DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 152. Honderd en zestiende Jaargang. 1914. DINSDAG 30 JUNI. Burgerschool en Meisjesschool. De moord te Serajewo. De Fransche Hoeve. )eze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Mestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden r Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3 Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij v/ho HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van belanghebben den, dat zij die na afloop der zomervacantie hunne kinderen de Burgerschool of de Meisjesschool wen- schen te doen bezoeken, daarvan aangifte moeten doen vóór of op 15 Juli a.s. bij de hoofden dezer scholen, onder overlegging van het geboorte- en inentingsbewijs van het betrokken kind. De kinderen moeten den leeftijd van zes jaren hebben bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvol gende zes maanden na het tijdstip der toelating, dien leeftijd zullen hebben bereikt, kunnen, onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, op de genoemde scholen worden toegelaten. De gelegenheid tot aangifte voor deBurgerschool is aan het schoolgebouw in de Brillesteeg op Maandag en Donderdag van half een tot half twee uur en voor de Meisjesschool op Maandag van 3 tot 4 uur en op Woensdag van half twaalf tot half een uur aan het gebouw der school aan de Oude gracht, waarbij den ouders in hun belang wordt geraden die aangifte voor zooveel laatstgenoemde school betreft, te doen vóór 7 Juli é.k. De ouders of verzorgers van z.g. buitenleerlin gen worden uitgenoodigd de aanvragen tot toela ting tot de betrokken gemeentebesturen te richten voor 1 Juli a.s. en tegelijkertijd van deze aanvrage mededeeling te doen aan het betrokken hoofd der school. Ten slotte noodigen Burgemeester en Wethou ders belanghebbenden uit, hunne aanvragen niet tot het laatste oogenblik uit te stellen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT, Voorz., lo.-Burg. DONATH, Secretaris. Alkmaar, Juni 1914. ALKMAAR, 30 Juni. Twee zaken willen we hier even in verband met den dubbelen moord te Serajewo naar voren brengen: den politieken kant en een intieme bijzonderheid. De Oostenrijksche regeering heeft ronduit verklaard dat deze misdaad de sporen van buitenlandschen in vloed vertoont. De bevolking van Bosnië is trouw dat heeft ze tot op dit oogenblik bewezen. De komen de dagen en weken moeten bewijzen of men overal de plichten erkent, welke een schandelijke daad aan bui- tenlandsche regeeringen tegenover ophitsing in het gebied der monarchie oplegt. Zoo spreekt de Oostenrijksche regeering. En de Daily Chronicle schrijft onomwonden: Het is een jammerlijk feit, misschien het jammer- lijkste in de geheele geschiedenis van Rusland's bui- tenlandsche politiek en verklaarbaar door de on verantwoordelijkheid van haar buitenlandsche agen ten en hun gewoonte om in deze minder beschaafde streken zeer onbeschaafde werktuigen te bezigen, dat bijna ieder die in den nieuweren tijd zich op den Bal kan een tegenstander van Rusland heeft getoond, door FEUILLETON. Roman naar het Duitsch, van LUISE WESTKIRCH. 4) o Brinkmeier dacht er juist over of hij zou binnen gaan en eens naar den verongelukten kameraad uit zijn jeugd zou gaan kijken een groote vriendelijk heid op een weekdag in den hooitijd toen hij een man in 't oog kreeg in steedsche kleedij, die zich over een der vele kleine waterpoelen heenboog en aanhou dend naar de traag in den zonneschijn liggende op pervlakte staarde. Een zweem van een glimlach ver trok de mondhoeken van den burgemeester. Weer een van dat opgeblazen stadsvolk, dat zich verbeeldt, alle wijsheid in paclit te hebben en toch als een kudde schapen bestemd is om geschoren te worden. Kwam die, om hem zijn wol te laten? Onbevangen, alsof