DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 157 Honderd en zestiende jaargang. 1914 MAANDAG 6 JULI. FEUILLETON. De Fransche Hoeve. ALKMAAR, 6 Juli. Madame de Thebes, de bekende Parijsche zieneres, profeteerde in haar almanak voor 1913: „Hij, die meent, dat hij regeeren zal, zal niet regeerenregee- ren zal een jonge man, die nog niet regeeren moest." Het klonk vaag en geheimzinnig, maar in den al manak voor 1914 heette het duidelijker: „Wat het drama in het Keizerhuis betreft, dat zal nu zeer spoedig plaats vinden. Niets kan het noodlot tegen houden." Deze woorden doelden natuurlijk op den noodlottigen aanslag, verleden Zondag te Serajewo geschied, waarbij aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk met zijn gemalin door een Serviër werden doodgeschoten, nadat kort te voren een andere Ser viër een bom naar hen- had geworpen. Hoe is het mogelijk, zal men misschien vragen, dat deze „zieneres" zoo juist de afschuwwekkende gebeur tenis heeft voorspeld? De oplossing ligt nog al voor de hand. Zelf heeft madame toegegeven, dat zij aan haar betrekkingen met. Weensehe persoonlijkheden gewichtige inlichtin gen te danken heeft. Parijs zelf is altijd als een middelpunt van de pan-slavistische beweging be schouwd. Madame kon dus goed op de hoogte zijn en haar voorspellingen zeggen ons thans, dat er reeds in 1913 een aanslag op den Oostenrijkschen troon opvolger was beraamd en dat men in pan-slavistische kringen in 1914 vast en zeker tot den dood van den Oostenrijkschen troonopvolger was besloten. Of het waar is, wat we hebben gelezen, dat n.l. een half uur vóór den aanslag van de Servische kerk te Serajewo reeds een rouwvlag woei, meenen we sterk te mogen betwijfelen, maar dat de aartshertog en zijn gemalin door een haag van moordenaars zijn gere den, staat als een paal boven water. De aanslag is niet een daad van eenige opgeschoten jongens, hij is het gevolg van een goedvoorbereide samenzwering, gericht tegen het leven van den troonopvolger. In de Servische hoofdstad Belgrado is het misdadige plan in elkaar gezet, vandaar zijn de gelden en bommen afkomstig en de Servische majoor Milan Pribisjtsje- witsj, die een aanzienlijke positie bij den generalen staf bekleedt, is een der betrokkenen. Aanvankelijk scheen het, alsof deze omstandigheid ernstige verwik kelingen tusschen Oostenrijk en Servië tengevolge zou hebben, doch tot dusverre is de gerechtvaardigde vrees gelukkig nog niet bevestigd. Wat de vermoorde aartshertog betreft, hij was een ernstig, vroom man, met een groote wilskracht, die vooral bleek bij het doorzetten van zijn huwelijksplan met gravin Sofie Chotek, ondanks het verzet, dat daartegen te Weenen uitging. Verwacht werd, dat na den dood van den grijzen keizer-koning kroon en scepter van de Habsburgsche monarchie zouden over gaan in handen van iemand, die tenminste wist, wat hij wilde. Naar menschelijke berekeningen die al te dik wijls falen helaas! zal de 26-jarige aartshertog Karei Frans Jozef Europa's oudsten en het zwaarst beproefden monarch opvolgen. De bladen hebben uitvoerig melding gemaakt van het rouwbetoon en van de hulde, aan de nagedachte nis van de vermoorden gebracht. Zij hebben verteld, hoe de drie kinderen de droevige tijding ontvingen. En ook, hoe treffend de aankomst van de arme wee zen te Weenen was. Op het perron hadden alle aan wezige heeren het hoofd ontblooten bijna alle dames weenden, toen de kleine, bleeke prinses en de prinsjes in zwarte matrozencostuums met witte kragen en zwarte handschoenen uit den trein stapten. De keizer stond aan het venster zijn kleine gasten op te wach ten, die later in de Hofburgkapel bij de lijken hun ner ouders hebben gebeden. Het ligt voor de hand, dat aan de beide echtgenoo- ten, door den dood vereenigd, hetzelfde eerbetoon ten deel viel. Wie er zoo over denkt staat echter buiten de hof-etiquette. Er is ernstig over gedacht, of dat zoo maar ging, of men bij het bewijzen van de laatste Roman naar het Duitsch, van LOUISE WESTKIRCH. 