rm DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. lilt lAiilto tl lil. Adres; JAC. MET. No, 162 Honderd en zestiende jaargang. ZATERDAG 11 JULI. MILITIE. Honderd Jaar geledon. De vogels uit onze omgeving. Eon terugblik. Oproeping onderzoek verlofgangers. De BURGEMEESTER van ALKMAAR roept bij deze op, de v e r I o f g a a g e t s van de militie t e 1 a n d JOHANNES BRES, lichting 1Q07, van het regiment Genietroepen, en JAN LUTE, lichting 1008, van het korps Torpedis- ten, binnen deze gemeente in he register van verlofgangers binnen deze gemeente in het register van verlofgan gers der Militie ingeschreven, om zich op Donderdag 23 Juli, dezes jaars, des voormiddags te lOYz ure, te laten vin den in de vestibule van het Stadhuis, alhier, om al daar, ingevolge het bepaalde in art. 96 der Militiewet, door of van wege d«a MïUtie-Gomniissarïs te worden onderzocht, gekleed ia uniform en voorzien van de tot zijne voorgeschreven uitrusting verder behoorende kleeding- en uitrustingstuKkea, van de wapenen, het ledergoed, de reglementen en dienstvoorschriften, hem uitgereikt, benevens zakboekje en verlofpas. De verlofgangers worden overigens herinnerd aan de navolgende bepalingen der Militiewet 1912. Art. 74. Van net oogenblik, waarop aan de man schappen bij of na hunne inlijving is bekend gemaakt, dat zij onder de militaire tucht staan, zijn op de man schappen der zeemilitie het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te water en op die der militie te land het Crimineel Wet boek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande van toepassing: lo. zoolang zfj niet met groot-verlof huiswaarts zijn gezonden; 2o. ingeval zij met groot-verlof huiswaarts zfjn ge zonden a. zoodra zij, voor den werkelijken dienst opgaroe pen, ter plaatse hunner bestemming zijn aangekomen; b. zoolang eenig onderzoek duurt, waartoe zij als verlofganger ziin opgeroepen j c. wanneer zij in uniform gekleed zSfn; d. voor zooveel desertie betreft, zoodra zij ingevol ge het bepaalde ia art. 07 als deserteur zijn afgevoerd. Art. 93. 1. Da verlofganger versehjjnt oij het onderzoek ln uniform gekleed en voorzien: a. van de tot zijne voorgeschreven uitrusting ver der behoorende kleedtng- en uitrustingstukken; b. van de wapenen, het ledergoed, de regimenten en de dienstvoorschriften, hem uitgereikt: c. van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. 2. Hij staat bij het onderzoek, en zoolang hij ter gelegenheid van het onderzoek in uniform gekleed is, onder de bevelen van den Militie-Commissaris. Art. 94. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 74 onder 2o, b en c, in verband met het bepaalde in art. 93, tweede lid, kan hetzij een arrest van een dag tot zes dagen, te ondergaan in de naastbijgelegen pro voost of het naastbijzijnde huis van bewaring, hetzij een kwartierarrest van een dag tot zes dagen, te on dergaan in eene kazerne, door den Militie-Commissa ris worden opgelegd aan den verlofganger: lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt; 2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van al de in liet vorig artikel vermelde voorwerpen; 3o. die de in het vorig artikel vermelde voorwerpen bij het onderzoek niet alle in den vereischten staat vertoont; 4o. die een of meer der in het vorig artikel vermelde voorwerpen, aan een ander toebehoorende, als de zij ne vertoont 2. Is den verlofganger kwartierarrest opgelegd, dan wordt hij tot het ondergaan van die straf m wer kelijken dienst geroepen. Art. 95, De verlofganger, die zich niet onderwerpt aan eene hem door den Militie-Commissaris of door de maritime of militaire autoriteit opgelegde straf, uitgezonderd kwartierarrest, wordt op schriftelijke aanvrage van den Militie-Commissaris of van