DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 158 Honderd en zestiende jaargang. 1914
DINSDAG 7 JULI.
Eon leerrijk ongeluk.
FEUILLETON.
De Fransche Hoeve.
ALKMAAR, 7 Juli.
„Past op electrische geleidingen", zoo maant een
droevig ongeluk, dat Zondag in Duitschland heeft
plaats gehad en dat in onze streek, waar de electri
sche stroom ook wel eens ernstig levensgevaar zou
kunnen opleveren, de aandacht verdient.
De lezingen over de ramp loopen uiteen, maar
hierin komen de berichten overeen, dat bij Bomim vijf
tnenschen, die met een leiding voor hooge spanning
in aanraking kwamen, op slag werden gedood, ter
wijl bovendien zes personen ernstige kwetsuren oplie
pen.
Het ongeluk had plaats op het Koninklijk Kroon
goud Bomim bij Potsdam. De Ueberlandzentrale in
bpaudau voorziet een groot gedeelte van Branden
burg van electrischen stroom op dezelfde wijze als
de Kennemer Electriciteits-Maatschappij het noorden
van Noord-Holland. De stroom heeft een hooge span
ning en wordt door koperen draden geleid, bevestigd
aan palen, waarop de waarschuwende woorden staan
vermeld: „hoogspanning niet aanraken doods
gevaar" ook op de palen der K. E. M. leest men,
dat het aanraken der electrische geleiding zeer ge
vaarlijk is.
Natuurlijk worden die koperdraden, voordat ze in
gebruik genomen worden, nauwkeurig onderzocht.
Maar het kan gebeuren, dat er een gevaarlijk plekje
in zit, het is ook mogelijk, dat het uitzetten en in
krimpen bij wisselende temperaturen van invloed is
op de stevigheid. Hoe het zij, de mogelijkheid be
staat, dat zoo'n draad breekt afgezien nog van de
kans, dat er een tak op valt, een kans welke in som
mige onzer dorpen zeker niet gering is. Valt zoo'n
draad op den grond, dan heeft er een soort kortslui
ting plaats, de stroom wordt automatisch uitgescha
keld, of men merkt aan de centrale, dat er iets niet aan
de hand is en sluit de stroom af. In het geval^ van
Boruim brak de draad, hij viel echter niet op den
grond, maar op een hek, dat in brand geraakte, ter
wijl echter de automatische uitschakelaars in de cen
trale niet in werking waren. Poolsche seizoen-wer
kers een soort hannekemaaiers, menschen die van
elders komen om in den drukken tijd te werken za
gen liet schouwspel. Zij kenden de gevaren van den
electrischen stroom niet. Sommige berichten zeggen,
dat ze op de beide einden van den draad toeliepen,
om deze aan elkaar te binden, dat de eerste bij de aan
raking door den stroom van 15000 volt onmiddellijk
werden doodgeslagen, dat anderen hem wilden bevrij
den en op dezelfde wijze dood of bewusteloos wer
den. Zoo luidt ongeveer de lezing van „Morgenpost"
en „Lok. Anzeiger". Die van het „Tageblatt" wijkt
hiervan aanzienlijk af. Volgens deze voorstelling,
dachten de arbeiders, dat zij zich nu eens prettig kon
den laten electriseeren. Elf hunner vormden een ke
ten. Op het oogenblik, dat de eerste het eene einde
van den kabel pakte, kwam deze kabel in aanraking
met een der andere kabels. De aldus gesloten stroom
ging door de keten van mannen en binnen een secon
de lagen allen dood of bewusteloos, met vreeselijke
brandwonden bedekt, op den grond.
Hoe de juiste toedracht is geweest, mogen we in
het midden laten. Het moge nieuwsgierigheid of iets
anders zijn geweest, hoofdzaak is, dat de menschen
door onwetendheid den dood vonden of ernstig letsel
kregen.
Bekend is, dat toen in Zuid-Afrika de hoogspan
ningsgeleidingen waretf ingevoerd, menig kaffer,
verzot op het blinkende koperdraad, waaruit immers
Roman naar het Duitsch,
van
LUISE WESTKIRCH.
10) o
Het was het volgende voorjaar ijs en natte sneeuw.
