook omgekomen zijn. „Gij hebt mij in de oogen van Frankrijk willen ver nederen; dat is een aanslag. Kortom wat is een troon? Vier stukken verguld hout met fluweel bekleed maken den troon niet uit, maar hij die er op zit. En ook ik ben uit den schoot van het volk gekomen; en ik weet, welke verbintenissen ik heb aangegaan. Het is niet in het oogenblik, daar de vreemden mijne provintiën bezetten, daar 200.000 Kozakken gereed staan om uwe vlakten te overstromen, dat men zich aanmerkingen moest veroorloven. Ik weet, dat er misbruiken plaats hebben. Mijnheer Raynouard heeft gezegd, dat de generaal M a s s e n a het zilver van een' inwoner van Marseille gestolen heeft; dat is een leugen; hij weet dat het een leugen is: die generaal beeft een le dig huis in bezit genomen, en de minister zal er den eigenaar van schadeloos stellen. Men moet zich niet veroorloven aldus van mijne maarschalken te spreken. Ik had u een geheim comité aangewezen. Aldaar had gij departementsgewijze uwe klagten behooren in te brengen, aanteekeningen te maken, daadzaken voor te leggen; ik zou u in betrekking met mijne ministers en eenige staatsraden gebragt hebben, en ik zou u regt hebben doen wedervaren. „Binnenshuis hadden wij ons vuil linnen behooren te wasschen, en niet onder de oogen van het volk. „Vier malen ben ik door den wensch van vijf milli- oenen Franschen tot den troon geroepen; ik bezit dus regten, en gij hebt er geene; de natie heeft mij meer noodig, dan ik haar. Wat zijt gij toch in de constitu tie? Gij zijt niets, gij hebt geen gezag; de troon is de constitutie; in den troon is alles. „Men heeft de verwijtiagen met spot vermengd. „Ben ik een man om vernederd te worden Ik kon den tegenspoed met hoogmoed en zielsverheffing ver dragen. Gij vraagt mij, dat ik meer zal afstaan, dan mijne vijanden mij zouden vragen; al vroegen zij om Champagne, dan zoudt gij nog willen, dat ik hun ook la Brie gaf. Binnen drie maanden, zal ik vrede heb ben; „de vijand zal van het grondgebied verjaagd zijn, of ik zal niet meer bestaan I" Ik zeg het nogmaals, gij hebt muiters onder u. Ik zou niet weten hoe gemakke lijk het is eene groote vergadering in opschudding te brengen? De een plaatst zich hier en de ander daar, en de deliberatiën worden door opstokers bestuurd. In plaats van ons allen zamen te binden, hebt gij ons ontbonden. Gij hebt mij alleen tegen over de vreem den geplaatst; men zou zeggen, dat zij aan mij alleen den oorlog doen. Dat is een gruwel! Gij noemt u de vertegenwoordigers der natie, en gij zijt slechts de afgevaardigden der departementen in het wetgevend ligchaam, de senateurs en de staatsraden zijn zoo wel vertegenwoordigers als gij. Gij hebt de leden, die aan het gouvernement verkleefd zijn, zoo als presiden ten, leden der rekenkamer, procureur-generaal, ver wijderd; bewijst dit niet uwe slechte oogmerken! Gij hebt tot uwe buiten gewone commissie, tot die van het adres, en de finantiën dezelfden menschen en mij ne vijanden benoemd. Mijnheer Laisné is een slechte kerel; de andere zijn muiters; het elf twaalfde gedeel te van ulieden is goed; ik zal de slechten vervolgen. Moest men zulke dingen doen, terwijl de vijanden in ons land zijn? De natuur hëeft mij een sterk karakter gegeven; het kan alles wederstaan. Het heeft mijn hoogmoed te veel gekost; ik heb dien opgeofferd; maar ik ben boven uwe ellendige declamatiën verhe ven. Ik had troost noodig, en gij hebt mij verne derd. Ik had verwacht, dat gij uw doel en pogingen zoudt vereenigd hebben om den vijand te verjagen; gij hebt hem ingeroepen. Gij hebt mij meer nadeel toegebragt, dan het verlies van twee veldslagen in de vlakte van