DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
L\ AFWACHTING.
No. 174
Honderd en zestiende jaargang.
1914.
ZATERDAG 1 AUGUSTUS.
Dit nnrnmer bestaat uit 3 bladen.
ALKMAAR, 1 Augustus,
Daar zitten we dan midden in de spanning, zonder
buitenlandsche bladen, zonder telegrammen, zonder
berichten van eenige beteekenia.
Wij zijn als de toeschouwers in een schouwburg
zaal, die even iets van de voorbereidingen van een
ontzettend drama hebben gezien en daarna nerveus
turen naar het neergeslagen doek. Wij wachten al,
En wij zien rondom ons angst, zenuwachtigheid, ge
brek aan zelfbeheersching. Geldbanken worden be
stormd, nimmer is de jacht naar goud en naar zilver
zoo groot geweest als op dit oogenblik. Tal van
flinke werkkrachten zijn onder de wapens geroepen
landbouw, nijverheid en verkeer dreigen gevoelige
verliezen te zullen lijden. Menigeen ziet voor zijn
ocgen reeds een somber tafereel van armoe en honger
verrijzen.
Maar geeft men zich wel voldoende rekenschap
van, dat hetgeen thans de gemoederen zoozeer ver'
vult, slechts het voorspel is van het verschrikkelijke,
dat kan gebeuren en van welks afmetingen wij ons
geen.voorstelling kunnen vormen?
Indien al de onrust, al de misère van deze dagen
voortvloeien uit de mogelijkheid van Armageddon,
welke moeten dan de gevolgen zijn van Armageddon
zelve?
Wanneer strakjes eens de legers mochten optrekken,
niet om de grenzen te bewaken, maar om slag te le
veren, wanneer de militaire treinen met gewonden
terugkeeren, wanneer de doodenlijsten worden gepu
bliceerdHoe zal dan zijn de toestand in Europa?
Vae victus wee den overwonnene, zeker, maar
ook: wee den overwinnaar.
Gladstone heeft eens gezegd, dat elk koopvaardij
schip varend tusschen het eene land en het andere,
als de spoel in het weefgetouw belangendraden vlecht
in het lijnwaad der menschheid; prof. van Emdea,
dat elke polis, elke buitenlandsche wissel, die wordt
gedisconteerd, elk aandeel, dat ginds geplaatst wor
den, menschheidsbanden vlechten. Al die banden
zullen, wanneer het zwaard getrokken wordt, afge
sneden worden. En de gevolgen zullen voor over
winnaar en overwonnene beiden vreeselijk zijn,
Mocht Duitschland eens Frankrijk verslaan, mocht
er in de Fransche bankwereld een crisis ontstaan,
dan toch is het zeker dat tal van Duitsche huizen
zullen ineenstorten. Mocht Oostenrijk Russische
mailstoomer8 buit maken is het zeker, dat de aan-
deelen van die lijn niet in Oostenrijksche handen zijn,
dat die schepen, geassureerd in Rusland, niet herver
zekerd zijn in Oostenrijk?
En wanneer malaise alom eens ging heerschen, wat
zou er uit dien toestand geboren worden, hoeveel tro
nen van Europa bijv. zouden dan onwankelbaar vast<
staan?
Nog nooit in het verleden hebben dergelijke vragen
zich zoo dringend voorgedaan als thans.
Wij kunnen ze stellen maar moeten de hoofden
er koel bij houden.
Wij bevinden ons thans in een toestand van men-
schen, boven wier hoofden een ontzaggelijke onweers
wolk hangt. De kans op een losbarsting is groot
maar de bui kan overdrijven. En wij, Nederlanders,
kunnen ons nog veilig gevoelen, omdat wij in een
klein huisje wonen, terwijl de groote en hooge wo
ningen het gevaar het meest trekken. Wij, Neder
landers hebben onzen bliksemafleiders op het dak
geplaatst en goed nagekeken, het geval deze toch nog
eens dienst moeten doen. Zoo en niet anders, moet
onze mobilisatie worden opgevat. Wij hebben ons
gewapend tegen onze Groote huurlieden, om in elk
geval te laten zien, dat wij ons best zullen doen hen
van ons erf te houden en daardoor bevorderen wij,
dat zij ons ongemoeid zullen laten. En wanneer de
Engelsche oorlogschepen in de Noordzee worden ge
zien, dan behoeven wij ons heelemaal niet bezorgd te
maken, immers, wanneer de landlegers de landgren
zen beveiligen, is het dan wonder, dat Engelsche
oorlogsschepen voor de Engelsche kust waken?