9) o De dag van het kransvlechten was aangebroken. Op Schletten's deel zaten de doChteren van Spreck- holm bij reusachtige hoopen beukentakken en denne- groen, manden vol pioenrozen, papavers en koren bloemen, en vlochten de kransen, die deur en poort, de stoelen van het bruidspaar en net danslokaal moes ten versieren, terwijl de koeien nieuwsgierig van hun plaatsen toekeken en de geiten bijna "hun hals ver rekten, om van het versche loof te snoepen. Trina Döpke zat in de rij met de anderen. Anne Graveloh was door de boerin gevraagd om bij te springen. Zij zouden het met het meisje wel „goed maken" door resten van het bruiloftsmaal voor den ouden man. Allen waren ijverig bezig. Om zes uur kwamen de muzikanten, werkelijke muzikanten uit Scharm- beck, om bij het dansen te spelen. En met de muzi kanten de jongelui, niets dan jong, ongetrouwd volk. De ouderen verschenen pas met het bruiloftsfeest. Maar twee oudjes waren toch samen gekomen, twee onafscheidelijke vrienden, grootvader Schletten en Luerke Voss. Zij rookten samen in het kleine vertrek hun lange pijpen, dronken een borrel en keken door de open deur naar de meisjes op de deel. Hun ge sprek vlotte niet. Bedaard als de loerende spin in zijn web, sloeg Schletten alles gade. Er ontging hem niets. De broodmagere Voss schoof in de ziekelijke onrust van zijn gemoed op zijn stoel heen en weer. Als hij er niet bij was, placht grootvader Schletten van hem te zeggen: „Wat Hennerke Brinkmeier dik- eer ook rekening moest houden met het onderscheid tusschen een gewoon en een morganatisch huwelijk! De hofvinken moeten zelfs van plan geweest zijn, het stoffelijk overschot van den aartshertog alleen naar den Hofburg te laten overbrengen, en dat zijner gemalin dadelijk naar Artstetten, omdat de hertogin immers geen lid van het Keizerlijk huis was en de inzegening in de hofkapel alleen aan leden van de keizerlijke familie ten deel dient te vallen! Van dit plan werd afgezien, omdat men wel begreep, dat de openbare meening er schande over zou spreken, wan neer de vrouw, die aan de zijde van den man den heldendood was gestorven, terwille van het stands onderscheid in den dood van haar man werd geschei den. Ook is het opgevallen, dat de kinderen niet de eer sten, maar de laatsten zijn geweest, die bij de lijken werden toegelaten. De Oostenrijksche hoogadel, die den aartshertog en zijn gemalin welgezind waren, moet over een en ander, dat wordt toegeschreven aan den oppercerlemoniemeester, prins Montenuovo, met wien de aartshertog altijd op gespannen voet stond, zeer verontwaardigd zijn. Zelfs een broeder der aartshertogin was niet voor de begrafenis uitgenoo- digdl De adel heeft tenslotte zich op den hoek van een straat opgesteld om daar den overledenen de laatste hulde te brengen! Ongeveer 120 personen na men aan deze huldebetooging deel. He is niet aangenaam melding te moeten maken van zulke hof-kleinzieligheden in dagen, waarop het echt-menschelijke in ieder mensch moest opkomen. Maar wanneer tenslotte opperceriemoniemeester daar voor nog niet menschelijk genoeg voelen, dan is daar aan niets te veranderen. De keizer-koning heeft aan zijn smartelijke gevoe lens uitdrukking gegeven in een eigenhandig schrij ven aan den Oostenrijkschen minister-president, aan