zijn weg hem daar heen leidde, trad hij op den vreemdeling toe. Het was een korte, dikke man met lichtblonden knevel en puntbaard en vuurrood in 't gezicht van de warmte. Hij droeg een nieuwerwetsch, grijs reiscostuum en een reiszak op den rug. Uit de houding van zijn schouders en den zeer vetten hals, uit de lijnen om zijn volle! roode lip pen sprak het bewustzijn, dat hij iemand van meer be- teekenis was dan zijn medemenschen. Dat stroomde den man letterlijk uit zijn poriën als de hitte van den Junidag. Brinkmeicr nam met opmerkzame, half ge sloten oogen de verschijning van den vreemde in zich op, terwijl hij tegenover hem bleef staan. Tusschen hen was de waterpoel, op welks oppervlakte in vlek ken afzonderlijke een in alle kleuren tintelend vettige laag lag. Een paar afgebrande lucifers lagen daarop moordenaarshand gevallen is. De moord op koning Alexander van Servië, op Stamboelof, de ontvoering van prins Alexander zijn Bulgarije, die zeker ver moord zou zijn als hij niet was afgetreden, mogen al leen worden aangehaald uit de lange lijst van misda den en wij vreezen dat het onmogelijk zal zijn, het drama van Serajewo daarvan geheel los te maken. En vragen we ons af is er ook eenig verband tusschen de misdaad en de plotselinge beslissing van Koning Peter van Servië, om tijdelijk de regeering over te dragen op zijn zoon! Den Serviërs, die bij dezen dubbelen moord betrok ken zijn, is het er blijkbaar om te doen, de verzoening der in Bosnië wonende Serviërs met Oostenrijk te verijdelen en een politiek van weerwraak uit te lokken. Want het Is opmerkelijk de vermoorde Frans "erdinand, de erkende vriend der Slaven is in de loofdstad van Bosnië, dat door een Slavischen minis ter wordt geregeerd, door Slavische kogels gedood. Weet men nog wel, dat de Servische ex-kroonprins Oeorge in den tijd van de annexatie van Bosnië den oorlog tegen Oostenrijk predikte om den droom van het groot-Servisch koninkrijk te verwezenlijken? Her innert men zich nog het proces tegen groot-Servische plannen En nu Turkije overwonnen werd, hebben de Oroot- Serviërs de koppen opgestoken. In de bommenfabriek der groot-Servische beweging, zij moge te Belgrado of elders gevestigd zijn, heeft men het middel gevonden om de politiek van Oosten rijk, gericht op verzoening met de Servische onderda nen, te doorkruisen. „Wij zijn tegenstanders van het imperialisme" hebben de metordenaars gezegd en onder imperialisme verstonden zij Oostenrijk. Deze aanslag ging niet tegen een persoon, zij was gericht tegen den staat, dien de aartshertog in stand heeft willen houden. Wanneer Oostenrijk uiteenvalt dan kan er nog wat van de groot-Servische wenschen terecht komen. Men blijve dit steeds bedenken, omdat hier een groot gevaar dreigt voor de vrede in Europa! Weei men hoe de aartshertog Frans Ferdinand aan zijn vrouw is gekomen? Aartshertogin Isabella, gehuwd met aartshertog Frederik, had zes meisjes, van wie de oudsten reeds den huwbaren leeftijd had bereikt. Met moederlijke zorg keek zij rond naar een geschikt echtgenoot en spoedig viel haar blik op den aartshertog Frans Fer dinand. Deze was op een leeftijd gekomen, waarop men, vooral wanneer men troonopvolger is, verplich tingen gevoelt, ook ten opzichte van het huwelijk. En toen hij een uitnoodiging ontving van Isabella om in haar kasteel eenigen tijd door te brengen, sloeg hij niet af. De nichtjes waren erg aardig, maar toch viel een der hofdames meer bij den gast in den smaak. Zij was afkomstig uit een oud en adellijk Boheemsch geslacht. Een oudere zuster had eerst deze eerebe trekking vervuld, doch toen deze zich meer tot het kloosterleven aangetrokken gevoelde, was zij haar op volgster geworden. Frans Ferdinand kwam weldra op De oude boer deed, alsof hij die niet zag. „Goeden dag", zei hij