Champagne. Gij hebt mij veel kwaads ge daan. Binnen drie maanden, zult gij vrede hebben, en uw slecht gedrag zal u berouwen. „Ik behoor tot die menschen, die overwinnen of sterven!" Ik draag het elf twaalfde gedeelte van ulieden in mijn hart. Keert naar uwe departementen terug; ik zal, te eeni- ger dagen, het rapport van uwe commissie doen druk ken; dan zal men kunnen oordeelen, wat er van is. indien het in uwe departementen uitkomt, zal ik het met aanteekeningen in den Moniteur doen zetten. Ik zal de afgevaardigden der twee seriën, die ontbreken, doen benoemen, en ik zal het wetgevend ligchaam we der doen bijeenkomen. „De lieden van Fransch-Comté en den Elzas zijn beter gezind, dan gij. Zij vragen mij om wapenen; ik zal ze hun doen geven; ik zal hun eenige mijner aide- de-camps zenden, om hen als partij gangers aan te voeren." door FRANS COENEN. (Nadruk verboden.) Na ontvangst van het telegram, voelde de kleine mevrouw Lien Molenaar zich bepaald van streek. Zij waren aan het kamer doen, zij en haar nuffig dienst meisje, maar zij moest gaan zitten, zóó schokte haar de tijding, dat Eduard al in volle zee was en over een dag of vijf hier zou zijn. Haar tuitige onderlip trilde van emotie en haar bolle oogen staarden be traand. Zoo had hun telegram niets geholpen en kwam hij toch! Hij had groote zaken voor, schreef hij. Een groote combinatie, waarin allerlei menschen hier in Holland geïnteresseerd moesten worden.... Jawel, al lemaal smoesjes, malligheid! Om Til kwam hij. dari was vast. En dat bleek ook aan 't eind van den brief, toen hij schreef bij haar, Lien, te willen logeeren, te gen betaling natuurlijkja, een lekkere jongen! En dat hij, notabene, hoopte, bij haar ook Tilly te vinden Nee maarnu vraag lk je!...» Nu zijn scheiding definitief was was uitgesproken, verhinderde niets meer een vereeniging niet Tilly, schreef hij.... Al was 't nou d'r eigen broer.... hoe jammei toch dat die jongen zoo veranderd was.. Amerika had hem bedorvenvroeger was hij de soliditeit zelf.... Pietje Secuur noemden ze 'm. Ze had 't dol gevonden toen hij verleden jaar over kwam, dat was nog geen zes maanden geleden. Heerlijk om weer eens iemand van de broers te hebbenen Eduard was toch altijd haar lieveling geweest. Mahr wat een last en een herrie ïn die twee maan den, dat hit bij hen logeerde!Hij had nog altijd wel dat leuke ronde gezicht, clean staven natuurlijk, met die ondeugende geknepen oogjes... En zijn mooie stem ook... als jongen had hij dat al. Wel een jóngen om verliefd op te worden. Maar lichtzinnig en ego ist, dat hij geworden was. 's Morgens moest meneer thee op bed hebben.... dat riep hij dan heel vleiend, en Sientje moest 't binnen brengen.... En dan liep hij maar zoo ongegeneerd door huis; in zijn onderbroek, verbeeld je. Toch geen gezicht.... je schaamde je dood, dat er iemand 't zou zien. En dan zei hij maar: wel Lien, heb jij niets in huis, geen sherry of zoo, laat jij dan een flesch koopen, voor mijn geld... En aan lunch moest hij ook altijd wat extra's hebben. Nu, in 't begin had zij daar niets voor willen hebben, natuur lijk, later, toen hij maar bleef en 't zoo opliep, wèl... maar ze had nooit een cent van hem gezien, al deed hij nog zoo rooyaal... Hij scheen heelemaal niei dik in zijn geld te zitten en al die groote zakea, die hij hier entameeren wou en al die groote lui, die hij hier moest sprekenachteraf was dat alles niet erg solide feweest, geloofde ze nu. Hij zou ze wel eens dit... en ij zou ze wel eens dat, maar d'r kwam eigenlijk nooit iets van... Hij moest nog duizenden hebben uit die groote zaak, die vruchtenkweek in California waar hij in geweest