DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. niiBEiu mi ino No. 286 Honderd en zestiende Jaargang. 1914. DINSDAG 6 OCTOBER. LANDWEER en MILITIE. Leze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0»80; franco door het geheele Rijk flt— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3, Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALKMAAR, 6 October. Antwerpen Men zegt ons, dat Osman Pasja Plewna met een leger van slechts 30.000 man maandenlang heeft ver dedigd, men herinnert er ons aan, dat de Japansche generaal Nogi 210 dagen noodig heeft gehad om Port Arthur te nemen, om ons te doen overtuigen^ dat Ant werpen het ook wel maanden zal kunnen volhouden. Zou men zich echter niet evengoed kunnen beroe pen op het woord van Jules Favre, die in 1870 ver klaarde: „na de forten de borstweringen, na de borst weringen de barricades." Zóó wordt geen vestingoór- log meer gevoerd. Het geweldige vèr-dragende ge schut van onze dagen werpt theorie en practijk uit vroegeren tijd omver, legt aan de heldhafstigste ver dedigingsplannen het zwijgen op. Nadat eenmaal een bres in den buitensten fortengordel geschoten is, is er geen houden meer aan de vesting. Het kanon van Krupp en Skoda heeft op het verdedigingsstelsel van Brialmont de zege behaald. Wist men wel, dat deze beroemde vestingbouwkundige in Venlo was gebo ren? In 1843, op 22-jarigen leeftijd, werd hij luitenant in het Belgische geniekorps, studeerde en schreef veel over de landsverdediging, en werd de schepper van de bevestiging van Antwerpen. In 1883 werd hij door Roemenië als eerste autoriteit uitgenoodigd om plan nen ter verdediging van rijk en hoofdstad uit te wer ken. Hij nam deze eervolle onderscheiding aan, maar kreeg van zijn eigen regeering ontslag waarschijn lijk vooral, omdat hij zoo veel schreef en openbaar maakte! Toch werd hij in 1884 weer commandant van het 1ste militaire district, werd in r88ó gepension- neerd en overleed in 1903 te Brussel. Vele Antwerpenaren hebben de stad verlaten en wachten in ons land, of in Engeland haar lot af. Zij vertellen, dat de menschen er 's avonds om zes uur niet meer buiten mogen komen, dat er geen lichten mogen branden in de huizen en dat de prise d'eau der waterleiding vernield is. Hoe men er leeft, vreest en hoopt blijkt het best uit het volgende stukje van de welwillend ter onzer beschikking gestelde „Nieuwe Gazet" van Zondag 4 October, welk blad te Antwerpen verschijnt: Deze dag is er een geweest van de twee uitersten: De paniek, volop, tot 's middags en in den achter noen: de hoop op haar schoonst. De proklamatie van den krijgsgoevemeur heeft we mogen het wel zeggen niet weinig menschen op de vlucht gedreven. De treinen reden niet meer, en de stad zaagt ge vol van rijtuigen beladen met koffers en valiezen tot bre- kens toe. In de safe-deposits van de banken was 't een ware bestorming van menschen, die hunnen spaarpot kwa men lichten. Tegen het middaguur waren in alle straten meer dere partikuliere woningen en winkels potdicht geslo ten. Het is zeker dat bij duizenden Antwerpenaren naar Holland zijn gevlucht. Naar Engeland geraken is van hierilit niet meer te doen: De Harwichbooten nemen alleen Engelschen en Franschen mee. Géén Belgen. Zooals wij reeds Donderdag gemeld hebben, was er spraak van dat de Regeering en de Ministeries naar Oostende zouden overgebracht worden. Alles was daartoe nagenoeg reeds in gereedheid gebracht. Er werd verteld dat de vijand de Nethe overgesto ken was en Lier en Waerloos reeds had bereikt. In den vroegen morgen was bevel gekomen, dat al de