DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Stedelijk Museum.
No. 154
Honderd en zestiende jaargang.
1914
DONDERDAG
2 JULI.
Servië en Montenegro één?
De Fransche Hoeve.
v
Jeze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
-mestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
v/^or Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Kostelooze bezichtiging op ZONDAG 5
JULI a.s., 's namiddags van 1 tot 3 uur.
ingang Breedstraat.
Kinderen beneden de 12 jaar worden
niet toegelaten, van 12 tot 16 jaar slechts
onder geleide.
In de lokalen mag niet gerookt worden.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat he
den op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het
aan hen ingediende verzoek met bijlagen van de fir
ma M. MEIJER Zn. aldaar, om vergunning tot
het oprichten van een electro-motor van 2.7 P.K., die
nende tot het in beweging brengen van een personen-
en goederenlift, in het perceel Langestraat A 3—5
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden in
gediend ten Raadhuize dezer gemeente, mondeling op
Woensdag 15 Juli e.k., 's voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie da
gen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij die
bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de ter zake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Alkmaar, 1 Juli 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorzitter, lo.-B.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 2 Juli.
De Servische bladen hebben wij wezen er giste
ren te dezer plaatse reeds op met verentwaardi
ging melding gemaakt van het feit, dat aartshertog
Franz Ferdinand te Serajewo toejuichingen zocht op
den dag, waarop alle Serviërs hun gebeden naar het
Merelveld richtten.
Het schijnt thans, dat er, voor de Serviërs een bij
zondere reden is om het gebeurde te betreuren. Niet
enkel de moordgeschiedenis, maar ook de dag, waar
op zij plaats vond, is waarschijnlijk Servië zeer onge
legen gekomen. Vijftien Juni oude stijl, d. i. 28
Juni naar onze tijdrekening is de gedenkdag van
den vreeselijken slag tussqhen Turken cn Serviërs in
1389, waarin beider heerschers sultan Moerad I en
Keizer Lassar vielen en waarin de vrijheid van de Ser
viërs vernietigd werd. Deze dag nu was, naar de
Figaro mededeelt, dit jaar gekozen, om de eenheid
van Servië en Montenegro uit te roepen. De ouder
handelingen waren zoo geheim mogelijk tusschen de
kabinetten van Belgrado en Cettinje gevoerd, onder
aanmoediging van de Russische regeering. Alles was
tot in de kleinste bijzonderheden geregeld en op ge
leidelijke wijze zou de vereeniging tot stand worden
gebracht. Zondag zou zijn medegedeeld, dat er een
tolverbond was gesloten en twee gezamenlijke minis-
teriën, die van financiën en buitenlandsche zaken, wa
ren ingesteld. Zoolang Koning Peter en Koning Ni-
FEUILLETON.
Roman naar het Duitsch,
van
LUISE WESTKIRCH.
6) o
„Bedankt voor 't vragen! Wij moeten tevreden zijn.
Want vader zegt, dat het altijd nog beter is zijn been
te breken dan zijn nek."
Haar handen waren onder het spreken niet stil,
maar die van den knecht wel, terwijl hij haar aan
staarde.
Enno snauwde hem toe„Maak voort
De zwarte oogen van het meisje glinsterden guitig.
„Je bent zeker erg heet gebakerd, hé? Wees maar
tevreden. Als iemand een woordje zegt, dan gaat het
werk nog eens zoo vlug. Is 't niet zoo
„Je bent een schrander kind", prees de knecht. „Je
krijgt ook een goeden man."
Daar kreeg hij een bundel hooi in 't gezicht. Hij
lachte. Het meisje ook. De meid, die brommend in
het hooi had rondgestoken, kwam lachend aanloopen.
„Dat is nu eens mooi, dat je wilt helpen, Anne GrS-
vcloh. Alleen hadden wij het niet klaar gekregen.
Maar nu is 't prettig."
„Ja", zei Enno eindelijk stijl, ,,'t Bfaat mij ook heel
goed aan, dat jé helpt. Ik zie, dat je flink bent."