was... Nu, dat kon wel waar zijn., hij had er altijd van gesproken, dat hij daar zoo'n prach tige positie had.. Hij was daar ook lid van den ge meenteraad geweest. Maar hij was zoo ongedurig, hij kon nooit lang op een plaats blijven: een echte artist.... En voor die zaken was hij toch eigenlijk niet alleen hier gekomen.... Voornamelijk, om Claar nog 's te zien en de kinderen, en nog ems met Claar te spreken, of ze nu scheideii zouden of niet.... Hij was toen een paar keer naar Deventer geweest. Maar hij had gevoeld dat 't toch wel echt uit was tusschen hem en Claar. En de kindereen voelden ook niets meer voor hem. „Ze kennen hun vader niet meer," had hij tegen haar gezegd. En de tranen stonden hem in zijn oogen. Toen had ze toch wel erg meelij met hem ge had. 't Was toch verschriklijk voor een man, als je zoo niets meer bent voor je vrouw en kinderen hun vader niet aankijken. Ze waren toen ook besloten om maar te scheiden. Dan kon zij tenminste weer her trouwen. Voor mij komt het er niet op aan, had hij gezegd. Ik trek wel weer de wijde wereld in. Zij had hem toen wel echt een stakkerd gevonden... vooral omdat ze toen nog niets wist van de geschie denis met Tilly... Pas later hoorde ze dat van Truus. Die schreef dat er zulke scènes geweest waren, om dat zij niet wou, dat Tilly hem aanmoedigde Til was straalverliefd en., maar hij was toch een getrouwd man nog.... „En al is hij honderdmaal je broer, ik vertrouw hem niet, schreef Truus, „en ik kom op voor me kind.... Nu ja,Til was toch geen kind meer, bij de dertig al... en dan wisten we wel waar die soliditeit en die die ijver van Truus vandaan kwam.... Jaloezie, niet anders. Truus was doodelijk van Ed geweest, toen zij al een vrouw van in de dertig en hij nog maar een jongen was... En nu gunde ze hem natuurlijk niet aan d'r dochter. D'r waren wat scènes om geweest, eerst in hun huis en toen later ook bij haar, toen Ed d'r logeerde en Til over kwam voor hem. Enfin, ze was wat blij toen hij maar weer opgekrost was. Veilig op de boot... En nu wou hij waarachtig weer komen, zou 't spel letje nog 't van voren af aan beginnen... Nee, dat kon ze niet hebben 1".... Bram moest 'm maar schrijven, dat ze 'm niet konden ontvangen... dat hij dien briel dadelijk kreeg als hij hier aan wal stapte.... Maar dan kwam hij toch.... 't Was zoo'n brutale rakker- Ze zag hem al voor zich: wel, hoe hebben wij 't nou?! Wil jij jouw eigen broer niet zien? Nee... zij zelf moest maar weg voor een tijdje, uit logeeren gaan, bij Truus maar, tot 't gevaar voorbij was. Want ze kende zichzelf wel: kwam hij naar d'r toe, dan was ze weer zwak en ddh nam ze hem toch weer zwak en dan nam ze hem toch weer in huis De volgende dagen doorleefde Lien in lichte koorts van verwachting,, toch lang niet onaangenaam. Zij werd telkens meer benieuwd, hoe dat alles nog zou afloopen en voelde zich verdeeld tusschen den wensch dat haar brutale broer toch maar zijn zin zou krijgen cn Til één-twee-drie overmeesteren en van vage ja loezie, die zoo'n mooien, lieven jongen toch eigenlijk niet aan Til gunde. Waarachtig, ze geloofde zelf een beetje op hem verliefd te zijnl Maar toen ze een brief van Truus gekregen had, in antwoord op haar logeerverzoek, waarbij Truus heel onverzoenlijk deed, en Ed met allerlei vreeselijke maatregelen dreigde en hem voor al wat leelijk, was uitschold, voor 't ge val hij Til zou willen zien.... toen hoopte ze toch maar weer dat Til zwak zou blijken en Truus, die zoo hard schreeuwde, er bekaaid af zou komen.... In Amsterdam, bij Truus en Tilly, vond Lien een stemming van zenuwachtige opgewondenheid om wat er gebeuren ging. Truus, de moeder, had