ainbulancies ontruimd moesten worden, en er werd dan ook al overal een begin gemaakt met de over brenging der gekwetsten naar Brugge. Tegen den middag echter werd dit bevel ingetrok ken en werden de gewonden, die nog niet vertrokken waren, terug naar de ambulancies overgebracht. Even na den middag.... volkomen keering van de tij: Er was bevel gekomen dat de ministerieele buree- len te Antwerpen moesten blijven. Ook sommige vreemde gezantschappen, die reeds maatregelen geno men hadden om te vertrekken, deden alles afzeggen. In de stad werd verteld, dat de Engelsche ande ren zegden de Fransche regeering aan de onze verzekerd had dat de Duitsche rechtervleugel verplet terd was, en dat Antwerpen binnen de vier-en-twintig uren ontzet zou zijn. Heel den achternoen trilde de lucht van hoop en moed. Tegen den avond aan verspreidde zich met de snel heid van het vuur het nieuws dat generaal Von Kluck totaal verslagen zou zijn. Er waren er die spraken van 100,000 gevangenen onder wie twee generaals. En daar kwam dan nog een zegetijding uit België bij: Met behulp van de Engelschen zouden wij de Duit- schers in het Zuiden onzer stelling niet minder dan 10 kilometer achteruit geslagen hebben! Aan ons zeiven werd deze laatste tijding verzekerd door personen die van het slagveld kwamen. Zeker is in ieder geval dat de tijding algemeen was verspreid. Rond zeven uren kwam een aanzienlijke groep on zer soldaten al zingend over de de Keyserlei, en wer den door het volk uitbundig toegejuicht. Op het koninklijk paleis, aan het Stadhuis, en op den toren werd, boven de Belgische driekleur een vlag uitgestoken, wit en rood overhoeksch. Dat is een zegevlag, zeiden de menschen. Op alle kerken werden een uur lang, al de klokken geluid, gewonnen verloren. Dat is triomfgelui. Die nieuwe vlag beteekent echter heel wat anders. Zij beteekent namelijk dat het gebouw, waarop zij wappert, een historisch gebouw is, dat niet voor krijgsdoeleinden wordt gebruikt en waarvoor men aan den belegeraar vraagt, dat hij het bij het bom bardement zou sparen. En als er zoo ijverig geluid werd in de kerken, dan was dat voor den „algemeenen biddag", die voor mor gen uitgeschreven is, en die zonder twijfel nu dade lijk de wereld van oorlogsgeesel zal bevrijden. Zoo leven de arme menschen in onwetendheid en spanning, in vrees en verwachting. Vluchtelingen zijn komen vertellen, dat het er slecht uit ging zien, dat de eigen troepen moesten wijken voor de Duitschers, die met hun overmacht van zwaar geschut een bres in de forten-linie hadden geschoten. Eerst geloofde men het niet en wie 't vertelde, stelde zich aan onaan genaamheden bloot. Liever luisterde men naar verha len van de dapperheid der bezetting der forten, hoe de Belgen van het fort Waelhem den Duitschers in den waan hadden gebracht, dat ze vliichtten, hoe daarop de laatsten tot den stormaanval waren overgegaan en bij honderden werden neergemaaid door de kanon niers, die slechts het gunstigste oogenblik hadden af gewacht. Doch langzamerhand viel het niet meer te ontkennen, dat de aanvallers terrein hadden gewon nen, dat het geweldige gevaar naderbij kwam. Zoodra de Duitschers eenmaal hun geschut binnen den buitensten fortengordel hebben opgesteld, valt niet enkel de beschieting der minderwaardige binnen ste fortenrij, doch ook der stad zelve te wachten. Uit het stukje van de „Nieuwe Gazet" blijkt, dat de bombardementsvlaggen reeds Zaterdag geheschen waren. In geval van een bombardement moeten alle mogelijke maatregelen worden genomen, om de ge bouwen, gewijd aan godsdienst, kunsten en weten