DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Buropeesclie Oorlog,
No. m
Honderd en zestiende jaargang»
1914
WOENSDAG
n SEPTEMBER.
Nieuwe Abonnementen.
De Duitschers en de Engelschen.
Duitschland en de verbondenen.
De Oostenrijkers en de Russen.
Oostenrijk-Serrië.
VARIA.
ALKMAAR, 23 September 1914.
De strijd ter zee vraagt vandaag allereerst de aan
dacht. Nadat het geruimen tijd Btll op zee geweest
was, zijn er de laatste dagen berichten over maritieme
acties gekomen. Eerst liet de Engelsche censor deze
week berichten door over den kleinen Duitschen krui
ser „Emden", die eenigen tijd geleden reeds een vijan
delijk schip in de Chineesche zee kaperde en daarna
in de golf van Bengalen er In slaagde zeven Engel
sche stoomschepen tot zinken te brengen, hetgeen de
Daily Chronicle met verbazing doet vragen of er in
zulk een drukken belangrijken handelsdoorgang zoo
weinig Britsche, Fransche en Japansche kruisers aan
wezig zijn, dat in dezen tijd van draadlooze telegrafie
een enkel vijandelijk schip dag aan dag ongestraft
Britsche handelsschepen kan doen zinken.
De „Dresden" ontsnapte uit Kiautsjau en heeft,
zegt het Engelsche blad, ons in vijf dagen reeds een
schade van vele millioenen ponden opgeleverd, zoodat
gevraagd mag worden, of niet het reeds gevolgde
stelsel van convooien niet meer algemeen toegepast
moet worden. Toen kwam het bericht over het gevecht
bij Zanzibar, waarin de Duitsche kruiser Königsberg
de kanonneerboot Pegasus verraste en onklaar maak
te, vervolgens de gunstiger tijding, dat aan de vroe
gere Cunard-boot, de Carman ia op de Oostkust van
Zuid-Amerika een Duitschen hulpkruiser in den
grond boorde. Maar thans wordt er melding ge
maakt van het gevoeligste verlies, dat de Britsche
vloot tot dusverre heeft geleden: drie pantserkruisers,
de Hoghue, de Aboukir en de Cressy, schepen van
12.200 ton, terwijl het grootste Nederlandsche schip
6525 ton meet, zijn in één klap in de Noordzee ver
loren gegaan.
De omstandigheden waaronder dit is geschied, zijn
niet heel duidelijk.
Uit de vele verhalen valt op te maken, dat de drie
Engelsche schepen, deel uitmakende van een eskader,
twintig mijlen N. t. W. van den Nieuwen Waterweg
zijn verrast door een aantal Duitsche onderzeeërs,
die voortreffelijk werk verricht hébben. Hoeveel on
derzeeërs er waren is niet bekend en ook niet hoeveel
er verloren zijn gegaan of hoeveel er weer boven wa
ter zijn gekomen Maar aangenaam doet het aan te
vernemen, dat er onder de Nederlandsche vlag weer
liefdediensten zijn verricht, dat Nederlandsche sche
pen zich oyer de opvarenden hebben kunnen ontfer
men, dat Engelsche schipbreukelingen in IJmuiden en
in de Hoek van Holland in veilige havens zijn geko
men, waa rhun een liefderijke verzorging wachtte. Ge
lukkig bleven wij tot dusverre buiten den oorlog.
Maar als kleine, neutrale natie, vinden wij zoowel wat
den krijg te land als dien ter zee betreft, veel te doen,
waardoor wij kunnen toonen, dat er nog menschlie-
vendheid en hulpbetoon bestaat en die gelegenheid
wordt steeds door ons met beide handen aangegrepen.
