DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Honderd en zestiende Jaargang, Nieuwe Abonnementen. NOo 186, 1914. DINSDAG 11 AUGUSTUS. BELGIË. DUITSCHLAND. ALKMAAR, 11 Augustus. Het is stilletjes vandaag. Er komt zoo goed als geen nieuws van de oorlogsterreinen binnen. Enkel het besluit van Roemenië om de zijde van den Drie bond (dat is dus feitelijk Duitschland en Oostenrïjk- Hongarije) te kiezen is vermeldingswaard. Niet on waarschijnlijk heeft koning Carol hoop, Bessarabië, dat Rusland Roemenië afnam nog eens terug te krij gen. Ook in Turkije moet de stemming tengunste van den Driebond zijn. Omdat nu heden actueele onderwerpen heelemaal niet de aandacht vragen, is er gelegenheid om even den algemeenen toestand te overzien, de krijgsverrich tingen na een week vluchtig na te gaan en daaraan een praatje vast te knoopen. In de Noordzee hebben enkele kleine gevechten tus- schen Duitsche en Engelsche schepen plaats gehad, terwijl een Duitsche mijnenlegger de Koningin Luise tot bij de Theems opvoer, doch tot zinken werd ge bracht, terwijl de Engelsche kruiser Amphion zonk ten gevolge van het stooten op een mijn. In de Oostzee hebben Duitsche en Russische sche pen een gevecht geleverd bij de Alandseilanden ter wijl het Duitsche schip de Augsburg Libau beschoot, daarna op een mijn stiet en zonk. De opsluiting van een Russisch eskader in de Finsche golf werd tot dus verre niet bevestigd. In de Middellandsche zee hebben de Duitsche schepen de Goeben en de Breslau Messina moeten verlaten, ze hebben enkele havens in Algiers bescho ten en sinds dien heeft men niets meer van hen ge hoord. Aan den Atlantischea Oceaan namen de Engelsche en de Duitsche kolonie Togo op de Goud kust. Aan Duttschlands Oost-grens hadden voorposten gevechten plaats van niet veel beteekenis. maar in het voordeel van Duitschland afgeloopen. Van meer belang is hetgeen in België is geschied. Nadat de Duitschers Luxemburg hadden bezet, trok ken ze België binnen, maar vonden daar een tegen stand, veel krachtiger dan ze ooit hebben kunnen denken. Na hevige verliezen te hebben geleden zijn ze bij Visé over de Maas getrokken en Luik heeft hen duizenden soldaten en vele kostbare levens gekost. Inmiddels betraden Fransche en naar het heet ook Engelsche troepen den Belgischen bodem. Een zeer beslist succes behaalden de Fransche wapenen in dm Elzas. Zie hier in groote lijnen een schets van hetgeen er in een week van strijd, welke eigenlijk nog maar een week van voorbereiding was, is voorgevallen. Voor bereiding tot den grooten slag, tusschen Duitsch land en Frankrijk. Wat zal het worden, Jena of Sedan? vraagt men zich in verband met deze komende ontmoeting onwil lekeurig af. In de geschiedenis der beide landen en volkeren, die elkaar thans weldra slag zullen leveren, zal aan deze beide namen ten allen tijde onafscheidelijk ver bonden blijven de herinnering aan een vernederende nederlaag en een schitterende overwinning. Jena dat is het Pruisische leger in 1806 vol ver trouwen optrekkende maar in een dag vernietigd met als slot-effect de intocht van Napoleon I in Berlijn. Vernietigd tengevolge van een verouderde legerorga- nisatie, gebrek aan samenwerking en vaste leiding eener- en van bliksemsnel optreden naar een welbe raamd plan anderzijds. Sedan de bloedige bataille van 1 September 1870, toen de Duitschers een ondoordringbaren gordel van troepen en batterijen rondom het Fransche leger sloe gen, zoodat het zich moest overgeven, een wapenfeit, dat werd bekroond door de inhuldiging van Willem I als Keizer van het Duitsche rijk in de spiegelzaal van Lodewijk XIV te Versailles. Jena of Sedan wie denkt er niet aan de meeslee- pende bladzijden van het onder dezen titel verschenen boek van Beijerlein, dat 10 jaren geleden zooveel op gang maakte? Jena het groote leger van den grooten Frederik, was ter plaatse en had geen der beproefde regels thuis gelaten. De oude, roemrijke regimenten wachtten op nieuwe lauweren. De waarschuwingen van den on- gelukkigen veldtocht