schappen, voorts weldadigheidsstichtingen, hospitalen en de plaatsen waar zieken en gekwetsten zijn zooveel doenlijk te sparen, mits deze gebouwen evenwel niet, rechtstreeks nöch zijdelings, tot oorlogsdoeleinden worden gebezigd en mits die gebouwen door duide lijke, tevoren medegedeelde teekens kunnen worden onderscheiden. De bombardementsvlaggen zijn geheschen zal aan Aniwerpens toren ook weldra de witte vlag waai en, ten teeken dat men bereid is tot capitulatie, tot een onderhandeling, ter inleiding van de overgave? Het is te hopen, dat de schoone stad en hare be volking, die alreeds zooveel geleden heeft door de ver nielende, dood en verderf brengende projectielen voor het zware geschut gespaard moge blijven. En er is op het oogenblik geen ander middel voor de verwe zenlijking van deze hoop, dan de erkenning der Belgi sche regeering, dat het geen schande is voor een kind, den strijd tegen een grooten en machtigen man te moe ten opgeven. Het Belgische veldleger mag er zich van overtuigd houden dat heel de wereld het den tol der bewondering zal brengen voor zijn heldhaftig ge drag, bijv. bij Haelen en bij Luik in het begin en tij dens de geduchte uitvallen uit het centraal reduit in den laatsten tijd getoond. Zal er nog lang- worden bezonnen, wanneer morgen of overmorgen het bombardement wordt aangekon digd, of men de stad aan de vernieling zal prijsgeven of wel zal de overheid inzien, dat het geen gebrek aan dapperheid, doch een gebod van het gezond verstand is, een hopeloos bedreigde vesting voor den ondergang te redden? De eerstvolgende dagen zullen het antwoord op die vraag brengen. En dan zullen we tevens vernemen, of het Belgische veldleger om de muren van Antwer pen zal strijden tot het laatste, dan wel of het tijdig zal uitwijken, om zich, als de verbinding tusschen Os- tende en de Scfceldestad door de Duitschers mocht zijn verbroken, over zee, met de bondgenooten te vereeni gen en met hen op ander grondgebied den strijd voort- te zetten tegen denzelfdèn vijand. Men heeft in het optreden der Duitschers tegen Antwerpen een uitvloeisel willen zien van een soort desperado-politiek, dus het willen voorstellen, alsof Duitsch lands positie ernstig bedreigd is en er in ver band daarmede thans alles op 't spel gezet wordt, al les maar met groot risico in de hoop op een zeer twij felachtige winst wordt gewaagd. Deze meening lijkt ons niet juist. Hoe in de toekomst de Duitsche positie kan worden valt natuurlijk geenszins te zeggen, maar op 't oogenblik zijn er geen argumenten aan te bren gen, om haar als vrijwel reddeloos voor te stellen. Veelee ris 't optreden tegen Antwerpen aan te merken als een teeken, hoe terecht of ten onrechte sterk Duitschland zich voelt. De militaire medewerker van 't Tageblatt, de gep. majoor Moraht schrijft bijv: Aan snelheid moeten we een zekere waarde hechten, want hebben wij rug en rechterflank in België eerst vrij, dan komen wij de afrekening met Engeland wezenlijk nader en gaan onmiddellijk invloed uitoefenen op den taaisten en minst nauwgezetten vijand, dien we heb ben." Hoewel men te Parijs en te Londen nog steeds zeer optimistisch gestemd is omtrent de poging der Fran schen om den Duitschen rechtervleugel om te trekken en men blijft verzekeren, dat de omtrekkende beweging zich goed blijft ontwikkelen, wordt die blij moedige stemming geenszins in de officieele commu niques teruggevonden. Veeleer is er op grond van de regeerings-bulletins aanleiding om te zeggen, dat de Fransdien er daar minder goed komen voor te staan. Immers van Duitsche zijde wordt verzekerd, dat gene