diens Hongaarschen collega en aan den minister van financiën, onder wiens bestuur Bosnië en Herzegowi- na valt. In dat schrijven, zegt de beproefde monarch o.m.: „Gedurende vijf-en-zestig jaren heb ik met mijne volkeren lief en leed gedeeld, steeds, ook in de moei lijke uren, denkend aan mijn verheven plichten en aan mijn verantwoordelijkheid voor het lot van millioenen menschen, voor wie ik den Almachtige rekenschap ver schuldigd ben. De nieuwe, smartelijke beproeving, door Gods ondoorgrondelijk raadbesluit over mij en de mijnen gezonden, sterkt mij in het besluit, op den door mij ingeslagen en voor mijn volk als den besten erkenden weg, tot mijn laatsten ademtocht voort te gaan. En indien ik eens het onderpand van de liefde mijner onderdanen aan mijn opvolger kan nalaten, dan zal dit het schoone loon voor mijne vaderlijke zor gen zijn. Ik draag u op, allen, die zich in deze kom- meryolle dagen met beproefde trouw en toewijding om mijn troon hebben geschaard, mijn oprechten dank te betuigen." Te Niagara Falls is een vredesverdrag opgesteld en de opstandelingen-leider Carranza en de voorloo- pige president Huerta hebben zich bereid verklaard de bemiddeling der Zuid-Amerikaansche republieken (de z. g. n. A. B. C. mogendheden) te aanvaarden. Carranza wil echter te voren nog zijn „mede-gene raals," Villa, Obregon, en hoe die heeren meer mo gen heeten, raadplegen. De afgevaardigden der re geering hebben verklaard, dat ze tenslotte liever met Mexikanen te doen hadden dan met Amerikanen. Over ongeveer een week zullen nu de vertegenwoordi gers der voorloopige regeering en der opstandelin gen in de buurt van Washington gaan onderhande len. En inmiddels heeft de New York Herald ont huld, wat eigenlijk iedereen vermoedde, dat de opstan delingen van het begin af aan gewapend zijn door groepen speculanten. In Albania duurt de zwanen-zang nog al lang. De toestand wordt echter bij den dag zonderlinger. Nu ker wordt, valt Luerke Voss af. Nijdige honden wor- niet vet." Nu Luerke Voss echter naast hem zat, zei hij: „Als het naar recht en verdienste ging, dan moest jij bur gemeester van Spreeckhohn zijn, Luerke." Luerke antwoordde slechts door een bescheiden af werend handgebaar. Na een pauze begon Schletten weer: „Heb je dien vent uit de stad al gezien, die bij den nieuwen bur gemeester omloopt. Een van de veehandelaars is 't niet." Voss knikte. „Dat gaat niet om een schotel met lin zen. Ik zeg, vader Schletten, heeft wel ooit iemand in Spreckholm Hennerke Brinlpneier bij den zwarten poel zien rondloopen?" „Nee. Is hij bij den zwarten poel geweest?" „Vlak er bij. Jh schemeravond en natuurlijk met dien kerel uit de stad. Alleen zou hij zeker niet ge durfd hebben. Ha-ha 1" Schletten stond op. Ten opzichte van die geschie denis van Annmarei Rademaker vertrouwde hij Lu erke niet. In zijn verbittering jegens den burgemees ter vertelde hij sprookjes. De oude man ging naar de deel. Daar was een beweging ontstaan. De jonge meisjes viel bij het kransvlechten den tijd lang; groot moeder Schletten moest een geschiedenis vertellen zooals bij het spinnen. Zij noemde gewillig de mooi ste die zij kende; alle oude sagen van het veen: van den toovenaar Ortgis; van de jonge boerin, die des nachts als zwarte kat door de heide sluipt; van den rijken boer, die een weerwolf was. Maar de meisjes kenden al die verhalen; bij het kransenbinden moest er iets bijzonders zijn. Nu nam grootvader Schletten zijn pijp uit den mond en glimlachte boosaardig. „Vertel van de „Fransche hoeve", moeder." Dertig jonge stemmen smeekten: „Ja, ja! Van de „Fransche hoeve!" gaan zoowaar Servische soldaten onder