in de Champagne had men licht zinnig van zich afgeschud en weder commandeerde de hertog van Brunswijk, de overwonnene van Valmy, maar ook de met succes bekroonde leider de kleine ex peditie tegen Holland. De Pruisen waren leeg in de maag en in het hart. Zij waren in het veld gegaan, omdat hun koning het hun op het allerongeschiktste oogenblik bevolen had. En tegenover hen de Fran- schen. Aan het hoofd de man, die het genie van Fre derik den Groote had geërfd, de andere generaals niet minder talentloos dan de Pruisische, de eene tactische fout na de andere begaand, maar met het frissche on verstand van den dilettant erop losstormend, de sol daten niet minder hongerig en verkleumd dan hun te genstanders, maar voldaan en verwarmd door hun jeugdigen roem van Italië en van Austerlitz en gedra gen door de meesleepende geestdrift van het oude re- volutie-armée, hoewel een der onverbiddelijkste heer- schers bij de gratie van de macht hen leidde. Bij Au- erstedt en Veertienheiligen namen de zaken hun na tuurlijk verloop, en al het onheil werd samengevat in den naam Jena. Sedan dat is de zegetocht van het Duitsche leger, met tegenzin bewonderd door de heele wereld, met lauweren uit den strijd terugkeerend, dat is het tijd perk van de eenvoudige helden. En na dien tijd is de periode gekomen van bouwen op de fundamenten, van handhaving en bescherming van het verworvene. O, zeker aldus de schrijver er leeft in het Duitsche leger nog wel iets van die bescheiden, stille overgave aan den plicht, maar verdringt niet van dag tot dag steeds meer het holle, drukke schitteren en pronken de goede, oude methode? En hoe verder het leger op dezen weg is voortgeschreden, hoe sneller in zijn gelederen het verderf is toegenomen. De socialis tische gezindheid van de massa, de tegenzin in den dienst voltooien van binnen de verwoesting, die van buiten reeds aan het stevige metselwerk van het leger knaagt. Met blinde oogen gaat dit leger, dat de overtuigde geestdrift voor een krijg meer en meer mist, dat steeds minder voor den oorlog, Bteeds meer voor de parade wordt gevormd, zijn ondergang tegemoet. In de verte laait reeds de vlam der vernietiging, dreunt reeds de ineenstorting de erfgenamen van de overwinnaars van Sedan marcheer en er straks op los, stijf, met den deftigen parade-pas de wegwijzers aan den heirweg wijzen naar Jena. Aldus Beijerlein, dien men zoowel een socialist als een nobele vaderlander heeft genoemd in een tijd toen men nog meende dat het een het ander uitsloot, hetgeen in deze ernstige dagen onjuist is gebleken. Het is een sombere profetie, die hierin wordt ge daan. Men vergete echter niet, dat de toestand van de Fransche doode en levende weermiddelen den laatsten tijd alles behalve gunstig door Franschen is beoor deeld. Wij herinneren aan de merkwaardige zitting van 14 Juli j.L, toen het Fransche parlement voor het eerst sinds 1870 op den grooten nationalen feestdag bijeen kwam. Senator Humbert heeft op dien gedenkwaardigen Maandag een fel requisitoir gehouden, waarin hij ge waagde van het reusachtig tekort aan soldaten-schoe nen, van de onvoldoende voorschriften om de troepen in tijd van oorlog van levensmiddelen te voorzien, van het gebrek aan vracht-auto's en schietvoorraad, kortom van de ondeugdelijkheid van het heele mili taire materiaal. Het was het blad „le Temps", dat toen (15 Juli) verklaarde, dat de kunstmatige en valsche indruk van veiligheid, die zich tegen het einde van de negentiende eeuw gevestigd had, zich zwaar op de bewapening heeft doen gelden. En kolonel de Thomasson schreef in een artikel in het „Journal des débats" van 1516 Juli, dat we zorgvuldig bewaard hebben, omdat het, naar we des tijds vermoedden nog wel eens van dienst zou kunnen zijn: „Zoo ons leger, ondanks zijn tekortkomingen een „geducht instrument is, (en dat kan niet genoeg her haald worden), dan komt dat door de medewerkers „van den minister, van wie het publiek ternauwer nood de namen kent, die wel fouten kunnen maken, „omdat er geen