DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Lu Muiten te huur.
Adres: JAC. MET.
No. 174
Honderd en zestiende jaargang.
1914
ZATERDAG
25 JULI.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0*80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
UIT DEN RAAD.
Telefoonnummer 3,
Dit nummer bestaat uit 1 bladeu.
Sinda twee maanden niet te hebben vergaderd en
dan onder zulke ongunstige omstandigheden te moe
ten samenkomen!
De voorteekenen waren Woensdag onheilspellend.
In de broeierige raadzaal heerschte de atmosfeer,
welke aan groote en heftige debatten voorafgaat. De
dreigende loodgrijze lucht daarbuiten beloofde even
min veel goeds. Er wordt tegenwoordig verband ge
legd tusschen misdaad en weersgesteldheid zou
den ook de raadsleden onder den min-gunstigen in
vloed van de atmosferische toestanden kunnen ko
men? En hoe zou dit reageeren op de behandeling
der agenda?
Op zoo'n dag, onder zulke omstandigheden en
dan het noodlottige getal van 22 zaken. Tot overmaat
van ramp precies 11 leden aanwezig. Was het niet
om bijgeloovigen menschen den schrik om het hart te
doen slaan?
Wij zijn niet bijgeloovig en wij zijn daar blij om.
Want waren we bijgeloovig van aard dan zouden we
Woensdag bijgeloovig hebben moeten zijn en die
bijgeloovigheid zou totaal overbodig zijn gebleken.
Ondanks het getal elf v/as de Raad lang niet on
fortuinlijk. Ondanks de hitte waren de gemoederen
geenszins verhit. Ondanks al de ongunstige voor
teekenen ging het als van een leien dakje, zoo vlug,
dat we door de lange agenda waren gerold voordat
we het zelf eigenlijk recht wisten.
De burgemeester, pas uit Rusland teruggekeerd,
tracteerde op ijswater, waar alleen de bode warm van
werd.
Zoo'n zomersche vergadering leidt onwillekeurig
tot een zomersch overzicht. Bij al die warmte is men
geneigd de dingen maar wat luchtig en vluchtig te
bepraten. Een raadsvergadering blijft echter altijd
een raadsvergadering en daarover dient dus ook met
ernst te worden geschreven. De mededeeling van den
voorzitter, dat de heer Verkerk door ongesteldheid
verhinderd is voorloopig de raadsvergaderingen bij
te wonen, was trouwens al dadelijk van emstigen
aard. Immers het is een publiek geheim, dat de heer
Verkerk het hem gegeven medisch advies zal opvolgen
en zijn mandaat zal neerleggen. Wij betreuren het,
dat gezondheidsredenen het jongste raadslid nopen
zijn raadszetel te verlaten meer zullen we er voor
het oogenblik maar niet van zeggen.
Is het niet toevallig, dat de heer Verkerk heengaat
op het oogenblik, waarop de heer Govers, die voor
hem zijn zetel heeft moeten ontruimen, weer door de
meerderheid van de kiezers in zijn district naar den
Raad is afgevaardigd?
Bij de voorlezing van de Ingekomen stukken verna
men we, dat door Gedeputeerde Staten is goedge
keurd het raadsbesluit van 20 Mei 1.1. no. 3 (G. Z.)
tot aankoop van het perceel van den heer A. Henne-
man aan de Houttilstraat. Dat het perceel voor
22000 is aangekocht, had toch zeker wel even aan
de burgerij mogen worden medegedeeld. Men mag
verder met belangstelling afwachten welke be
sluiten (het bovenbedoelde was immers no. 3) er
verder in de geheime zitting zijn genomen en op
welke wijze zij ter kennis van het publiek zullen wor
den gebracht!
Aan het einde der lange lijst van ingekomen stuk
ken voor het meerendeel dankbetuigingen voor toe
gekende loonsverhoogingen ontving de Raad de
zeer sobere mededeeling, dat overeenstemming is ver
kregen tusschen de erven van de wed. Kapteyn en de
Bouwmaatschappij „Rijnecom," inzake de verbinding
van beider bouwterreinen.