Wij moeten toch vooral in deze dagen van span
ning trachten, ons niet noodeloos bezorgd te maken.
Wij moeten niet als zij die bang zijn voor onweer, in
den kelder kruipen.
In de groote landen worden immers tot op dit
oogenblik nog maar maatregelen genomen, die aan
een mobilisatie voorafgaan. Mobilisatie is In de
groote landen nog niet gelast. De directe aanraking
tusschen de diplomaten is nog niet verbroken. Enge
land en Duitschland zijn nog bezig een minnelijke
schikking voor te bereiden. Want wij zijn het volko
men eens met wat de Daily Chronicle (de eenige bui
tenlandsche courant die we ontvingen, want zoowel
de Duitsche als de Fransche en Belgische bladen kre
gen we heden niet) schreef: Wanneer de bemiddeling
tot geen resultaat mocht leiden, zal men zeker niet
Londen of Berlijn daarvoor aansprakelijk kunnen stel
len.
Wij zouden willen waarschuwen uit het wegblijven
van telegrammen optimisme te putten in alle lan
den zijn de telegraaflijnen natuurlijk grootendeels in
gebruik bij de militaire macht Maar aan den ande
ren kant —zoo lang er geen noodlottige tijdingen
komen is er geen reden tot het volstrekte pessimsime.
Ter elfder ure khn er nog ontspanning komen, bijv.
doordat Oostenrijk verklaart niet enkel Servië's inte
griteit te zullen ontzien, maar ook Servië's politieke
onafhankelijkheid te zullen waarborgen. Wanneer dat
het resultaat eens mocht zijn van de wisseling der
vriendschappelijke telegrammen tusschen hoogge
plaatste Russische en Duitsche persoonlijkheden....
Intusschen de hoop daarop kan in de ernstige
omstandigheden, waaronder wij verkeeren, niet dan
gering zijn.
DE OORLOGSVERKLARING AAN SERVIë.
De wijze waarop Oostenrijk de oorlogsverklaring
aan Servië heeft doen toekomen is allerzonderlingst,
en geeft wel een bewijs ervan, hoezeer men te Weenen
evenals elders het hoofd verloren had, zegt het
Handelsblad.
Nadat Zaterdagavond het Servische antwoord aan
baron Giesl was overhandigd, en deze verklaard hac
dat het antwoord onvoldoende was, verliet hij nog
denzelfden avond Belgrado, om zich naar Semlin te
begeven. Vandaar ging hij naar Ischl om het ant
woord van Servië aan den Keizer over te brengen;
ook de minister van buitenlandsche zaken der monar
chie, graaf Berchtold, bevond zich daar.
-Na ampele bespreking werd besloten Servië den
oorlog te verklaren en op 28 Juli werd daarvan aan
de mogendheden kennis gegeven. En ook aan Servië.
Maar op welk een wijze:
Baron Giesl had bij het verlaten van Belgrado de
zorg voor de Oostenrijksche belangen opgedragen
aan den Duitschen gezant. Onmiddellijk nadat de
Oostenrijksche gezant Belgrado had verlaten, werd
op de Duitsche ambassade, naast de Duitsche vlag de
Oostenrijksche geheschen.
Het zou nu begrijpelijk en in overeenstemming met
de internationale gewoonten geweest zijn, zoo nu de
officieele oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Servië
door tuschenkomst van den Duitschen gezant te Bel
grado aan de Servische regeering had overhandigd.
Dit geschiedde echter met. De oorlogsverklaring
werd te Weenen gewoon aan het telegraafkantoor be
zorgd, geadresseerd aan:
Pasjitsj, Belgrado.
Naseinen.
De Servische regeering vertrouwde dit op zoo zon
derlinge wijze ontvangen telegram niet en zij wendde
zich officieel tot de Engelsche regeering, met het ver
zoek om haar in te lichten over de juistheid der door
haar ontvangen, zoo weinig officieele mededeeling.
Dat men in Oostenrijk over Servië, en vooral over
minister Pasjitsj, niet heel goed te spreken was, is te
begrijpen.
Maar dat mag toch geen reden zijn, om op zoo wei
nig officieele wijze, en geheel in strijd met de interna
tionale gewoonten, te handelen, bij het toezenden van
een zoo belangrijk stuk als de officieele kennisgeving
van het afkondigen der oorlogsverklaring.
SPOORBRUG VERNIELD.
