DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. V BIJ D A G 24 J U LI. i\0. 173 Honderd en zestiende jaargang. 1914. FEUILLETON. De Fransche Hoeve. EGMOND AAN ZEE. een beklaagde, die haar huis was binnengedrongen. Zij verklaarde, dat haar huwelijk met den heer Cail- laux zoo gelulckig en eendrachtig was, als men zich maar denken kon. Maar op een gegeven oogenblik werd haar man prikkelbaar. Eens had hij gezegd, dat hij haar 's nachts had willen dooden. Zij ging toen naar Versailles, in de* hoop, dat haar man bij haar zou terugkomen, doch hij bleef weg. Vaak had hij haar bedrogen, maar telkens zich voor haar voe ten geworpen, smeekend om vergiffenis. Maar zijn maitresse (de beklaagde) had hem geheel in zijn macht. Hij schreef een tweetal brieven aan zijn maitresse, welke zij in handen had gekregen. Het kwam tot echtscheiding. De brieven werden aan den heer Caillaux terug gegeven, maarzij waren ge fotografeerd. Beweerd is, dat mevrouw Gueydon van plan is geweest, deze brieven openbaar te maken op den morgen van het huwelijk van den heer Caillaux met zijn tegenwoordige vrouw, teneinde schandaal te verwekken. De journalist Vervoort verklaarde giste ren, dat mevrouw Gueydon hem in 1911 had ge vraagd of hij een liefdesroman wou schrijven met de brieven van den toenmaligen minister-president. Zij had hem allerlei intieme bijzondérheden verteld, o.a. hoe de heer Caillaux naar bed ging! Dit alles heette mevrouw Gueydon gisteren liegen. Zij zeide gisteren, dat deze brieven waarvan ze de foto's bij zich had waren gericht tot een ja- loeische vrouw, dat er heel weinig over politiek in stond en dat dit weinige ter eere was van den heer Caillaux. Mekkan zich denken, dat de Figaro-kliek ver baasd stond. De advocaat vóór de kinderen van den heer Calmette, mr. Chenu, slaagde er echter niet in van deze getuige iets ten nadeele van den heer Cail laux los te krijgen 1 Haar doel was vooral de be klaagde te treffen. Aan het slot bood zij mr. Labori de brieven aan. De heer Caillaux kwam hierna aan het woord. Hij zeide o.a. dat hij in zijn leven maar één onver standige daad had begaan, n.l. toen hij getuige had gehuwd, dat zij geen cent bezat, toen hij haar trouw de, verklaringen, die door de aanwezigen met teeke nen van afkeuring werden ontvangen. Dat de dag voor hem onaangenaam is geweest, laat zich denken. Maar toch komt het ons voor, dat de mededeelingen over de brieven, welke mevrouw Gueydon heeft gedaan ten slotte niet zoo heel erg in het nadeel van de beklaagde zijn geweest, zij mogen haar als vrouw dan ook diep hebben getroffen. Im mers vast staat nu toch wel, dat de publicatie van die brieven iets verschrikkelijks zou zijn geweest. En ook is het waarschijnlijk dat de heer Calmette deze brieven zou hebben gepubliceerd. Maar daarmede is immers den staat van opwinding verklaard, waarin beklaagde den 16den Maart verkeerde, toen zij haar wanhopige daad bedreef. Over de straf, welke haar eventueel kan worden opgelegd, tenslotte het vol gende. Voor moord met voorbedachten rade is de wettelij ke straf de dood. Wordt voorbedacht overleg niet aanwezig geacht, dan is zij dwangarbeid, levenslang of minstens 5 jaar. Wordt aangenomen, dat de scho ten en de daardoor ontstane verwondingen den dood tengevolge hebben, zonder dat de bedoeling bestond om te dooden, dan kan de uitspraak minstens twee jaar luiden. En tenslotte is er de vrijspraak. Een jury blijft een jury, maar de kans op vrijspraak is op het oogen blik nog wel het grootst. BINNENLAND. Gemengd