Het heeft lang geduurd voordat beide partijen
eigenlijk en figuurlijk tot elkaar zijn gekomen. Een
klein slootje en een groot geschil scheidde hen al ja
ren. Reeds in 1898 werd getracht het slootje te dem
pen, maar het bleek toen, dat Reynecom niet dan over
een gouden brug voor Kapteyn te genaken viel. Ette
lijke duizenden guldens zou het Kapteijn aanvanke
lijk hebben moeten kosten, wanneer het slootje naast
den tuin van het St. Elisabethgesticht gedempt werd
en de van Everdingenstraat aansluiting zou kunnen
krijgen op de Emmastraat.
Zijn wij wel ingelicht, dan moest Kapteijn voor
aansluiting op de rioleering van Reynecom en het
verkrijgen van den verbindingsweg aanvankelijk
20.000 betalen. Toen afwatering was verkregen op
de Bleekersloot, werd 10.000 gevraagd, later
4850.
Verscheidene keeren is de zaak in den Raad ter
sprake gekomen. Het laatst in de Novembervergade-
ring, waarin werd betoogd, dat het hier niet louter
een belang van partijen, maar wel degelijk een ge
meentebelang betrof, en dat de gemeente het stukje
grond in kwestie, 37 vierkante M., maar zou moeten
onteigenen. In den Raad, was toen een sterke stroo
ming om aan Reynecom een eiscli op zéér korten ter
mijn (men sprak zelfs van twee maanden) te stellen.
Ten slotte werd bepaald, dat partijen het in Januari
eens moesten zijn geworden.
Aan B. en W. komt de eer toe, partijen tenslotte tot
elkaar te hebben gebracht. Zij hebben een overeen
stemming voorbereid op dezen grondslag, dat de er
ven Kapteijn voor de demping van het slootje 1000
aan Reynecom betalen, welk bemiddelend voor
stel door beide partijen is aanvaard, zoodat aan den
waarlijk onhoudbaren toestand thans een einde is
gekomen.
Van de behandeling der agenda, welke zoo bijzon
der vlug van stapel liep, valt maar weinig te zeggen.
Dat er in de plaatselijke commissie van toezicht5 op
het lager onderwijs eens wat ander bioed is gekomen,
zal men ongetwijfeld met ingenomenheid hebben ge
lezen, vooral wanneer de veranderde samenstelling
van dit college gepaard mocht gaan met wat meer
waardeering voor deze instelling en voor haar ad
viezen.
Aan de warmte is het vermoedelijk toe te schrijven,
dat er geen woord gevallen is over het voorstel van
B. enW. inzake den Patroonsleergang in het schil
dersambacht. Gedurende de jaren 1912 en 1913 werd
een subsidie van 100 gegeven. Bij de behandeling
der begrooting voor 1914 werd de wenschelijkheid
bepleit, dat ook gezellen aan dezen leergang zouden
kunnen deelnemen. B. en W. richtten zich tot den
Bond, die verwees naar een schrijven van 11 Novem
ber 1913, aan de hand waarvan werd betoogd, dat
op deze leergangen voor den gezel geen plaats is en
dat de zoon van den patroon alleen dan kan worden
toegelaten, als hij als medewerker is in de zaak zijns
vaders, diens plichten waarneemt of hem vervangt.
Doel van den leergang is „een opheffing en verede
ling van den „Patroonsmiddenstander" door hem zoo
goed mogelijk de hem ontbrekende technische en eco
nomische kennis te verstrekken. B. en W. stelden
voor, de subsidie over 1914 nog uit te keeren, onder
mededeeling evenwel, dat voor het vervolg op deze
gemeentelijke subsidie niet mag worden gerekend,
indien alleen de patroons en hunne zonen, met uit
sluiting van de gezellen, den cursus kunnen volgen.