Moge Nederland blijven de rots te midden van de
branding rondom, welke een toevluchtsoord is voor
hulpbehoevenden en steunzoekenden, die haar kunnen
bereiken 1
Gisteren schreven we over het moorddadig, in hoo-
ge mate lichamelijk en zedelijk afmattend vechten aan
de Aisne, vandaag is er reden om eens even stil te
staan bij den zeeoorlog, met name zooals hij tegen
woordig gevoerd wordt met behulp van de onderzee-
sche booten. In de verhalen, welke er over de Engel
sche ramp, heel wat erger dan de Duitsche ramp bij
Helgoland, worden gegeven en welke elders In dit
blad worden samengevat, treffen ons enkele omstan
digheden: dat de Engelsche schepen bij helder weer
's morgens voeren, dat de „Aboukir" in vijf minuten
tijds in de diepte verdween, dat de andere Engelsche
kruisers hoegenaamd geen vijandelijke schepen merk
ten, dat zij de „Aboukir" op een mijn gestooten dach
ten, dat zij hun booten uitzetten om hulp te bieden
en dat zij zelf spoedig ook geraakt werden en zonken.
Wanneer men zich al die omstandigheden eens goed
voor oogen heeft gesteld, dan zal men zich wel kun
nen denken, dat de zeelieden der oorlogvoerende na
ties wel zenuwen als kabeltouwen moeten hebben, om
niet reeds door de wetenschap, dat gevaren hen van
alle kanten omringen, ten onder te gaan. Van bom-
men-werpende luchtschepen schijnt voorloopig nog
niet veel te vreezen te zijn, het gevaar boven het water
is dus niet groot, maar op het water kan de vijand
elk oogenblik komen opdagen en onder het water kan
hij dood en verderf hebben gebracht, voordat zijn aan
wezigheid zelfs nog maar is gemerkt. In dezen oor
log is ter zee het gevaar over dag even groot als bij
nacht en wanneer men zich herinnert hoe de Russen
onder Rodjestwenski indertijd 's nachts bij Huil al
torpedobooten zagen, zonder dat ze er waren, zal men
kunnen begrijpen welk een gezichtsbegoochelingen
en welk een angstvoorstellingen zich in dezen oor
log zullen moeten voordoen. Trouwens wie wel
eens verslagen van marine-manoeuvres heeft gelezen,
weet, hoe inspannend het reeds in vredestijd voor den
uitkijk is, naar de dunne buis van een onderzeeër te
moeten spieden en hoe bij oefeningen herhaaldelijk al
lerlei onschuldige voorwerpen (drijvend hout, kurk
e- d.) als aanwijzingen voor onderzeeërs werden ge
signaleerd! En hoe dikwijls bleek het bij manoeuvres
onmogelijk, de nadering van onderzeeërs te kunnen
melden zonder dat er een signaal was gegeven,
bevonden de onderzeeërs zich vaak te midden van een
eskader. In het Maandblad „Onze Vloot, van De
cember 1911 wordt verteld van marine-manoeuvres
bij IJmuiden. Hr. Ms. „Piet Hein" zou door onze on
derzeeboot no. 1 worden aangevallen. Een groep
torpedobooten van drie stuks voer verspreid vooruit
om te trachten den onderzeeër te ontdekken en de Piet
Hein te beschermen. Honderden paren oogen aan
boord van de torpedobooten en op de Piet Hein tuur
den over de watervlakte, zegt de schrijver, en ziedaar
plots achter onze linie van beschermers, dook het zee
monster uit het water op, ten teeken dat het ons had
getorpilleerdwij waren in oorlogstijd verloren ge
weest.