nieuws. DE STAKING TE ZAANDAM. Van uit Zaandam zijn, meldt het „Hbld.", gister avond op last van den burgemeester, den heer K. ter Laan, een veertigtal Duitsche werkwilligen, gekomen om te werken in het houtbedrijf, over de grens geleid, aangezien hunne papieren niet in orde waren. De Duitschers waren geleverd door een firma te Blankenese bij Hamburg, in opdracht van den Bond van Werkgevers in het Houtbedrijf. Zij zouden bij een tweetal firma's aan den arbeid gaan. In een extra wagon, vergezeld van mr. van Zuylen, den rechtskundigen adviseur van de Patroousvereeni- ging, kwamen ze tegen half zes te Zaandam. Op het stationsplein hielden een twaalftal agenten onder lei ding van den commissaris en den inspecteur, de me nigte, onder wie zich weinig stakers bevonden, op een afstand. De stakers werden, niet zonder opzet, in een vergadering in „Ons Huis" bijeengehouden. Op het perron waren burgemeester Ter Laan, de wethou ders Duys, Donia en Kamphuys en Van der Laan. Bij onderzoek der papieren verklaarde de burge meester deze niet in orde. De leider der werkwilligen verklaarde met grooten nadruk, dat hij met de voorhand enpapieren, o.a. van de Hamburgsche politie, reeds overal geweest was. Te Rotterdam, en nog onlangs te Tiel. Op twee na (een Beier en een Deen) hadden ze geen paspoort of Heimatschein. Mr. Van Zuylen protesteerde tegen deze toepas sing van het vestigingsverdrag van 17 December 1914 tusschen Nederland en Duitschland, doch het baatte niet. Wethouder Duys haalde de noodige papieren van het Stadhuis, o. a een formulier waarbij de bur gemeester van Zaandam gelastte, flat de Duitschers onder politiegeleide over de grens zouden worden ge leid. De heer Duys raadpleegde een spoorboekje en con stateerde, dat de Duitschers nog denzelfdeu avond via Enschedé over de grens konden geleid worden. En schedé is een der plaatsen, waar volgens de bijlage van het vestigingsverdrag de overneming van uit te leiden personen zal geschieden. De grenscommissaris daar ter plaatse werd telegraphisch van een en ander op de hoogte gesteld. In de 3e klasse wachtkamer mopperden de Duit schers nog al wat. De heer Ter Laan scheen te vermoeden, dat de na men der Duitschers niet juist waren. Wenn ihre Namen falsch sind, wird die deutsche Polizei das wohl bemerken. Een gemor steeg uit het gezelschap op en eenigen hunner, onder wie hun geleider, een korte, stevige ke rel, namen zelfs een dreigende houding tegen Zaan- dam's burgemeester aan, zoodat de aanwezige politie agenten het noodig vonden wat naderbij te komen. Maar onvervaard klom burgemeester Ter Laan op de bank, waarop hij gezeten had, En toen volgde er een toespraak zooais er wel zelden een door een Ne- derlandsch burgervader zal gehouden zijn. Afkeurend gemompel onder de Duitschers. Hun lei der protesteert luide. Halten Sie das Maul! voegt de burgemeester hem toe, wederom onder afkeurend gemor. Wenn ihre Papiere nicht in Ordnung sind, zoo gaat de burgemeester voort können Sie hier nicht kommen. Aber wenn ihre Papiere in Ordnung sind, sind wir Hollander die besten Leute der Welt. Schamper gemompel. Dann sind Sie uns willkommen und können Sie frei in die Stadt gehen, besluit burgemeester Ter Laan. Wethouder Days is intusschen in debat geraakt met een paar Duitschers. - Sie sind Seine Majestat der Streikbrecherhoo- ren wij hem tot een hunner zeggen. Wenn Sie das in Deutschland gesagt hatten, würden Sie acht Monate bekommen haben, is het ant woord dat hij krijgt. Was soli man dann sagen? vraagt de heer Duys. De