DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. ■HIS Ml !t HOOFDAKTE. iVieiiwe Abonnementen. Uitbetaling vergoedingen. LANDWEER en MILITIE. Afsluiting Kanaalkado. No, 191 Honderd en zestiende Jaargang. 1914 VRIJDAG 14 AUGUSTUS. BELGIË. *Jeze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven» Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk flt— Afzonderlijke nummers 3 Cents» Prijs der gewone advertentiën Per regel 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek-* en Handelsdrukkerij v/ho HERMs. COSTER ZOON, Voorejam C 9. Telefoonnummer 3. ALKMAAR, 14 Augustus. Er hangt een dik en dicht gordijn voor het terrein, daarginder in het Zuiden, waar de groote legers el kaar van dag tot dag dichter naderen. Wl] zouden zoo graag een reetje ontdekken, om er door te gluren, maar wat er gebeurt is als hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Alleen van kleine dingen mogen we een beetje och zoo'n beetje nog maar! weten, de groote dingen blijven zorgvuldig voor onze oogen verborgen. De deskundigen van de groote buitenlandsche bla den sloven zich uit, om hun lezers iets wijzer te ma ken, doch ook zij moeten beginnen met het klassieke begin van alle wijsheid: weten, dat zij niets weten. De Daily Chronicle bijv. zegt, dat de „allied ar mies" (d.w.z. de Engelsche, Fransche en Belgische troepen) in een oorlogsmist zijn gehuld, dat het Duitsch—Oostenrijksche leger van Luik tot Mulhau- sen is opgesteld, en op grond van deze, ondanks enke le aanvullingen vage wetenschap wordt dan betoogd, dat er geen reden is om te veronderstellen, dat de Duitsche plannen met succes kunnen worden vol bracht! Vermoedelijk betoogen Duitsche couranten met even weinig recht precies het tegenovergestelde. Wij vernemen een bedroefd klein beetje van den gang van zaken en dan nog bitter weinig betrouw baars. De heer Pisuisse, die als oorlogscorrespondent van de „Telegraaf" in België optreedt, heeft te Brussel Woensdagmorgen een nummer van het blad in han den gekregen en hij heeft daarin van zijn telegrammen slechts treurige overblijfselen gevonden. Hij zegt, dat de oorlogscensor niet schijnt te gedoogen, dat men er ander oordeel of andere conclusies op na houdt, dan 't ministerie van oorlog heeft. Men denke aan deze verklaring. Niet alleen bij het lezen der telegrammén over de krijgsverrichtingen, maar ook over de onmenschelijke daden, welke de 8trijdvoerenden elkaar over en weer toeschrijven. De mogendheden bevechten elkaar niet enkel met shrap- nells en andere kogels, doch ook met officieele bulle tins. De Belgen verwijten de Duitschers, de Duit- schers de Belgen, de Franschen de Duitschers, de Duitschers de Franschen, de Russen de Duitschers, de Duitschers de Russen, de Oostenrijkers de Serviërs, de Serviërs de Oostenrijkersen strakjes komen ook de andere staten elkaar van allerlei leelijks beschuldi gen. Men neme al dat geschreeuw niet al te ernstig en houde het hoofd er koel bij. En ook de officieele be richten over de krijgsverrichtingen leze men met oor deel. Wie de kunst verstaat van tusschen de regels door te lezen, of zich daarop toelegt, zal geen blind geloof hechten aan al die overwinningsberichten, waarin op zichzelf onbeteekenende krijgsverrichtin gen worden opgeblazen tot groote veldslagen. De buitenlandsche couranten, die we ontvangen vriendelijke stadgenooten vullen welwillend onzen voorraad aan geven precies denzelfden indruk als de overwinningsberichten. Slaat men een Duitsch blad op, dan leest men bijv. „Erfolge im Westen und Osten", „Gegen 4000 Belgier gefangen", „Lüttich ist fest in unserer Hand! die Ver- luste des Feindes sind grosz. Unsere Verluste werden sofort mitgeteilt werden." Een Belgisch blad vertelt: Les Allemands ont franchi les Vosges du cöté de Lunéville, mais sont ar- rêtés. Dans la Meuse, les Allemands ont dü recu- ler. Sauvagerie allemande. De bladen zelf bevatten weinig anders dan de alom verzonden officieele communiqué's, onschuldige be schrijvingen uit soldaten-brieven zonder eenigen mili-, tairen inhoud en dan natuurlijk een massa hoera-arti- kelen. Men heeft wel eens schertsend de pers de zesde groote mogendheid genoemd. Ook deze mogendheid wordt in den oorlog betrokken, maar op heel eigen aardige wijze. Zij is niet onzijdig, maar in elk oorlog voerend land éénzijdig. Reeds Frederik de Groote en Napoleon wisten