leiding is, maar die vaak het gemis „aan leiding door hun gezond verstand en toewijding goedmaken Teekenend is zeker dat in die dagen, die nog geen maand achter ons liggen, verwoede pogingen werden aangewend om het opper-commando aan generaal Joffre te ontnemen en generaal Serail hiermede te be lasten. Een dergelijk gemis aan vertrouwen aan den vooravond van den grooten oorlog 1 Daar schiet ons nog iets anders te binnen, dat ook naar '70 terugvoert maar ook op den strijd van heden betrekking kan hebben. Arthur Meijer zegt ergens in zijn „Ce que mes yeux ont vu", dat de Franschen zich met het woord „mi trailleuses"- zeker van de overwinning waanden en dat tegenwoordig op hen het woord „l'aéroplane" een zelfde bekoring uitoefent Défions-nous, laat ons voorzichtig zijn, zoo ongeveer betoogt hij, immers hoe volmaakt het oorlogswerktuig ook moge zijn, het verspreidend kanon van vroeger, de vliegmachine van thans, om de overwinning te verzekeren, moet er ook en vooral aanwezig zijn eenheid van commando in de hoogere, absolute discipline in de lagere rangen en vertrouwen in den opperbevelhebber alom. Jena of Sedan? De naaste toekomst, waarin over het lot van volke ren en rijken en zeker eveneens van dynastieën zal worden beslist, zal ook op die vraag het antwoord geven. Het groote probleem, dat bij den dag zijn bloedige oplossing nadert, is voor het allergrootste gedeelte in die simpele vraag neergelegd. DE TOESTAND. Officieel wordt gemeld: De toestand is nog steeds goed. De Fransche en Engelsche troepen rukken stel selmatig voort Het plan van samenwerking van de beide legers teekent zich voor ons af. De omstandig heden schijnen geheel te beantwoorden aan de voor spellingen. Hoe meer de tijd voortspoedt, des te meer nadert de algemeene botsing. De bevolking van Luik blijft kalm. Van de forten worden goede berichten ontvangen. Het rapport van den commandant van een der forten meldt, dat de versterkingen in goeden toestand zijn en de manschappen in goede gezondheid, en ruim voor zien van levensmiddelen en ammunitie. Er is dus geen reden om zich te verontrusten. Hier en daar wordt de nadering van een handvol ulanen gemeld, die gewoonlijk den weg zijn kwijtge raakt en zich op de eerste aanmaning overgeven. Er zijn er op verschillende punten, maar dit beteekent niet veel van een strategisch standpunt. De toegangen tot Brussel worden goed bewaakt. HULDE DER FRANSCHE VROUWEN. De Fransche vrouwen zullen een in Belgische kleu ren geborduurden Btandaard aan de Koningin van België aanbieden. UIT DE BELGISCHE PERS. DE KONING. Sederthet begin der vijandelijkheiden, aldus schrijft een dienstdoend medewerker van de Brussel- sche Malin loopt koning Albert onophoudelijk langs de voorposten linies, en word razend toegejuicht door de dappere troepen. „Maar de Koning wil niet dat men hem toejuicht. „Hij wil zelfs niet dat men hem groethij stapt een voudig uit zijn auto en de hand uitstekend spreekt hij op kameraadschappelijken toon tot de manschappen. Zoover hij o. a.: „Wij zijn vrienden, we moeten el kaar helpen en de handen in elkaar slaan En, zich tot een soldaat wendend, die een brief in de hand hield: Heb je aan je ouders geschreven? Geef mij dien brief dan maar, ik zal hem wel posten...." Hij neemt ook brieven mee naar het Hoofdkwartier. Doch men moet de soldaten hooren! Nauwelijks is de koning weer in zijn auto gestapt, of men hoort langs alle rijen uitingen van vreugde en geestdrift Heb je hem gezien? Hij is buitengewoon hè, onze Albert." „Ja zeker 1 Hij is bizonderen hij wordt aan gebeden door al onze soldaten, voor wie hij is een toegenegen kameraad een meerdere, voor wien men ontzag heeft, een generaal, dien men tot in den dood gehoorzaamt...." AFGEVAARDIGDEN BIJ DEN TROEP. Behalve sergeant Hubin hebben drie der Belgische afgevaardigden de heeren Crik, Devèze en Pécher, zich als vrijwilligers aangemeld, zoolang de vijan delijkheden duren. Zij zijn ingedeeld bij een liniere giment en slaan een goed figuur in de militaire klee