die au toriteit, te richten aan den Burgemeester der verblijf plaats van den verlofganger, aangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbijgelegen provoost of het naastbijzijnde huis van bewaring overgebracht. Art. 96. De verlofganger, die zich schuldig heeft gemaakt aan een der in art. 94, eerste lid, bedoelde feiten, is, onverminderd de in dat artikel vermelde straf, verplicht op den daartoe door den Militie-Com missaris te bepalen tijd en plaats voor deze te ver schijnen of opnieuw te verschijnen om te worden on derzocht. Hierbij geldt art. 93 en, voor zooveel noo- dig, ook het derde lid van art. 92. Art. 97. De in art. 96 bedoelde verlofganger, die niet overeenkomstig dit artikel voor den Militie-Com missaris verschijnt, of, voor deze verschenen zijnde, zich daarbfj schuldig maakt aan een der in art. 94, eerste lid, onder 2o., 3o. en 4o. vermelde feiten, wordt in werkelijken dienst geroepen of gehouden voor den tijd van tót hoogste twee maanden. De duur van de zen dienst wordt door Onzen Minister van Oorlog bepaald. Art. 98. De verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als de serteur behandeld, zoodra hij ingevolge den last van Onzen Minister van Marine, zoo de verlofganger tot de zeemilitie, van Onzen Minister van Oorlog, zoo de verlofganger tot de militie te land behoort, als deser teur is afgevoerd. Alkmaar, 7 Juli 1914. De Burgemeester voornoemd, JAN DE WIT Dz., loco Burgemeester. Uit de Alkmaacseheeouranl van 11 «lall 1814: VEREENIGDE NEDERLANDEN. ZAANDAM den 4 Julij. Zoodra de regering van deze plaats kennis had bekomen van het voornemen van Z. M. den Keizer van Rusland, om Zaandam met een bezoek te vereeren, oordeelde dezelve het haren pligt te zijn, om bij deze gelegenheid bijzonderlijk te toonen, hoe veel belang alsnog gesteld wordt in de eere, dat deze stad in de geschiedrollen van Rusland vermaard is, door het verblijf van PETER DEN GROOTEN en door deszelfs bijzondere genegenheid. Wij hebben nu het genoegen gehad om Z. M. den Keizer van Rusland op gisteren alhier te zien, verge zeld door Z. K. H. den Souvereinen Vorst; deszelfs Doorluchtige Familie en een zeer aanzienlijk gevolg. Men had de komst van het hooge gezelschap te water van Amsterdam verwacht, en hierom was 't ad miraalschap van jagten en boeijers van de Zaan, on der bevel van de heeren van der Stad, H. Houttuin en A. van Broek, reeds vroeg in drie eskaders afgevaren, tot aan het begin der Voorzaan, alwaar op het punt van de Rijsdam een vreugdeteeken was opgerigt, ver sierd met de vlaggen van alle de verbondene mogend heden, en voorzien met het opschrift: Libarator ve- nit, Gaudemus, (De bevrijder komt, wij zijn ver heugd). Om half vijl uren kwamen de hooge gasten; zij voldeden gaarne aan het verzoek, om aan de Oost zijde bij het Veld, de Burgt, uit de rijtuigen te willen gaan, en hier werd de Souvereine Vorst door den lieer K. Mul, namens de regeriug, die aldaar en corps de hooge personen opwachte, met zeer korte aanspraken begroet. Op de groote Sluis was eene eerepoort opgerigt. pronkende op dm top met het beeld van den vrede; dezelve had tot opschrift: Aan Alexander den Vre destichter. Het verheugde Zaandam, en op den schilden ter zijde stond: Door Peter den Grooten Eer en, door Alexander den Gezegenden Vrede. Onder de eerste werd met bijzondere opmerking beschouwd het schild voor het raadhuis, waarop de pijlen uit het oude wapen zijn afgebeeld, met een oranjelint tot een bundel zaamgebonden, en het op schrift: Nune fortlor (Nu is het sterker). Op den Dam zag men een eenvoudige zuil, waar boven een wierookvat, ten zinnebeelde van dankbaar heid. Het voetstuk droeg tot opschrift: Aan den Vorst. Aan de schacht de zuil hing een versierd aehild, waarop een olijf