fl
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Rl
Nieuwe Abonnementen.
Oproeping ter Mjjiing.
openbare lagere seholen.
No, 186,
Honderd en zestiende Jaargang.
1914.
ZATERDAG
8 AUGUSTUS.
Gemeenteraad van Alkmaar,
op Woensdag 12 AUGUSTUS 1914. nam. 1 nor.
Jeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Mestdagenuitgegeven» Abonnementsprijs per 3 maanden
/nor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk 11,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents»
Prijs der gewone advertentiën
Per regel 10,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij
v/ho HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Gedichten in prom
Telefoonnummer 3*
D a g I ij k s bestaat gelegenheid tot het
nemen van een abonnement op de „Alk-
maarsche Courant."
Het reeds verschenen gedeelte van een
kwartaal wordt niet in rekening gebracht.
De „Alkmaarüöhe Courant" bevat dage
lijks o»m. de laatste telegrammen van net
oorlogsterrein.
Voor een geregelde bezorging worden
alle mogelijke maatregelen genomen.
Aangiften voor nieuw© abonnemanten bij de Admi»
nistratia Voordam O 9, bij d® Agenten en Brieven»
gaarders.
DE BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt ter kennis van de nog niet ingelijfde lotelingen
dezer gemeente van de lighting 1914, voor zoover zij
niet bestemd zijn voor de bereden korpsen, dat zij bij
de Militie moeten worden INGELIJFD op DINSDAG
11 AUGUSTUS 1914, voormiddags 11 uur, te AM
STERDAM, in de Militiezaal aan de Handboogstraat.
De lotelingen zijn verplicht op genoemden dag en
op genoemd uur op de aangewezen plaats aanwezig
te zijn, tenzij zij alsdan
a. eene verbintenis tot vrqwilligen militairen dienst
hebben aangegaan;
b. vrijstelling van den dienst hebben gevraagd we
gens het bekleeden van een geestelijk oi een godsdien-
stig-menschlievend ambt of wegens het opgeleid wor
den tot zoodanig ambt, ingeval op de aanvraag nog
niet is beslist;
c. blijken verblijf te houden in eene gemeente, waar
eene der ziekten, vermeld in de wet, houdende voor
zieningen tegen besmettelijke ziekten, epidemisch heer-
schende is verklaard;
d. bljjken verblijf te houden in een gezin, waar eene
der ondes c. bedoelde ziekten heerscht of waar eene
dier ziekten heeft geheerscht en het gevaar der besmet
ting nog niet is geweken.
In de gevallen omschreven onder a—d, worden de
lotelingen ingelijfd buiten hunne tegenwoordigheid.
Doet zich een geval voor als bedoeld onder c of d,
dan behooren de lotelingen daarvan tijdig kennis te
geven ter Secretarie dezer Gemeente.
Ten einde naar de plaats van inlijving te worden
overgebracht, moeten de lotelingen zich op DINS
DAG 11 AUGUSTUS 1914, voormiddags 8V2 uur,
bevinden te ALKMAAR, aan het Spoorwegstation.
Houdt de loteling verblijf in eene andere gemeente,
dan kan hij zich tot den Burgemeester van die ge
meente wenden om voor Rijksrekening rechtstreeks
naar de plaats van inlijving te worden vervoerd of
wel zich op eigen kosten begaven naar de zooeven ge
noemde plaats.
Het wordt evenwel aan den loteling vrijgelaten zich
geheel op eigen kosten naar de plaats van inlijving te
begeven en zich daar op den tijd, voor de inlijving be
paald, te melden bij hem, die met de inlijving is be
last.
Het hechtenis van ten hoogste ee nm a a n d of geld
boete van ten hoogste driehonderd gulden
wordt gestraft hij, die ter inlijving bij de Militie moet
opkomen en niet verschijnt op tijd en plaats, voor
zijne inlijving bepaald, tenzij blijkt, dat voor zijne
niet verschijning eene geldige reden bestond.
Met hechtenis van ten hoogste een maand of
geldboete van ten hoogste driehonderd gul
den wordt gestraft hij, die ter inlijving bij de Militie
moet opkomen en niet verschijnt op tijd en plaats,
voor zijne inlijving bepaald, tenzij blijkt, dat voor
zijne niet verschijning eene geldige reden bestond.
Uitstel van eerste-oefening vervalt.
Alkmaar, den 7den Augustus 1914.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
ONTWERP WINTERDIENSTREGELINGEN
VOOR DE SPOORWEGEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat van
heden af voor een ieder ter Gemeente-Secretarie is ne-
dergelegd het ontwerp van de Winter dienstregeling
1914/1915 van de Noord-Brabantsch-Duitsche Spoor
weg Maatschappij.