Men zal misschien vragen, hoe het mogelijk is, dat
zoo'n kleine onderzeeër een kruiser en naar spoe
dig ook wel zal blijken een slagschip van het Dread-
nought-type eveneens tot zinken kan brengen. De
torpedo maakt dit mogelijk. Jarenlang was het kanon
het eenige gevechtswapen ter zee, totdat als bescher
ming daartegen de bepantsering werd toegepast. Toen
kwam de wedstrijd tusschen projectiel en pantser, uit
welken wedstrijd het tegenwoordige pantserschip en
o. m. de torpedo is voortgekomen. In den Japansch-
Russischen oorlog was de torpedo nog een onzeker
wapen, omdat de verhouding van het aantal schoten
tot dat der treffèrs zeer ongunstig was. Maar elke
oorlog brengt iets nieuws: nu eens een nieuw soort
geweer, dan het machinegeweer of de shrapnells, en
het laatste woord van de marine schijnt op dit oogen
blik de moderne torpedo te zijn. Onlangs werd in het
technisch blijblad van de Kampioen over de torpedo
geschreven (28 Aug. 1914) en daarin werd het toestel
beschreven als een sigaarvormig stalen reservoir, ver
deeld in drie afdeelingen. De voorste, welke den vorm
heeft van een granaat, is gevuld met een lading schiet
katoen tot een gewicht van 108 tot 130 kilogram. De
punt van de torpedo is voorzien van een contactstift,
die bij de botsing met een hard voorwerp de spring
lading tot ontploffing brengt
Achter deze afdeeling bevindt zich het reservoir,
waarin zich tot een paar honderd atmospreren sa
mengeperste lucht bevindt; dit reservoir is de ketel
van de machines, die in de derde afdeeling zijn on
dergebracht, en bestaan uit een turbine-motor, die de
schroef in beweging brengt, een kleinen motor* die het
horizontale en verticale roer bedient, een slingerwerk
tuig en een gyroscoop, die de torpedo na het afvuren
in de aangegeven richting houdt.
De geheele inrichting is hoogst vernuftig en vol
gens deskundigen zoo volmaakt, dat het er tegen
woordig slechts van afhangt goed te mikken, om het
doel met den torpedo te treffen; de lading is zoo
krachtig, dat zij onder de waterlijn tegen den scheeps
wand ontploffende het zwaarste schip tot zinken
brengt
De onderzeebooten nu bezitten een aantal buizen,
waardoor de torpedo's kunnen worden weggeschoten.
De Engelsche vloot heeft de meeste onderzeeërs,
n.l. 77, Frankrijk heeft er 55 (omdat men te Parijs
zich altijd wapende om een Engelschen kustoverval
te kunnen doenl), Duitschland slechts 28.
De Engelschen hebben den Duitschen kruiser „He
la" met hun onderzeeër „E 9" tot zinken gebracht, zij
hebben den Duitschen onderzeeër „U 15" in den
grond geboord, de Duitschers deden hetzelfde met
den Engelschen kruiser „Pathfinder", maar thans heb
ben de Duitschers de schade dubbel en dwars inge
haald door een stoutmoedige onderneming, waarvan
we spoedig nadere bijzonderheden zullen vernemen
merkwaardig genoeg bewaart Duitschland tot duB-
verre het diepste zwijgen over deze overwinning.
Dezer dagen waarschuwde de Duitsche kapitein ter
zee Persius in het „Tageblatt" nog, dat zijn landge-
nooten niet ongeduldig moesten worden: „Men moet
blijven hopen, dat de Engelsche vloot in de Noordzee
op de een of andere wijze verzwakt wordt"
Een van de wijzen heeft thans succes opgeleverd.
Doch Engeland zal niet nalaten, zoodra de gelegen
heid daartoe maar eenigszins gunstig is, revanche te
nemen, omdat 't prestige van 't land, dat immers „de
wateren beheerscht" door de tegenslagen der laatste
dagen een emstigen schok krijgt en de stemming der
Britsche bevolking, welke hetv olste vertrouwen stelt
in haar machtige vloot en de dappere bemanning,
door zulke tegenspoeden meer heeft te lijden dan door
de daden van het Engelsche expeditieleger in Noord-
Frankrijk kan worden vergoed.
DRIE ENGELSCHE KRUISERS GEZONKEN.
Gistermorgen zijn in de Noordzee, ongeveer 20
mijl Noord ten Westen van den Nieuwen Waterweg,
üe drie Engelsche pantserkruisers „Hogue", „Abou-
nir" en „Cress" door een of meer Duitsche onderzee
booten getorpilleerd en to tzinken gebracht.
Des morgens ongeveer zes uur werd de „Aboukir"
op verschillende plaatsen getroffen en het schip ver
dween na vijf minuten in de diepte. Ook de „Hogue"
werd eenige oogenblikkeu later geraakt en niet lang
daarna zonk oo^ deze kruiser.
De „Cressy" had, volgens een der berichten, nog
gelegenheid vermoedelijk twee Duitsche onderzeeërs
in den grond te boren en het Engelsche eskader te
waarschuwen, toen ook deze kruiser, om ongeveer
acht uur in den grond geboord werd.