De Raad is hiermee accoord gegaan. Dat heeft ons
verwonderd, evenzeer als het zwijgen van de Alk-
maarsche middenstandsvereenigingen. De bovenbe
doelde patroons toch zijn stellig niet alle kapitalis
ten. Zij willen zichzelf of hun zoons meer weerbaar
maken, op de hoogte brengen en houden van het vak.
Waarom zou de gemeente ook dit initiatief niet kun
nen steunen, omdat de cursus enkel voor patroons of
patroonszoons is bestemd? Dat er een gemeentebe
lang bij betrokken is, bewees de subsidie-verleening
in de voorafgaande jaren. En het gaat zeker niet
aan, aan deze subsidie een voorwaarde te verbinden,
welke met het doel, waarmede de leergangen zijn op-
gericht'in strijd is. Willen de gezellen,het voorbeeld
van de patroons volgen niets let de gemeente om
ook dat initiatief aan te moedigen en dat de Raad
daartoe wel bereid zal worden gevonden, mag als
vaststaand worden aangenomen. Doch de afhanke-
lijkstelling van de subsidie van de toelating der ge
zellen tot dezen leergang lijkt ons zoo onbillijk, dat
wij hopen, dat bij de behandeling van de begrooting
voor 1915 de aandacht van den Raad hierop zal wor
den gevestigd en dat de Raad dan op zijn Woensdag
genomen beslissing zal terugkomen.
Eenige bespreking lokte het voorstel van B. en W.
uit in zake de regeling der rechtspositie der ver
pleegsters van het stads-ziekenhuis. In Maart had
het hoofdbestuur van Nosokomos, vereeniging tot be
vordering der belangen van verpleegsters en verple
gers, gevestigd te Amsterdam zich tot den Raad ge
wend met het verzoek met de gediplomeerde verpleeg-
sters(gers) en leerlingen bij indiensttreding een
schriftelijk contract aan te gaan, waarbij wederzij d-
sche plichten en rechten geregeld zijn.
Op grond van het advies van het bestuur van het
stads-ziekenhuis, vergezeld van de rapporten der
artsen en der directrice en door de overweging, -dat in
de acte van aanstelling de wederzijdsche rech
ten en verplichtingen tusschen de gemeente
en de titularissen, hoewel niet nauwkeurig omlijnd,
dan toch op voldoende wijze omschreven zijn, zoodat
een nadere aanduiding daarvan, als door de practijk
niet geboden, vooralsnog overbodig geacht kan wor
den, stelden B. en W. den Raad voor, te berichten,
dat er geen voldoende termen aanwezig zijn om op
het verzoek in te gaan.
Toen in de vorige vergademig dit voorstel in be
handeling zou worden genomen, werd dit punt aan
gehouden op verzoek van den heer Verkerk, die een
aantal opmerkingen op schrift gesteld had, heel wat
had willen zeggen, maar zijn stukken thuis gelaten
had.
De heer Verkerk was er Woensdag niet en zijn por
tefeuille ook niet. En de heer Udo, die zich niet met
het voorstel kon vereenigen, miste blijkbaar het ma
teriaal, dat de heer Verkerk had verzameld, zoodat
hij moest volstaan met een theoretisch betoogje, dat
van verschillende kanten met de practijk werd weer
legd. Het geval was inderdaad wel zonderling. De
betrokkenen hebben de regeling harer rechtspositie
niet gevraagd, de vakvereeniging, waarbij zij aange
sloten zijn evenmin, maar het desbetreffend verzoek
is uitgegaan van een andere vakvereeniging, welke
hier geen deden telt. Men had eigenlijk zonder meer
dit adres voor kennisgeving kunnen aannemen. Nu
men dit niet deed, is het vreemd, dat B. en W. wel
kennis hebben genomen van de meening van bestuur,
artsen en directrice, maar niet het oordeel van de
verpleegsters hebben gevraagd. Met die opmerking
van den heer Udo gaan we volkomen accoord. Maar
overigens leek ons zijn oppositie een beetje principe
ruiterij. Wanneer hij gelijk mocht hebben, dan is dit
op gronden, die hij zelf niet heeft kunnen aanvoeren.