Eventueele opmerkingen betreffende dit dienstrege-
lingsontwerp moeten rechtstreeks worden ingezonden
aan het departement van Waterstaat, vóór of op 8
Augustus 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
G. RIPPING, Voorzitter.
DONAtH, Secretaris.
van den
Voorzitter de Burgemeester, de hr. G. Ripping.
Secretaris de heer Donath.
Punten van behandeling:
1. Vaststelling der notulen van de vorige vergade
ring. Mededeelingen. Ingekomen stukken.
2. Voorstel van B. en W. in zake pensionneering van
gemeente-ambtenaren, hunne weduwen en wee
zen. (Bijlage No. 76).
3. Idem tot wijziging der Verordeningen, regelende
de jaarwedden van het personeel aan de Handels
dagschool en de Handelsavondschool. (Bijlage
No. 77.)
4. Idem in zake verbetering van schoollokalen. (Bij
lage No. 78).
5. Idem tot benoeming van een plaatsvervangend lid
der commissie van aanslag in de bedrijfsbelas
ting. (Bijlage No. 79).
6. Idem tot benoeming van onderwijzend personeel
aan de Burgeravondschool en de Avondschool
voor Handwerkslieden. (Bijlage No. 85).
7. Idem tot verhuring van het perceel Langestraat
74. (Bijlage No. 80).
8. Idem in zake de plaat» voor de groenteveilingen.
(Bijlage No. 81).
9. Idem, tot wijziging der Verordening, regelende de
inrichting der gemeente-politie. (Bijlage No. 82).
10. Idem tot stichting van een Rijkstuinbouwwinier-
school. (Bijlage No. 83).
11. Idem tot wijziging der Verordeningen op het hef
fen en invorderen van schoolgelden voor het ou
derwijs op de openbare lagere scholen. (Bijlage
No. 84).
12. Idem in zake het verschaffen van vrije bovenklee-
ding en het geven van eene tegemoetkoming voor
verlofdagen aan gemeente-werklieden. (Bijlage
No. 12).
13. Idem betreffende het maken van een spoorlijn
langs de Kanaalkade. (Bijlage No. 35 van 1913).
en Wethouders van Alk
maar brengen ter algemeene kennis, dat
de VACANTIE voor de leerlingen der Ie,
3e en ge GEMEENTESCHOOL WORDT
VERLENGD TOT NADERE AANKON
DIGING.
Alkmaar, 8 Augustus 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
O. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Voorzitter.
Naar het Russisch
van
IVAN TOERGENIEF, door E. v. H.
(Nadruk verboden.)
DE OUDE VROUW.
Ik liep over een wijd veld, alleen.
En opeens werd ik achter mij lichte, voorzichtige
stappen gewaar.... Iemand volgde mijn schreden.
Ik keek om en zag een klein, gebogen oud
vrouwtje, geheel in grijze lompen gehuld. Alleen
het gele, gerimpelde gelaat van de oude was zicht
baar, met den spitsen neus en den tandeloozen mond.
Ik trad op haar toe; zij bleef staan.
„Wie zijt gij? Hebt gij iets noodig?"
„Zijt gij arm, verwacht gij een aalmoes?"
De oude gaf geen antwoord. Ik boog mij naar
haar toe en bemerkte dat haar beide oogen bedekt
waren met een half doorschijnend, witachtig vlies,
zooals dat bij sommige vogels voorkomt om hun oogen
te beveiligen voor al te schel licht. Maar bij de oude
vrouw was het vlies onbewegelijk en de pupil niet
zichtbaar waaruit ik opmaakte dat zij blind was.
„Wenscbt gij een aalmoes?" herhaalde ik mijn
vraag. „Waarom volgt gij mij?" Maar de oude
gaf ook nu geen antwoord en haalde nauw merkbaar
de schouders op. Ik keerde haar den rug toe en ver
volgde mijn weg.
En ziet! Weer hoorde ik achter mij dienzelfden
lichten, afgemeten, haast sluipenden tred.
„Alweer die vrouw 1" dacht ik, „waarom vervolgt
zij mij?" Maar toen viel mij in, dat zij waarschijnlijk
tengevolge van haar blindheid verdwaald was en nu
mijn voetstappen op het gehoor volgde, om met mij
een bewoonde streek te bereiken. Ja, dat zal het zijn.