Volgens officieele berichten wordt bevestigd, dat de
Russen de op Oostenrijksch gebied gelegen spoor
wegbrug tusschen het Russisch-Poolsche grensstation
Granitza en het Oostenrijksche grensstation Sczakowa
in de lucht lieten vliegen.
Een van de drie bogen moet vernield zijn, daardoor
is het verkeer op de lijn Warschau—Weenen afgebro
ken. Het station Granitsa is door alle ambtenaren
verlaten, slechts een kleine afdeeling Russische solda
ten is er achtergebleven.
Berlijnsche bladen beweren, dat de vernieling het
werk niet moet zijn van de Russische overheid, maar
van revolutionairen.
DUITSCHLAND.
Wat betreft de militaire maatregelen, te nemen in
geval van dreigend oorlogsgevaar, komen in de eerste
plaats aan de orde, seint Reuter: lo. alle maatregelen
die betrekking hebben op de bescherming van gren
zen en spoorwegen; 2o. beperkingen van het verkeer
per post, telegraaf, telefoon en op de spoorwegen, die
voor militaire doeleinden gebruikt zullen worden; 3o.
het intreden van den staat van oorlog voor heel het
gebied des rijks; 4o. het verbod van publicatie van
troepenbewegingen, verdedigingsmiddelen e. d. De
staat van oorlog staat gelijk met den staat van beleg
in Pruisen.
WAT ER NA DE MOBILISATIE GESCHIEDT.
Uit het gisteren genoemde boek „das Deutsche
Heer" ontleenen we vandaag iets aan het hoofdstuk
>r4/z die Orenze."
Zoodra de mobilisatie geëindigd is, begint het
transport naar de grens langs de spoorwegen. Het
opmarsch-transport wordt, evenals het mobilisatie
transport, door de spoorweg-afdeeling van den groo-
ten generalen staf te Berlijn bewerkt. De reisplannen
worden echter in vredestijd den troepen niet meege
deeld, maar blijven in verband met de geheimhouding
bewaard bij den generalen staf. Bij de mobilisatie
worden deze door officieren voor geheele legerkorp
sen samengesteld, terwijl de commandeerende gene
raals voor verdeeling der spoorlijnen en voor de be
kendmaking der vertrekuren hebben te zorgen,
Aan de spoorwegen worden thans de zwaarste ei
schen gesteld. Een militaire trein heeft hoogstens de
lengte van 110 assen. Hij kan een infanterie-bataljon
met zijn bagage, anderhalf eskadron of een batterij
vervoeren. Een legerkorps heeft 125 treinen noodig.
Bij dubbel spoor kunnen er maximaal 48 treinen in el
ke richting loopen. Maar men moet rekenen op ver-
keersstooraissen, zoodat er niet meer dan 40 treinen
per dag loopen. Een legerkorps heeft dus 3 dagen
noodig, voordat de laatste man en de laatste wagen
geladen is. Militaire treinen rijden met een gemid
delde snelheid van 22,5 kilometer per uur. Maar er
is oponthoud (voor, eten en drinken bijv.), zoodat in
een etmaal niet meer dan 400 K. M. kunnen worden
afgelegd. De afstand van Berlijn naar Metz bedraagt
864 K. M., zoodat een militaire trein daarover 2 da
gen en 4 uren doet. Een legerkorps van Berlijn
staat een week na het vertrek van den eersten trein
aan de grens. Kleinere afstanden worden te voet
afgelegd. Duitschland bezit bovendien niet genoeg
doorgaande lijnen van Oost naar West. Een bijzon
dere moeielijkheid biedt het passeeren van den Rijn,
daar er slechts een beperkt aantal spoorwegbruggen
is, over welke echter alle transporten, bestemd voor
de westgrens, geleid moeten worden.
Voor het in- en uitladen der troepen zijn speciale
laadplaatsen noodzakelijk. In eiken trein bevindt zich
materiaal, waaruit in geval van nood laadbruggen
kunnen worden gemaakt.
Voor de verpleging der troepen tijdens het trans
port moet speciaal gezorgd worden. Reeds in vredes
tijd zijn door het sluiten van contracten maatregelen
genomen, dat er voorraden aanwezig zijn.
Aan het eindstation wordt den troepen medege
deeld, waar zij gehuisvest zullen worden. Rekent men
naast de 25 actieve legerkorpsen de 15 reservekorpsen,
de cavallerie-divisies, gemengde landweer-brigades,
de vesting-bezettingen en den landstorm, dan kan men
zeggen, dat er zich aan de grens ongeveer twee mil-
lioen menschen en 600,000 paarden bevinden. De
legerkorpsen staan zoo dicht mogelijk bij elkaar en de
opmarsch gaat zoover als de voorzichtigheid toestaat.