leiding van officieren zich bij de Albaneesche opstandelingen voegen De Mbret heeft nu zijn hoop gevestigd op een vreemdelingenlegioen. De „Albaneesche gezant te Weenen en te Rome geaccrediteerd" (hm, hm!) is thans persoonlijk te Berlijn bezig vrijwilligers te wer ven. Het heet, dat de sterkte van het leger 2000 man zal bedragen. De kosten worden op twee millioen mark gerekend ener is geen' cent meer in het regeeringsgeldlaadjeDe internationale controle commissie vraagt rekening en verantwoording, omdat de minister van financiën drie weken geleden nog 1,5 millioen gekregen heeft. De tragi-comedie moest maar in een leege schatkist eindigen BINNENLAND. Z. K. H. DE PRINS. Z. K. H. Prins Hendrik zal bij zijn komst te Sint Petersburg intrek nemen ten paleize van zijn zuster grootvorstin Maria Pawlona te Tsarskoje Selo. Ter gelegenheid van het verblijf van Z. K. H. Prins Hen drik aldaar zullen te zijner eere diners in de Neder- landsche en Duitsche legaties worden gegeven. DE NAGEDACHTENIS VAN THOMSON. Het pantserdekschip „Noord-Brabant", thans met het stoffelijk overschot van luitenant-kolonel Thom son op de thuisreis, zal Dinsdag 14 Juli des nachts te twaalf uur de haven van IJmuiden binnenloopen. Woensdag 15 Juli om negen uur, heeft te Amster dam de officieele plechtigheid plaats. In een correspondentie over de „Noord-Brabant" van het „N. v. a. D." lezen we o. m.: „Heden worden de maatregelen getroffen en be sprekingen gehouden en morgen zal Thomson's lijk aan boord worden genomen. Een doodenkamer is daartoe ingericht (het verblijf der adjunct-machinis ten, waarvan er geen enkele aan boorcl is, is daartoe benut), geheel rondom gedrapeerd met floers. Op een stellage staat de praalkist, zwart met nikkelen mon tuur en versiering, daarnaast ligt een groote krans met het opschrift „Va nden commandant en de offi cieren van Hr. Ms. „Noord-Brabant". Morgen komt daar he lijk te rusten van onzen ge vallen landgenoot." Aan officieren, onderofficieren, korporaals en sol daten der reserve, militie en landweer is de volgende oproep gedaan: „Hoewel in den Haag zich reeds eene voorloopige nationale commissie heeft gevormd, met het doel in de Residentie een gedenkteeken op te richten, ver meent het 12e regiment infanterie, dat de naam „Thomson" ook in de herinnering van „het leger" moet blijven voortleven. Genoemd regiment wil de nagedachtenis van den hoogstaanden held eeren, door nabij of aan de kazer ne, waar majoor Thomson ons leger he laatst heeft gediend, een borstbeeld te plaatsen, of een gedenk plaat aan te brengen. Zijne Excellentie de minister van oorlog, heeft reeds zijn volle instemming betuigd. Officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten, die he plan sympathiek vinden en het willen steunen, wordt verzocht, hiervan vóór 25 Juli a.s. aan den pennningmeester mededeeling te doen. Diat het een huldiging van „onze geheele land macht" moge worden!" pok he nationale comité te 's-Gravenhage wekt de Nederlanders op, nogmaals hunne bijdragen te zenden voor het Thomson-monument. BESMETTELIJKE ZIEKTEN IN NEDERLANDSCH-INDIë, In de afdeeling Boeleleng op Bali heerscht in hevige mate de cholera In Kota Radja hebben zich 20 gevallen van diphteritis voorgedaan. Een Europeesch kindje is be zweken. In verband met de uitbreiding der pest-epidemie dringt de „Penang Gazette" aan op een permanente, geregelde ontsmetting der schepen, die de verschil lende Indische havens aandoen, om de verliezen, an ders door quarantaine te lijden, te voorkomen. Alleen de oude menschen in het veen kenden dat verhaal nauwkeurig. Want het leven is als de zee. Zijn golven slaan heen