twee, wier papieren in orde waren, gingen ook weg. In Amsterdam gaf de doortocht der Duitschers nog aanleiding .tot een relletje. De twee Duitschers, wier papieren in orde waren, bleven hier achter. De anderen wilden dit voorbeeld volgen. De politie kwam er aan te pas en dreef de menschen met de blan ke sabel in den trein. ALKMAAR, 24 Juli. De vierde dag van het proces-madame Caillaux. Het is gisteren een dag geweest van opwinding en spanning. De oud-minister Caillaux kwam te staan tusschen zijn vroegere en zijn tegenwoordige vrouw. En de aanwezigen werden verzocht in gedachten bin nen te treden in de alkoof De aanwezigen. Zij waren overtalrijk. Niet waar daar zou wat schoons te beleven zijn, daar zouden intieme dingen zoo maar in het openbaar gezegd worden, een vrou wengemoed zou daar heel netjes ten overstaan van de gretig toeschouwende hoorders en hoorderessen, den oud-minister van financiën tot verder dan zijn hemd uitkleeden. Niemand is groot voor zijn kamer dienaar wie zou het zijn voor een gescheiden vrouw, die hl haar haat jarenlang heeft opgekropt en nu zich eens kon uitspreken. Er zou wat los ko men dat was te voorzien. En dit vooruitzicht had tallooze dames naar de rechtzaal gedreven. Met mannelijke ellebogengebaren waren ze de zaal bin nengedrongen, de zaal, waarin met het oog op mo gelijke gebeurlijkheden politieagenten in advocaten- toga's stonden opgesteld. Een jurylid, een brave kruidenier, zooals alle ju ryleden brave doch eenvoudige menschen zijn, moet gezegd hebben, dat het hem begon te schemeren. Hij zou zich moeten uitspreken over de vraag, of me vrouw Caillaux al dan niet schuldig was aan den moord op Calmette. En in plaats van zaken, welke de beantwoording van die vraag gemakkelijk zouden kunnen maken, kreeg de jury dingen te hooren van hoog-politieke beteekenis, waarvan zij niets begreep, en werden er een macht van bijzonderheden behan deld, die de aandacht van de hoofdzaak afleidden. Voornamelijk kreeg men beschuldigingen en tegen- beschuldigingen jegens de heeren Caillaux en Calmet te te hooren. Inderdaad, wanneer de opmerking is gedaan wij vonden haar in het verslag der Daily Chronicle dan is zij zeker niet onjuist. Partijen zijn er slechts op uit om den mannelijken tegenstander als een schurk voor te stellen, de vrou welijke beklaagde, die de hoofdpersoon moest zijn, vervult tot dusverre in dit gerechtelijk drama slechts een geheel ondergeschikt rolletje. Ondergeschikt maar pijnlijk. Er wordt met geweldig veel vuur werk door beide partijen gewerkt, oogverblindend en tot zekere hoogte wel eens bekorend, docheen zeer onaangename reuk nalatend. Wij herinneren ons, dat er een jaar of tien geleden een proces te Pa rijs is behandeld, waarin madame Syveton een groo- te rol speelde. Daarbij kwamen zulke schoone zaken aan het licht, dat de bladen de dingen, welke ze niet in het Fransch durfden zetten wanneer Fransche bladen op dit gebied niet durven, moet het al heel erg zijn! in het Grieksch weer gaven, hetgeen overigens tengevolge had, dat er te Parijs nooit zoo veel vraag naar Grieksche woordenboeken is geweest als juist in dien tijd! Zoo erg is het gisteren niet geweest. De hoofdzaak was nadere informaties omtrent een paar intieme briefjes van den heer Caillaux. De heer Caillaux trouwde indertijd met mevrouw Gueydon, die zich van haar man, een ambtenaar liet scheiden men zegt, dat deze ambtenaar na de scheiding aan het departement van den heer Caillaux werd ge plaatst en daar een goedbezoldigde betrekking kreeg, dat de heer Caillaux na de scheiding van deze vrouw haar een jaarlijksche som van 9.000 gulden uitkeert, van welk bedrag zij met dezen ambtenaar thans een rustig leventje leidt! Mevrouw Gueydon, gisteren als getuige gehoord, trad op als beschuldigster tegen de tegenwoordige mevrouw Caillaux. Zij begon met hare verbazing er over uit te spreken, dat men medelijden vroeg voor Roman naar het Duitsch, van LOUISE WESTKIRCH. 