en oranje-tak, kriuslings, met het opschrift: Onze wenschen zija sjaJsaJiL Onder de spreuken op Alexander, trokken de bij zondere aandagt, de volgende dichtregels uit de voortreffelijke lierzang van me, H. Asotzfcöius, Alexander. Door wien nam Vrede en heil begin? De heldenmoed noemt: Rastopschin! De deugd noemt Alexander! en Hij spaarde den verwonnen Staat, 't Vernederd Volk, den veegen Raad, Ja spaart zelv' Buonaparte. Over de Krimpsloot was eene brug gelegd, en hier eindigden de versierselen. Voor het huisje stond slechts op een schild het opschrift: Niets is den Grooten Man te klein. Het fraaije weer, de matige wind, met een woord, alles werkte mede. De hooge personen verheerlijkten alles door heusche minzaamheid en hartelijk vertrou wen. Overal was blijdschap, overal orde, de maat regelen door den raadl en de commissie gesteld wer den stiptelijk gevolgd. Hunne Excellentiëu de Gou verneur van Noord-Holland van Tets van Goudri- aan, de Admiraal Verdoren en de Generaal de Jongh, die allen tegenwoordig waren, werkten mede door goedkeuring. Schutterij, landstorm, militie, allen wa ren even ijverig, door niets is de vreugde gestoord, en hoe verbazend groot ook de toevloed van vreemdelin gen en inwoonaers was, nergens had men eenige moeite; een ieder schikte zich zeiven tot orde een ieder had gevoel, dat hij den tijdgenoot was van Alexander den gezegende, den vredestichter, elk waardeerde het geluk om den grootsten, dat is den meest goeddoenden Man uit de geschiedenis te zien. Deze dag zal voor zeer velen een blijde gedenkdag blijven, van ongestoorde en ongemengde vreugde. Onder de bijzonderheden van den dag is bok ge weest het verschijnen tot midden op het ÏJ van den zoogenaamden Waterlooper, zijnde een Kunstenaar, die door middel van een uitgevonden werktuig, zich ter halverlsjf regtop ln een zelfs golvend water weet te houden, met zulk een vrijheid van bewegingen, dat hij met zijn bovenlijf en armen alles verrigt even als of hij zich op den vasten wal bevond. Zoo als hij dan nu ook ter eere van den Vorstelijken stoet en de hem voorbij zeilende schepen, den snaphaan, die hij bij zich voerde, aanhoudend afgeschoten en weder ge laden heeft. JULI. Wanneer Zomermaand voorbijgegaan is en men het hooi in schuren en op klampen heeft opgetast, kan men op de afgemaaide velden talrijke vogels vin den, die er azén op vette amels en slakjes en meer on gedierte, wat de boer er niet gaarne ziet. 't Is voor den waarnemer ook dan een mooie tijd, omdat de kleuren der vogels dan zoo aardig afsteken bij de hel dere kleur van het etgroen. De meeste moeras- en weidevogels hebben nu aan het „vermenigvuldigt u" voldaan, en ouden en jongen wonen in troepen te zamen. Enkele soorten trekken reeds naar den kant der zee, om zich te voeden met de weekdiertjes, die op de bij ebbe droogvallende zand platen te vinden zijn. Zoo zien we nu tal van schol eksters te zamen wonen, die voor eenige weken in pa ren leefden. Enkele, die wat laat hun eieren legden of van wie het eerste legsel was weggenomen, hebben nog jongen te beschermen en laten een zeer luid „piet piet" hooren, wanneer men in de nabijheid van hun nog niet volwassen kroost komt. Tureluren en Kemp hanen handelen op dezelfde wijze, doch van de laatst genoemde soort vindt men ook soms in Juli nog eier- een. Ook de aardige Strand- en Bontbekplevieren heb ben nog eens weer eieren gelegd of zijn voor de twee de maal in het bezit van pasgeboren jongen, die ver scholen zijn in het gras. Wil men ze zien, dan gelukt dit het best, wanneer men zich op het gras neerlegt, zonder geluid te geven. Men hoort dan weldra de loktonen van de oude dieren, waarop meermalen een zacht gepiep van het jeugdig goedje als antwoord volgt. Blijft men rustig