bedaard, toen de stedeling zijn oogen opsloeg. Deze zette zijn trouwhartigst gezicht: „Goeden dag. Zeg eens, goede man, als ge uit deze streek bent is het water hier goed drinkbaar?" Brinkmeier schudde het hoofd. „Dat drinkt zelfs het vee niet" „En waarom niet?" „Het smaakt slecht. En het stinkt ook". Brinkmeier snoof snuffelend de lucht op. „Ruikt u 't niet? Een half uur ver kun je de poelen hier ruiken." Over het gezicht van den vreemdeling gleed een uit drukking van voldoening. Hij trachtte die echter haastig te verbergen en zei luchtig: „Het land hier in het rond is niet ontgonnen, zoo als ik zie!" „Er wil niets op groeien." „Waarom niet? Het veen is toch anders als het goed behandeld wordt, vruchtbaar?" Brinkmeier trok zijn schouders op. „Er komt zoo'n olie op. En dat is slecht voor planten." „Zoo. Wien behoort dit stuk grond? Den fiscus? Ik bedoel aan den Staat of aan een particulier?" „Het stuk grond is van mij." „Dan zou je het zeker wel graag kwijt zijn." „Ik kan er niets mee beginnen." „Wat wil je dan voor dit stuk hier hebben, gestelc het geval, dat iemand het wilde koopen?" „Ja, daar is veel bij te bedenken." „Ie zegt toch zelf, dat de grond niets waard is." Bovenop is het niks waard. Maar de ondergrond die kan wel heel wat waard zijn voor iemand, die lust en verstand heeft, om naar petroleum te boren." „Weet ge dan of hier petroleum te vinden is?" „Er heeft hier wel eens iemand een gat geboord tien voet diep"het kunnen ook wel vijftien geweest zijn. Toen kwam de petroleum in een straal zoo dik als een arm voor den dag. Hij heeft 'm met een zwa vertrouwelijken voet met de jeugdige Sophie van Cho- tek hoewel het wakend oog van Isabella hem voort durend achtervolgde. De gastvrouw verheugde er zich over dat de bezoeker zoo lang bleef en be schouwde dat als een gunstig voorteeken voor de verwezenlijking van haar plan. Zij had reeds ge merkt, dat de aartshertog opvallend veel op zijn horloge keek en zij had daaruit afgeleid, dat dit voorwerp een foto van een harer dochters bevatte. Eens, op de jacht zijnde, had de gast het uurwerk la ten liggen, de gastvrouw zag het, keek, enont dekte tot haar groote woede het portret van haar eéredame. Sophie werd op staanden voet ontslagen. Zij werd het huis uitgejaagd als een op oneerlijkheid betrapte dienstbode. Toen de aartshertog dit vernam, besloot hij onmiddellijk haar te trouwen. Gemakkelijk was dit niet, maar tenslotte zwoer hij, dat zijn gema lin nooit keizerin, zijn kinderen nooit troonopvolgers zouden worden. Het leven te Weenen was voor gra vin Sophie Chotek aanvankelijk alles behalve aange naam. Zij moest tevreden zijn met den titel van prinses van Hohenberg, zij werd geduld meer niet. Doch zij heeft zich door de moeielijkheden der eiiquette weten te slaan. De „almanach de Gotha" heeft haar succes opgeteekend. In 1905, vijf jaar na de huwelijksvoltrekking, werd ze Durchlaucht, vier jaar daarna Herzogin von Hohenberg met den titel van Hoheit. Een keizerlijk besluit heeft bepaald, dat zij bij officieele plechtigheden onmiddellijk op de aartshertoginnen mocht volgen. En dikwijls werd zij vóór dezen geplaatst djdens het bezoek van den Duitschen kroonprins aan Weenen was zij geze ten op de eereplaats, tusschen den keizer en den kroonprins. Zou het daarbij zijn gebleven? Waarschijnlijk niet. Zij had koningin van Oostenrijk kunnen worden en men begrijpt, dat zij dan op den langen duur niet maar hertogin te Weenen was gebleven. Het Weensche hof, dat zoo langen tijd geen keizerin heeft gehad, zou er gaarne een willen hebben en er een heb ben gekregen ook. Twee kogels, door een opgeschoten jongen gelost, hebben aan de verdere carrière van Sophie van Cho tek een einde gemaakt. P. S. Van welwillende zijde is ons terecht de op merking gemaakt, dat de broeder