Toen ging Leveste's hun jongste, Jan, naar Bremen
en wou geld van familie daar zien te krijgen. Want
de Levestes waren achterstallig met hun belasting en
moesten weg van huis en erf. De jongen ging niet
langs den grooten weg, omdat daar dikwijls Fran-
scheu langs kwamen en hij bang was, dat zij hem tus-
schen de soldaten zouden schuiven. Hij sloop dus
over een onbekend pad midden door 't veen. Opeens
ziet hij door ijs en sneeuw een koets aankomen sukke
len en stilstaan en weer verder sukkelen naar rechts
en naar links, zonder weg en richting. De grond was
twee hand diep bevroren, anders had er op die plek
geen wagen kunnen rijden. Jan gaat er naar toe en
ziet, dat er een man op den bok zit in een grijzen
mantel gewikkeld. Maar een Fransche uniformjas
kwam er onder uit. De man had een geel gezicht, een
grooten, zwarten knevel en onder zijn bontmuts een
witten doek om het hoofd met een groote bloedvlek.
In den wagen zelf was niets dan een groote ijzeren
kist en de knieën van het paard trilden en zakten met
eiken stap door alsof het met een zwaren last een
groot eind had afgelegd. Toen de Fransoos Jan Le-
veste in het oog kreeg, wenkte hij hem ijverig en
vroeg hem heel lang wat. Maar Jan heeft niets ver
staan dan de twee woorden: Verden en Weser. En
toen dacht hij, dat de Fransoos naar de Weser wilde
en van daar op Frankrijk toe, zooals al die vluchtende
Franschen. En toen heeft hij hem de richting gewe-
zulke mooie armbanden en dergelijke sieraden konden
worden gemaakt, in een paal klom en zijn poging tot
diefstal met zijn leven moest bekoopen. Nu weten de
inboorlingen wel, dat ze goed doen met op een af
stand te blijven. De volwassen bewoners van deze
streken weten dat natuurlijk ook wel. Maar weten
de kinderen het?
En wanneer het hier in de omgeving eens mocht
voorkomen, dat er een hoogspanningsdraad breekt
weet men dan wel voldoende, dat men de einden van
den draad niet moet aanraken, doch stilletjes moet la
ten liggen en op een afstand moet blijven?
Het ongeluk bij Bomim is leerrijk. Het zegt ons
hoe noodzakelijk het is, dat de bevolking weet, dat de
electrische geleidingen altijd moeten worden gemeden
of ze nog aan de palen zitten dan wel gebroken op
den grond liggen.
Wij doen hierbij het onze om die wetenschap in
gang te doen vinden. Wij waarschuwen de ouders,
wij raden hen aan, dit op hun beurt de kinderen te
doen.
Maar dat is niet voldoende. Hebben niet de ge
meentebesturen de taak om ook de gemeentenaren in
te lichten, om ook te zorgen, dat de jeugd in de scho
len zich niet aan dreigend gevaar zal blootstellen?
Er k a n vroeg of laat een ongeluk gebeuren.
Rust op een gemeentebestuur, dat niet alles heeft
gedaan om het verlies van menschenlevens bij een
dergelijk ongeval te voorkomen, niet een zware ver
antwoordelijkheid, indien zich onverhoopt eens een
ramp als die te Bomim mocht voordoen?
BINNENLAND.
DE LIJKDIENST VOOR DEN
AARTSHERTOG VAN OOSTENRIJK.
H. M. de Koningin-Moeder zal zich bij den lijk
dienst ter nagedachtenis van den aartshertog Frans
Ferdinand van Oostenrijk doen vertegenwoordigen
door jhr. De Ranitz, grootmeester van Hr. Ms. huis.
OVERSTE THOMSON.
De „Noord-Brabant" is Zaterdagavond van Malta
vertrokken.
CANTINE-KNOEIERIJEN IN ATJEH.
De Bataviasche correspondent van 't „Handelsblad"
meldt:
„Kapitein C. M. A. Quack, die met voorbijgaan van
zijn chefs zich tot het legerbestuur wendde met een
klacht over knoeierijen in Atjeh, heeft buitenlandscb
verlof gekregen. Hij ontving een tevredenheidsbetui
ging van den legercommandant. Een onderzoek naar
de knoeierijen wordt tegemoetgezien."
Er zouden n.l. bij het cantinebeheer in Atjeh knoei
erijen met de menages van de officieren in de binnen
landen hebben plaats gehad, waardoor deze werden
bevoordeeld ten nadeele van den soldaat en den lande.
Gemengd nieuws.