24) o Brinkmeier was trotsch op zijn zoon. Al hield hij ook niet van hem, zijn vleesch en bloed zou zich toch altijd flink blijven toonen. „Als de jongen strak aan den teugel wordt gehou den, dan kan er nog wel een goede boer van hem worden," zei hij met een tevreden lachje tegen Al- heid, toen hij de koopsom in zijn beurs liet glijden. Aan den anderen kant van de markt, tusschen de kramen, waüdelde Trina Döpke. Over de ruggen der koeien en ossen heen tusschen de gestalten van de heen en weer rennende veehandelaars door had Enno haar reeds een tijdlang gadegeslagen. Nu stond hij bij het begin van den kramengang en liet zijn som beren blik op haar rusten. Zij kwam in gezelschap van een paar Stellichter boerenzonen nader, slank en rijzig, met haar koel, trotsch gezicht onder het bijna kleurlooze zilverhaar en in een kleedij als van een stadsjuffer. Hij wenschte vurig, dat hij een reden mocht vinden om met zijn vader over zijn keuze te twisten. Maar er was in de kalme waardigheid, waar mede zij zich met haar aanbidders onderhield, in de nauwkeurigheid, waarmede zij de voorwerpen bekeek, die zij wilde koopen, iets, dat hem niet mishaagde. Misschien zou ook hij, als hij een zoon had en een hoeve, zich een meisje van dit slag tot schoondochter en toekomstige boerin wenschen. Maar nu deed zijn zalige verdwaasdheid hem slechts een vrouw, één en kele vrouw op de wereld! begeeren, er mocht daarbij in scherven vallen wat* wilde. Het werd donker. De kooplui in de kramen staken de kleine olielampjes en lantaarns aan. Frits Over- diek stevende door het steeds dichter wordend ge drang tusschen de kramen op Trina Döpke toe. Wat glimlachte hij lief, terwijl hij haar de hand schudde. Lu nu glimlachte Trina ook voor het eerst Dat maak te haar tienmaal mooier. Frits trad op de peperkoe- kenkraam toe, kocht een groot hart van peperkoek en offreerde dat de erfgename. En nu Blenterde het ge zelschap Enno juist in den weg. Er was geen ontko men aan, hij moest zich bij de groep aansluiten. De boerenjongens bespraken de gebeurtenissen van den dag. De handel was slecht geweest. De kooplui wilden niet betalen. „Men moet op zijn stuk blijven staan", beweerde Enno. Trina stemde dat volmondig toe. „Wat een ding waard is, dat moet men er ook voor krijgen." Zij had haar eersten knecht, die met twee kalveren naar de markt was getrokken, de opdracht meegegeven, dat hij de dieren liever weer mee naar huis moest nemen, dan ze onder den prijs verkoopen. Zij sprak overigens niet veel, zij liet haar aanbid ders maar praten. Die wedijverden met elkaar in at tenties. De een wilde haar op botergebak trakteeren, de ander op frambozenlimonade. Zij bedankte voor beide. „Ik houd niet van het goed uit de kramen." Maar het hart van peperkoek, dat Overdiek haar had gegeven, hield zij voorzichtig in de hand. Daarop stond in wit suikerglazuur de spreuk: „Dit hart is zoet; maar veel zoeter nog is de liefde." Enno vond, dat zijn vriend wel iets smaakvollers had gunnen kiezen. Trina bleef hier en daar voor een kraam staan en kocht een rieten stoel, keukengereedschap, tuig