ding, al zien ze er wat stijf uit in him geheel nieuwe uniformen, zegt 1' Etoile. De drie jonge wetsvertegenwoordigers werden be stemd voor den dienst van den gouverneur van de stel ling Antwerpen en worden gebruikt voor mondelinge boodschappen, die verstand, nauwkeurigheid en be vattingsvermogen eischen. Sedert twee of drie dagen rijden ze in auto's over de wegen, van het hoofdkwar tier naar de kwartieven en terug. DE AANSLAG OP GENERAAL LEMAN. L' Etoile kreeg, uit den mond van een ooggetuige, een mooi verhaal over den aanslag, welke de bezet ting van Luik van zijn uitnemenden aanvoerder had kunnen berooven Generaal Leman was druk bezig met de leden van den staf in bureaux in nabijheid een vreeselijk tumult hoorde. „Dat is niet uit te houden I zoo kan men hier niet meer werken 1" zeiden de officieren, die aan de deur gingen zien, wat er buiten gebeurde. Daar zijn de Duitschers! Op hetzelfde oogenblik weerklonk een geweersalvo; daar viel er een. Twee Pruisische officieren en zes soldaten, allen met de revolver in de hand, stonden voor het huis met eenige burgervaandrigs. Zij trachtten de officiers van den staf te verwijderen, want ze hadden het op den chef voorzien. „Geef me vlug een revolver zei generaal Leman." „Generaal, u hebt niet het recht, op dit oogenblik uw leven in de waagschaal te stellen, zei een officier. Ge zult u in het verderf storten!" „Neen, neenLaat mij begaan." De officier die zeer groot was, deed noch het een, noch het ander: hij omvatte Generaal Leman, die van middelmatige gestalte is en wierp hem over een muur, waarover hij daarna op zijn beurt klom. Men heesch hen door de vensters van eenige na burige huizen waar burgers, gewapend met brow nings bp wacht stonden. De officier bracht den generaal in het huisje van een fabrieksarbeider, waar beiden een schuilplaats vonden. Aan den anderen kant van den muur overmeester den de overige officieren van den staf, en eenige Bel gische gendarmen de twee officieren en de zes Duit sche soldaten na een kort gevecht, waarbij ook twee gendarmen werden gedood. Op ongeveer zestig b. vijl en zestig Kilometer af stand, kreeg de staf van het leger kennis van het drama, ongeveer onder dezelfde omstandigheden al3 in het bekende stuk, (hier te Alkmaar ook wel eens gespeelde) „Aan de Telefoon". 'Een der medewerkers van Leman telefoneerde n.l. een rapport naar deze generalen staf. Plotseling viel hij zichzelf in de rede, uitroepende: „V.Ddaar zijn de Duitschers!" Vervolgens hoorde men daarginder niet meer, dan geweerschoten. D a g e I ij k s bestaat gelegenheid tot het nemen van een abonnement op de „Alk- maarsche Courant." Het reeds verschenen gedeelte van een kwartaal wordt niet in rekening gebracht. De „Alkmaarsche Courant" bevat dage lijks o.m. de laatste telegrammen van het oorlogsterrein. Voor een geregelde bezorging worden alle mogelijke maatregelen genomen. Aangiften voor nieuwe abonnementen bij de Admi nistratie Voordam C 9, bij de Agenten en Brieven gaarders. IN HET HUISGEZIN. Uit de Vlaamsche Gazet: Het valt op dat in al de gezinnen nog steeds de vrouw, de moeder alleen arbeidt. Zij kookt nog en naait, zij alleen vindt nog de zielesterkte om haar ge woon gesleur voort te zetten. De man leest, of gaat uit, of bespreekt met zijn gezel den oorlog. Met hun beidjes beslissen ze over de veldslagen, en jagen den Duitscher over de grenzen. Geen bezoeker komt bin nen of weet wat nieuws, of heeft een spion helpen aanhouden, of sprak met een soldaat, die uit Luik kwam, of had speciaal, uiterst gewichtig nieuws over de veldslagen vernomen.... „Och lantwoordt daarop dan het oude meetje, dat 1830 bijwoonde en in 1870 de kanonnen hoorde bul deren. Och, de oorlog, men weet hem te beginnen, men weet hem niet te eindigen!" Van onze legers komen weinig berichten aan. En kele geruchten, dat alles goed is. En morgen is 't nu Zondag, 't Zal geen dag van ruste wezen. UIT EEN SOLDATENBRIEF. „Het eerste slachtoffer van de Duitsche vliegma chines was eenkoe, een ongelukkige koe, die