DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. ri No. 151. Honderd en zestiende Jaargang. 1914. MAANDAG 29 JUNI. Openbare Vergadering De Fransche Hoeve. Erzhiq. Franz Ferdinand )eze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden ^"ir Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3, Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ten STADHUIZE, op Woensdag, den 1 Juli 1914, des avonds lialf negen. A. PEINS Azn., Voorzitter. Mr. J. VERDAM, Secretaris ALKMAAR, 29 Juni. De Oostenrijksche troonopvolger is gisteren met. zijngemalin vermoord in Serajewo. Men weet dat enkele jaren geleden Oostenrijk Bosnië en Herzegowina beeft geannexeerd. Reeds sinds 1873 hield Oostenrijk deze beide voormalige Turksche ge westen bezet, maar in 1908 vond men te Weenen het oogenblik gekomen om de beide gewesten aan de mo narchie te hechten, waardoor deze op den Balkan een mooien voorsprong op Rusland kreeg. De bevolking en waren echter over deze aanhechting weinig ge sticht. En ook de Serviërs zagen het met leede oogen aan, dat aan den droom van een Groot-Servië, gren zend aan de Adriatische Zee, een éinde zou komen; Het bleef dan ook voortdurend woelig in de geannex eerde gebieden. De Keizer Koning heeft er een bezoek kunnen brengen zonder dat er hem leed geschiedde, maar zijn neef en troonopvolger heeft er het leven moeten laten. Aartshertog Frans Ferdinand toefde reeds enkele dagen met zijn gemalin in deze streek. Hij woonde er de leger-oefeningen bij, welke Zaterdagavond ein digden. In een dagorder had hij te kennen gegeven, dat de manoeuvres geheel hadden voldaan aan de ge stelde verwachtingen, hij dankte alle generaals, offi cieren en soldaten van het 15 de en 16e legerkorps, die ook onlangs in de bewogen tijden zich schitterend hadden gedragen, voor hetgeen zij thans hadden ge toond en hij drukte zijn volle tevredenheid over het geen hij gezien had, uit. Zondagmorgen zou de Aartshertog en zijn gemalin een receptie bijwonen. Zooals men weet heeft Frans Ferdinand, thans 50 jaar oud, in 1900 een morgana tisch huwelijk aangegaan met een hofdame, gravin Sophie van Chotete geboren in 1868. Daar hij in 1896 troonopvolger was geworden, deed hij afstand van zijn rechten en titels, doch Keizer Frans Jozef ver zoende zich met het huwelijk, verhief de gravin tot hertogin van Hohenberg, gaf Frans Ferdinand zij ti tel van Aartshertog terug, zoodat deze weer troonop volger werd en herhaaldelijk bij plechtige gelegenhe den den Keizer vertegenwoordigde. Toen nu het echtpaar Zondag vóór bet stadhuis was gekomen, werd er tegen de auto een bom geslin gerd welke de Aartshertog met zijn arm wist af te we ren. Frans Ferdinand en zijn gade bleven ongedeerd, FEUILLETON. Roman naar het Duitsch, van LUISE WESTKIRCH. 3) o De burgemeester paste zwijgend de haken aan den paal, waaraan de kast moest hangen. Maar Enno vroeg toornig: „Wat wil je met je gepraat zeggen? Ben je giftig, omdat de Spreckholmers Hinnerk Brinkmeier tot bur gemeester hebben gekozen en niet jou?" „Giftig? Nee, dat ben ik niet. Je moet breede schou ders hebben voor burgemeester en de mijne zijn maar smal. En je mag ook geen hart in de borst hebben. Ik heb met den ouden Pieter Clussmann gespeeld. In dien tijd zat zijn vader nog op de hoeve, waar nu de Cluvers zitten en was zoo goed als de eerste in de plaats. Ik zou het niet over mij hebben kunnen ver krijgen om dien ouden man uit Spreckholm te jagen En daar zal menigeen zich toch over verwonderen, omdat d? burgemeester Toni Gr3veloh in zijn eigen aardig