De korpsen zullen ten deele achter elkaar moeten
worden opgesteld.
Het ligt voor de hand dat de verschaffing van le
vensmiddelen en van drinkwater ontzettend veel moei
te kost. In den regel is vleesch het gemakkelijkst en
het langst te krijgen.
Voor de grenstroepen zijn uiteraard alle maatrege
len genomen om htm binnen enkele uren in staat te
stellen op te rukken. De bewaking wordt in de eerste
plaats gericht op spoorwegbruggen, tunnels e. d,
bouwwerken aan de grens, welke dadelijk door sterke
afdeelingen worden bezet. Is de bescherming van de
spoorlijnen voldoende georganiseerd, dan zal het aan
kleinere vijandelijke troepenafdeelingen moeielijk val
len, belangrijke successen te behalen.
Het is echter zeer wel mogelijk, dat de vijandelijke
cavallerie-divisies onmogelijk vóór of na de mobilisa
tie de Duitsche grens overschrijden, om de mobilisa
tie en den opmarsch door spoorweg vernielingen te
vertragen. Speciaal van Rusland valt dit te vreezen,
omdat deze staat over een zeer talrijke cavallerie be
schikt, welke reeds in vredestijd dicht aan den grens
is opgesteld, zoodat zij ten allen tijde tot strooptoch
ten bereid is. Door de uitwerking met handvuurwa
pens en door toevoeging van rijdende artillerie zijn de
cavallerie divisies ook in staat, den tegenstand van
zwakkere afdeelingen te breken en zich den weg naar
het binnenland vrij te maken. Hebben zij een brug
of rivierovergang bereikt en in bezit genomen, dan
hebben ze voldoende hoeveelheden springstoffen bij
zich om deze te vernielen. De omstandigheden
in het Oosten van Duitschland zijn voor
dergelijke ondernemingen zeer gunstig. De
grens is lang en uitgestrekt, zij mist
natuurlijk belemmeringen, zoodat het indringen voor
vijandelijke ruitermassa's betrekkelijk gemakkelijk is.
De garnizoenen zijn ver van elkaar verwijderd, zoo
dat een betrouwbare versperring van de grens slechts
moeielijke en onvolkomen tot stand is te brengen. De
Russische cavallerie zal het allereerst gemunt hebben
op de groote spootwegbruggen van Welchsel, Wor
ths- en Hetze. Uit de Russische militaire literatuur
en uit de rapporten over de groote manoeuvres der
laatste jaren is ook bekend geworden, dat de Russi
sche cavallerie voor deze strooptochten stelselmatig
geoefend is. Gunstiger zijn de omstandigheden aan
de Westgrens. Het karakter van het land bemoeie-
lijkt het gebruik der cavallerie, natuurlijk belemme
ringen, welke gemakkelijk verdedigd kunnen worden,
houden het oprukken van den vijand tegen! Het
land is met groote garnizoenen dicht bezet, groote
vestingen beschermen uitgebreide landstreken.
Bovendien heeft Frankrijk gebrek aan cavallerie, zoo
dat het zich wel zal bedenken of het grootere massa's
voor dergelijke ondernemingen op het spel zal zetten,
daar de vooruitzichten toch altijd twijfelachtig zijn.
Immers het is zeer de vraag, of het aan de vijande
lijke cavallerie-divisies gelukken zal, zich in het bezit
stellen van de verder achterwaarts gelegen bouwwer
ken. Het binnendringen van de vijandelijke cavallerie
kan niet ongemerkt geschieden, ook de richting, welke
zij volgt, laat zich gemakkelijk vaststellen. Men moet
als vaststaand aannemen, dat het Duitsche legerbe
stuur de noodzakelijke maatregelen getroffen heeft
om deze bouwwerken te beschermen. De telegraaf zal
onmiddellijk seinen naar alle garnizoenen, waar de
treinen reeds onder stoom staan, dadelijk gereed om
troepen naar de bedreigde punten te brengen.
Duitschland zal niets nalaten om zulke afdeelingen
te vernietigen. Daarom zal alleen die daar tot zulke
strooptochten besluiten, die over een overmachtige
cavallerie beschikt en die het verlies van enkele ca
vallerie-divisies zonder verdere schade voor de latere
operaties kan dragen.