raal von Kluck zijn actie met succes voortzet in de omgeving van Roye en dat de Franschen daar j.l. Vrij dag zware verliezen hebben geleden, terwijl van Fran schen kant wordt toegegeven dat men op enkele plaat sen terrein heeft verloren en daarna wordt gezegd, dat de strijd voortduurt. Hieruit valt ontegenzeggelijk op te maken, dat de Duitschers er hier beter voor staan dan de Franschen. Slaagt generaal von Kluck erin, bij Roye in het zui den van den vleugel een wig te drijven hem dus van de hoofdstelling af te snijden en hem bij Arras, in het Noord-Westen; waar volgens het Duitsche be richt ook met uitzicht op goed succes wordt gevochten, te omsingelen, dan zouden de Franschen het nadeel van een telang uitgerekte omsingelingsbeweging ern stig gaan voelen. Maar de Franschen zullen wel hun uiterste best doen, om te trachten op deze beide be dreigde punten tijdig versterkingen aan te voeren en daardoor een aanvankelijk Duitsch voordeel weer ge heel verloren te doen gaan gelijk in het gebied van de hoogten aan de Maas, waar ze nu sterk genoeg zijn om de aanvallen der Duitschers voortdurend af te slaan. Terwijl het Duitsche communiqué zegt, dat in Po len de (Duitsch-Oostenrijksche) troepen, die naar den Weichsel oprukken, in contact gekomen zijn met het Russische leger, wordt zorgvuldig gezwegen over de volgens Russische berichten zoo geweldige nederlaag van generaal von Hindenburg wat al heel verdacht isMaar een Russisch communiqué komt vertellen dat er tot 3 October „duizend" Duitschers gevangen ge nomen zijn, hetgeen de geweldigheid der overwinning ook weer op zéér losse schroeven zet en twijfel doet wettigen. Men moet echter nadere berichten af wachten om het raadsel te kunnen oplossen. Duitschland on de verbondenen. DE SLAG IN NOORD-FRANKRIJK. De officieele Fransche mededeel ing van gistermid dag drie uur luidt: Op onzen linkervleugel, ten Noorden van de Ois,e duurt de verbitterde strijd nog steeds voort. De uit slag blijft onbeslist. Op enkele punten hebben wij ter rein verloren. Op het overige deel van het front is niets veranderd. Een Duitsch bericht meldt: De buitengewoon hevi ge gevechten bij Atrecht houden nog steeds aan met uitzicht op goeid gevolg voor de Duitschers. Veld maarschalk von Kluck zet zijn actie op den rechter' vleugel der Duitschers met succes voort in de omge ving van Roye. Laatstleden Vrijdag hebben de Fran schen daar groote verliezen geleden. Een bericht uit Londen zegt: Het hernemen van het offensief door de bondgenooten is hier met groote voldoening begroet als een bewijs dat de groote om- De Burgemeester van Alkmaar brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de 7e ult- keerlng (loopende over het tydvak van 20 September tot en met 5 October) zal plaats hebben ten Stadhnlze op WOM8DAG 7 OC TOBER a.s. voor zooveel de LANDWEER betreft van 10—ll nar en voor zooveel de MILITIE aangaat van 11—12 uur. Alkmaar, 6 October 1914. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. trekkende beweging zich meer en meer naar het noor den uitstrekt. De lengte van het slagfront moet thans meer dan 300 mijlen bedragen. Men meent, dat de Duitschers weldra gedwongen zullen worden op hun eigen grondgebied terug te trekken. TUSSCHEN DE RUINES EN DE LOOPGRAVEN. De bekende Italiaansche journalist Diego Angeli schildert in de „Giornale d'Italia" een groot slagveld in Frankrijk. Wij bevinden ons midden op het slagveld. De grond is met loopgraven doorploegd; de verst verwij derde zijn diep en volgens de regels der kunst gegra ven, de voorste zijn in allerijl gemaakt, terwijl de ko