De overlevenden werden door verschillende sche
pen opgepikt.
Het in IJmuiden binnengekomen stoomschip „Flo
ra", van de Kon. Ned. Stoomvaartmaatschappij, had
eenige scheepsbooten van den vernielden kruiser op
gepikt, aie te zamen 287 man bevatten. De „Titan"
nam 114 drenkelingen aan boord, die echter grooten-
deels aan de Britsche marineschepen werden overge
geven.
Aan den Hoek van Holland werden door het schip
nog 20 overlevenden, onder wie één gewonde en vijf
dooden, aangebracht. De meesten der overlevenden
waren ongekleed en werden in IJmuiden voorzien van
kleeding; sommigen werden bi] gebrek aan iets an
ders in Hollandsche uniformen gestoken. Ze werden
ondergebracht in het Roode-Kruis-gebouw, waar ze
versterkt werden. De gezonden werden toen onderge
bracht in verschillende hotels in IJmuiden, In het lo
kaal der Jongelingsvereeniging en op het landgoed
„Duin-en-Kruidberg", van den heer Cremer, die 38
matrozen en 2 officieren opnam.
De gewonden werden in het Roode-Kruis-gebouw
ondergebracht, in het Witte-Kruis-gebouw werd nog
een gewonde opgenomen.
In het Roode-Kruis-gebouw lagen er in een zóó die
pen slaap, dat niets hen kon storen. Anderen wilden,
alvorens te gaan slapen, nog even naar het vaderland
berichten, dat ze behouden aan wal waren gekomen.
Een van hen was onder het schrijven in slaa pgevallen
en de dokter en de zusters lieten hen maar slapen, om
dat dit hun behoud is.
Een der geredden had nog de Britsche marinevlag
van zijn kruiser kunnen redden. Deze lag vóór hem
op de wollen deken uitgespreid en voortdurend streel
de hij ze, trotsch, dat hij ze later weer naar hetvader-
land zou kunnen terugbrengen.
De „Titan", die in Hoek van Holland binnenviel,
rapporteerde, dat ze om ongeveer acht uur gistermor
gen de drie Engelsche schepen één voor één zinken
zag. Ze spoedde zich naar de plaats van het onheil,
waar ze zich weldra te midden van wrakhout en dren
kelingen bevond. De reddingbooten werden uitgezet
en keerden vol met drenkelingen terug.
Eenige Engelsche torpedobooten, die ter redding
kwamen opdagen, verschenen echter te laat. De torpe
doboot „Lucifer" verzocht een aantal geredden aan
boord te mogen overnemen, waarop 89 schipbreuke
lingen aan boord van den Engelschen torpedoboot
werden overgebracht. De overigen waren niet in
staat op de „Lucifer" over te gaan.
Een der geredden, een jonge matroos, van 16 h 17
jaar, zwom, toen zijn schip zonk, naar den tweeden
kruiser. Deze werd eveneens in den grond geboord
en de matroos zwom naar den derden kruiser, die
hem opnam en bijna onmiddellijk daarop vernield
werd.
Een andere drenkeling werd aan boord opgenomen
van den sloep, door de „Titan" uitgezet. Bij het
overbrengen op dat schip viel hij echter in zee, hij
greep een touw; de sloep, die tegen boord sloeg,
kneep hem echter den ar maf en hij verdween in de
diepte.
Hedennacht werden nog eenige visschersschepen In
IJmuiden verwacht, die vermoedelijk eveneens een
aantal geredden aan boord zouden hebben.
De drie kruisers, die vergaan zijn, waren alle drie
pantserkruisers van hetzelfde type. De „Cressy" liep
in 1899 van stapel, de beide andere in 1900, en had
den een tonnenmaat van 12.200. Elk telde een beman
ning van 755 koppen, zoodat ongeveer 1800 man ver
dronken zijn.