de beteekenis der pers in oorlogs tijd naar waarde te Bchatten en haar te gebruiken voor 't verspreiden van berichten en 't maken van stemmin gen. Meer dan eens heeft eerstgenoemde door de cou ranten verslagen van krijgsverrichtingen en berichten over het verloop van den oorlog laten opnemen, voor dat een slag geëindigd was of over het verloop iets te zeggen viel alleen maar om de stemming in zijn eigen land gunstig te beïnvloeden en in het vijandelijk land den indruk te wekken, die voor hem het voordee- ligst was. En van Napoleon wordt gezegd, dat hij zijn eigen verslaggever is geweest en dat er niets in de couran ten werd opgenomen, dat niet door zijn handen was gegaan. In de door hem verstrekte „bulletins" werd het met de waarheid niet zoo heel nauw genomen, ze ker niet nauwer, dan politiek en strategie veroorloof den. Maar de Engelsche couranten liet Napoleon zorgvuldig doorpluizen en met menig berichtje uit de Londensche pers behaalde hij tijdens den oorlog in Spanje zijn voordeel! Toen waren er nog geen oorlogscorrespondenten. Die zijn eigenlijk eerst in den Krimoorlog (1854'56) ontstaan. Tijdens dezen oorlog volgde een leger journalisten de operaties en met name Russell heeft zich wij hebben daarover reeds vroeger geschre ven voor de „Times" grooten roem verworven. Deze oorlogscorrespondent toefde in het Engelsche hoofdkwartier, hij woonde alle groote slagen bij en schreef was hij zag. Veel hebben zijn brieven bijge dragen tot leniging van den nood op het slagveld miss Florence Nightingale werd er door geïnspireerd om de gewonden te gaan helpen en daarvoor een ver plegingsdienst in te stellen maar de berichten uit de „Times" hebben de Russische regeering goede diensten bewezen. Zoo moet de Russische bevel hebber, in Sebastopol veel betere berichten uit de En gelsche pers, dan door middel van zijn eigen inlich tingsdienst over het verloop der belegering en over de motieven van hare vertraging hebben ontvangen! In 1870 wendde zich de Pruisische regeering reeds eenige dagen vóór de oorlogsverklaring tot de pers met het verbod van plaatsing van berichten over troe penbewegingen. De Duitsche bladen uit dien tijd be vatten dan ook slechts weinig belangrijke bijzonderhe den. Anders was het evenwel in Frankrijk, waar de regeering dit niet deed tot haar nadeel 1 Maar thans luidt alom het consigne: alleen opne men, wat de generale staf geeft. En ook de pers van de neutrale landen krijgt niets meer, om te voorko men dat óf het eigen volk öf het vijandelijk land beter zou worden ingelicht langs een omweg. Er is dan ook geen sprake van, dat oorlogscorres pondenten aan het front zullen worden toegelaten. Zij zullen zich tevreden moeten stellen met hetgeen de overheid kwijt wil wez$n. Overigens zullen zij moe ten afgaan op hetgeen zij te hooi en te gras opvangen en trachten zich door combinatie uit tal van aparte verhalen een beeld te vormen van hetgeen geschied is, een beeld, dat niet al te ver van de waarheid is. En dan zullen zij moeten zien, hoe ze hun gegevens aan het bureau hunner couranten krijgen, een bezigheid, die stellig veel zal eischen van hun vernuft, durf, doortastendheid, ontberingsgezindheid envan de brandkasten hunner directies! Het bovenstaande zal misschien voor menigeen dui delijk doen worden, hoe het komt, dat er thans zoo'n groote stilte heerscht, dat de voorbereiding zoo in het geheim geschiedt, dat van de groote veldtochtsplan nen letterlijk niets en nog eens niets uitlekt. En ook, dat de berichten met de meeste voorzichtigheid moe ten worden gelezen en dat men wel doet, zich bij elke zinsnede af te vragen, waarom zij gemeld wordt en wat hare beteekenis zou kunnen zijn. Bovenal, dat men zich er niet door moet laten opwinden, doch en dat is ook noodig ter wille van onze onzijdigheid zijn kalmte moet weten te bewaren. Wij schreven hierboven de namen van Frederik den Groote en Napoleon. Dat brengt ons vanzelf op een ander punt: het opperbevelhebberschap. De sterkte en de geest van het leger mogen belangrijke factoren zijn voor den uitslag van een oorlog, het genie van den veldheer Is van nog veel meer gewicht. Beide ge noemde personen waren geniale veldheeren. In hun tijd werd van den opperbevelhebber veel gevergd in den onzen nog veel meer. Frederik de Groote schreef In zijn opstel „van de talenten, welke een bevelhebber hebben