bij Waremme, zwaarmoedig stond te kijken naar de treinen, die de manschappen verwoesten," zoo vertelt een vroolijke en moedige Belgische soldaat in een brief aan zijn moeder en zijn zuster. Deze brief is vol eigenaardige aangrijpende of geestige bizonderheden, maar de juistheid van deze bizonderheden is dusdanig, zegt 1' Etoile, dat het on mogelijk is ze in hun geheel weer te geven. Er waren overal spionnen, vertelde de soldaat. Er waren er twee in een mooie brik, met gummibanden; ze namen foto's en zonder hun opmerkingen door middel van postduiven, waarvan ze een heelen mand vol in hun rijtuig hadden. Op de voorposten hadden de soldaten, die belast waren met de zorg voor een vliegmachine, het bevel gekregen, deze te vernielen, wanneer de Duitschers kwamen. Onder de vleugels van het toestel had men stroo gestopt: men behoefde slechts een lucifer aan te steken, doch de Duitschers zijn niet gekomen. Over een ontmoeting met Duitsche ruiters zegt deze brief schrijver o. m. „Ik zag er twee vallen, zei de soldaat, daarna drie, vervolgens tien mijnheer, ik kwam toen op den drempel voor de deur en riep: „Geef je over!" Een Duitsche officier antwoordde In het rransch: „Ja ja, maar aan wien?" Men zag n.l. nergens Belgische soldaten; ze wa ren in de huizen. Het vuren hield opde Duitschers wierpen hun wapens weg en men zag hen tevoor schijn komenvijf Karabiniera, waarvan er een eerste scherpschutter was. „Deze vijf karabiniers hadden tien Duitschers ge dood en dertig gewond, waarvan er verscheidene later stierven, terwijl ze veertig gevangenen maakten. „Er waren onder deze gevangenen een jong soldaat van twintig jaar, die heete tranen schreide; een ander hield een vrouwenportret in de hand." EEN DUITSCHE LEZING. De „General-Quartiermeister" heeft een mededee- ling gepubliceerd aangaande den strijd om Luik en de inneming de rstad. Fransche berichten, zoo zegt hij, hebben ons volk. ongerust gemaakt; twintigduizend Duitschers zouden voor Luik zijn gevallen en de stad zou nog niet in ons bezit zijn. Door het theater-effect van het verlee- nen van het LeLgioen van Eer aan Luik werden deze beweringen waarschijnlijk gemaakt. Ons volk kan overtuigd zijn, dat wij noch tegen spoed zullen verzwijgen noch successen overdrijven; wij zullen de waarheid zeggen in het volle vertrou wen dat het volk meer geloof zal schenken aan ons dan aan onze vijanden, die hun positie gaarne zoo gunstig mogelijk voor de wereld willen voorstellen. Wij moeten echter onze berichten achterhouden zoo lang zij nog onze plannen kunnen verraden. Nu mo gen wij zonder gevaar voor nadeel over den strijd om Luik mededeelingen doen; ieder zal zich dan zelf een oordeel kunnen vormen over het geschreeuw der Franschen, dat wij twintigduizend man zouden heb ben verloren. Vier dagen geleden hadden wij bij Luik nog maar een zwakke legermacht, want een zoo stoutmoedig plan als de verovering dezes vesting mag niet te vo ren door samentrekking van groote overbodige troe penmassa's worden verraden. Dat wij toch het be oogde doel bereikten, is te danken aan de goede voor bereiding, aan de dapperheid onzer troepen, aan de krachtige leiding en aan de hulp van God. De moed van den vijand was spoedig gebroken en zijn troepen hielden zich slecht. De moeilijkheden voor ons lagen in de zeer ongunstige gesteldheid van het berg- en boschland en in het valsche optreden der bevolking, die deelnam aan den strijd; zelfs vrouwen vochten mee. Uit natuurlijke hinderlagen en bosschen werd op ons gevuurd ook op artsen, die de verwon den behandelden en op de verwonden zelf. Het waren moeilijke en verbitterde gevechten. Ge- heele plaatsen moesten verwoest worden om den te genstand te breken, doch ten slotte drongen onze dap pere troepen door den fortengordel en namen bezit van de stad. Het is juist, dat een deel der forten nog stand hield, maar wij vuurden niet meer. Zijne Ma jesteit wilde het bloed onzer soldaten niet door de be- ALKMAARSCH

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1