LANDBOUWHUISHOUDONDERWIJS.
Men schrijft ons:
Toen vier jaren geleden door de Vereeniging tot
Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noor
derkwartier werd besloten proeven te nemen met het
geven van onderwijs aan meisjes van het platteland,
hebben velen ongeloovig de schouders opgehaald, om
dat zij veronderstelden, dat dit onderwijs geen le
vensvatbaarheid zou blijken te bezitten.
De ervaring heeft evenwel anders geleerd. De com
missie, die met de uitvoering der proeven werd belast,
is er in geslaagd voor ieder der ontworpen proefcur-
sussen een ruim voldoend aantal leerlingen bij een te
krijgen en het onderwijs viel bij de meisjes zoo in den
smaak, dat reeds spoedig bij gehuwde vrouwen en
oudere meisjes de lust ontstond als het kon ook van
dat onderwijs te profiteeren, zij het dan ook in zeer
beknopten vorm.
De Commissie heeft niet geaarzeld aan dien wensch
gevolg te geven en voor deze vrouwen de gelegenheid
geopend een korten cursus te volgen, terwijl voor ar
beidersvrouwen een extra korte cursus in koken werd
zen. Maar of de Fransoos hem begrepen heeft, dat
wist Jan niet, want hij kon geen Fransch en de ander
geen Duitsch. Maar hij denkt, dat het een voornaam
officier is geweest, want er schitterde een ster onder
zijn mantel. En hij gaat daarop den kant naar Bre
inen op en ziet den wagen naar den anderen kant
hotsen. En toen werd het donker, en hij zag niets
meer.
Laat op den avond kwam Jan Hinnerk Brinkmeier
terug, die in Bremen turf verkocht had. De kolonis
ten van Spreckholm hoorden zijn wagen door de
dorpstraat rijden, 't klonk heel zwaar en hol. En den
volgenden morgen stonden ondanks sneeuw en ijs
twee heel diepe vorens op den weg. Hij zelf rukte
de staldeur open, beide deuren, zoodat de donkere
deel daarachter gaapte als de hel. En zijn oudste,
Jehann, een kregele bengel van elf jaar, met krullend
haar en guitige oogen, die uit zijn bed kwam ge
sprongen om hem te helpen, dien duwt hij op zij en
snauwt hem af. Dat heeft de buurman nog gehoord.
Daarna werd het doodstil op de Brinkmeier hoeve.
Maar het was een kwade nacht. De storm huilde,
het sneeuwde en er was een geklaag in de lucht en
een geluid, zooals niemand dat eerder of later ge
hoord heeft. In dien nacht werd Himstedt zijn vader
geboren en de Himstedt's hadden hun jongen om hulp
gestuurd naar de oude Redekers. En toen de vrouw
klokke twee met haar lantaarn door den donkeren
nacht stapt en er in geen hoeve licht brandt en hij
Brinkmeier zijn hoeve voorbij komt, die even donker
is als de anderen, hoort zij door het gieren van den
storm en het kraken van het ijs in het kanaal een gil.
Een gil, die niets menschelijks had, zoo vreeselijk
klonk hij. Het bloed bevroor haar in de aderen, zegt
zij en zij heeft als vastgenageld op de plek gestaan,
maar niets meer gehoord. Een enkelen gil en toen
niet meer. Die akelige gil is uit Brinkmeier zijn huis
gekomen en een uil heeft hem niet uitgestooten. Maar
het huis bleef donker en er bewoog zich niets. Toen
in het leven geroepen om ook dezen in de gelegenheid
te stellen het meest noodige onderwijs te ontvangen.
Te Winkel en Beemster zijn twee-jarige cursussen
van 400 uren gegeven aan meisjes van minstens 16-
jarigen leeftijd in koken, huishoudkunde, waschbehan-
deling, natuurkennis, melk en zuivel, groenten, bloe
men en ooftteelt en te Anna Paulowna en Hoorn zijn
zulke cursussen nog in gang. Bovendien werden te
Winkel en Beemster de zooeven genoemde korte cur
sussen van 100 uren gegeven, bestaande uit kooklessen
en afgewisseld met landbouwvoordrachten, en be
stemd voor oudére meisjes en gehuwde vrouwen, en
nog kortere cursussen in koken en voedingsleer voor
arbeidersvrouwen, terwijl te Hoorn jpas zulk een cur
sus van 100 uren voor oudere meisjes en gehuwde
vrouwen is begonnen.