huisje aan den zwarten poel laat wonen. Dat zal menigeen niet begrijpen, Tja." „Ik zal je dat uitleggen," antwoordde Brinkmeier. „Ik laat Toni Gr3veloh in mijn huis wonen, omdat hi; ofschoon een dwaze kerel, en een droomer, toch een eerlijk en ordentelijk mensch is, maar Pieter Cluss mann is een zuiper en een vagebond." „Tja, tja, jij moet 't immers weten. Het verstand komt met 't ambt. Maar ik zou wel eens willen weten hoe 't gaan zal, nu Toni Griiveloh zoo erg is komen te vallen. Als die in 't ziekenhuis moet, dan kost dat de gemeente een hoop geld. Of wil de burgemeester dat uit zijn eigen zak betalen? Hij heeft altijd een milde hand voor Toni Graveloh gehad." De burgemeester sloeg met krachtige slagen de ijze ren haken in den paal. Luerke ging voort. „En Toni is toch maar een simpele mandcmakers maar verschillende personen uit het publiek werden zwaar gewond. De bommenwerper sprong in het water, werd echter gepakt en bleek een letterzetter te zijn, Serviër van geboorte zijn naam is Cabrenovic. De aartshertog ging, na geïnformeerd te hebben naar de uitwerking van de bom, het stadhuis binnen. Hij was natuurlijk zeer ontdaan en toen de burgemeester dadelijk zijn toespraak wilde bouden, zei hij: „Mijn heer de burgemeester, wacht als 't u blieft even, het is afschuwelijk ik kom Serajewo bezoeken en men gooit mij bier met bommen." (Een tweede bom werd achterna ook nog gevonden). Na een kleine pauze zeide hij: „Zoo, nu kunt gij uw toespraak houden." Dat is de tragiek van vorstelijke personen! Ternauwernood aan een moordadigen aanslag ont komen, te moeten luisteren naar burgemeesterlijke welsprekendheden en dan dan zich opnieuw aan het gevaar moeten blootstellen, zich den volke moe ten vertoonen, zonder vrees, zonder het eigen leven of dat der vrouw te duchten, zonder ook te mogen den ken van de kinderen, Sophie, die Donderdag al 13 ja ren zou worden, Maximiliaan en Emest, een paar ja ren jonger En nauwelijks buiten of daar komt een opgeschoten jongen revolverschoten lossen, eerst op den troonop volger dan op de hertogin. Bewusteloos zinkt de her togin op den knie van den aartshertog neer, zwaar gewond werden zij naar den Konak gebracht, waar ze spoedig overlijden. Officieren en politie-ambtenaren nemen den dader in hechtenis, hebben moeite hem te beschermen tegen de woedende menigte, die hem tot bloedens toe ver wondt. Een leerling van het gymnasium blijkt het te zijn, negentien jaar nog maar, die in Belgrado heeft gestudeerd. Zijn naam is Prunzig. Duidelijk is, dat het hier een Servisch complot geldt. De Servische regeering wist er van zij had gewaarschuwd. Tal van verdachte personen wareq gearresteerd en. er waren allerlei voorzorgsmaatrege len genomen het heeft helaas niet mogen baten. Keizer Frans Jozef, pas te Ischl aangekomen om er wat rust te genieten, moet bij het vernemen der ver schrikkelijke tijding hebben uitgeroepen: „Ontzettend, niets is mij op deze wereld gespaard gebleven!" Wel zwaar is ook de grijze Koning in den engen kring der familie getroffen. Zijn broeder pleegde zelf moord in Mexiko, zijn zoon Rudolf kwam op zonder linge wijze om het leven en zijn gemalin Keizerin Eli sabeth, een majestueuze verschijning en een ontwik kelde, beminnelijke vrouw, werd in 1898 te Genève door den Italiaansclien anarchist Luccheni vermoord. En ook overigens heeft het er in den engen kring der Habsburgsche familie voor alles behalve rooskleurig en aangenaam uitgezien. Frans Jozef heeft altijd in hard werken afleiding gezocht, in den arbeid het mid del