moet": „Een bevelhebber moet populair zijn, hi] moet met de soldaten zelf spreken, wanneer hij aan hun tenten voorbijgaat, of wanneer hij met hen op marsch is, af en toe moet hij eens kijken of de veldketel van den soldaat wat te koken heeft. (Wie denkt niet aan het joviale optreden van den sympathieken Belgischen Koning Albert?). Het heele leger leest het plan van den bevelhebber van zijn gezicht af, het gaat de oor zaken na, wanneer hij goed of slecht gehumeurd is. Peinst hij, dan zeggen zijn officieren: onze bevel hebber heeft zeker een groot plan; ziet hij er treurig of verdrietig uit, dan zegt men: omdat de zaken slecht gaan. Zulke geruchten ontmoedigen, zij gaan al3 een loopend vuurtje door het leger en komen ein delijk in het vijandelijk kamp. Daarom moet een be velhebber een komediant zijn en zijn gezicht zoo zet ten, als de rol het eischt, welke hij wil spelen. „Een bevelhebber moet zijn plannen met groote om zichtigheid overwegen, hij moet behoedzaam overleg gen, maar bij acties of in batailles en in onvoorziene gevallen snel beraden optreden. Geloof maar, dat het beter is, een slecht besluit te nemen en dadelijk uit te voeren, dan heelemaal geen besluit te nemen." Vastberadenheid van den leider doet in den oorlog wonderen. Maar ook een groot voorstellingsvermo gen is noodzakelijk. „Ik wist niets van den vijand", zeide Napoleon eens, „ik kende de groote fouten, welke ik bestraft heb niet te voren, ik heb alleen maar op de kaart zitten turen." Dat is het juist een kaart In zijn verbeel ding met troepen te kunnen bevolken en dan een visie te krijgen van den slag, waarvan het oog nog niets kan zien. Oorlogvoeren is geen wetenschap het is een kunst. Met een oogopslag moet de veldheer de reusachtige legers kunnen overzien, en met vasten wil daarnaar handelen. Hij moet als een goed verslaggever tijdens een redevoering als het ware voelen, wat komen zal. Toen von Möltke den 3den Juli 1866 op de hoogte van Sadowa stond, de zaak er slecht voor scheen te staan, en iedereen zich bezorgd af vroeg, hoe het af- loopen zou en wat er gebeuren moest zeide hij kalm: „Uwe Majesteit heeft den slag gewonnen." In de persoonlijkheid van den veldheer ligt voor het allergrootste deel het lot van het leger, dat is van het rijk, van het volk. Er hangt thans een gordijn voor hetgeen er daar in het Zuiden geschiedt Wanneer dat zal zijn opgetrokken, wanneer de millioenenlegers zullen zijn slaags geweest, dan maar ook eerst dan zullen we vernemen, of onze tijd ook veldheersgenieën heeft opgeleverd en of het mogelijk is gebleken, dat één enkel man het reusachti ge strijdperk overziet, dat één enkel man over de heele linie zijn wil kan doorzetten. HET VOORBEELD VAN EUROPA. Sir Asquith, de Engelsche minister-president, heeft het volgend schrijven gericht aan den minister van Oorlog: „Ik heb met de grootste vreugde kennis genomen van het telegram, hetwelk Uwe Excellentie mij ge zonden heeft, en ik haast mij, u mededeeling te doen van de groote bewondering, die ik gevoel voor den schitterenden moed en de energie, waarvan de Bel gische natie, haar koning, haar regeering en haar leger blijk geven. De beproevingen, die zij lijden, verzekeren hun mijn diepste sympathie. De heldhaftigheid der Belgen, de stoutmoedigheid, waarmede zij zich verdedigen, toonen, hoe innig hun ne liefde voor hun onafhankelijkheid en hun vrijheid is. Dit is het beste bewijs, dat Engeland gelijk heeft gehad met partij voor België te kiezen en het interna tionaal verdrag te verdedigen. Het voorbeeld hetwelk België bij den aanvang van dezen oorlog heeft gegeven, zal, ik ben er zeker van, een voorbeeld zijn voor alle vrije naties in Europa. SCHENDING VAN OORLOGSGEBRUIKEN. De enquête-commissie ter hanhaving van de oor- logswetten (naar men weet, ingesteld op iniatief van Carlon de Wiart), heeft een aantal feiten verzameld ten laste van de in België zijnde Duitsche troepen. Zij wijst op de inbeslagneming der gemeentelijke kas sen, op die van de fondsen der agentschappen van de Nationale Bank, op vele schendingen van verschillen de bepalingen van oorlogsrecht en oorlogsgebruik. Zooals de executie van gevangen militairen, het schie ten op leden der ambulances, die gewonden ophaal den, op de ambulances zelf, het verbranden van hui zen, de represailles na beëindiging van het gevecht, het schieten op vreedzame