DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 158 Honderd en zestiende jaargang. 1914 DINSDAG 7 JULI. Eon leerrijk ongeluk. FEUILLETON. De Fransche Hoeve. ALKMAAR, 7 Juli. „Past op electrische geleidingen", zoo maant een droevig ongeluk, dat Zondag in Duitschland heeft plaats gehad en dat in onze streek, waar de electri sche stroom ook wel eens ernstig levensgevaar zou kunnen opleveren, de aandacht verdient. De lezingen over de ramp loopen uiteen, maar hierin komen de berichten overeen, dat bij Bomim vijf tnenschen, die met een leiding voor hooge spanning in aanraking kwamen, op slag werden gedood, ter wijl bovendien zes personen ernstige kwetsuren oplie pen. Het ongeluk had plaats op het Koninklijk Kroon goud Bomim bij Potsdam. De Ueberlandzentrale in bpaudau voorziet een groot gedeelte van Branden burg van electrischen stroom op dezelfde wijze als de Kennemer Electriciteits-Maatschappij het noorden van Noord-Holland. De stroom heeft een hooge span ning en wordt door koperen draden geleid, bevestigd aan palen, waarop de waarschuwende woorden staan vermeld: „hoogspanning niet aanraken doods gevaar" ook op de palen der K. E. M. leest men, dat het aanraken der electrische geleiding zeer ge vaarlijk is. Natuurlijk worden die koperdraden, voordat ze in gebruik genomen worden, nauwkeurig onderzocht. Maar het kan gebeuren, dat er een gevaarlijk plekje in zit, het is ook mogelijk, dat het uitzetten en in krimpen bij wisselende temperaturen van invloed is op de stevigheid. Hoe het zij, de mogelijkheid be staat, dat zoo'n draad breekt afgezien nog van de kans, dat er een tak op valt, een kans welke in som mige onzer dorpen zeker niet gering is. Valt zoo'n draad op den grond, dan heeft er een soort kortslui ting plaats, de stroom wordt automatisch uitgescha keld, of men merkt aan de centrale, dat er iets niet aan de hand is en sluit de stroom af. In het geval^ van Boruim brak de draad, hij viel echter niet op den grond, maar op een hek, dat in brand geraakte, ter wijl echter de automatische uitschakelaars in de cen trale niet in werking waren. Poolsche seizoen-wer kers een soort hannekemaaiers, menschen die van elders komen om in den drukken tijd te werken za gen liet schouwspel. Zij kenden de gevaren van den electrischen stroom niet. Sommige berichten zeggen, dat ze op de beide einden van den draad toeliepen, om deze aan elkaar te binden, dat de eerste bij de aan raking door den stroom van 15000 volt onmiddellijk werden doodgeslagen, dat anderen hem wilden bevrij den en op dezelfde wijze dood of bewusteloos wer den. Zoo luidt ongeveer de lezing van „Morgenpost" en „Lok. Anzeiger". Die van het „Tageblatt" wijkt hiervan aanzienlijk af. Volgens deze voorstelling, dachten de arbeiders, dat zij zich nu eens prettig kon den laten electriseeren. Elf hunner vormden een ke ten. Op het oogenblik, dat de eerste het eene einde van den kabel pakte, kwam deze kabel in aanraking met een der andere kabels. De aldus gesloten stroom ging door de keten van mannen en binnen een secon de lagen allen dood of bewusteloos, met vreeselijke brandwonden bedekt, op den grond. Hoe de juiste toedracht is geweest, mogen we in het midden laten. Het moge nieuwsgierigheid of iets anders zijn geweest, hoofdzaak is, dat de menschen door onwetendheid den dood vonden of ernstig letsel kregen. Bekend is, dat toen in Zuid-Afrika de hoogspan ningsgeleidingen waretf ingevoerd, menig kaffer, verzot op het blinkende koperdraad, waaruit immers Roman naar het Duitsch, van LUISE WESTKIRCH. 