gevonden om zich over zijn groote leed heen te zetten. Zal hij, pas hersteld van een ziekte, dezen nieuwen slag kunnen doorstaan? Troonopvolger is nu Karei Frans Jozef, een neef van den vermoorde! Hij is 26 jaar, heeft reeds een mannelijk erfgenaam. Hij is een onbeschreven blad of hij zal opgewassen zijn voor de moeielijke taak, die hem eens zal wachten? zoon. Ik zie hem nog voor me als hij 's avonds twijg voor de manden van zijn vader aan den zwarten poel sneed. Alleen op dien avond, toen de meid van Brinkmeier's hoeve Annmarei Rademaker daarin kwam te zwemmen, toen was hij er niet". Brinkmeier antwoordde niet, maar zijn handen werkten steeds haastiger. „Jij weet daar niets van", ging Luerke gemoedelijk voort. „Jij waart dien avond op de Geest aan het vrijen met Alheid Sanders. En je reedt juist met je jonge boerin het Brinkmeier's erf op en je vier paar den waren bijna niet bij machte haar bruidschat op de hoeve te brengen, toen wij, Schletten en ik de deerne uit den poel trokken. Ik kan er tot den huidigen dag nog niet over heen. Mijn vrouw lag al jaar en dag op 't kerkhof in Grasdorf en ik mocht Annmarei Ra demaker wel lijden met haar groote, schitterende oogen en haar roode wangen en ik dacht ik dacht maar het kwam anders. Tja. Hoe zoo'n levenslusti ge jonge meid in het zwarte water den dood heeft kunnen vinden, dat is ook een van die dingen, waarop de zon niet mag schijnen Enno richtte zich met een heftig gebaar qp. „Wat wil je toch met het uitkramen van die oude geschiedenissen? Wat Brinkmeier is mag de zon gerust beschijnen, van rechts en links en van boven tot onder Luerke Voss lachte. „Oude menschen praten graag. Maar als jullie Brinkmeiers er pleizier in vindt in de zon te staan, gaat dan je gang. Ik wil er mijn best wel voor doen, dat onze nieuwe burgemeester zon krijgt zon in overvloed „De paal staat er", zei Hinnerk Brinkmeier kort en ging naar huis. „Vader", zei Enno, die hem met spade en hamer volgde. Het bloed brandde hem in 't gezicht. „Vader! In elk woord van dien kerel steekt venijn tegen je. Waarom verdedig jij je niet?" „Wie zich zelf voelt, antwoordt niet op zoo'n stank". „Ik keer om, vader, en geef dien onbeschaam den vlegel een slag op zijn mond". „Dat zul je wel laten. Ik verbied 't" De burge meester ging in huis. De Prins van Wied Een geestig Koningin moet het vlijm-scherpe woord gesproken hebben: „Inon cousin Ie rol du vide," mijn neef de Koning van het niets." Inderdaad de Koning van het niets en.... de Ko ning van niets. De Amerikaansche gezant te Athene heeft op last van zijn regeering eens een kijkje in Albanië geno men en hij heeft naar aanleiding daarvan een rapport uitgebracht, dat meer eerlijk dan diplomatiek lijkt. Zie hier wat hij o. a. schrijft: „Ik vond een Vorst, die zichzelf Koning noemt, maar die geen macht heeft, noch land, noch zelfs on derdanen, behalve zijn eigen vrouw en kinderen. „Het eerste wat ik trachtte te doen, was de Alba- neesche regeering op te zoeken. Er was geen regee ring te vinden, behalve de zes oorlogsschepen, die werkeloos in de baai lagen. Iedereen was het er over eens dat de besluiten van Londen geen regeering had den geschapen, dan die van de buitenlandsche gewa pende macht, waar alle autoriteiten om het hardst om riepen. Vijf verschillende regeeringen waren te zien. lo. De zes groote mogendheden, die alles zouden kunnen, maar niets doen. 2o. De internationale commissie, die het toezicht heeft op het burgerlijk bestuur en de financiën. 