Doch uit de Woensdag gehouden besprekingen heeft
men niet anders kunnen opmaken, dan dat de ge
vraagde regeling „vooralsnog nog overbodig (mag)
worden geacht."
BINNENLAND.
KAPITEIN FABIUS KEERT TERUG.
De bijzondere berichtgever van het Hbld. te Duraz-
zo seinde gisteren
Heden werd aan kapitein Fabius op zijn verzoek
eervol ontslag verleend uit den Albaneeschen dienst;
hij keert over Skoetari naar Nederland terug.
NEDERLANDSCHE OFFICIEREN IN ALBANIë.
Een deputatie van het comité van oproeping aan
het Nederiandsche volk inzake de Nederlandsche offi
cieren in Albanië was gisteren bij den Minister van
Buiteulandsche Zaken op audiëntie en heeft bij monde
van generaal De Meester bij den Minister een ver
zoek gedaan in den geest van bet manifest.
In antwoord hierop deelde de minister, jhr. Lou
don, mede, dat hij ook zeer sympathiseerde met den
geest van het adres en dat de Regeering reeds voor
dat het adres was gepubliceerd, stappen in die rich
ting had gedaan, gelijk een en ander dezer dagen zal
blijken uit het antwoord dat de Minister zal geven op
tot hem gerichte vragen door leden der volksvertegen
woordiging.
De commissie deelt hierbij mede, dat zij onder
dankbetuiging een groot aantal sympathiebetuigingen
met haar doel uit alle deelen des lands ontving en
nog ontvangt.
HET KAMERLID VAN LöBEN SELS.
De Haagsche rechtbank heeft gisteren generaal-ma-
joor Van Löben Seis te Voorburg, lid van de Eerste
Kamer voor Gelderland, in staat van faillissement ver
klaard.
In April j.i. werd de heer Van Löben Seis, tot her
stel van zijn geschokten zenuwtoestand ter verpleging
in Ermelo-Veidwijk opgenomen.
Art. 125 der Kieswet bepaalt, dat wanneer een lid
der Eerste Kamer bij rechterlijke uitspraak de beschik
king of het beheer over zijn goederen heeft verloren,
hij (van rechtswege) ophoudt lid te zijn. De nieuwe
verkiezing geschiedt binnen dertig dagen na den dag,
waarop de Minister van Binnenlandsche Zaken ken
nis van het feit heeft bekomen.
De lieer Van Löben Seis behoort tot de anti-revolu-
tiormaire partij, was van 18881894 lid van de Twee
de Kamer en sinds December 1905 van de Eerste. Se
dert 1887 maakt hij deel uit van het centraal comité
der anti-revolutionnaire kiesvereenigingen.
VERZET IN WEST-BORNEO.
De Dajakkers op de grens van Sambas en Mampa-
wa zijn opgestaan. Er zijn twee groepen militairen
daarheen gezonden.
Als oorzaak van den opstand wordt genoemd onte
vredenheid over de geëischte heerendiensten, terwijl
de lieden bovendien door Chineezen moeten zijn op
gestookt.
Gemengd nieuws.
PERSONEEL.
(Van een onzer Amsterdamsche correspondenten).
Men zal waarschijnlijk wel altijd over zijn gedien
stigen geklaagd hebben. En aan den anderen kant
zuilen de gedienstigen wel steeds geklaagd hebben
over de respectievelijke mijnheeren en mevrouwen.
Dit klagen over en weer is trouwens zoo erg niet.
Men kan toch niet altijd over koetjes en kalfjes spre
ken en het „weer" raakt ook wel eens uitgepraat Men
moet dan wel eens een degelijker onderwerp hebben.
En dat zijn de „booieu"
Maar op het oogenblik is het bar in Amsterdam.