Het bijeenharken en opladen ging nu als door hek
serij. Er werd wel altijd flink op dé Brinkmeiers-
hoevc gewerkt, maar Enno zag met verbazing de
vroolijkheid bij het werk. De vreemde vertelde grap
pen uit de stad, vertelde van een tocht van haar me
vrouw en mijnheer naar buiten. Zij wees, hoe mijn
heer hooi had geharkt, hoe mevrouw, hoe de kinderen
en de gouvernante dat deden.' Zij karakteriseerde
scherp. Het was potsierlijk om te zien. Knecht en
meid schaterden het uit en de vermoeide paarden, niet
Kita leven, zou er in de regeeriug geen verandering
plaats hebben, maar wanneer deze zouden zijn over
leden, zouden de twee rijken tot één versmelten onder
het gezag van prins Alexander, den toekomstige» ko
ning van Servië.
Het Fransche blad verklaart, dat het bericht mis
schien tegengesproken zal worden, doch dat de naaste
toekomst er de waarheid van zal aantoonen.
Was de aanslag te Serajewo niet geschied, dan zou
men thans dus reeds weten of hetgeen de „Figaro"
mededeelt, juist is.
De Lok. Anzeiger is gisteren bij het vernemen van
het Figaro-bericht dadelijk op informatie uitgegaan.
Van een persoon, vertrouwd met Monteuegrijnsche
toestanden, vernam het Berlijnsche blad, dat men te
gen eenigen tijd in de kwestie van het samengaan met
Servië verwachtte.
De Servische gezant te Berlijn verklaarde, dat het
Figaro-bericht beslist ongelooflijk was.
Ongelooflijk komt ons het bericht geenszins voor.
Beide rijken toch hebben door de eeuwen heen veel
gemeenschappelijks gehad en dit is tot den huidigen
dag zoo gebleven. De begin-geschiedenis van Mon
tenegro is de geschiedenis van Servië. Het land der
Zwarte Bergen was in de middeleeuwen een stuk van
het Groot-Servische rijk. Zijn eigen historie begint,
waar Servie's vrijheid en afhankelijkheid eindigde:
op het Merelveld in 1389. Wat er van het Servische
leger overbleef, vluchtte naar de zwarte bergen, en
hoe klein en zwak het ook was, nimmer heeft het zich
daaruit door den machtigen Turk doen verdrijven. De
Turken mochten de hoofdstad kunnen nemen, in het
ontoegankelijke gebied van bergen en rotsen vonden
de Montenegrijnen -steeds een onneembare schuil
plaats. En als de nood heel erg aan den man kwam,
sprong Rusland bij, gelijk in 1714 toen Cettinje ver
woest werd en prins Danilo de hulp van Tsaar Peter
den Groote niet te vergeefs inriep.
Ook in den laatsten Balkan-oorlog heeft Montene
gro bloedig tegen Turkije gevochten, doch de vruch
ten der overwinning niet mogen plukken. Men weet,
dat Koning Nikita vooral het oog geslagen had op
Skoetari, en dat die vesting, hetzij dan al of niet door
verraau van den beruchten Essad Pasja, inderdaad in
Montenegrijnsche handen is gevallen. Maar de raad
der mogendheden te Londen besliste, dat hebben nog
geen houden is. Koning Nikita was genoodzaakt zich
te schikken Skoetari kwam aan den ongeiukkigen
staat Albanië. Men weet, dat Montenegro een ©ogen
blik er aan gedacht heeft gewapend verzet tegen den
raad der mogendheden te plegen en met name een
Oostenrijksche actie te trotseeren, doch Rusland trok
zich ditmaal terug en alleen durfde het kleine staatje
het avontuur niet aan.
Jaren geleden moet Keizer Frans Jozef eens te Cet
tinje tegen vorst Nikita hebben gezegd: „Mijn broe
der woont wel hoog", op welk gezegde gevat het ant
woord kwam: „De Turken hebben mij de vlakte ont
komen, Oostenrijk de zee, mij rest niets meer dan
gewoon aan vroolijke klanken, hieven hun koppen op.