3o. De Nederlandscbe gendarmerie-officieren, die toezicht hebben op de gewapende macht 4o. De Vorst, die het bestuur heeft over die tak- Enno wierp hamer en spade op den grond en keer de toch eigenzinnig naar den paal terug. Maar die stond eenzaam. Luerke Voss was verdwenen alsof de aarde hem verzwolgen had. Enno was nog te opge wonden; hij wilde niet naar huis terugkeeren. Hij ging dus het veen in, doelloos over den veerenden grond, over afgebrand hoogveen. In de schaduw van een dicht berkenboschje wierp hij zich languit in het heidekruid. De zon brandde, de lucht trilde van de hitte. De stilte van den middag omringde hem en gaf hem een eigenaardig gevoel van heklemming. Het wakend droomen overviel hem dat uit de eindelooze steppen en het hoogveen schijnt op te komen, en die met spookgestalten uit huiveringwekkende sagen be volkt is. Hij zou er zich niet over verwonderd hebben als door de grenzelooze eenzaamheid de St. Jan's vrouw in levenden lijve was voorbij gekomen met haar korenblond haar, in het loshangend gewaad van de kleur der korenbloemen, met lichte, strakke oogen, wier blik ieder doodt, die in hun ijzig blauw kijkt. Opeens schrikte hij en wreef zich de oogen uit. In den gloed van de middagzon en in de midagstilte wandelde door het veen een vrouw in het loshangend gewaad van de kleur der korenbloemen, een hoed met een krans van roode papavers in de hand. Zij was niet zoo groot en mager, als de St. Jansvrouw wordt voorgesteld, ook was haar haar niet blond. Zwart als de vleugels van een raaf lag het om haar slapen, woei in luchtige krulletjes om haar laag voorhoofd. Nauwelijks twintig schreden van Enno's schuilplaats ging zij onhoorbaar voorbij of zweefde zij? Nu keerde zij hem haar gezicht toe. Daarin schitterden groote, zwarte oogen, als twee donkere zonnen in een krans van zwarte wimpers, oogen, zooals de blonde zoon van het veen nooit gezien had. Met ingehouden adem wachtte hij of zij zich ook nog eens omkeeren nog eens naar- hem kijken zou. Maar zij gleed haastig voorbij, de meest woeste eenzaamheid tegemoet. In een zalige huivering staarde Enno haar na. Het was hem te moede als nooit te voren in zijn leven, het tin telde en prikkelde in zijn aderen. Hij verlangde plot seling naar dingen die hij nooit gewenscht had. Vurig ken, die er dan nog overblijven. 5o. Het ministerie, dat in het geheel geen bevoegd heid heeft. Elk van deze regeeringen bestreed alle andere, be halve de zes mogendheden, die het blijkbaar zoo on eens zijn, dat zij alles maar laten loopen, zooals het loopen wil." De gezant noemt verder de Nederlandsche officie ren de eenige mannen in heel Albanië, die te goeder trouw zijn. Voor hen heeft hij niets dan lof. Het programma van hetgeen er tegenwoordig in Albanië geschiedt biedt weinig afwisselingen: Maan dag: onderhandelingen, Dinsdag: oderhandelinger Woensdag: onderhandelingenzoo gaat het de ge heele week door. Het doel van de opstandelingen is blijkbaar enkel tijd te winnen en polsen wat de groo te mogendheden wel zouden zeggen, wanneer zij Du- razzo eens gingen aanvallen. Nu weer is de Engel- sche admiraal Phillips met de opstandelingen bezig. Op verlangen der Nederlandsche officieren zijn er ook een aantal officieren meegegaan. Toen het kabi net dit vernam, besloot het zijn ontslag te nemen. De Vorst behield zich zijn beslissing voor. M; wat doet Albanië nu in 's hemelsnaam met een ministerie? Een uit onbetrouwbaar Italiaansche bron afkomstig bericht meldt, dat de Vorst geweigerd heeft, het ont slag van het ministerie te aanvaarden en dat hij ma joor Sluijs van diens