De oud-leerlingen van de verschillende cursussen te
Winkel, hebben na afloop daarvan bijna allen nog
deelgenomen aan een cursus in eerste hulp bij be
drijfsongevallen, en voor de oud-leerlingen van de
andere cursussen zal eveneens de gelegenheid daartoe
worden opengesteld.
In gang zijn nog te Beemster een vierjarige
cursus van 1200 uren, die aansluit aan de lagere
school en waar de meisjes behalve bovengenoemd on
derwijs ook les ontvangen in rekenen, Nederlandsche
taal, naaien, verstellen, breien, mazen en costuum-
naaien.
Te Alkmaar, aan de Huishoudschool, twee derge
lijke vijfjarige cursussen van 1700 uren, waarvan de
eene thans het vierde en de andere het tweede jaar is
ingegaan.
Toen eenige van deze cursussen waren afgeloopen,
bleken de oud-leerlingen zoo zeer doordrongen te zijn
van het groote nut, dat zij daarvan hadden getrokken,
dat zij besloten gezamenlijk eene vereeniging op te
richten, met als voornaamste doel ook andere vrou
wen en meisjes van het platteland dit onderwijs deel
achtig te doen worden.
Zoo ontstond in het vorige jaar de vereeniging voor
Landbouwhuishoudonderwijs, welke thans reeds 80
leden telt, bijna allen oud-leerlingen der afgeloopen
cursussen. Als hoofddoel schreef zij in hare statuten:
„Verbreiding van kennis onder de vrouwen en
meisjes van h5 platteland" en als middel om dat doel
te bereiken„het oprichten en instandhouden van cur
sussen voor vrouwen en meisjes".
Daar vier jaar geleden regeering, provincie en ge
meenten bereid waren gebleken de cursussen van Hol
lands Noorderkwartier geldelijk te steunen en op
Rijksbegrooting voor deze soort van cursussen een
belangrijk bedrag was uitgetrokken, hoopte de veree
niging bij de uitvoering harer plannen op een krach-
tirren steun der regeering, in de veronderstelling, dat
de betrokken gemeenten en de provincie dan ook niet
zouden nalaten hare medewerking te verleenen.
En zij werd in die hoop niet teleurgesteld. Zoodra
het bestuur in verschillende plaatsen een ruim vol
doend aantal leerlingen bij elkander had, heeft zij
hare plannen aan de regeering kenbaar gemaakt. Zij
vond daarvoor een willig gehoor en ontving toezeg
ging voor een flink subsidie, indien zij aan zekere ge
stelde voorwaarden voldeed.
Ten einde Hollands Noorderkwartier, die aan dit
landbouwhuishoudonderwijs in deze plannen den
stoot heeft gegeven en de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, die geldelijk heeft gesteund en den
Noord-Hollandschen Boerenbond, als zoodanig ter
erkenning en zich tevens de medewerking dier veree-
nigingen te verzekeren, werd een onderwijscommissie
in het leven geroepen en werd aan genoemde organi
saties verzocht elk een lid van die commissie te willen
aanwijzen, terwijl bovendien de Directrice der Alk-
maarsche Huishoud- en Industrieschool, een vertegen
woordiger van de regeering en vier leden der vereeni
ging in deze onderwijs-commissie zitting zouden ne
men.
Genoemde organisaties hebben aan dat verzoek vol
daan en ook de regeering heeft een vertegenwoordiger
in de commissie aangewezen, terwijl de Directrice der
Huishoud- en Industrieschool te Alkmaar bereid werd
gevonden in de commissie zitting te nemen. En zoo
is dus thans door aller samenwerking deze onderwijs
commissie tot stand gekomen en gereed haar gewich-
de vrouw echter klokke vijf weer naar huis terug ging
heeft er een licht om de dennen bij den bakoven ge
danst, op en neer als een dwaallicht. Zij heeft zich er
echter niet dichtbij gewaagd, maar zegt een gebed en
loopt voorbij, zoo hard zij maar kan.