Nu verdween de laatste, zwakke zonnestraal. De
lucht was pikzwart. De storm joeg over de vlakte,
zoodat de pijnboomen krakend bogen, de rokken en
hoofddoeken der meisjes en de manen der paarden
fladderden, de hooihalmen dwarrelden en de wagens
nauwelijks vaststonden. En bliksemstraal op blik
semstraal nu, hevig kraken van den donder, dat de
menschenstemmen overstemde. Maar de wagens wa
ren geladen. Op den laatsten stond Anna Graveloh
en hielp den knecht met het vastbinden van den wa
genboom. Met haar fladderende kleeren en fladderend
zwarte haar, waarvan de hoofddoek was afgegleden
en dat de storm had losgewoeld, stond zij lachend
in het roode schijnsel der bliksemstralen. Enno, die
het handpaard vasthield, kon zijn blik niet afwenden
van het onbegrijpelijke, wat hij nooit te voren had ge
zien iemand, die lachte bij den ernst van zwaar werk,
3ïj de met den dood dreigende bliksemstralen, den
gierenden storm, die, terwijl hemel en aarde zich
schenen te vermengen, rechtop stond en lachte.
Maar nu gleed het meisje vlug van den wagen naar
)enedcn.
„Rijd maar weg, boer!"
De knecht rolde, met den zweep knallend, reeds met
den eersten wagen weg. Al het hooi was geborgen.
Geen armvol bleef op het weiland achter.
„Deern", zei Enno, „ik dans een extra met jou op
de eerste de beste danserij!" Toen kwam zijn boeren
trots boven. Zij was toch ondanks alles slechts de
dochter van Toni Grüveloh, uit het armenhuisje.
Hij hield de paarden aan.
„En dat spreekt van zelf, Annie GrSvcloh je kunt
op een vol half dagloon rekenen. Je kimt het morgen
op de Brinkmclershoeve komen halen."
Het meisje liep reeds met haar rok over het hoofd
geslagen op haar hutje toe.
Nu sprong Enno op den disselboom en liet de
paarden loopen wat zij loopen konden. Door den
storm voortgejaagd, onder bliksem en donder, reed
hij den laatsten wagen door den steeds dichter neer-
„de hemel." Intusschen de Montenegrijnen heb
ben een stukje zee gekregen (Antivari) en een aardig
stukje land in 1913. En verleden jaar'bij de verdee-
ling van den oorlogsbuit zijn Servië en Montenegro
buren geworden. In den oorlog hadden Servische en
Montenegrijnsche troepen zij aan zij gestreden en zij
hebben gezamenlijk vrede gesloten. Hun volkeren
zijn van eenzelfde ras, eenzelfde taal, eenzelfden gods
dienst. De regeerende Huizen zijn door nauwe ban
den verbonden Koning Peter van Servië is ge
trouwd met een Montenegrijnsche prinses. De lan
den hebben nu ook een gemeenschappelijke grens.
Geen wonder dus, wanneer thans de wensch tot ver
eeniging zou worden verwezenlijkt!
Wij denken aan Bulgarije en Oost-Roemenië, die
langen tijd gescheiden zijn geweest, doch in 1885
werden vereenigd. Ook Montenegro en Servië hoO'
ren bij elkaar.
Op den loop der gebeurtenissen zou een dergelijke
vereeniging echter een onberekeubaren invloed kun
nen hebben.
Wij herinnerden gisteren reeds aan de GrootServi-
sche beweging.
De nationale droom der Serviërs is de herstelling
van het groote rijk van Stephan Doesjan, die heersch-
te over Macedonië, Albanië, Thessalië, Epirus en Bul
garije.
Juist in deze dagen is er gelegenheid te over om te
vernemen hoe men in Oostenrijk-Hongarije over de
zen Servischen droom denkt.
De „Danzer'8 Armee Zeitung", het orgaan van den
generalen staf, schreef gisteren:
„Servië móet worden bestreden met onze geheele
macht, snel, zonder schromen. Het Keizerlijke leger
moet van alle kanten aanvallen, gelijk een orgaan en
zich uitstorten als een stortbui."
Een avondblad te Boedapest plaatste boven een
hoofdartikel „naar Belgrado".
Een de officieuse Italiaansche „Tribuna" schreef:
„Wij weten, dat een oorlog onvermijdelijk kan
worden door den schok van tegenstrijdige stroomin-
geu en belangen en door den strijd tusschen verschil
lende rassen. Voor een dergelijken oorlog zouden
wij ons buigen als voor een opperste levenswet, waar
van de gevolgen met berusting moeten worden gedra
gen. Een oorlog tusschen twee volken te willen uit
lokken wegens een misdrijf, begaan door een onbe
duidend troepje dwazen en geestdrijvers, zou echter
een nog veel vreeselijker misdrijf zijn, dan de aanslag
te Serajewo. Als dat gelukte zou het lot van volke
ren bestuurd worden door dwazen en misdadigers."