10) o Het was het volgende voorjaar ijs en natte sneeuw. Toen ging Leveste's hun jongste, Jan, naar Bremen en wou geld van familie daar zien te krijgen. Want de Levestes waren achterstallig met hun belasting en moesten weg van huis en erf. De jongen ging niet langs den grooten weg, omdat daar dikwijls Fran- scheu langs kwamen en hij bang was, dat zij hem tus- schen de soldaten zouden schuiven. Hij sloop dus over een onbekend pad midden door 't veen. Opeens ziet hij door ijs en sneeuw een koets aankomen sukke len en stilstaan en weer verder sukkelen naar rechts en naar links, zonder weg en richting. De grond was twee hand diep bevroren, anders had er op die plek geen wagen kunnen rijden. Jan gaat er naar toe en ziet, dat er een man op den bok zit in een grijzen mantel gewikkeld. Maar een Fransche uniformjas kwam er onder uit. De man had een geel gezicht, een grooten, zwarten knevel en onder zijn bontmuts een witten doek om het hoofd met een groote bloedvlek. In den wagen zelf was niets dan een groote ijzeren kist en de knieën van het paard trilden en zakten met eiken stap door alsof het met een zwaren last een groot eind had afgelegd. Toen de Fransoos Jan Le- veste in het oog kreeg, wenkte hij hem ijverig en vroeg hem heel lang wat. Maar Jan heeft niets ver staan dan de twee woorden: Verden en Weser. En toen dacht hij, dat de Fransoos naar de Weser wilde en van daar op Frankrijk toe, zooals al die vluchtende Franschen. En toen heeft hij hem de richting gewe- zulke mooie armbanden en dergelijke sieraden konden worden gemaakt, in een paal klom en zijn poging tot diefstal met zijn leven moest bekoopen. Nu weten de inboorlingen wel, dat ze goed doen met op een af stand te blijven. De volwassen bewoners van deze streken weten dat natuurlijk ook wel. Maar weten de kinderen het? En wanneer het hier in de omgeving eens mocht voorkomen, dat er een hoogspanningsdraad breekt weet men dan wel voldoende, dat men de einden van den draad niet moet aanraken, doch stilletjes moet la ten liggen en op een afstand moet blijven? Het ongeluk bij Bomim is leerrijk. Het zegt ons hoe noodzakelijk het is, dat de bevolking weet, dat de electrische geleidingen altijd moeten worden gemeden of ze nog aan de palen zitten dan wel gebroken op den grond liggen. Wij doen hierbij het onze om die wetenschap in gang te doen vinden. Wij waarschuwen de ouders, wij raden hen aan, dit op hun beurt de kinderen te doen. Maar dat is niet voldoende. Hebben niet de ge meentebesturen de taak om ook de gemeentenaren in te lichten, om ook te zorgen, dat de jeugd in de scho len zich niet aan dreigend gevaar zal blootstellen? Er k a n vroeg of laat een ongeluk gebeuren. Rust op een gemeentebestuur, dat niet alles heeft gedaan om het verlies van menschenlevens bij een dergelijk ongeval te voorkomen, niet een zware ver antwoordelijkheid, indien zich onverhoopt eens een ramp als die te Bomim mocht voordoen? BINNENLAND. DE LIJKDIENST VOOR DEN AARTSHERTOG VAN OOSTENRIJK. H. M. de Koningin-Moeder zal zich bij den lijk dienst ter nagedachtenis van den aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk doen vertegenwoordigen door jhr. De Ranitz, grootmeester van Hr. Ms. huis. OVERSTE THOMSON. De „Noord-Brabant" is Zaterdagavond van Malta vertrokken. CANTINE-KNOEIERIJEN IN ATJEH. De Bataviasche correspondent van 't „Handelsblad" meldt: „Kapitein C. M. A. Quack, die met voorbijgaan van zijn chefs zich tot het legerbestuur wendde met een klacht over knoeierijen in Atjeh, heeft buitenlandscb verlof gekregen. Hij ontving een tevredenheidsbetui ging van den legercommandant. Een onderzoek naar de knoeierijen wordt tegemoetgezien." Er zouden n.l. bij het cantinebeheer in Atjeh knoei erijen met de menages van de officieren in de binnen landen hebben plaats gehad, waardoor deze werden bevoordeeld ten nadeele van den soldaat en den lande. Gemengd