liggen, dan komen de jongen wel in de onmiddellijke nabijheid van den waarne mer, doch begeeft men zich naar de plaats, vanwaar meü meent het gepiep vernomen te hebben, dan zoekt men gewoonlijk tevergeefs. Zoo goed weet dit volkje zich te verschuilen, ook door de bedtkkende kleur van het jeugdig vederpakje. Op de afgemaaide hooilanden zien we in kleine troepjes bijeen exemplaren van de soorten Wulp en Regenwulp. Van de eerste heeft men voor weinige weken nesten kunnen vinden in de duinen en op de heidevelden. De Regenwulp verblijft hier wel den ge ileden zomer, doch nesten zijn er nog nimmer van gevonden. We hebben dus in de bij ons wonende zo- mer-exemplaren te zien overtollige mannetjes en die ren, die nog niet voor het vermenigvuldigen geschikt zijn. Zeer zelden komt ook nog bij ons voor de Dunbekwulp (Numenius tenuirostus), aldus genaamd naar den slanken snavel. Overigens onderscheidt hij zich van de andere Wulpsoorten door druppelvor mige vlekjes op borst en krop. Wat van den Regenwulp gezegd Is, kan ook mede gedeeld worden van den Rossen Grutto (Limosa lap- ponica), die den geheelen zomer door in groote vluch ten bij ons rondzwerft, zonder er te broeden. Men ziet er onder voorwerpen met het eenvoudige grijze kleed, maar oók zijn er, die het. fraaie roestroode zo merkleed dragen. Van den gewonen Grutto (Limosa limosa) kan men de rosse soort dadelijk onderschei den door de mindere grootte en ook aan den eenigs- zins naar boven gebogen snavel. Langs poelen en slooten zijn weder enkele Bosch- ruiters en Oeverloopers teruggekeerd, die bij het op vliegen hun tremokerende geluiden laten hooren. En kele maanden hebben zij afgezonderd geleefd in de veenstreken, waar ze voor hun voortplanting gezorgd hebben, doch nu vinden ze het weer beter te vertoe ven aan den kant der watertjes uit onze klei- en zand streken, waar ze in Juli te zamen leven met Tureluren en Grutto's. In het laatst der maand krijgen ze ook gezelschap van de aardige Witgatjes (Heliodromas ochropus), die hier nog nimmer broedende zijn aan getroffen, doch nogal veel voorkomen op den trek, zoowel in 't voorjaar als in den nazomer. Ook zwar te en groenpootige Ruiters zullen volgen en voor kor ten tijd grootere verscheidenheid van vogelsoorten bij ons "bijeenbrengen. De kleine bonte Strandlooper (Palidna alpina Schin- zi), die slechts zelden in onze streken broedt, komt in de laatste jaren in Juli in vele voorwerpen, meer malen in vluchten van 30 h 40 stuks, in onze polders voor. Men ziet er verscheidene bij met het zomer kleed, dat zich kenmerkt door mooie zwarte vederen op de onderdeelen. Wellicht zal deze soort langza merhand meer als broedvogel bij ons worden inge burgerd, daar het terrein er voldoende geschiktheid voor aanbiedt. De Watersnip, die in April en Mei op lage en veenachtige plaatsen gebroed heeft, zit tlians in het gras gedoken en doet ons schrikken, wanneer ze plot seling opvliegt en een snirtend „snep, snep" laat hooren. Ook Poelsnippen of zoogenaamde „dubbele snippen" trekken reeds weder door ons land. Pas in April en Mei zijn ze doorgetrokken naar het Noorden, waar ze haar broedplaatsen hebben. Boven onze weiden ziet men verder groote vluchten Kieviten rondvliegen. Kou men ze van nabij be schouwen, dan zou het blijken, dat niet alle voorwer pen dezer soort even glanzige vederen hebben. Er zijn vele jonge vogels onder, die het in de kunst van vliegen even ver gebracht hebben als de oude dieren en nu met de ouders in groote vluchten samenwonen, totdat ze den tijd gekomen achten naar zuidelijker streken te trekken, waarmede gewoonlijk gewacht wordt, tot de winter invalt. Men kan in de Kieviten van Juli, die zwijgend en met loome vleugelslagen van de eene naar de andere weide trekken, bijna