van den keizer-ko- ning niet, gelijk wij gisteren schreven, in Mexiko zelf moord heeft gepleegd, maar daar gefusilleerd is. AANDOENLIJKE BIJZONDERHEDEN. De tweede moordaanslag had plaats toen de stoet naar het hospitaal zou rijden, waar de aartshertog een bij den bomaanslag gewonden vleugel-adjudant wilde bezoeken. De aartshertog moet, toen hij doodelijk was getrof fen, nog gezegd hebben: „Sophie, blijf leven voor onze kinderen." Den dag vóór zijn dood nog heeft de aartshertog een telegram aan zijn kinderen geschreven, waarin hij de gebeurtenissen van Zaterdag vertelde. Het tele gram eindigde met de volgende woorden: „Veel groe ten en kussen van Pappi en Mammi." Het is eói onbeschrijfelijk tragisch oogenblik velstok aangestoken. Er kwam een vlam van een huis hoog." „En toen?" vroeg de stedeling begeerig. „Toen hebben wij het gat met zand toegesmeten. Dat kon toch maar niet altijd doorbranden." „Zou je mij willen vergunnen, hier ook een gat te boren „Nee." Brinkmeier sprak zeer langzaam en hoe langzamer hij sprak met des te meer ijver sprak de an der. „Ik wil u een voorstel doen. Ik ben ingenieur, in genieur Nedderhoff uit Hannover. U geeft mij de toe stemming, dat ik op deze plaats naar petroleum boor. Vind ik wat, dan knjgt u een bepaalde percentage van de winst. Wij zullen het daarover wel eens worden. En onkosten hebt u niet van de proef, ook geen moei te. Ik doe het werk. U geeft den grond. Dat is toch een redelijk voorstel. Vindt u dat goed?" „Neen." „Neen?" Maar ik vraag u!" „Nee, ik heb geen verstand van het boren naar pe troleum en nog minder van het verkoopen van petro leum. En met dingen, waarvan ik geen verstand heb, laat ik mij niet in." „Ik kan u den grond toch niet afkoopen, voordat ik weet of er werkelijk petroleum voorhanden is en wel ke soort en kwaliteit." „En ik laat mijn land niet onderstboven gooien voor niets." Brinkmeier wierp de zeis over den schouder. „Blijf toch wat vraagt u dan voor die woestenij hier?"' „Tienduizend mark voor den morgen." Ingenieur Nedderhoff deed een sprong achteruit van verbazing. „U moet niet goed bij 't hoofd zijn! Een morgen goed bouwland in het veen kost geen diiehonderd mark en dit plekje zand en heide „Is tienduizend mark waard voor iemand, die er mee weet om te gaan." geweest, toen de tante van de zoo plotseling tol wee zen geworden kinderen van den vermoorden troonop volger, üe gravin Chotek, dezen van 't zoo vreeseiijk lot in kennis moest stellen, dat hun ouders getroffen had. Zondagmiddag reeds werd den kinderen mede gedeeld, dat er een bericht uit Weenen was gekomen, üat nun ouders een ongeval, waarschijnlijk met de automobiel, op hun reis was overkomen. Wegens den schrik, waarmede reeds deze tijding door de kindereu, die met onuitsprekelijke liefde aan hunne ouders hin gen, ontvangen werd, achtte de gravin Chotek het niet raadzaam, voorloopig meer mede, te deelen. 's Avonds baden de kinderen nog, dat de lieve Heer alles ten goede zou wenden en hun ouders gezond laten wor den. Intusschen kon de gravin de waarheid niet lan ger verzwijgen. Ook met het oog op het talrijke dienstpersoneel in het slot kon het vreeselijke treur spel niet langer verborgen worden gehouden. Zoo was dan gravin Chotek genoodzaakt, gistermiddag den armen kinderen de geheele waarheid te zeggen. De droefheid van de beklagenswaardige kinderen was buitengewoon. Slechts met de grootste moeite ge lukte het, hen eenigszins te kalmeeren. Zij zijn zich van het onheil, dat over hen gekomen is, volkomen bewust. DE AANSLAG. De schoten, die den aartshertog en zijn gemalin getroffen hebben, waren absoluut doodelijk. De aartshertogin, die het eerste slachtoffer was, werd in de buikholte gewond. Bij den aartshertog werden de rechter-slagader en de luchtpijp totaal vernield. Bij beiden is