Oostenrijk heeft aan Servië den niet aangenamen
eisch gesteld een onderzoek in te stellen naar de sa
menzwering van Serajewo. Deze eisch is gegoten in
een vorm, die eeuigszins alarmeerend is. Immers uit
drukkelijk wordt verklaard, dat de minister van bui
tenlandsche zaken zijn eisch heeft gesteld, na met den
minister van oorlog en den chef van den generalen
staf te hebben gesproken. Hetgeen zooveel zeggen
stroomenden regen. En of hij de oogen open had of
ze sloot, altijd zag hij hetzelfde beeld: het meisje op
den hooiwagen, het zwarte haar om haar heen flad
derend, in het roode licht der bliksemstralen, met
oogen donker als bramen en sneeuwwitte tanden,
lachend in storm en onweer.
Het onweer had erg huisgehouden. Velen, die niet
zooals de Brinkmeiers hun hooi geheel hadden bin
nengekregen, vonden de overblijfselen niet meer. Het
water had ze meegesleurd.
Voordat Enno den volgenden morgen naar het land
ging, zei hij tegen de boerin: „Moeder, er kan van
daag wel een meisje komen, Anne Graveloh, den ou
den mandenmaker zijn dochter. Zij moet een halve
daghuur hebben. Geef haar die."
Doch toen hij tegen het middageten thuis kwam,
was Anne Graveloh er niet geweest Zij kwam ook
's middags niet.
„Dat bevalt me niet van de deern", zei Enno boos,
„dat zij zwaar verdiend geld geen gang waard vindt.
Moet ik het haar brengen? Wij Brinkmeiers kunnen
toch de hulp van zulk bedelvolk niet onbeloond la
ten?"
Het verdroot hem. Moet een man na het zware dag
werk nog een malle meid naloopen? Maar hij wasch-
te toch gezicht en handen en trok een schoone kiel
aan, vóórdat hij op weg ging.
De late Juni-schemering lag over het veen. De he
mel, die door het onweer schoon geveegd was, schit
terde in de diepe rijke kleuren van den zonsonder
gang. De stammen der zwarte pijnboomen om het
ïuisje brandden als gloeiende kolen, de ruiten der
rieine ramen vlamden. Enno klopte. Ook tegen den
gouden achtergrond van de navondhemel zag hij het
zwartharige meisje tegen storm en onweer lachen.
„Binnen
Nu stond hij in het vertrek, waarvan de zoldering
rijna zijn hoofd raakte. In de bedstede lag de oude
Grlveloh in een schoon hemd op een helder kussen,
met het gebroken' been gespalkt. Annie was bij den
laard bezig. Maar waar kwamen de vier bleeke kin-
wil als: „Wij slaan dadelijk toe, als wij onzen zin
niet krijgen."
Uit al «deze uitlatingen blijkt dunkt ons wel, dat we
weer een ernstige crisis tegemoet gaan.
Was er geen sprake van een vereeniging tusschen
Montenegro en Servië, dan zou, zoo Oostenrijk op
het laatstgenoemde land lostrok, Rusland niet tus-
schenbeide kunnen komen Tsaar Peter zou geen
vorstenmoordenaars gaan beschermen. Door die ver
eeniging zou het geval echter anders worden.
Op dit oogenblik zal die vereeniging een gevaar
voor den vrede van Europa kunnen opleveren.
Eén troost is er echter: de bewapening, waaraau
met koortsachtigen ijver is gewerkt, is nog niet afge-
loopen.
BINNENLAND.
STAATSCOMMISSIE ARBEIDSVOORWAAK-
DEN RIJKSWERKLIEDEN.
Verschenen is het Verslag aan H. M. de Koningin
der bij koninklijk besluit van 19 Mei 1908 ingestelde
Staatscommissie voor de arbeidsvoorwaarden der
rijkswerklieden.