trots haar zestig jaar en grijze haren nog veel smaak in 't leven. Toen ind#rtïjd die historie met Eduard voorviel, gedroeg Moeder Truus zich echt moederlijk en streng zedelijk, maar wa3 eigenlijk razend jaloersch. Met een der zoons, toevallig over uit de Oost, haastte zij zich de soliditeit van den achterneef in twijfel te trek ken, en betoogde en bedilde Tilly, die zich dat niet, als vroeger, liet welgevallen. Zoo waren er hevige scènes, vooral toen bleek, dat moeder Truus brieven achterhield, door Eduard uit Amerika geschreven.... Maar de moeder kon triomfantelijk het resultaat van door den zoon gewonnen inlichtingen toouen: Edu ard was niet alleen hier nog niet gescheiden, maar hij was daarginds in 't verre Westen ook getrouwd en had zelfs een kind... En Truus zwoer, dat zij den kerel als hij 't waagde weer te komen, zou laten in pakken wegéns dubbel huwelijk. Toen, op die berichten, had de dochter allengs toe gegeven. Er was ook al weer zoo een lange tijd ver- loopen en allengs begon Til, die pianoleerares was, weer te verlangen naar haar vroegeren meer intellec- tueelen vriend, dien zij om zijn zwaar op de handsche droefgeestigheid wel graag den bons gegeven had, toen een ander, vroolijker, luchthartiger levensgenot voor haar wegelegd scheen. Zoo vertoonde zich dan de lange, slappe, donkere figuur weer avond aan avond in het bovenhuis, waar hij zwijgend zwaar moedig de trap besteeg naar Til's kamer, en scheen het leven tot de gewone rust en regelmaat terugge keerd. De brief van Lien echter stelde alles weer op losse schroeven, hoewel elk der belanghebbenden zich trachtte voor te doen, alsof zij dit niet geloofde. Tilly haalde Lien van den trein en terwijl zij in het opwekkend zonnetje naar huis wandelden door de Zondagsch-stille straten, scheen Til heel kalm en besloten. Strikt logisch redeneerde zij, dat met een sujet, als Eduard gebleken was, (je moet me niet kwa lijk nemen Lien, al is 't je broer), voor een jonge vrouw, die een grein eergevoel bezat, geen keus mo gelijk was. Het had haar veel leed gedaan, maar 't was nu uit, voorgoed uit en 't liet haar volmaakt on verschillig of Eduard hier of in Amerika zat Zij sprak ook over haar vriend Muller, hoeveel steun zij aan hem had, hoe echt nobel en gentlemanlike hij zich gedragen had in deze zaak en hoeveel ze aan hem verplicht was. Lien haastte zich dit alles te beamen en Tilly te sterken in haar gevoelens m verstandige voornemens. Het scheen haar nu ineens zelve toe, of men zich noodeloos ongerust maakte en de zonderlinge over eenkomst van Ed toch eigenlijk van geen gewicht was. Ieder was toch vrij; wat gebeurd was, was ge beurd, maar Ed vond hier nu een vasten toestand, die niet maar zoo ééü-twee-drie te verbreken viel. Thuis gekomen, bij Truus, spraken zij eerst niet over de zaak. Uitvoerig en gezellig koffiedrinkende, was er van allerlei af te handelen en hadden zij sa men veel pret. Maar op den duur leek het Lien toch wel onvermijdelijk er ook met moeder Truus over te beginnen. En zij begreep eigenlijk ook niet waarom zij aarzelde, daar toch moeder en dochter het volko men eens moesten zijn. Dat bleken zij echter niet. Truus deed dadelijk zoo overdreven en onmogelijk, zoo tyraniek, alsof Til nog een klein kind was en eigenlijk precies of Til Ed's partij koos, dat Lien zich best kon begrijpen, hoe Til daar hard tegen in ging en Eduard nu verdedigde.al deed ze dat mis schien wel met te veel vuur. Je wist op 't laatst toch niet hoe je 't had. Ze spraken voortdurend allebei tegelijk en je hoofd liep er van om, zoodat Lien maar voorstelde te gaan wandelen en de discussie tot later uit te stelles. Veiihit