Toch maakt zekere onrust zich meester van mijn
gedachten; ik begin het gevoel te krijgen dat de
oude mij niet slechts volgt, maar dat zij mij de rich
ting aangeeft, mij nu eens naar links, dan weer naar
rechts duwt en dat ik haar moet gehoorzamen.
En ik ga verder... maar daar vóór mij op den weg
is iets zwarts en breeds... een soort kuil... „Een graf!"
flitst het door mijn brein. „Daarheen geleidt zij
mijIk wend mij snel om. De oude staat vóór mij-
en zij zietl Zij staart mij aan met groote, boosaardi
ge, onheilspellende oogen.... oogen als die van een
roofvogel.... Ik buig mij naar haar gelaatWeer
zie ik dat doffe vlies, die blinde, stompe trekken.
Nu weet ik het: die oude vrouw, zij is het noodlot,
dat noodlot, waar geen ontkomen aan is, voor geen
enkelen sterveling.
Geen ontkomen? Maar dat Is dwaasheid! Men
moet het tenminste probeeren. En ik wend mij ter
zijde, in een andere richting. Ik stap haastig voort...
Maar de zachte tred klinkt achter mij, heel dichtbij
en vóór mij opent zich weer de donkere kuil.
Ik sla weer een andere richting in... Weer dat ge
schuifel achter mij, en vóór mij dat dreigende graf.
Waarheen ik mij wend, als een opgejaagd haas,
het blijft steeds hetzelfde.
„Wacht," denk ik, „laat ik trachten haar te mislei
den! Ik ga niet verder!" En meteen ga ik op den
grond zitten. De oude staat op twee pas afstands
achter mij. Ik hoor haar niet, maar Ik voel dat zij
er is. En opeens zie ik, dat de zwarte kuil, die
zooeven vóór mij lag, op mij aankomt geschoven, ge
kropen I
God! Ik kijk om.... De oude vrouw staart mij
strak aan en haar tandelooze mond vertrekt zich
tot een grijnslach.....
Geen ontkomen!
EEN BEZOEK.
In den vroegen morgen van den lsten Mei zat !k
bij het open venster. Het morgenrood vertoonde zich
nog niet, maar toch ging de donkere, zoele nacht
reed9 over in de kille vaalheid van de ochtendsche
mering.
De nevel was nog niet opgetrokken, er bewoog
geen blad alles was één van kleur in diepe stilte
maar men bespeurde reeds den aanvang van het ont
waken en de ijle lucht verspreidde den eigenaardigen,
vochtigen reuk van dooi.
Opeens kwam een groote vogel met zacht geruisch
mijn kamer binnenvliegen. Ik huiverde en zag op.
Het was geen vogel, maar een kleine, gevleugelde
vrouwelijke gedaante in een lang, nauwsluitend ge
waad. Alles aan haar was grijs gekleurd, met
paarlemoeren weerschijn. Alleen de buitenste rand
van haar vleugeltjes had de zachtrose tint van een
ontloken roos; een krans van lelietjes omsloot de
verwarde lokken van het ronde kopje en twee pauwe-
veeren wiegden zich guitig boven het fraaigewelfde
voorhoofd.
Zij zweefde tweemaal de kamer rond, dicht langs
de zoldering; haar kleine gezichtje lachte; ook de
groote, zwarte, heldere oogen lachten. De vroolijke
uitgelatenheid van haar grillige vlucht temperde hun
glans, koud en stralend als die van een diamant.
In haar hand hield zij den langen stengel van een
bloem der steppe de Russen noemen ze: keizer-
schepter, In het voorbijgaan raakte zij mijn hoofd
vluchtig aan met die bloem.
Ik wilde "ze grijpen maar reeds was zij het ven
ster uitgevlogen en verder gezweefd.
In den tuin, in het dichtst van de seringenstruiken,
begroette een tortelduif haar met het eerste gekir
en ginds, daar waar zij verdween, begon de melkwitte
hemel zich zacht te kleuren.
Ik heb u wel herkend, godin der fantasie 1 Geheel
toevallig bezocht gij mij, den jongen dichter.....
O poëzie, o jeugd, o vrouwelijke, maagdelijke
schoonheid! Slechts bij oogenblikken is het mij gege
ven uw licljt te aanschouwen, in den vroegen mor
gen van de jonge lente.
DE MUSCH.
Terugkomende van de jacht, ging ik door een bree-
de laan. Mijn hond liep naast mij.