nieuws. LANDBOUWHUISHOUDONDERWIJS. Men schrijft ons: Toen vier jaren geleden door de Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noor derkwartier werd besloten proeven te nemen met het geven van onderwijs aan meisjes van het platteland, hebben velen ongeloovig de schouders opgehaald, om dat zij veronderstelden, dat dit onderwijs geen le vensvatbaarheid zou blijken te bezitten. De ervaring heeft evenwel anders geleerd. De com missie, die met de uitvoering der proeven werd belast, is er in geslaagd voor ieder der ontworpen proefcur- sussen een ruim voldoend aantal leerlingen bij een te krijgen en het onderwijs viel bij de meisjes zoo in den smaak, dat reeds spoedig bij gehuwde vrouwen en oudere meisjes de lust ontstond als het kon ook van dat onderwijs te profiteeren, zij het dan ook in zeer beknopten vorm. De Commissie heeft niet geaarzeld aan dien wensch gevolg te geven en voor deze vrouwen de gelegenheid geopend een korten cursus te volgen, terwijl voor ar beidersvrouwen een extra korte cursus in koken werd zen. Maar of de Fransoos hem begrepen heeft, dat wist Jan niet, want hij kon geen Fransch en de ander geen Duitsch. Maar hij denkt, dat het een voornaam officier is geweest, want er schitterde een ster onder zijn mantel. En hij gaat daarop den kant naar Bre inen op en ziet den wagen naar den anderen kant hotsen. En toen werd het donker, en hij zag niets meer. Laat op den avond kwam Jan Hinnerk Brinkmeier terug, die in Bremen turf verkocht had. De kolonis ten van Spreckholm hoorden zijn wagen door de dorpstraat rijden, 't klonk heel zwaar en hol. En den volgenden morgen stonden ondanks sneeuw en ijs twee heel diepe vorens op den weg. Hij zelf rukte de staldeur open, beide deuren, zoodat de donkere deel daarachter gaapte als de hel. En zijn oudste, Jehann, een kregele bengel van elf jaar, met krullend haar en guitige oogen, die uit zijn bed kwam ge sprongen om hem te helpen, dien duwt hij op zij en snauwt hem af. Dat heeft de buurman nog gehoord. Daarna werd het doodstil op de Brinkmeier hoeve. Maar het was een kwade nacht. De storm huilde, het sneeuwde en er was een geklaag in de lucht en een geluid, zooals niemand dat eerder of later ge hoord heeft. In dien nacht werd Himstedt zijn vader geboren en de Himstedt's hadden hun jongen om hulp gestuurd naar de oude Redekers. En toen de vrouw klokke twee met haar lantaarn door den donkeren nacht stapt en er in geen hoeve licht brandt en hij Brinkmeier zijn hoeve voorbij komt, die even donker is als de anderen, hoort zij door het gieren van den storm en het kraken van het ijs in het kanaal een gil. Een gil, die niets menschelijks had, zoo vreeselijk klonk hij. Het bloed bevroor haar in de aderen, zegt zij en zij heeft als vastgenageld op de plek gestaan, maar niets meer gehoord. Een enkelen gil en toen niet meer. Die akelige gil is uit Brinkmeier zijn huis gekomen en een uil heeft hem niet uitgestooten. Maar het huis bleef donker en er bewoog zich niets. Toen in het leven geroepen om ook dezen in de gelegenheid te stellen het meest noodige onderwijs te ontvangen. Te Winkel en Beemster zijn twee-jarige cursussen van 400 uren gegeven aan meisjes van minstens 16- jarigen leeftijd in koken, huishoudkunde, waschbehan- deling, natuurkennis, melk en zuivel, groenten, bloe men en ooftteelt en te Anna Paulowna en Hoorn zijn zulke cursussen nog in gang. Bovendien werden te Winkel en Beemster de zooeven genoemde korte cur sussen van 100 uren gegeven, bestaande uit kooklessen en afgewisseld met landbouwvoordrachten, en be stemd voor oudére meisjes en gehuwde vrouwen, en nog kortere cursussen in koken en voedingsleer voor arbeidersvrouwen, terwijl te Hoorn jpas zulk een cur sus van 100 uren voor