en opgewonden, gaven de bei den, niet zonder tegenzin, eindelijk toe. Maar op de wandeling nam Truus Lien apart, terwijl Til even vooruit was, om haar hartstochtelijk-heftig toe te fluis teren, dat Til al weer heelemaal „om" was. Maar dat zij 't zou verhinderen, „wat er ook van kwam, omdat zij nooit zou verdragen dat haar kind enz. nz Lien's hoofd duizelde er van en genoot er toch bij, van al die opwinding en onzekerheid en ver wachting. Terug van de wandeling, boudeerden de vrouwen nog een heel poos, tot het Zondagsche borreltje en de diner-gezelligheid hen weer verzoende, tot Lien's groote verlichting. Wat daar niet weinig toe bij bracht, was de vage onrust en zenuwachtige ver wachting, die hen allen begon te beheerschen. Edu ard zou zeker aan land zijn, sedert gisteravond, an ders bepaald sedert van ochtend en hij kon dezen avond al trachten hen te bezoeken. Gelukkig was de meid thuis en behoefde geen van de drie open te doen. Maar toch, bij de enkele schelleen, die zoo alar- meerend klonken in den stillen Zondagavond, leunden en loerden zij met bleeke gezichten over de trapleu ning, him adem inhoudend, terwijl het meisje spiak aan de deurOm tien uur scheen het gevaar geweken en gingen zij verlucht en half teleurgesteld naar bed. Op den volgenden morgen kwam moeder Truus in een bijzonder slecht humeur beneden. Mokkend at zij haar boterham, telkens gramstorig blikkend naar haar dochter, die in een meer gelaten stemming scheen en peinzend, zwijgend voor zich staarde Lien's klaterende opgewektheiu hield het niet lang tegen deze humeuren uit en onnistig keek zij van de een naar de ander, ook zwijgend. Na het ontbijt vroeg Tilly of Lien haar naar de muziekschool wilde brengen, waar zij dien ochtend les gaf. Zij zag er zoo tegen op alleen te gaan. Je kon niet weten of hij haar niet opwachtteEn dan zou ze misschien zonder kracht zijn, bekende zij dof aan Lien. De moeder, die dit gesprek niet hoorde, maar zoo wat begreep, haalde woedend de schouders op en ging de kamer uit, met de deur slaande. Op straat, op weg naar de school, bemerkte Lien tegen billijk tarief. Carrosseriefabrikant. Telefoon 573. eerst goed, hoe week gestemd Til eigenlijk was en dit gaf haar een poperend gevoel van verwachting, waar in bewondering en verlangen naar Eduard gemengd waren. Nu had Til hem no** niet eens gezien en hoe was ze al onder den indruk Aan de school beloofde Lien, dat zij Tilly om twaalf uur weer zou komen afhalen. Maar om half twaalf was deze al thuis, bleek en zwijgend. Zij had een uur minder les gehad. En zij had Eduard gesproken. Dicht bij huis wachtte hij haar op en zij waren toen opgewandeld.Moe der Truus had een razende woedebui, waarbij de do- minéesweduwe zelfs vloekte al» een zeeman en een glas stuk smeet. Gelaten en onbewogen zat Til. Ze zei: och moeder, of u nu al raastals 't waar is, dat ze hem belasterd hebben, dan neem lk hem tochdan zie ik hem maar buitenshuis Toen werd de moeder plotseling kalmer. Als Til dan per force iu haar ongeluk wou loopen, dan waschte zij haar handen daar van af. Het wa9 dan maar beter, dat die vent hier kwam, al9 dat zij buiten gingen. Vond Licn dat ook niet.... Lien was het hier mee ijverig eens. Als hij hier kwam, konden ze ten minste samen oordeelen of hij zich verbeterd had.... Zoo werd besloten, dat. Til, die zijn adres wist, hem schrijven zou, hen dezen avond te komen bezoeken.... Aldus geschiedde en om acht uur zat daar Eduard breed en behagelijk op de canapé, de drie vrouwen om hem heen, alsof hij nooit weg was geweest. Hij praatte met zijn welluidende kalme stem en aardig Engelsch accent, gansch onbevangen over zijn leven daar