over de verhalen als de golven der zee over de schatten van gezoqken schepen en over de verschrikkingen der diepte en dekken die toe. Grootvader Scluetten schepte er echter behagen in om dingen die diep op den bodem rustten om te woelen. Grootmoeder Schletten haalde den rieten stoel van den haard uit de keuken en nam daarop plaats voor den halven cirkel van kransvlechtsters. „Mij goed, dus de geschiedenis van de „Fransche hoeve." Zij begon langzaam en eentonig alsof zij de vast staande woorden van een sprookje opzegde. Haar magere, bruine vingers ondersteunden die verklarend en zetten kracht bij aan haar verhaal. Naarmate de handeling vorderde, begonnen haar roodgerande oogen te schitteren, de grijze haren kwamen onder de muts te voorschijn en hingen slordig om haar inge vallen slapen. Zij spon als een nome haar draad. „Dat was een kwade tijd, toen wij hier allen Fransch waren. Het is lange jaren geleden en er leeft niemand meer, die dat met eigen oogen gezien heeft. Mijn grootmoeder zaliger, die zou 't nog kun nen navertellen. Die was toen ter tijde een jonge deern, en telkens als zoo'n troep Fransozen door Quelkhom, Hepstedt of Ottersberg trok, werd zij met al de andere meisjes weggebracht diep het veen in, den kant naar Klinkerberg uit, waar geen weg of pad was en kanonnen en ruiters in den grond moesten wegzakken, want geen Fransch soldaat mocht hen te pakken krijgen. Er lieten zich hier echter niet veel Franschen zien. Dat kwam pas later, toen zij uit Duitschland weggejaagd werden. Maar hun gene raals commandeerden maar wat zij hebben wilden aan blanke daalders en aan paarden en rundvee, scha pen, kippen, koren en stroo en dan werd dat door de beambten geind. En die vergaten geen kolonie en geen Gemengd nieuws. Ds. A. S. TALMA. Ds. A. S. Talma zal Zondag 19 Juli te Bennebroek worden bevestigd door ds. A. Voorhoeve te Amster dam en des namiddagB zijne intrede houden. (Haarlemsch Predikbeurtenblad.) EEN ERNSTIG SPOORWEGONGELUK. Zaterdagavond laat is bij het binnenkomen van een uit Amsterdam komenden trein te Hoek van Holland deze vermoedelijk door het niet kunnen stoppen door den remmer van de locomotief, het stationsgebouw te ver binnengeloopen, waardoor de locomotief terecht kwam in het plaatskaartenkantoor. Twee bedienden, belast met het uitgeven van plaats- kaarten, zijn ernstig gewond. Hét plaatskaari xan- toor en de vestibule zijn zwaar beschadigd. Reizigers zijn niet gekwetst. Nog twee beambten werden licht gewond. De machinist en de leerling-machinist wisten door tijdig van den trein te springen, een wissen dood te ontkomen, evenals een hoofdconducteur, die bij den sprong op het perron eenige lichte verwondingen be kwam. De botsing tusschen locomotief en plaatskaarten bureau was zóó hevig, dat de inwoners van Hoek van Holland den slag hoorden en in de meening verkeer den, dat er verscheidene dooden te betreuren vielen. De machine werd vandaag onderzocht, ten einde of ficieel de vermoedelijke oorzaak van het ongeluk te kunnen vaststellen. OPSTOOTJES IN ZAANDAM. De staking te Zaandam, welke nu reeds 14 weken duurt, heeft Zaterdag een ernstig karakter aangeno men, zoodat de politie genoodzaakt was tot handha ving der orde van de vuurwapenen gebruik te maken en met los kruit te schieten. Eenike kantoorbedienden kregen ruzie met een aantal stakers, waarop men handgemeen werd. De politie trok de sabel, waarop de menigte uiteenstoof. Onder de stakers heerschte een opgewonden stem ming na het gebeurde. DE RAMP TE BENKOELEN. De Gouverneur-Generaal heeft een telegram verzon den aan het Ministerie van Koloniën, waarin Z. Exc. meldt, dat hem bij een