oudere meisjes en gehuwde vrouwen is begonnen. De oud-leerlingen van de verschillende cursussen te Winkel, hebben na afloop daarvan bijna allen nog deelgenomen aan een cursus in eerste hulp bij be drijfsongevallen, en voor de oud-leerlingen van de andere cursussen zal eveneens de gelegenheid daartoe worden opengesteld. In gang zijn nog te Beemster een vierjarige cursus van 1200 uren, die aansluit aan de lagere school en waar de meisjes behalve bovengenoemd on derwijs ook les ontvangen in rekenen, Nederlandsche taal, naaien, verstellen, breien, mazen en costuum- naaien. Te Alkmaar, aan de Huishoudschool, twee derge lijke vijfjarige cursussen van 1700 uren, waarvan de eene thans het vierde en de andere het tweede jaar is ingegaan. Toen eenige van deze cursussen waren afgeloopen, bleken de oud-leerlingen zoo zeer doordrongen te zijn van het groote nut, dat zij daarvan hadden getrokken, dat zij besloten gezamenlijk eene vereeniging op te richten, met als voornaamste doel ook andere vrou wen en meisjes van het platteland dit onderwijs deel achtig te doen worden. Zoo ontstond in het vorige jaar de vereeniging voor Landbouwhuishoudonderwijs, welke thans reeds 80 leden telt, bijna allen oud-leerlingen der afgeloopen cursussen. Als hoofddoel schreef zij in hare statuten: „Verbreiding van kennis onder de vrouwen en meisjes van h5 platteland" en als middel om dat doel te bereiken„het oprichten en instandhouden van cur sussen voor vrouwen en meisjes". Daar vier jaar geleden regeering, provincie en ge meenten bereid waren gebleken de cursussen van Hol lands Noorderkwartier geldelijk te steunen en op Rijksbegrooting voor deze soort van cursussen een belangrijk bedrag was uitgetrokken, hoopte de veree niging bij de uitvoering harer plannen op een krach- tirren steun der regeering, in de veronderstelling, dat de betrokken gemeenten en de provincie dan ook niet zouden nalaten hare medewerking te verleenen. En zij werd in die hoop niet teleurgesteld. Zoodra het bestuur in verschillende plaatsen een ruim vol doend aantal leerlingen bij elkander had, heeft zij hare plannen aan de regeering kenbaar gemaakt. Zij vond daarvoor een willig gehoor en ontving toezeg ging voor een flink subsidie, indien zij aan zekere ge stelde voorwaarden voldeed. Ten einde Hollands Noorderkwartier, die aan dit landbouwhuishoudonderwijs in deze plannen den stoot heeft gegeven en de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, die geldelijk heeft gesteund en den Noord-Hollandschen Boerenbond, als zoodanig ter erkenning en zich tevens de medewerking dier veree- nigingen te verzekeren, werd een onderwijscommissie in het leven geroepen en werd aan genoemde organi saties verzocht elk een lid van die commissie te willen aanwijzen, terwijl bovendien de Directrice der Alk- maarsche Huishoud- en Industrieschool, een vertegen woordiger van de regeering en vier leden der vereeni ging in deze onderwijs-commissie zitting zouden ne men. Genoemde organisaties hebben aan dat verzoek vol daan en ook de regeering heeft een vertegenwoordiger in de commissie aangewezen, terwijl de Directrice der Huishoud- en Industrieschool te Alkmaar bereid werd gevonden in de commissie zitting te nemen. En zoo is dus thans door aller samenwerking deze onderwijs commissie tot stand gekomen en gereed haar gewich- de vrouw echter klokke vijf weer naar huis terug ging heeft er een licht om de dennen bij den bakoven ge danst, op en neer als een dwaallicht. Zij heeft zich er echter niet dichtbij gewaagd, maar zegt een gebed en loopt voorbij, zoo hard zij maar kan. Toen is het dag geworden en die dag was als elke andere. Tegen den avond komt Jan Leveste uit Bre men terug zonder geld, want wie