ginds en zijn groote plannen hier en boeide zijn publiek en liet hen lachen. Om half elf, toen hij heenging, was de vrede vol komen hersteld en liet Til hem uit. Haar vriend Mul ler was voor dezen keer afgeschreven. Twee dagen later, in den middag, kwam Eduard de dames halen om met hem thee te drinken en het was bij het verlaten van de lunchroom, dat hij toen Lien even apart nam om 25 van haar te leenen, voor een paar dagen maar.... Den volgenden avond had hij hen drieën uitgenoo- digd met hem naar een buitenconcert te gaan en daarna was er een muziekavond bij hen thuis, waar hij met Til sonaten maakte. Ook speelden zij vier handig. Terwijl Lien met Til duetten zong, hoorde zij Eduard en Truus in fluisterend gesprek en Lien had 't gevoel, dat haar broer ook nu geld te leen vroeg. Dien volgenden dag ging Lien naar hui9 terug. Er was nu absoluut geen reden meer langer te blijven en zij had toch ook wel genoeg van 't gezelschap. Til was toch eigenlijk karakterloos en Truus, daar wa3 geen naam voor, zooals die nu weer op haar ouwen dag met Eduard coquetteerde, terwijl ze zich eerst zóó over hem uitgelaten had. Natuurlijk hield Ed haar bar voor den gek, maar dat gunde zij haar graag, die malloot! Thuis gekomen, vond Lien alles erg vervelend, het huis nogal verwaarloosd, de meid bokkig. Niets geen pleizierige ontvangst! En dat, terwijl haar stemming toch al triestig was. Zij geloofde, dat het kwam, om dat zij toch eigenlijk niet tegen zulke karakterloosheid kon. Een vrouw moest haar waardigheid weten te bewaren, 't Was misselijk zooals die Til ineens Edu ard als 't ware om zijn hals gevlogen wasen d'r vriend Muller nu maar weer den bons had gegeven. Eduard kon toch eigenlijk een boel beter krijgen Bovendien was hij een schurk, en ze hadden zich maar weer domweg laten inpalmen, dat zag ze nu klaar. Zij zou zeker niets zeggen van 't geleende geld-'T ijSPJJJJ Toen Bram thui9 kwam, die verrukt was haar weer terug te hebben, bleef Lien echter mokken. En later op den avond, toen zij zoowat haar weervaren ver telde, hadden zij hevige ruzie over Eduard, dien Lien met alle macht verdedigde. Bram was een pietlut, een echt bekrompen Hollandertje. Eduard had meer in zijn pink, dan Bram in zijn heele body. Maar Til en Truus hadden allerzotst gedaan, zich zoo ineens weer te verzoenenDaarvoor was er te veel ge beurd. Karakterloos was daten zij wou met de heele troep niets te maken hebben. Bram zou zijn zin krijgen, zij zou haar broer niet ontvangen. En daar bleef het toen bij. BINNENLAND. Gemengd nieuws. UIT LIMMEN. Gistermiddag vergaderde de Raad in voltallige zitting. Door Ged. Staten was bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen aflossing der geldleening voor den elec- trischen aanleg en de kosten voor den legger der we gen. De aflossing moest teu minste 100 per jaar bedragen, opdat de gemeente indien ze er gunstiger voor staat, ook meer kan aflossen. Overeenkomstig den wensch van Gedeputeerden werd besloten. Tot klokkenist werd wegens ontslagname van den heer P. Admiraal uit de voordracht van B. en W., be staande uit de heeren Chr. Vrugt en Jn. v. d. Eng, No. 1 met vier stemmen benoemd. De heer v. d. Eng behaalde drie stemmen. Er waren 4 sollicitatiën in gekomen. Op de aanbeveling voor het college van zetters werden de beide aftredende heeren C. Vis en T. Val- kering als No. 1, de heeren C. Kieft en J. P. Kuijs als No. 2 geplaatst. Tot leden van de commissie voor het behandelen van de reclames tegen den H. O., van welke commissie de burgemeester voorzitter is, werden gekozen de heeren Kooij en Kleef. BRANT,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 9