Opeens begon hij langzamer te loopen en te slui
pen alsof hij wild speurde. Ik keek de laan in en zag
een jonge musch, met geel rondom het snaveltje en
dons op het kopje. Zij was uit het nest gevallen (de
wind blies met kracht door de laan) en zat onbeweeg
lijk, met machteloos uitgespreide vlerkjes.
De liond ging langzaam op haar af, maar plotse
ling liet de oude musch zich als een steen uit den
dichtstbijzijnden boom vallen; met overeindstaande
veertjes sprong zij tweemaal, angstig piepend, in de
richting van den open bek met de groote tanden. Zon
der twijfel wilde zij haar jong redden door zich tus-
schen he men den vijand te plaatsen...., maar heel haar
kleine lichaam trilde van angst, het stemmetje klonk
wild en schor, zij bestierf het bijna, zij offerde zich
op!
Welk eén reusachtig monster moet de hond in haar
oog zijn geweest! En toch hield zij het niet uit, daar
boven op haar veiligen tak.... Een macht, die sterker
was dan zij, dreef haar naar beneden.
Mijn Trésor bleef staan en dee dtoen een paar stap
pen achteruit. Blijkbaar gehoorzaamde ook hij aan
die macht Ik haastte mij, den verbijsterden hond te
rug te roepen en ik ging verder met een gevoel van
eerbied.
Ja, lacht niet. Ik had eerbied voor dat kleine, dap
pere vogeltje, voor zijn innerlijken drang, zijn groote
liefde.
De liefde, peinsde ik, is sterker dan de dood. Zij,
de liefde alleen, geeft leven en beweging aan ons be
staan.
DE KOOLSOEP.
Een arme weduwe had haar eenigen zoon verloren,
den besten werkman van het dorp.
De ambachtsvrouw, aan wie het dorp toebehoorde,
kwam haar den dag van de begrafenis een bezoek
brengen. Zij vond de vrouw in het midden van de
hut bij de tafel staande. Met een langzame, gelijkma
tige beweging van de rechterhand (de linker- hing
slap omlaag) schepte zij een dunne koolsoep uit de
diepte van een zwartgerookten ketel en slikte lepel na
lepel door.
Het gelaat der boerin was strak en vervallen; haar
oogen waren gezwollen en rood.... maar zij hield zich
heel recht, alsof zij in de kerk was.
„Hoe is het mogelijk", dacht de landvrouw, „op
een oogenblik als dit aan eten te kunnen denken 1 Wat
heeft die soort menschen toch weinig gevoel."
En zij dacht aan den tijd, toen haar dochtertje van
negen maanden gestorven was. Zij had toen uit ver
driet geweigerd haar mooie buiten bij St. Petersburg
te betrekken en was den geheelen zomer in de stad
gebleven.
En de boerin at maar steeds haar koolsoep.
Eindelijk hield de landvrouw het niet langer uit.
„Tatjana", zeide zij, „ik verwonder mij over u!
Hieldt gij dan niet van uw zoon? Hebt ge werkelijk
nog eetlust? Hoe kunt gij die soep eten?"
„Mijn Vassia is dood", antwoordde de boerin zacht
en dikke tranen rolden over haar ingevallen wangen.
„Dat wil zeggen, dat ook voor mij het einde gekomen
is. Het is alsof men mij levend het hoofd heeft afge
sneden. Maar de soep kan ik niet laten staan, want ik
had er reeds zout bij gedaan,"
Haar bezoekster haalde de schouders op en ging
heen. Voor haar had zout immers in het geheel geen
waarda
DE HOND.
Wij zijn met ons beiden alleen in de kamer mijn
hond en ik. Buiten woedt een hevige storm.
De hond zit vlak vóór mij en ziet mij strak aan.
En ik kijk hem aan.
Het is aisof hij mij iets zeggen wil. Hij kan niet
spieken, hij begrijpt zichzelf niet maar ik begrijp
hem wel.
Ik weet, dat er op dit oogenblik in hem en in mij
eenzelfde gevoel leeii, dat er geen verschil is tusschen
ons beiden. Wij zijn gelijksoortige wezens. Ig ieder
van ons flikkert hetzelfde vlammetje.
De dood komt aangevlogen met zijn breeden, kou
den wiekslag.... Dat is het einde! Wie kan dan nog
onderscheiden wat voor vlammetje er in elk van ons
gloeide?
Neen, het zijn niet de blikken van een mensch en
van een dier, die elkander kruisen
Het zijn iwce paar gelijksoortige oogen, die elkaar
aanstaren. Ln uit elk dezer oogenparen, van dier en
van mcuscli, tracht éénzelfde wezen met schroom tot
liet andere door te dringen.