bezoek in Benkoelen bleek, dat de schade vrijwel uitsluitend geleden is door de bezit ters van steenen huizen. De schade van de inlandsche bevolking is van geen beteekenis en bepaalt zich voor de overige ingezetenen tot vernield huisraad. EEN MIDDEL TEGEN ROODVONK EN MAZELEN. Dr. Robert Milne, geneeskundiget Directe van „Dr. Bamardes Home", een Londensch 'nut voor verweesde en verlaten kinderen, heeft ee: an der gepubliceerd over zijn middel ter voorkoming van besmetting en complicaties bij roodvonk en ma zelen. „In mijn geboorteplaats in Schotland", vertelde hij in een interview, „wist men dertig jaar geleden al, dat men roodvonk-patiënten moest insmeren met olie of zalf; wanneer de huid dan begon af te schilveren, konden de stukjes huid niet door den wind weg waaien, het gevaar voor besmetting, dat naar de toenmalige meening uitsluitend in de huidschilvers lag, was dan zoo goed als weggenomen. Ik heb hier mee eens de proef willen nemen. Met wat phoenix- olie smeerde ik een vijftal patiëntjes in. Hoewel elk kind een groot aantal broertjes en zusjes had, bleef hun ziektegeval in de familie toch tot hen beperkt. De volle beteekenis van dit voorbehoedmiddel be greep ik tot nog toe maar half. Dat gebeurde pas la ter, toen in een der Tehuizen, waarvan ik directeur ben, van de 500 meisjes er 120 plotseling roodvonk kregen. Weer nam ik de proef met phoenix-olie en thans had ik zulke prachtige resultaten, dat ik van toen af de methode niet weer prijs wilde geven. De roodvonk-epidemiën, die vroeger in de Dr. Bamardos Homes" vrij vaak voorkwamen, werden daarna veel zeldzamer. De heele methode bestaat hierin, dat men, zoodra men de aanwezigheid van roodvonk of mazelen ver moedt, zelfs al is een absolute herkenning nog niet mogelijk, de amandelen en keel van den patiënt be- smeert met tien percents phoenix-olie. Dat moet 24 uur lang elke 2 uur herhaald worden. Bij roodvonk hoeve. En je moest je laatste koe en je laatste koren uit de schuur geven. Zaad was er voor geen geld te krijgen. Er was geen koffie, geen suiker, geen bier. De boekweitengort bevroor op de velden in de stren ge winters en de jonge menschen, die 't land hadden moeten bewerken, moesten soldaat worden en met de Franschen wegmarcheeren naar Rusland. Toen kwam er 'n groote hongersnood en stierf de een na den an der op de hoeven. Wat rijke colonisten waren gc est, bakten uit berkenbast en mos zoo'n soort brood. En velen lieten huis en erf in den steek en gingen 's nachts heimelijk over de grenzen naar Holland en dan met een schip en niemand heeft ooit weer iets van hen ge hoord. Mijn overgrootvader, die was nog op zijn hoeve blijven zitten en Hemst'edt zijn grootvader, en die van Leveste, Clussmann Brinkmeier en nog een paar an deren. Het beste was Jan Hennerke Brinkmeier er afgekomen. Die had zelfs nog een paard en kon turf naar Bremen brengen. En hij was de eenige, die dat kon. Van de buitenwereld kwam je in 't veen weinig te weten. Maar zoo af en toe hoorden onze overgroot ouders door reizende kooplui en weggeloopen sol daten toch van groote veldslagen ver weg, die Napo leon met zijn Franschen verloren had, en later van een menigte gevechten dichterbij, als onze soldaten Fransche troepen, die verdwaald waren, voor zich uitdreven of afmaakten. Er kwam ook wel eens een enkele ruiter of twee en drie tegelijk als het onweer door de kolonies heenstormen, zoodat de kinderen, voor zoover er nog van in leven waren naar de brug gen liepen en hun bonte uniformen nastaarden. Me nigeen van die ruiters moet in het veen weggezakt zijn. ALKMAARSGHE COURANT. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1