had in dien tijd geld te missen? en vertelt de geschiedenis van den Fransoos. In Spreckholm had niemand dien gezien en omdat ze toch niet konden werken met die sneeuw en al dat ijs, gaan de oude Leveste en Himstedt en mijn overgrootvader met den jongen mee om den Franschman te zoeken en ze vinden ook al gauw de koets, niet ver van de plek waar Jan haar gezien had, omgevallen en het paard dood. De Franschman was er niet meer en de ijzeren kist, die in den wagen ge staan had, ook niet. Alleen een tweede wagenspoor, breeder dan dat van de koets, kwam half uitgewischt door pas gevallen sneeuw van den straatweg naar Bremen en ging ook weer naar den straatweg terug. En dat was alles wat de Spreckholmers ooit weer van den verdwaalden Franschen officier gehoord en ge zien hebben. Maar den volgenden morgen kwam vrouw Brinkmeier met dik beschreide oogen aange- loopen en vroeg of er niet een gaan kon om den dok ter te halen. De boer had het wel verboden maar haar Jehann haar lieve, kleine Jehann! En toen kon zij niet verder van het schreien. Er zijn een paar heengegaan. Die zagen den jongen in zijn bed. Zijn vroolijke oogen waren als verglaasd en kenden nie mand en onder zijn krulhaar liep een bloedige streep. Hij was erg gevallen, zei de vrouw. Wat Brinkmeier aanging, die zei niets, die staarde steeds maar strak voor zich uit. En geen dokter kon den jongen zijn hersens weer terecht brengen. Hij is als een stomp zinnig mensch gestorven. Toen nu het gerecht naar Spreckholm kwam, dat Le veste van huis en erf verjoeg, omdat hij zijn belasting tig werk in het belang van de vrouwen en meisjes van het platteland aan te vangen. Die functiën van voorzitter, onder-voorzitter en se cretaris-penningmeester heeft zij opgedragen aan den heer C. Nobel te Schagen, mej. J. F. Beumer te Alk maar en den heer G. Nobel te Lutjewinkel, die teza men het dagelijksch bestuur vormen, terwijl verder in de commissie zitting hebben de dames G. Strijker-Mo lenaar, A. Brugman-Beijneveld, Cor de Fater en M. Lange te Winkel en de heeren A. Kaan Kzn. te Wie- ringerwaard en J. A. van Benthem te Alkmaar. De gemeenteraden van Schagen, Andijk en Barsin- gerhom hebben reeds met algemeene stemmen den ge - vraagden geldelijken steun toegezegd, terwijl gehoopt wordt dat Assendelft en Sint Maarten, waar zich even eens een voldoend aantal leerlingen heeft aangemeld, dit voorbeeld zullen volgen en ook uit Midwoud door samenwerking waarschijnlijk de noodige geldelijke steun zal worden verkregen om daar een tweetal cur sussen te beginnen. Met de hulp van de door Hollands Noorderkwartier aangestelde leeraressen is de cursus te Schagen reeds begonnen, terwijl die te Andijk en Barsingerhom worden voorbereid. Zoodra de andere gemeentebesturen subsidie T> ben toegezegd, zal een derde leerares worden ïge- steld en kunnen ook op die plaatsen de cursus een aanvang nemen. Mochten andere gemeentebesturen of landb er- eenigingen pogingen willen aanwenden om o o in nen hun kring zulk een cursus tot stand te brengen of belanghebbenden vrouwen of meisjes tot de stichting van zulk een cursus in hare woonplaats het initiatief willen nemen, dan zullen zij de onderwijs-commissie gaarne bereid vinden de mogelijkheid daarvan te over wegen en bij gebleken uitvoerbaarheid de noodige stappen voor de oprichting te doen. Men wende zich in dit geval tot een van de leden der commissie of schriftelijk tot den secretaris-pen ningmeester, den heer G. Nobel te Lutjewinkel. PEST OP JAVA. Bij het departement van koloniën is het volgende telegram uit Nederlandsch-Indië ontvangen, d.d. 4 de zer, betreffende pestgevallen op Java gedurende het 14-daagsche tijdvak van 17 tot en met 30 Juni j.l. Afdeeling Malang 385 