LEVENSREGEL.
Een oude vos sprak eens tot mij„Indien gij uw
vijand terdege ergeren en zelfs benadeelen wilt, be
schuldig hem dan van de fout, het euvel, waaraan gij
zeif mank gaat. Toon u hoogst verontwaardigd, maak
hem ernstige verwijten.
Ten eerste maakt gij daardoor op anderen den in
druk, alsof gij u niet aan hetzelfde kwaad Bchuldig
maakt. Ten tweede kan uw verontwaardiging wel op
recht gemeend zijn en ten slotte aan uw eigen gewe
ten ten goede komen.
Indien gij b.v. ontrouw zijt aan uw beginselen, ver
wijt uw tegenpartij dan, dat hij een mensch zonder
overtuiging la. Hebt gij een slavennatuur, maak hem
dan uit voor slaaf slaaf van de beschaving, van de
Westersche invloeden, van het socialisme."
„Men zou hem zelfs voor een slaaf van het niet-
slaafzijn kunnen uitmaken", merkte ik op.
„Ook dat", antwoordde de schalk.
BURGERLIJKE STAND.
BROEK OP LANGENDIJK. - Juli.
Ondertrouwd: Jacob Bakker, weduwn. van
Maartje van der Molen en Meintje Hopman, Krijn
Bak en Trijntje Dekker.
Getrouwd: Jacob Bakker weduwn. van Maar
tje van der Molen en Meintje Hopman.
Geboren Jan, z. v. Jac. Vroej
Kieft Trijntje, d. v. J. Kok en M. Ouüij
z. v. Klaas Kaas en M. Frikke. Klaas z.
en A. Kostelijk. Neeltje Cornelia d. v. J.
en B. Keizer.
W ARMENHUIZEN. Juli.
Geboren: Johannes Petrus, z. v. Tijs Berkhout
en Elisabeth Zijp. Johanna Catharina, d. v. Frans
Stam en Euphemia Punt Jacob, z. v. Arie van Loe-
uen en Marijtje Klaver. Margaretha Cornelia, d. v.
Klaas Mosch en Aagje de Nijs.
Overleden: Elizabeth Kroon, 56 jaar, weduwe
van Jan Vlam Jz. Grietje Kuiper, 77 jaar, weduwe
van Comelis Jonker.
en Chr.
Maarten,
v. A. Boon
K. Kouwen
HEERHUGOWAARD. Juli.
Geboren: Willem Johannes, z. v. Pieter Beers
Nz. en Maartje de Boer. Adriaan, z. v. Comelis
Langedijk en Grietje van der Oord. Nicolaas Jaco
bus, z. v. Jan Zut en Antonia Wester. Johannes
Comelis, z. v. Comelis Bruin en Johanna Baars.
Antonia, d. v. Emmericus Hendriks en Maria Paszije-
rik. Alida, d. v. Nicolaas Vlaming en Geertje Wa-
gemaker. Brigitta, d. van Gerrit Sneekes en Dieu-
wertje Weel. Albertus, z. v. Petras Bloothood en
Jantje Tesselaar. Comelis Jacobus, z. v. Anthoni-
us Comelis Overtoom en Maria Teresla Koopman.
Johanna Alberdina, d. v. Comelis van Langen en Ali
da Johanna Winter. Severius, z. van Gerrit de
Kruijff en Maria Dominica van der Gulik. Helena,
d. v. Pieter Loos en Helena Groot Agatha, d. v.
Arie Koppes en Engeltje Brink. Jacob, z. v. Petras
Weel en Carolina Swinkels. Maria Elisabeth, d. v.
Jan Bakker en Daatje de Jong. Pieter, z. v. Pieter
Waker en Maartje Meereboer.
Overleden: Catharina Hoek, 85 jaar, weduwe
van Jan Mol. Petrus Nicolaas van Veen, 5 jaar.
Comelis Worp, 21 jaar. Jan Geusebroek, 77
weduwnaar van Trijntje Stammes.
ZUID-SCHARWOUDE. - Juli.
Geboren Catharina, d. v. Dirk Blom en Catha
rina Middelbeek. Rensje, d. v. Pieter Beers en An
na van Eeten. Wil'empje, d. v. Bart van Loenen
en Aagtje van Bergen. Jan Pieter, z. v. Simon de
Ruiter en Trijntje Heeman.
I
OTERLEEK.
Ondertrouwd: Jacob Stavrevela 23 jaar
te Opmeer, onlangs te Wognum en Clazina Valk 22
jaar alhier.
t
<3