Nog nooit is er zooveel over de gedienstigen gespro-
keu. Op de tea's en op kransjes of op gezellige avond
jes laat men de koetjes en kalfjes maar in de sloot
liggen, en al onweert het, dat de muren dreunen, ook
over het „weer" zwijgt men als een mof. Er is maar
één onderwerp, één thema, één vraag, de question
bruiante: het dienstbodevraagstuk.
De dames zullen we nu maar raak laten boomen.
Dat de gemiddelde Amsterdamsche meid meid dan
in den goeden ouden zin een brutale feeks, een
luiaard, een dievegge of een „mooie madam" is, och
kom, de dames weten zelf beter. Het jieil van de
dienstbode is er beslist niet op achteruitgegaan. En
de dames hebben inderdaad ook een andere grief, n.l.
dat een dienstbode haast niet te krijgen is, en dat, als
je er een hebt, je je beste best moet doen, om die te
behouden.
Er worden alom dienstboden gevraagd. Maar vele
arbeidersdochters, ongetwijfeld de meeste, geven er de
voorkeur aan, naar de fabriek te gaan, waar men 300
in het jaar en meer kan verdienen. Het aantal inpak-
meisjes vooral is in Amsterdam zeer groot. Andere
jongedames zien, dat ze wat goede manieren krijgen
en solliciteeren dan naar de betrekking van winkel
juffrouw. Weer andere trachten op kantoor geplaatst
te worden. Slechts enkele conservatieve moeders
staan er op, dat haar dochters, evenals zij indertijd,
uit dienen gaan.
Zooal9 vanzelf spreekt, is de conjunctuur voor de
dienstbode in de hoofdstad heel wat verbeterd. Door
de vele vraag maar het weinig aanbod is de „markt"
tegen billijk tarief.
(Jarrosserlefabrlkant. Telefoon 578.
enorm gestegen. Een goede keukenmeid, die haar ar
beid bij een eerste-klas familie verkoopt, heeft een
loon van 200, soms zelfs 225. Voeg hierbij nu
nog 26 waschgeld, het vaste bedrag, en een verval
van 50, dit is nog geen maximum dan maakt
zoo'n moderne dienstbode behalve kost en inwoning
ongeveer 300. I's het wonder, dat de categorie van
de dienstbode de beste klant van de Rijkspostspaar
bank is, en dat menige kantoorjuffrouw of winkeljuf-
frouk watertandt, wanneer ze hoort van het spaarpot
je van zoo'n moderne, goedonderlegde Amsterdam
sche keukenmeid?
Want, dit moeten we er bij zeggen, een boeren
meisje, dat altijd achter de koeien gezeten heeft, komt
in Amsterdam niet op een dergelijk loon. Zij wordt
wellicht aangenomen door bakkers, slagers, enz. Van
haar wordt in de eerste plaats physieke kracht ge-
eischt. Vakkennis heeft zij niet zooveel noodig. Dat
zal ze van de „juffrouw" dergelijke winkeliersvrou
wen worden in Amsterdam door hun klanten veelal
al „gemevrouwd", maar voor hun gedienstigen blij
ven ze altijd de „juffrouw" wel leeren. Die zal
haar ontbolsteren.
En wat is nu de grief? Dat vele dames uit den
burgerstand, den ambtenaarsstand, enz. niet het geld
hebben, om een moderne dienstbode die goed ge
huisvest moet worden, die goed voedsel moet hebben,
en die liefst totaal een kleine 300 moet verdienen,
waschgeld en verval meegerekend te kunnen bekos
tigen. Het houden van een goede dienstbode komt in
Amsterdam minstens op een 500 te staan. Kan de
huisvrouw deze post niet op haar begrooting bren
gen, dan zal ze genoodzaakt zijn, zich te behelpen
met een werkvrouw of een dagmeisje.
Met het mannelijk personeel is het feitelijk precies
hetzelfde. Loopjongens zijn haast niet te krijgen.