Toen is het dag geworden en die dag was als elke
andere. Tegen den avond komt Jan Leveste uit Bre
men terug zonder geld, want wie had in dien tijd
geld te missen? en vertelt de geschiedenis van den
Fransoos. In Spreckholm had niemand dien gezien
en omdat ze toch niet konden werken met die sneeuw
en al dat ijs, gaan de oude Leveste en Himstedt en
mijn overgrootvader met den jongen mee om den
Franschman te zoeken en ze vinden ook al gauw de
koets, niet ver van de plek waar Jan haar gezien had,
omgevallen en het paard dood. De Franschman was
er niet meer en de ijzeren kist, die in den wagen ge
staan had, ook niet. Alleen een tweede wagenspoor,
breeder dan dat van de koets, kwam half uitgewischt
door pas gevallen sneeuw van den straatweg naar
Bremen en ging ook weer naar den straatweg terug.
En dat was alles wat de Spreckholmers ooit weer van
den verdwaalden Franschen officier gehoord en ge
zien hebben. Maar den volgenden morgen kwam
vrouw Brinkmeier met dik beschreide oogen aange-
loopen en vroeg of er niet een gaan kon om den dok
ter te halen. De boer had het wel verboden maar
haar Jehann haar lieve, kleine Jehann! En toen
kon zij niet verder van het schreien. Er zijn een paar
heengegaan. Die zagen den jongen in zijn bed. Zijn
vroolijke oogen waren als verglaasd en kenden nie
mand en onder zijn krulhaar liep een bloedige streep.
Hij was erg gevallen, zei de vrouw. Wat Brinkmeier
aanging, die zei niets, die staarde steeds maar strak
voor zich uit. En geen dokter kon den jongen zijn
hersens weer terecht brengen. Hij is als een stomp
zinnig mensch gestorven.
Toen nu het gerecht naar Spreckholm kwam, dat Le
veste van huis en erf verjoeg, omdat hij zijn belasting
tig werk in het belang van de vrouwen en meisjes van
het platteland aan te vangen.
Die functiën van voorzitter, onder-voorzitter en se
cretaris-penningmeester heeft zij opgedragen aan den
heer C. Nobel te Schagen, mej. J. F. Beumer te Alk
maar en den heer G. Nobel te Lutjewinkel, die teza
men het dagelijksch bestuur vormen, terwijl verder in
de commissie zitting hebben de dames G. Strijker-Mo
lenaar, A. Brugman-Beijneveld, Cor de Fater en M.
Lange te Winkel en de heeren A. Kaan Kzn. te Wie-
ringerwaard en J. A. van Benthem te Alkmaar.
De gemeenteraden van Schagen, Andijk en Barsin-
gerhom hebben reeds met algemeene stemmen den ge -
vraagden geldelijken steun toegezegd, terwijl gehoopt
wordt dat Assendelft en Sint Maarten, waar zich even
eens een voldoend aantal leerlingen heeft aangemeld,
dit voorbeeld zullen volgen en ook uit Midwoud door
samenwerking waarschijnlijk de noodige geldelijke
steun zal worden verkregen om daar een tweetal cur
sussen te beginnen.
Met de hulp van de door Hollands Noorderkwartier
aangestelde leeraressen is de cursus te Schagen reeds
begonnen, terwijl die te Andijk en Barsingerhom
worden voorbereid.
Zoodra de andere gemeentebesturen subsidie T>
ben toegezegd, zal een derde leerares worden ïge-
steld en kunnen ook op die plaatsen de cursus een
aanvang nemen.
Mochten andere gemeentebesturen of landb er-
eenigingen pogingen willen aanwenden om o o in
nen hun kring zulk een cursus tot stand te brengen of
belanghebbenden vrouwen of meisjes tot de stichting
van zulk een cursus in hare woonplaats het initiatief
willen nemen, dan zullen zij de onderwijs-commissie
gaarne bereid vinden de mogelijkheid daarvan te over
wegen en bij gebleken uitvoerbaarheid de noodige
stappen voor de oprichting te doen.
Men wende zich in dit geval tot een van de leden
der commissie of schriftelijk tot den secretaris-pen
ningmeester, den heer G. Nobel te Lutjewinkel.
PEST OP JAVA.
Bij het departement van koloniën is het volgende
telegram uit Nederlandsch-Indië ontvangen, d.d. 4 de
zer, betreffende pestgevallen op Java gedurende het
14-daagsche tijdvak van 17 tot en met 30 Juni j.l.
Afdeeling Malang 385 nieuwe pestgevallen, 346
dooden.
Toeloengagoeng 2, Madioen 15, Parcee 56, Bangil
2 en Berbek 2 doodelijke gevallen.