De kruisers waren gewapend met 2 kanonnen van
23.4, 12 van 15.2, 12 van 7.6 en 3 van 4.7 c.M. Verder
waren ze voorzien van twee machinegeweren en twee
onderwater-torpedolanceerbuizen van een kaliber
van 45. Elk schip had vier schoorsteenen, was 134 M.
lang, 21.2 M. breed en had 8 Meter diepgang. De
maximum-pantsering van de waterlinie bedroeg 152
m.M.; ze strekte zich echter niet over de geheele leng
te van het schip uit.
DE SLAG IN NOORD-FRANKRIJK.
Het officieele Fransche communiqué van gistermid
dag drie uur toont aan, dat de groote veldslag nog
steeds niet tot een definitieve beslissing heeft geleid.
Op den Franschen linkervleugel hebben de verbon
denen vorderingen gemaakt aan de Oise.
In het centrum zijn overal verwoede gevechten ge
leverd, die echter geen wijziging van beteekenis heb
ben gebracht in den stand van zaken.
In Lotharingen zijn de Duitschers iets opgeschoten.
Zij zijn opnieuw de grens overgekomen en hebben
Domêvre-en-Haye, 20 K.M. ten noorden van Toul, be
zet.
Op 20 en 21 September hebben de Franschen veel
krijgsmaterieel vermeesterd en vele gevangenen ge
maakt
DE VERWOESTING VAN DE KATHEDRAAL
TE REIMS.
Een officieel Duitsch bericht zegt:
De Fransche regeering heeft zich helaas niet ont
zien de feiten te verdraaien door de bewering dat de
Duitsche troepen zonder militaire noodzaak de kathe
draal van Reims tot doelwit van een stelmatig bom
bardement hebben gemaakt.
Reims is een vesting, die de Franschen nog de laat
ste dagen met alle beschikbare middelen hebben ver
sterkt ter verdediging van hun huidige stelling.
Bij den aanval op deze stelling is het bombardement
van Reims helaas uit militair oogpunt noodzakelijk
geworden. Er waren bevelen gegeven de beroemde
kathedraal te sparen. Als het niettemin waar is, dat
bij den door den strijd veroorzaakten brand van
Reims ook de kathedraal heeft geleden, wat wij thans
niet kunnen beoordeelen, dan zou niemand zulks
Nieuwe Abonné's op de „Alkmaarsche
Courant" voor het volgende kwartaal (4e)
ontvangen de nog in deze maand ver
schijnende nummers kosteloos en
franco.
De „Alkmaarsche Courant" bevat dage
lijks o.m, de laatste telegrammen van het
oorlogsterrein.
meer betreuren dan wij. De schuld treft alleen de
Fransehen, die Reims tot vesting en steunpunt hunner
verdedigende stelling hebben gemaakt. Wij moeten
met nadruk protesteeren tegen de bewering dat Duit
sche troepen uit vemielingswoede, zonder dringende
noodzakelijkheid, gedenkteekenen van geschiedenis en
bouwkunst vernielen."
Ook de Londensche „Times" vermeldt, dat de
Franschen de beschieting hebben uitgelokt, door hun
artillerie in Reims op te stellen en van daar uit de
Duitsche stellingen te beschieten.
Een bericht uit Duitsche bron zegt: De bevelheb
ber van de Duitsche troepen voor Reims is hertog Al-
brecht van Wurtemberg, een zwager van den ver
moorden Oostenrijkschen troonopvolger, en vroom
katholiek. Hij had uitdrukkelijk bevel gegeven de ka
thedraal te sparen.
JAROSLAW DOOR DE RUSSEN BEZET.
Een Russisch bericht meldt, dat de Russische troe
pen een versterkte positie te Jaroslaw, een belangrijke
spoorwegknoop, bezetten, waarvan het brughoofd de
San en het verkeer over deze rivier beheerscht De
Russische vlag waait boven de stad.
EEN SLAG AAN DE DRINA.
Een buitengewoon bloedig gevecht, dat reeds ver
scheidene dagen duurt, wordt geleverd bij Kroepanje
aan de Drina. De Oostenrijkers ten getale van 150.000
man, met talrijke artillerie, werden door de Serviërs
verslagen.
Dit gevecht beteekent de laatste wanhopige poging
van dë Oostenrijkers om in Servië door te dringen,
zegt een telegram uit Nisj.