De commissie besloot op het gebied der pensionee
ring van de rijkswerklieden en hun weduwen en wee
zen, geen voorstellen te doen tot het vaststellen van
de arbeidsvoorwaarden zelf, maar in overweging te
geven bij algemeenen maatregel van bestuur een Ar
beidsreglement voor de werklieden in 's Rijks dienst,
uit te vaardigen, dat regelen bevat welke bij het vast
stellen van de arbeidsvoorwaarden der werklieden in
's Rijks dienst, voor zoover die niet de pensioneering
betreffen, zullen zijn in acht te nemen. Ware voor
het formuleeren van die arbeidsvoorwaarden zelf een
onderzoek uoodig geweest, dat aan de commissie te
zware eischen stelde, voor het aangeven van alge
meene regelen, waaraan zij behooren te worden aan
gepast, beschikte zij over voldoende materiaal. Die al
gemeene regelen zijn neergelegd in een ontwerp
besluit dat als bijlage van het verslag met een toelich
ting wordt aangeboden.
THOMSON'S LIJK.
Reuter seint uit Durazzo, dat de overbrenging van
het lijk van overste Thomson aan booftl van de
„Noord-Brabant" gistermorgen te 8 uur plaats had.
Het stoffelijk overschot werd door Albaneesche gen
darmen gedragen naar de kade. Het lijk werd verge
zeld door de Nederlandsche officieren, de vertegen
woordigers der controle-commissie, en de ministers.
Van het paleis af werd de stoet gevolgd door den
Vórst.
De broeder van den overledene, kapitein Tb jn,
dankte voor de bewezen deelneming.
Naar het „Hbld." uit goede bron verneemt, zal het
pantserdekschip „Noord-Brabant" met het stoffelijk
overschot van overste Thomson hoogstwaarschijnlijk
te Amsterdam aankomen. Het oorlogsschip zal aan
den kop van de Handelskade aanleggen en daar zal de
lijkkist met het stoffelijk overschot aan wal worden
gebracht. Daar dit het oogenblik is, dat het lijk op
vaderlandschen bodem komt, zal hier de officieele
rouwplechtigheid plaats hebben. De regeering zal
daarbij tegenwoordig zijn en bovendien zal, voor
zoover de tijd het toelaat, aan vereenigingen en depu
taties gelegenheid worden gegeven hulde te brengen
aan de nagedachtenis van overste Thomson door het
deren vandaan, die met begeerige oogen staarden naar
den schotel met gortpap, boven de gloeiende turven
op den drievoet? Hoe kwam die havelooze man op
de bank bij het raam hier. Wat dat niet? Ja, nu her
kende Enno het dronkemansgezicht van Pieter Cluss-
mann. En iets als verontwaardiging welde in hem
op. Wie aalmoezen aanneemt heeft niet het recht aal
moezen uit te deelen. Hij deed alsof hij den stoel niet
zag, dien Anne hem vriendelijk toeschoof en zijn stem
klonk norsch en koud, toen hij zei
,,'k Wou je het verdiende loon brengen, Anne Gra
veloh; dat komt je toch toe. Maar 't is mogelijk, dat
je het niet noodig hebt." En zijn blik gleed afkeurend
over de kinderen aan de tafel.
En daarop stak hij zijn hand met het geld uit. Maar
dat legde hij niet op de tafel voor de vingers van de
bedelkinderen. Dat betaalde hij van de hand in de
hand.
„Je bent goed en wordt bedankt", antwoordde An
ne Graveloh onbevangen. „Wij kunnen het geld wel
gebruiken, als jij 't betalen wilt. Maar ik zou je ook
zonder dat graag geholpen hebben. Zulk mooi hooi
laat men niet graag bederven."
„Goeden avond dan samen", zei Enno stijf en keer
de zich naar de deur. Maar de oude GrSveloh riep
van uit zijn bed:
„Enno! Enno Brinkmeier! Je gunt me toch wel
een woordje. Ga een oogenblik zitten, 't Weet wel,
dat je van den morgen tot den avond werkt. Dat weet
ik best. Dat doen jullie Brinkmeiers allemaal. Daar
om heeft God den nacht gemaakt omdat Hij niet ge
wild heeft, dat de menschen zich voortdurend afslo
ven zulke menschen als je vader en jij. Maar de
dag mocht, wat mij betreft, wel vier-en-twintig uur
lang zijn. Ik zou toch niets uitvoeren."
Het zweefde Enno op de tong te zeggen: „Ja,
daarom lig je ook op je ouden dag als een bedelaar in
(lit krot." Maar hij kon daar toch niet toe komen en
dus zei hij slechts barsch: „Er is hier geen plaats
om te gaan zitten in je kamer."
ALKMAARSCHE COURANT
Wordt vervolgd.