Kediri 51 nieuwe gevallen, 47 dooden.
Soerabaja 24 nieuwe gevallen, 19 dooden.
Magetan 25 nieuwe gevallen, 23 dooden.
Mr. H. J. VAN OGTROP. t
Na een langdurig lijden is te Amsterdam op 48-ja-
rigen leeftijd overleden mr. J. H. van Ogtrop. De
overledene was, als lid van de firma H. J. van ügtrop
en Zoon, een bekend man in de effectenwereld, maar
ook op ander, inzonderheid op kunstgebied, had zijn
naam een goeden klank. Hij was secretaris van het
„Concertgebouw", en van deze kunstinstelling een
der meest actief optredende bestuurders. Bij het ju
bileum is dit algemeen erkend, ook door de regeering,
die hem bij die gelegenheid tot ridder in de Oranje-
Nassan-orde benoemde.
Voorts was de heer Van Ogtrop lid van het college
van regenten der Prins Hendrik-Stichting te Egmond
aan Zee, lid van het bestuur der afdeeling Amsterdam
van de „Nederlandsche Heidemaatschappij", lid van
den raad van bestuur van de „Vereeniging Roomsch-
Katholieke Herstellingsoorden voor longlijders en
zwakke kinderen", en lid van den raad van bestuur
van „Het Oranje-Kruis".
Door zijn politieke partijgenooten werd hij voor het
district Amsterdam VI naar de Provinciale Staten af
gevaardigd, in welk college hij tot 1916 zitting had.
DE ACTIE DER DUITSCHE TUINBOUWERS.
Men schrijft aan de „N. Rott. Crt."
De Duitsche tuinbouwers ondervinden in de laatste
maanden, dat het stellen van eischen gemakkelijker is,
dan het ingewilligd krijgen van die eischen. Zij had
den toch gehoopt, dat, nu van hun kant alles was ge
daan om de eenheid onder de Duitsche tuinbouwers
tot stand te brengen, de Duitsche regeering meer met
hen zou rekenen. In 1902, bij het sluiten der vorige
niet kon betalen, ging Brinkmeier naar hem toe.
„Buurman", zei hij, „het is een moeilijke tijd. Jij hebt
kinders en bent een ordentelijk mensch. Ik zal je het
geld voorschieten. Maak er geen drukte over.... Een
daad van barmhartigheid moet immers bij onzen Lie
ven Heer evenveel waard zijn als bij ons de blanke
daalders. Ik zal je het geld geven. Bid een Onze Va
der voor onzen Jehann." En hij telt het voor hem op
de tafel. Hij is altijd een hardvochtig, schraperig
man geweest, die Brinkmeier. Van de penning, die
hij Zondags in het geldzakje wierp, kon hij nauwelijks
scheiden. Maaraan kolonist Leveste heeft hij indertijd
het geld gegeven. En toen ging hij naar Scharmbeck
en kocht twee koeien en een paard, en kocht wat hij
begeerde. Van den dag af, dat Jan Leveste den Fran
schen officier met zijn zware ijzeren kist in het veen
aantrof, van den avond af, dat Brinkmeier zijn stal
deur opentrok voor den wagen, die met hol geratel
zijn huis binnenrolde, van van dien dag hee) het
op de hoeve der BrinkmeieFs nooit aan geld o 'ro
ken. Zij moeten het bij schepels van den gron ge
schept hebben. Maar Gods zegen was weg. Er ;en
vreugde en geen vrede in al die jaren onder c 'ak
geweest. Boer tegen boerin, vader tegen Zf en
broeder tegen broeder altijd de een tegen den an
der. En het oudste kind altijd door God geteekend,
een arme stumperd, zooals de kleine Jehann. En elk
jaar in een voorjaarsnacht, als de sneeuwvlokken
dwarrelen, dan staat de Franschman in zijn uniform
met zijn zwarten knevel en bebloed hoofd bij de den
nen aan den bakoven, heft de hand tegen de hoeve
der BrinkmeieFs op en spreekt den vloek uit, dien hij
indertijd gezegd heeft. Meer dan een heeft hem ge
zien als hij 's avonds laat van Quelkhom uit de her
berg naar huis is gewaggeld. En de hoeve is van
toen af in het heele veen de „Fransche hoeve" ge
noemd."
ALKMAARSCIE COURANT.
("Wordt vervolgd.)