en zweepen. Uit al haar doen en spreken openbaarde zich de vastberadenheid der meesteres, de gewoonte om te bevelen, getemperd door een fijnen zin voor bil lijkheid en voor de rechten van anderen. Terwijl Enna zwijgend naast haar wandelde, ver dween langzaam angst en verbittering in hem. Het was hem te moede alsof hij naast een lieve zuster liep, wie hij zijn geheimste gedachten kon toevertrouwen ook, wat hij aan Anne Graveloh niet zou durven zeggen. Zij waren bij den caroussel gekomen. De jongelui stapten in. Trina weigerde van de partij te zijn. „Ik houd van niets wat mij duizelig maakt." Enno was ook achtergebleven. Tusschen wapperen de draperieën en kralenversierselen draaiden voor hun oogen steigerende schimmels en andere rossen in het rond. Aan den anderen kant vertelde een vroolijke Jan Klaassen schreeuwend zijn grappen aan de luid lachende menigte. Zij waren echter tusschen al die menschen alleen met elkaar. Trina's öogen keken als vragend tot Enno op. Nu begon hij dapper: „Ik ben blij, dat ik een gelegenheid vind om mij je gens jou te verantwoorden over de stoornis, die ik op dien avond van kransenbinden bij de Schlettens door mijn drift heb veroorzaakt. Kijk, wij Brinkmeiers zit ten al langen tijd op onze hoeve. En in al die hon derd jaren is er niets op een van ons te zeggen ge weest. Nee, men kan geen der Brinkmeiers van een slechtheid, een ongerechtigheid of een schanddaad be tichten. Ik ben daar trotsch op. Ik kan er niets aan doen, maar ik ben daar heel trotsch op. Ik bedoel, dat als ik 't anders wist dan zou ik geen plezier meer in mijn leven hebben, 'k Weet niet, of je dat kunt begrijpen." „Ja wel." „En dien avond komt nu Wilm Döpke op mij toe en zegt, dat een Brinkmeier iemand vermoord heeft, een slapenden man onder zijn eigen dak. Ik „Ik begrijp", viel zij hem in de rede, „dat je geen vlek op een van je familie wildet laten rusten." „Begrijp je dat werkelijk? Ja, je bent verstan dig." Er ontstond een pauze. Enno staarde in zijn inner- lijken strijd naar de dwarrelende gouden hangers van den caroussel en daarna weer naar het slanke rijzige meisje naast hem. Neen, dat was niet iemand, die een rechtschapen man kon bedriegen. Dat meisje kon Elke Woensdag, Zaterdag en Zon dagavond van 8 tot 10V« uur con cert; te geven door het ensemble „KROON" op het verlichte terras. £ÜF ongunstig weer zullen de concerten gegeven worden ln do benedenzaal. De Bond van Werkgevers in het houtbedrijf te Zaandam heeft, meldt het Hbld., in antwoord op het jongste schrijven der stakers meegedeeld, dat de Bond bereid is, een commissie uit de stakers te ontvangen, alhoewel, zooals in het antwoord wordt gezegd, de voorwaarden waarop de Bond van Werkgevers be reid is het werk te doen hervatten, bekend zijn. DE TRAMSTAKING TE DEN HAAG. Einde in zicht? Ten einde de oplossing te bevorderen van het ar beidsconflict bij de Haagsche Tramwegmaatschappij en voor, zooveel noodig, nog .waarborg te bieden voor hei welslagen van de door den raad van beheer dier maatschappij toegezegde reegling der arbeids voorwaarden van het personeel, hebben B. en W. het wenschelijk geoordeeld en besloten een commissie in het leven te roepen, welke den raad van beheer bij de samenstelling dier regeling zal bijstaan en van advies dienen. De heeren mr. dr. A. van Gijn, thesaurier-generaal aan het departement van finaicien, dr. W. H. Nolens, lid der Tweede Kamer, en mr. J. B. Peyrot, lid van den raad van toezicht op de spoorwegdiensten, heb ben zich een benoeming tot leden dier