commando heeft ontheven en naar Walona heeft overgeplaatst I Waarom onze officieren het Albaneesche zoodje niet aan zijn lot overlaten is niet duidelijk. Men moest de Oostenrijksche vrijwilligers maar la ten vechten, wanneer die willen en mogen! Een architect, Wirth geheeten, sinds eenige maan den te Durazzo wonend en te voren aan het hoofd staand van een troep dametjes, met wie hij in een café-chantant levende beelden vertoonde, is met een vriend, den beeldhouwer Gursohner, op het idee geko men een leger van vrijwilligers te vormen dat voor de Albaneesche zaak, voor dien armen mbret zou vechten. In alle Weensche bladen werd een oproe ping geplaatst. Van alle kanten kwamen vrijwilligers op allereerst werkloozen, maar die werden niet aangenomen. Meer succes hadden oud-officieren, stu denten, handwerkslieden, klerken. De geest der oude soldeniers werd plotseling over Weenen vaardig. En over Weenen niet alleen uit Duitschland, uit Zwit serland kwamen zelfs brieven en telegrammen in. Het was een klein kunstje voor Gurscher .geweest om een leger van 10.000 man bijeen te brengen, zonder dat hij eenige belofte behoefde te doen, zonder dat hij een voorschot moest geven, zonder dat hij een goede sol dij in het vooruitzicht had te stellen. Maar de politie verbood het werven weldra zij herinnerde aan pa ragraaf 92 van het Strafwetboek, waarin staat: „Wie zonder toestemming der regeering voor anderen dan den Keizerlijk Oostenrijkschen krijgsdienst werft, geluk vervulde hem en diepe treurigheid. Daar verdween de verschijning tusschen de zilver wilgen aan den zwarten poel. Was het de St Jans vrouw geweest? De vrouw die onheil bracht? TWEEDE HOOFDSTUK. De hooioogst was in vollen gang onder een hemel, die als een blauwe gloed over de van hitte dampende aarde lag. Overal op de wijde vlakte zag men in het licht der opgaande zon het blanke staal der zeisen lurenver in den omtrek schitteren. De koloniën waren als uitgestorven. Hinnerk Brinkmeier kwam van zijn weiden bij Fi- scherhude, om een stuk hooiland, niet ver van Spreck holm, te maaien, dat hem mager, maar gezond gras opleverde. Het lag op een zandige verhooging, ze ker een voormalige duin, die zich in zee had uitge strekt, voordat het veen over den uitgedroogden zee bodem groeide. De kleine landtong had overigens geheel het karakter van heidegrond. Pijnboomen met lange naalden, die anders in het veen niet gedijen, stonden hier om bruine waterplassen. Pijnboomen be schaduwden het kleine, van ouderdom scheeve hutje op het hoogste punt van den duinrug, waarin sinds een paar maanden de mandemaker Graveloh woonde. De burgemeester bleef staan en beschouwde het na denkend. Toni was een goede kameraad geweest, de zoon van een armen boerenarbeider, maar waar hij was heerschte er vroolijkheid en pret. Zijn helder stemmetje had boven de stemmen van alle andere ko lonistenjongens weerklonken. Bij elk spel was hij de aanvoerder geweest, de eerste, de bevelende. Maar in de buitenwereld was het hem verder niet zoo goed gegaan. Met lachen en grappenmaken komt men niet door 't leven, daarvoor is het een te ernstige zaak. En de kracht van het hartstochtelijke willen, de drijf kracht van een eigenzinnigen, taaien ijver, t wor stelen om slechts één enkel doel te bereiken ider iets te ontzien, met nagels en tanden al de eigen schappen, die de Brinkmeiers onder huns gelijken zoo groot hadden gemaakt, waren niet de gaven van To ni den mandemaker. (Wordt vervolgd.) 1LKMAARSCHE COURANT

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1