Bakkers, kruideniers, slagers, ze klagen allen hun
nood. Het personeel, zoo heet het, is duur en slecht.
Maar duur personeel is niet slecht. Duizenden
jongens, die voor een tiental jaren bij een apotheker
gingen flesschen-spoeien, bij een barbier inzeepen, of
bij een kruidenier gingen krenten-wegen, komen nu
als jongs te-bediende voor loop- en schrijfwerk op
kantoor, zoodra ze de lagere school verlaten. Doen
ze lan hun best, dan komen ze langzaam vooruit, en
op hun 25ste jaar verdienen zij over de 1000.
Bovendien trekken de drie groote ambachtsscholen,
die wij in Amsterdam hebben, een groot aantal kna
pen. Vroeger was het dikwijls: de jongen is nu 12
jaar, hij moet naar een baas. Tegenwoordig: onze
zoon heeft de lagere school doorloopen, hij is loffe
lijk ontslagen, welaan, laten wij hem zijn zin geven,
en laat hij de ambachtsschool afloopen.
Wanneer we rekening houden met de verschillende
feiten, die dagelijks kunnen worden waargenomen,
blijkt, dat in Amsterdam in hoofdzaak de middel
stand met het personeel sukkelt. De kruidenier, die
z'n jongen niet meer dan 5 in de week kan geven,
zal met zijn personeel sukkelen, hij zal zich voortdu
rend driftig maken, z'n bediende zal hem een door-
loopende ergernis zijn. En hetzelfde lot deelt het
leeraarsvrouwtje, die de huishouding voor het groot
ste gedeelte aan de meid wil overlaten zij heeft
haar kind om op te voeden, zij heeft haar piano, haar
intellectueelen arbeid, haar vereenigingen maar die
ze een klein loon, een dun-gesmeerde boterham en een
slechte kamer aan kan bieden. De leeraar verdient
misschien 2800, de diverse assuranties eischen
200, men verwoont 600, voor kleeding is 500
noodig: zoo rest er 1500 om van te leven, en als
mevrouwtje hiervan huis wil houden, kan ze niet de
gedienstige bekostigen, die ze zoekt.
Maar zoo langzamerhand begint men althans in
intellectueele kringen in te zien, dat het dienstbode-
vraagstuk opgelost is: men moet zichzelf helpen, des
noods geassisteerd door een al of niet gesalarieerde
„huisgenoote" met een werkvrouw voor het ruwe werk.
MEUBELMAKERSSTAKING TE LEIDEN.
Reeds vier maanden duurt te Leiden een staking der
meubelmakers in dienst van de firma's Hasselman en
Pander en Roor. De werklieden eischen 3 cent ver
hooging. Nadat het lid der Tweede Kamer voor Lei
den, prof. mr. J. E. Heeres, tevergeefs de partijen
poogde tot elkaar te brengen, schijnt thans de Kamer
van Bouwbedrijven beter te zullen slagen. Door hare
bemiddeling hebben de patroons in een loonsverhoo-
ging van 2 cent per uur bewilligd, behalve voor 4
personen aan wien slechts 1 cent verhooging kon
worden toegekend. De werkliedenorganisatie wil op
deze voorwaarden het werk doen hervatten mits geen
enkele rancunemaatregel wordt genomen.
DE TRAMSTAKING TE DEN HAAG.
Gisterenochtend 9 uur is voor het eerst sedert 13
dagen de trambel weer gehoord in het stadsdeel tus
schen het Plein en de Laan van Meerdervoort (lijn 3).
Bijzondere belangstelling ondervond de eerste mo
torwagen, met de gebruikelijke bewaking van politie
en marechaussée, welke eerste rit ook werd medege
maakt door een der kapiteins van de marechaussée.
Bij het in dienst stellen van dit lijngedeelte, werd
meer gefluit vernomen dan anders.
De dienst wordt onderhouden met 8 motorwagens,
ALKMAARSCHE COURANT