de dood tengevolge van doodbloeden inge treden. Bij den aartshertog heeft men geen kogel ge vonden. Hij is waarschijnlijk in de wervelkolom blij ven steken. De moordenaar heeft vlak van nabij geschoten, wat de geweldige uitwerking van de twee welgerichte schoten verklaart. VERHALEN VAN OOGGETUIGEN. De kapper Marossi, die een van de eersten was, die den dader van den eersten aanslag gevangen namen, vertelde: „Ik stond bij het vroegere filiaal van de Union Bank en de automobiel van den directeur van politie was reeds voorbijgegaan en er volgde een au tomobiel met den burgemeester. Na een oogenblik kwam toen de auto, waarin de troonopvolger met zijn gemalin en den landscommissaris Potiorek zat. Plot seling zag ik, dat een jonge man, die aan den anderen kant van de kade in de nabijheid van de brug had ge staan, naar de leuning van de brug ging, iets op den muur legde en een bom naar de automobiel slingerde Naast hem had een ander gestaan, die zich kalm ver wijderde. Ik zag hoe de bom de automobiel raakte en een flauwe rookwolk naliet in de lucht. Verder zag ik de bom tegen de neergeslagen kap van de au tomobiel terugspringen en de volgende automobiel raken. Op dat oogenblik klonk een hevige ontplof fing. Toen ik gezien had, dat de man geworpen had, liep ik op hem toe. Hij moet mij echter'gezien heb ben. Hij sprong over de kademuur in de Militsa. Ik sprong hem na. Een politieagent wilde op hem schie ten, maar ik riep den man toe: „Niet schieter Wij moeten hem levend hebben." Verscheidene nten kwamen nu te hulp. Wij gingen voorzichtig te werk, omdat wij vreesden, dat hij een revolver bij zich had. Maar hij had niets in zijn handen en bood ook geen tegenstand." Een dame, die ooggetuige geweest is van den twee den aanslag, vertelde: „Een vriendin en ik stonden tegenover den winkel van Schüller in de Franz Jo- sephgasse, nadat de eerste aanslag reeds gepleegd „U zult niet spoedig een gek vinden, die je zoo'n prijs op goed geluk betaalt." „Ik kan wachten", antwoordde Brinkmeier. „Goe den dag." Hij liep om den poel heen naar zijn weiland. Ter wijl hij de halmen neermaaide, sloeg hij over zijn zeis heen den stedeling gade, die nog altijd bij - de water plas bleef, een bewegelijk, grijs punt in het eentonige, bruine veen. Hij liep nu eens van dezen dan van dien kant om het water heen, boog zich voorover en tracht te de veelkleurige olielaag op de oppervlakte met een kommetje op te scheppen en daarmee een fleschje te vullen. Brinkmeier's mondhoeken vertrokken zich tot een grimmigen lach. De stadsheer „had 't beet". Die zou terugkomen. Middelerwijl zat vrouw Alheid met haar oudsten zoon te ontbijten in de schaduw van de hooge eiken en beuken, die het erf omzoomden. Het dienstperso neel keerde het hooi om op een naburige weide. Ach ter hen verhieven zich de met mos begroeide daken van Fischerhude. Voor hen in het helle zonlicht la gen op de uitgestrekte vlakte de gemaaide halmen en bloemen, die reeds verwelkend zich kromden, wier schitterende kleuren verbleekten. Leeuweriken kwin keleerden in de blauwe lucht. Het geroep der kieviten klonk uit de lage moeraslanden. Af en toe dook de metaalachtig glinsterende vedertooi en de witte borst van een der mooie vogels boven he golvend gras op. Anders was 't stil. Enno at zwijgend, nog meer in gedachten dan ge woonlijk. Want waar hij liep of stond, bij het werk en aan het eten, altijd zag hij twee onnatuurlijk groote zwarte oogen. Hij zag ze zelfs 's nachts in den slaap. Hij wist niet, wie ze toebehoorden, hij had er niet naar gevraagd. Die oogen hadden hem uit een andere wereld dan de zijne aangekeken. Hij rekende er niet op, ze ooit weer te ontmoeten. Maar hij leefde onder hun blik. Wordt vervolgd. ALKMAARSCHE COURANT

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1