nieuwe pestgevallen, 346 dooden. Toeloengagoeng 2, Madioen 15, Parcee 56, Bangil 2 en Berbek 2 doodelijke gevallen. Kediri 51 nieuwe gevallen, 47 dooden. Soerabaja 24 nieuwe gevallen, 19 dooden. Magetan 25 nieuwe gevallen, 23 dooden. Mr. H. J. VAN OGTROP. t Na een langdurig lijden is te Amsterdam op 48-ja- rigen leeftijd overleden mr. J. H. van Ogtrop. De overledene was, als lid van de firma H. J. van ügtrop en Zoon, een bekend man in de effectenwereld, maar ook op ander, inzonderheid op kunstgebied, had zijn naam een goeden klank. Hij was secretaris van het „Concertgebouw", en van deze kunstinstelling een der meest actief optredende bestuurders. Bij het ju bileum is dit algemeen erkend, ook door de regeering, die hem bij die gelegenheid tot ridder in de Oranje- Nassan-orde benoemde. Voorts was de heer Van Ogtrop lid van het college van regenten der Prins Hendrik-Stichting te Egmond aan Zee, lid van het bestuur der afdeeling Amsterdam van de „Nederlandsche Heidemaatschappij", lid van den raad van bestuur van de „Vereeniging Roomsch- Katholieke Herstellingsoorden voor longlijders en zwakke kinderen", en lid van den raad van bestuur van „Het Oranje-Kruis". Door zijn politieke partijgenooten werd hij voor het district Amsterdam VI naar de Provinciale Staten af gevaardigd, in welk college hij tot 1916 zitting had. DE ACTIE DER DUITSCHE TUINBOUWERS. Men schrijft aan de „N. Rott. Crt." De Duitsche tuinbouwers ondervinden in de laatste maanden, dat het stellen van eischen gemakkelijker is, dan het ingewilligd krijgen van die eischen. Zij had den toch gehoopt, dat, nu van hun kant alles was ge daan om de eenheid onder de Duitsche tuinbouwers tot stand te brengen, de Duitsche regeering meer met hen zou rekenen. In 1902, bij het sluiten der vorige niet kon betalen, ging Brinkmeier naar hem toe. „Buurman", zei hij, „het is een moeilijke tijd. Jij hebt kinders en bent een ordentelijk mensch. Ik zal je het geld voorschieten. Maak er geen drukte over.... Een daad van barmhartigheid moet immers bij onzen Lie ven Heer evenveel waard zijn als bij ons de blanke daalders. Ik zal je het geld geven. Bid een Onze Va der voor onzen Jehann." En hij telt het voor hem op de tafel. Hij is altijd een hardvochtig, schraperig man geweest, die Brinkmeier. Van de penning, die hij Zondags in het geldzakje wierp, kon hij nauwelijks scheiden. Maaraan kolonist Leveste heeft hij indertijd het geld gegeven. En toen ging hij naar Scharmbeck en kocht twee koeien en een paard, en kocht wat hij begeerde. Van den dag af, dat Jan Leveste den Fran schen officier met zijn zware ijzeren kist in het veen aantrof, van den avond af, dat Brinkmeier zijn stal deur opentrok voor den wagen, die met hol geratel zijn huis binnenrolde, van van dien dag hee) het op de hoeve der BrinkmeieFs nooit aan geld o 'ro ken. Zij moeten het bij schepels van den gron ge schept hebben. Maar Gods zegen was weg. Er ;en vreugde en geen vrede in al die jaren onder c 'ak geweest. Boer tegen boerin, vader tegen Zf en broeder tegen broeder altijd de een tegen den an der. En het oudste kind altijd door God geteekend, een arme stumperd, zooals de kleine Jehann. En elk jaar in een voorjaarsnacht, als de sneeuwvlokken dwarrelen, dan staat de Franschman in zijn uniform met zijn zwarten knevel en bebloed hoofd bij de den nen aan den bakoven, heft de hand tegen de hoeve der BrinkmeieFs op en spreekt den vloek uit, dien hij indertijd gezegd heeft. Meer dan een heeft hem ge zien als hij 's avonds laat van Quelkhom uit de her berg naar huis is gewaggeld. En de hoeve is van toen af in het heele veen de „Fransche hoeve" ge noemd." ALKMAARSCIE COURANT. ("Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1