niet herkennen de levendige, moedige vogels uit het voor jaar, die zoo ferm eieren en jongen beschermen, en zoo blijde onder zwenkingen en halve buitelingen hun gekiewiewiet laten hooren. Tusschen en naast de Kieviten merken we nu op talrijke Spreeuwen, bij wie ook het jeugdig kleed, dat grauw is, wel van dat der oudere vogels valt te on derscheiden. Straks zullen nog vele exemplaren ver schijnen, die nu nog voedsel moeten zoeken voor de nog niet uitgevlogen jongen of met hun nog jeugdige kinderen rondvliegen van tak tot tak en vooral des avonds gemeenschappelijk jubelen in het geboomte. Nog enkele weken en men zal dichte drommen van deze vogels bijeen vinden, zoogenaamde „spreeuwen wolken", wier zwenkingen zoo licht en zoo gedurig de aandacht vragen. Vele gezangen van vogels worden niet meer ge hoord. Wel vliegt af en toe een Leeuwerik omhoog, doch zijn getierelier duurt slechts kort en 't klinkt ook minder luid dan in het voorjaar, wanneer het dier zijn liederen van lieven en van loven zingt. Wanneer we in de nabijheid zijn van boerengebouwen, dan kun nen we ook nog luisteren naar de zachte geluiden van boeren- en huiszwaluwen, die zich zoo gaarne een plaatsje kiezen op de telegraaflijnen, waar de ouden telkens nog met mugjes en vliegen komen aansnellen, om de reeds volwassen jongen nog te voederen. Aar dig is het ook de voedering in de lucht gade te slaan. Hieruit blijkt, dat de dieren een groote mate van vlugheid en behendigheid hebben. De pootjes van beide dieren worden even te zamen gebracht en in een ondenkbaar oogenblik is het vliegje of mugje uit den bek van den ouden vogel in dien van het kind overgegaan. Aan de oevers van watertjes en aan de slootkanten kunnen we vinden tal van graspiepers, die donkerder lijken dan in het voorjaar; jongen en ouden zijn moei lijk uit elkander te kennen. Ook vele gele kwikstaar ten vindt men hier, die voortdurend het lange staartje op en neer bewegen en ijverig de kleine insecten weg- Eikken, die zich aan de grashalmen ai waterplanten evinden, Hierbij kan men het jeugdig kleed wel tegen billijk tarief. Carromrletabrlkaiit. Telefoon 578. onderscheiden, dat bruinachtig geel is aan de buik zijde, die bij de oude mannetjes een helder geel ver toont. Bij onze nadering vliegen ze met korte rukjes enkele meters verder, waar ze opnieuw de vermelde bewegingen vertoonen. In zulke kwikstaartnesten wordt gedurig een koekoeksei uitgebroed, en dan hebben de oude vogeltjes later voor een vraatzuchtig pleegkind te zorgen, terwijl eigen kroost verloren is gegaan. Oelukkig, dat zoo'n koekoek een zeer nuttige vogel is, die velerhande rupsen verorbert en inzonder heid de behaarde, die door de andere vogeta versmaad worden. Reeds ln Juli komen enkele vogels uit het Noorden naar hier terug. De goudkievit, ook zilverplevier ge- heeten, die broedplaats heeft binnen den poolcirkel, laat zich al weer in enkele exemplaren zien en ze dra gen dan nog de mooie zwarte vederen op de onder deden, die men bij de in den winter veel voorkomende voorwerpen nimmer aantreft. Ook enkele zwarte ruiters komen weer. Straks in Augustus zal er weer verandering te zien zijn. Oogstmaand toch is de tijd van kentering voor de vogelwereld; de zomergasten maken zich tot vertrek gereed ai vele wintergasten en tijdelijk vertoevenden komen aan Dat zullen we dus in de volgende maand zien! J. DAALDER Dz. door S. P. W. SCHEIDIUS. (Nadruk verboden.) 