commissie la ten welgevallen. In overeenstemming met het door de Haagsche Tramwegmaatschappij ingenomen standpunt, dat de regeling der arbeidsvoorwaarden van het personeel aan B. en W. ter goedkeuring zal worden aangeboden heeft het bestuur ook zonder dat het by de samenstel ling van een zoodanige commissie zou worden be trokken, zich tot samenwerking daarmede bereid ver klaard. B. en W. vleien zich, dat thans een beëindiging van het conflict kan worden tegemoet gezien. Gemeld wordt verder, dat de raad van beheer zich nu spoedig zal gaan bezighouden met het ontwerpen van de regeling van de arbeidsvoorwaarden en dat 't zich laaf aanzien, dat in den loop of waarschijnlijk te gen het einde van de maand Augustus de ontwerpen aan de beoordeeling van de commissie zullen kunnen worden onderworpen. Naar de „Avondp." vernam, zou er hedenoch tend een conferentie te verwachten zijn tusschen de di rectie en een commissie uit het stakende personeel. Zoowel aan de zijde van de directie der H. T. M. als aan die der stakers zou men overtuigd zijn, dat vandaag de staking zal eindigen. KAPITEIN DOORMAN. Kapitein K. W. F. Doorman, Woensdagnamiddag met ziekteverlof uit Albanië te Utrecht teruggekeerd, heeft een redacteur van de „Stischtsche Ct." te woord gestaan. Hij acht den toestand in Albanië hopeloos, tenzij de mogendheden, resp. Oostenrijk en Italië, ingrijpen. Anders, zoo zeide hij, is de boel verloren. En indien de mogendheden dit doen, is daar een groote troepen macht voor noodig. Alles ten Zuiden van de lijn Valona, Berat, Koritza is in handen dei Grieken. Niet in handen der Epiro- ten, maar in die der geregelde Grieksche troepen, aan gevoerd door Grieksche officieren. Deze Griksche le germacht is ongeveer 14.000 15.000 man sterk en zeer goed toegerust. Zij beschikt over uitnemend oor logsmateriaal, uitstekende artillerie, heeft mitrailleurs en zelfs leger-automobielen. waarheid verlangen, hoeveel die ook mocht kosten. Hij nam een besluit. „Je bent te verstandig, Trina, om niet te weten, dat men met ons beiden wat voor heeft." Een blosje vertoonde zich op haar wangen. Zij hield de oogen op het hart van peperkoek gevestigd en antwoordde niet. „Je moet je om 's hemels wil niet verbeelden, dat ik niet goed over je denk. Ik denk heel goed over je. En als het kransenbinden op Schlettens deel een paar weken eerder had plaats gehad mogelijk, dat ik dan hedeu een gelukkig man zou zijn. 't Is nu echter zoo gesteld, dat ik mijn trouw en mijn woord vergeven heb tegen den wil van mijn vader aan een straatarme deerne." De kleur verdween van haar wangen. „Aan Toni Gr&veloh zijn dochter? „Ja. En een woord is een woord. Dat zie je toch in." Zij zweeg een oogenblik. Toen antwoordde zij langzaam: „Het is rechtschapen van je, dat jij Je woord houdt. Maar het is jammer, dat je het gege ven hebt. Het kan je duur te staan komen." „Huis en hoeve", antwoordde Enno. Zij keek hem verschrikt aan. „Daar heb ik geen schuld aan, Enno Brinkmeier." „Dat weet ik." „En je wilt werkelijk huis en hoeve er aan geven om dat meisje?" „Zou ik de eerste Brinkmeier zijn, die met zijn woord en zijn trouw den spot drijft?" „Het spijt mij", herhaalde zij, „liet spijt mij zeer. Maar het is goed, dat je zoo tot mij hebt gesproken." Zij stak hem haar hand toe. „Je bent een eerlijk mensch, Enno. Ik zal dat onthouden." Hij greep haar hand en drukte die krachtig. Zij was voor hem als de hand van zijn besten vriend. (Wordt vervolgd.) ALKMAARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1