burgers. De Commissie protesteert eveneens tegen het vasthouden van gijze laars in Luik en Belgisch-Luxemburg. DE ONTSCHEPING VAN DE ENGELSCHE TROEPEN. Een correspondent van het „Journal" vertelt van de orde en de snelheid, waarmede de ontscheping van de Engelsche troepen geschiedt. Deze ontscheping begon in den nacht van Zaterdag op Zondag met het landen van kleine afdeelingen op de Belgische kust tusschen Oostende en Zeebrugge. In de daarop volgende nach ten voeren eveneens geheimzinnige schepen tusschen de Engelsche en de Belgische kust. Alles voltrok zich op zoo snelle en stille wijze, dat de bevolking er eerst niets van had bespeurd. Op de Fransche kust heeft de bevolking het onmiddellijk opgemerkt en zij bereidde den Engelschen een geestdriftige ontvangst. Sedert Dinsdag heeft de ontscheping bij het volle daglicht plaats. HET STANDRECHT. Wat mij, aldus de oorlogscorrespondent der Prov. Gron. Crt. de heer Em. Kuijper, het diepst getroffen heeft is de ontzaglijke meedoogenloosheid van het standrecht. De bewoners van het Zuiderland hebben de onvergeeflijke domheid begaan zich bij wijze van franctireurschap met den oorlog te bemoeien. De dorpen, die zulks nagelaten hebben, voeren daar wèl bij en nog heden zag ik op de breede deuren die toegang geven tot de binnenhoven van de Lulker- D a g e lij k s bestaat gelegenheid tot het nemen van een abonnement op de „Alk- maarsche Courant." Het reeds verschenen gedeelte van een kwartaal wordt niet in rekening gebracht. De „Alkmaarsche Courant" bevat dage lijks o.m. de laatste telegrammen van het oorlogsterrein. Voor een geregelde bezorging worden alle mogelijke maatregelen genomen. De Burgemeester van Alkmaar brengt ter kennis van degenen die ter gemeente secretarie een verzoek om VERGOEDING hebben ingediend, dat de uitbetaling dier vergoeding, voor zoover de verzoeken zijn ingewilligd toten met 16 Augustus, zal plaats hebben ten STADHUIZE te ALKMAAR op MAANDAG 17 AUGUSTUS a.s., voor zoo ver de LANDWEER betreft van 10-11 uur en voor zoover de MILITIE betreft van 11-12 uur voormiddags. Alkmaar, 14 Augustus 1914. De Burgemeester voornoemd, G RIPPING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat de Ua- .naa.lka.de tusschen de Bokkebrug en de Doelenkluft tot nadere aankondiging voor het rljtuigverkeer Alkmaar, 12 Augustus 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Belanghebbenden wordt medegedeeld, dat zij, die den gemeentelijken hoofdcur sus te Alkmaar wenschen te volgen, welke September zal aanvangen, zich kunnen aanmelden bij den Heer J. MEDEMBLIK, directeur te Ursem, die bereid is nadere inlichtingen te verstrekken. Burgemeester en Wethouders van Alk maar brengen ter algemeene kennis, we gens aansluiting aan het Hoogspanningsnet door de gemeente Heiloo, dat dit net op Zon dag 16 Augustus a.s., van des voormiddags 5 uur tot des voormiddags 11 uur BUITEN STROOM zal worden gezet. Alkmaar, 13 Augustus 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. landsche hoeven, geschreven: „Dieses Haus zu scho nen: die Leute sind recht liebenswurdig für unsere Verletzten" of wel: „Bitte zu schonen," volgt 'n onder teekening. Wee echter het lot diergenen, die verzet pleegden of tegenover de overwinnaars van het land de strij dende hand ophieven. Hun lot was verschrikkelijk. De rijen lijken voor sommige muren, de gehangenen hier en daar, wezen er op hoe verschrikkelijk gestreng hoe onverbiddelijk in dezen krijg het standrecht toe passing vindt. Er is thans eenige wijziging gekomen in den toe stand, doordien de Duitschers bevel hebben gekregen, om de verdachten en schuldigen te voeren voor het Divisionsgericht, alvorens ze gefusileerd mogen wor den, zoodat ieder krachtens standrecht gevangen ge nomen persoon door eene vierschaar berecht wordt en de tegen hem geuite beschuldiging behoorlijk wordt onderzocht. Deze order is Zaterdag uitgevaardigd. Ook zou de strop niet meer als executiemiddel worden gebezigd. Vrijdag nog hadden aan weerszijden van de Maas executies door middel van ophanging plaats gehad. Omtrent een dier gevallen vernam ik, dat In een dorp de Duitschers aanvankelijk rustig werden ont vangen, doch reeds den volgenden dag kwam er ver- Aangiften voor nieuwe abonnementen bij de Admi nistratie Voordam C 9, bij de Agenten en Brieven gaarders.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1