De grensbewaking is voorts te beschouwen als een
samenhangende voorposten opstelling, welke elk ver
keer dus ook de berichten, dienst moet verhinderen.
Na de ervaringen uit de laatste oorlogen
moet men er rekening mee houden, dat de vijand den
oorlog reeds begint vóór de eigenlijke oorlogsverkla-
ving De trategische aanval zal dikwijls de opening
van den veldtocht beteekenen. In militair opzicht
moet dus alles gedaan worden, wat politiek toelaat
baar mag worden geacht.
Op dezelfde wijze moet ook de kust beschermd
worden, hoofdzakelijk tegen vijandelijke landingen.
De observatie-stations worden dag en nacht bezet. De
voornaamste punten der Duitsche kust, waar vijande
lijke ondernemingen en landingen het eerst te wach
ten zijn, zooals de groote riviermonden en de daar
achter liggende groote handelshavens worden door
versterkingen beschermd, die eerst platgeschoten
moeten worden, voordat aan een landing kan worden
gedacht. Zij werden van alle kanten versperd. In
de monden der rivieren en de ingangen der havens
worden mijnen- en havenversperringen aangebracht,
verdedigd door snelvuur- en torpedobatterijën.
Slechts enkele zeer belangrijke punten van de Oost
zee zijn versterkt. Het grootste deel der lange kust
blijft open, en moet verdedigd worden door de mo
biele troepen van het landleger. Het is natuurlijk
buitengesloten, de heele kust met troepen te bezetten,
zóó, dat een vijandelijke landing onmogelijk is. De
kustbescherming draagt dan ook in de allereerste
plaats het karakter van een voorpostenopstelling.
De troepen, waarmede de gevechten gevoerd zullen
worden, worden op gunstig gelegen knooppunten van
spoorwegen bijeen gehouden en eerst dan naar de be
dreigde punten gevoerd, wanneer een vijandige lan
ding als zeker beschouwd wordt. Het voorwerp van
bijzondere beschermingsmaatregelen is het Keizer
Wilhelm-kanaal, gebouwd om strategische redenen en
de mogelijkheid biedend, de vloot ten allen tijde uit
de Oostzee naar de Noordzee te brengen en omge
keerd. Gelukt het, dit kanaal te vernielen, dan is de
vereeniging van Noord- en Oostzeevloot onmogelijk
gemaakt.
De grensbescherming behoeft slechts zoolang ge
handhaafd te worden, totdat de opmarsch begint en
de eerste troependeelen uit het binnenland arriveeren,
die dan dadelijk den veiligheidsdienst op zich nemen
en de grensbeschermingstroepen aflossen, die zich
naar hun legerkorpsen begeven. Maar zelfs nadat de
eerste veldslagen geleverd zijn, mag de kustbescher
ming nog niet ingetrokken worden. Zij moet zoolang
blijven bestaan als met de mogelijkheid van ppn ver
schijning van vijandelijke schepen in Duitsche wateren
gerekend dient te worden. En dit kan naar den stand
van zaken tamelijk lang duren.
I ot zoover het boek. Wij hebben het vrij uitvoerig
gevolgd omdat veel van hetgeen hier vermeld staat
voor Duitschland, ook voor andere landen geldt. En
niet onwaarschijnlijk vinden onze lezers in het boven
staande, met name in hetgeen wordt gezegd over de
kustbescherming, aanwijzingen voor hetgeen in onze
naaste omgeving geschiedt en waarover wij het stil
zwijgen hebben te bewaren.
EEN TOESPRAAK VAN KEIZER WILHELM.
Om half zeven gisteravond verschenen te Berlijn,
naar de Iel. meldt, de Keirz e,de Keizerin en Prins
Adalbert voor een venster van de ridderzaal en wer
den stormachtig toegejuicht.
De Keizer hield tot de verzamelde menigte een toe
spraak, die door het gejuich der menigte overstemd
werd. De Keizer zeide:
Een ernstig uur is voor Duitschland aangebroken,
/an alle kanten zijn wij door benijders omringd en zij
dwingen ons tot verdediging. Men drukt ons het
zwaard in de hand. Ik hoop dat ,als ik er niet in slaag
op het laatste oogenblik mijn tegenstanders tot een
ander inzicht te brengen, en den vrede te handhaven,
wij liet zwaard met Gods hulp zoo voeren zullen, dat
wij het weder met eere in de schecde kunnen stekca
AL&HAARSGHE COURANT.