De Servisch-Montenegrijnsche troepen rukken thans
op in Bosnië. De Montenegrijnen, onder aanvoering
van den Servischen generaal Boja Jankovitsh, bevin
den zich op 15 kilometers afstand van Serajewo.
EEN HOLLANDSCHE ONDERZEEëR
IN DE ZEVENTIENDE EEUW.
Onder dit opschrift kwam de vorige week een arti
keltje voor, dat melding maakte van het bericht in de
buitenlandsche bladen, dat ons land reeds in de 17e
eeuw een onderzeeër had. Volgens een artikel van
den Holsteinschen predikant Rist trok Holland gedu
rende den tweeden Engelschen oorlog met een heu-
schen onderzeeër ten strijde. Of liever men wilde er
mee ten strijde trekken, de proeven waren uitstekend
geslaagd, maar practische moeilijkheden hadden zich
voorgedaan. Daar Holland een voordeeligen vrede
sloot, had het, zoo schrijft dominee Rist, de onderzee
ërs niet meer noodig. De proefnemingen zijn ge
staakt, maar de grond-idee van de onderzeeërs is
door de Hollanders aangegeven en ze zijn dus als de
uitvinders te beschouwen.
Het bericht zal ménig lezer, hoe vleiend het ook is
voor onze nationale eigenliefde, wel een lachje heb
ben ontlokt. In het buitenland wordt ons zoo vaak
iets niet altijd even vleiends toegedicht, dat al
licht gedacht "zal zijn, dat de Holsteinsche predikant
met een fantasie is toegerust, welke ons nu eens een
beetje in de hoogte wilde steken. Er komen in dezen
tijd bijna evenveel tegenspraken als berichten en dan
neemt iedereen een mededeeling als die van pastor
Rist niet even ernstig.
Echter in dit geval heeft hij dan toch verkeerd
gedaan. De bekende in 1572 te Alkmaar geboren Kor-
nelis Drebbel, die zoovele gelukkige proeven en uit
vindingen deed,heeft ook succes gehad met zijn po
gingen een boot te vervaardigen, waarmee men onder
water kon roeien. In het „Algemeen Woordenboek
van Kunsten en Wetenschappen, voor den beschaaf
den stand en ten behoeve des gezelligen levens", bij
eenverzameld door Gt. Nieuwenhuis, leest men:
„Drebbel, zoo zegt men, vervaardigde een schip,
waarmede men van Westminster tot aan Greenwich,
een afstand van bijna 3 uren, onder water konde roeij-
en, en waarin men zonder kaars konde zien en in een
boek lezen. Dit schip zag men nog, verscheidene ja
ren na den dood van Drebbel, aan den oever van den
Teems liggen."
Dr. H. A. Naber zegt in zijn in de Wereldbiblio
theek verschenen werkje „De ster van 1572" (Cornelia
Jacobsz. Drebbel, 15721634) in het hoofdstuk, dat
aan de boot van Drebbel is gewijdAls een paal b o-
v e n water staat het feit, dat Drebbel 3 uur lang met
12 roeiers onder water is gebleven en daarbij den
grooten afstand van Westminster tot Greenwich heeft
afgelegd. Al heeft misschien de stroom en het getij
meegeholpen, spierarbeid van belang moet verricht
zijn voor onderduiken, bovenkomen enz., maar ver
onderstelt men, dat Drebbel zelf meeroeide in de boot,
waarvan in het boekje een teekening, volgens gissing
van den schrijver, voorkomt en de koning (Jacobus I
van Engeland, die zich zeer voor D. interesseerde en
op de teekening voorkomt) ook, dan heeft men voor
de 12 roeiers in die 3 uur toch moeten bergen 3 X 12
X 100 3600 liter zuurstof.
Dr. Naber komt tot de conclusie, dat het gas moet
zijn samengeperst geweest in een reservoir onder de
boot. Bay ie zegt dan ook: het was iets uit een ge
sloten flesch. Zoo had men geen moeite door em-
Aangiften voor nieuwe abonnementen bl] de Admi
nistratie Voordam C 9, bij de Agenten en Brieven
gaarders.