't Was tegen vijven, dat ik verleden jaar Amsterdam verliet in grauwenden Octobemevel; toen één vonk electriseerde de koopstad, uitlaaiend over krotten ai paleizen. Dat die metamorphose teweeg gebracht kon worden door de inschakeling van factoren, die wij menschen onder ons bereik hebben, daar wist het geslacht van 1813 niet van. Het licht, dat met Napoleon was ondergegaan, was weer gaan schijnen in de harten met de troonsbestij ging van Willem I. Dat de oranjesluis zoovele partij- veeten wist te overbruggen, was een even spontaan verschijnsel, als dat die ééne vonk in lichtzee uit straalde. Toch bleef de Fransche tijd van invloed. Op het onderwijs in 't Fransch werd de nadruk gelegd zelfs bij de prilste jeugd. Dat de kinderen van hun vijfde jaar 't al leerden, lezen we in de voorrede bij de ver taalde van Alphen door Aug. Clavareau, die werd aangezocht om voor het lager onderwijs een vertaling te leveren, omdat de onderwijzers, die kinderen tus schen vijf en tien jaar les moesten geven, hiertoe geen geschikte leesboekjes hadden. Waren deze gedichtjes vaak zware kost voor jonge hersenen (of zooals de üenestet het zei, dat ze van de lieve jeugd quasi deugdzame oude mannetjes en vrouwtjes wildai ma ken op enkele gelukkige uitzonderingen na zooals „Ik ben een kind, van Ood bemind") wat er voor dien voor die Fransch leerende kleuters was, maak u daar van een denkbeeld als ge een gedichtje leest uit la Morale de I'Enfance ou Quatrains Moraux par Morel de Vindé, Pair de France, uitgegeven te Amsterdam, bij Gabriel Duf our. Men oordeele: „Mes enfants ne perdez jamais vortre gaité; Elle aide a supporter le travail et la peine, Fille de la vertu, mère de la santé, D'un coeur honnête et pur e'est la marque certaine." Hoe zou bij de jeugd een gedachte aan verlies kun nen opkomen bij een bezit dat ze als iets van zelf sprekends beschouwt.® Dit boekje werd behalve bij ons ook in Frankrijk gebruikt, waar de behoefte aan kinderlectuur ook gevoeld werd, 't was een voorlooper van de vertaalde van Alphen, in 1824 verscheen een tiende editie. Het moest een methodische tafel der moraal geven, waartoe de dichter het soms noodig had, verzen van anderen te plunderen, of dichtregels uit hun verband te halen (0, Bemer Conventie, waar men toen niet Van droomde). Het doel heiligde zijns inziens de middelen, hij wilde een nuttig werk voor kinderen verrichten. Werd ter wille van het Fransch leeren ook wel Hol- landsche geschiedenis uit Fransche boekjes onder wezen, dan is dit tevens een bewijs van de Fransche belangstelling voor ons land. Niet te verwonderen is, dat ten tijde der Fransche overheersching de ken nismaking met ons land en volk Franschen ertoe ge bracht heeft onze geschiedenis te bestudeeren. Een zoodanig werk te Parijs uitgegeven (derde editie van 1823) was verschenen onder den titel: „Beautés de l'Histoire de la Hollande et des Pavs Bas,, par Marchant de Beaumont (Oeuvre consacré a l'instruction de la Jeunesse). Hierin zijn als een vervolg op de geschiedenis de zeden en gewoonten van ons volk geteekend. Het stugge terughoudende van ons volkskarakter wordt zwaarmoedig genoemd. „Als ze 's Zondags na een wandeling op dijken naar een herberg gaan, bedrinken ze zich, maar wor den niet vroolijk van al het bier en de sterke likeuren die ze, al pijprookende, opslurpen. Zelfs bij het dan sen (hier wordt bedoeld op kermissen) behouden ze hun flegma, en verder „bij zoo'n doodbedaard en knorrig volk, dat leeft onder een grijzen hemel in een vochtig klimaat en waar alle gedachte op het goud- bezit gericht is, zou men zeggen, dat de beoefening der dichtkunst weinig in eere kon zijn." Men vindt het vanzelf sprekend dat het genees- heeren en voortreffelijke ontleedkundigen kweekte, omdat geduld en opmerkzaamheid tot een voorname karaktertrek is. Men haalt dan natuurlijk den we- reldberoemden Boerhaave aan, aan wien heel Europa dank moet weten. Het ijsvermaak brengt ze alleen uit de plooi, „als ze met hun schaatsen over de gladde baan glijden ALKMAAR

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1