gels er overheen vlogen en de kanonnen bulderden. Overal ziet men de sporen, dat er ontploffingen plaats gehad hebben. Over de geheele vlakte liggen overblijf selen van granaten, gebroken proviand-wagens, ge deelten van uniformen, gescheurde ransels en vele leege flesschen. En verder aan den rand van den weg staan de populieren, doorboord door mitrailleurs of granaten. Op een achtergelaten Duitschen wagen staat nog met groote zwarte letters geschreven90 rantsoe nen pekelvleesch en 45 bussen. Hier en daar liggen de overblijfsels van een maaltijd, in alle haast verorberd, soeplepels staan nog in de ketels, alsof zij wachten op de terugkomst van hen, die ze daar vergeten hebben. In andere loopgraven schijnt men alarm geblazen te hebbes, terwijl de soldaten brieven naar huis wilden schrijven. Die loopgraaf ligt vol met briefkaarten, eenige onbeschreven, sommige half-beschreven, met couverten en aardrijkskundige kaarten. En menigeen heeft daar in de loopgraaf misschien voor het laatst geschreven aan iemand, die den brief waarschijnlijk nooit zal ontvangen. In een anderen loopgraaf is de aanblik veel treuri ger. De soldaten rustten daar uit of verbonden hun wonden. Zij hadden uit hun ransels de verband-pak jes gehaald en werden door het gevecht verrast. Een volledige Roode-Kruis-voorraad ligt op den grond, verband, uniform-mouwen, stukgesneden schoenen, bloedige hemden, alles door elkaar. Hoeveel gewon den, die daar waren, hebben kunnen vluchten? De sporen van den slag zijn verschrikkelijk. Het kleine, te midden van de velden gelegen dorpje, is door de artillerie-kogels doorboord. De slag is bij elk huis, in elke straat gevoerd. De kerktoren is vernield, de klok ligt op straat. De huizen zijn met den grond gelijk gemaakt. Driemaal werd het dorp door de Duitschers verla ten en driemaal werd het weer door hen veroverd. Men vocht in elk huis, in eiken tuin, in eiken hoek. Men ziet opengescheurde muren, verbrand, door gra naten vernield. Op een plek, waar vroeger eens een school was moet wanhopig gestreden zijnde muren zijn met bloed bedekt elke bank werd een barricade. Het geheele dorp is één groote ruïne Wij gingen verder. Overal, waar een huis staat, een dorp of een stadje ligt, krijgt men den indruk alsof er een aardbeving of een ander vreeselijk natuurver schijnsel plaats heeft gehad. Hier en daar staat een kruis inderhaast vervaardigd. Een grooter kruis wijst de plaats aan, waar een offi cier begraven is. De Duitschers en de Belgen. HET BELEG VAN ANTWERPEN. Vogns een officieele mededeeling uit Antwerpen is de toestand in den Antwerpschen fortenkring onge wijzigd. GRUWELDADEN DER BELGEN. Dr. van der Goot vertelt dat hij van gruwelen, door de Belgen op gewonde Duitsche soldaten bedreven, niets heeft bemerkt Een Duitschen dirigeerend ge neesheer verklaarde eveneens geen enkel geval te heb ben opgemerkt, waarbij een gewonden Duitschen sol daat de oogen zouden zijn uitgestoken. Doch ook weet dr van der Goot iets omtrent mis handelingen, door Duitsche soldaten op vrouwen en meisjes gepleegd. Deze gruwel berichten zijn echter alle met goedvin den van den censor gepubliceerd en dientengevolge zou de Duitsche regeering ook al geweten hebben, dat deze berichten onjuist waren. De uitwerking ervan was echter een verbitterde, vijandige stemming onder de Duitsche soldaten. Het „Hbld." meent dan ook, dat het vernielen en verbranden van zooveel dorpen en het dooden van duizenden burgers mede het gevolg is van de ver spreiding dezer gruwelberichten. ALKMAARSCH COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1