Alkmaarsche Huishoud
en Industrieschool.
GOEDKOOPS «HOMLESSEN.
GOEDKOOPE VERSTEL- 6D NAAILESSEN.
DAMES KOOKLESSEN.
GOEDKOOPE KOOKLESSEN.
hamrubriek.
i u m m
H 11
H
ÜP
Jill
Broodvoorziening.
jg jjjj
pip
jg
m,
Een Vagebond.
No. 240. Mn! sa Zesiisndd Jaargang. 1914.
Zaterdag 10 October.
Do'vogels uit onze omgeving.
FEUILLETON.
Koning szijxi
W&& HhiS
Hl
AANVANG van den ai/s-JarlS«n «nrus 1 NOV. e.k.
Onder wijs vakkenvoortgezet onderwijs in Ned.
taal en rekenen, verstellen en naaien van onder-
kleeding.
Costuumnaaien, teekenen, fraaie handwerken, strij
ken en vouweu der wasch.
Aanvangsleeftljd 12, liefst 13 Jaar.
Schoolgeld f 95, voor minvermogenden 1 ao,
110, f ia, f ÏO en 1 4 p. jaar.
AANVANG 26 OCT. Maaudags- en Donderdags
avonds 810 nur, einde van den cursus MAART.
Onderricht wordt gegeven in het knippen en
naaien van een gekleurde tusschenrok en een katoenen
japon, f 8,- per cursus te voldoen in 2 termijnen.
Bij genoegzame deelname,! hierna vervolgcursus voor
het maken van een blouse of japon f 1,30. Leer
lingen van vorige derg. cursussen ontvangen voort
gezet onderwijs in costuumnaaien.
4 (avonden per week, 57 of 7' /v91 uur, aan
vang 26 OCT., einde van den cursus einde MAART.
De kosten bedragen f 0.80 per week, vooruit te
voldoen.
AANVANG DEC. 20 lessen 1 35, 2 lessen per
week, onder schooltijd.
AANVANG NOV. 20 lessen f 4.—, te voldoen
in 2 termijnen, 1 avondles per week.
Aangifte voor al deze cursussen tot 23 OCTO
BER, des Dinsdags 9—12 en 2—4, en Vrijdags op
het spreekuur 24 uur.
Inlichtingen worden verstrekt door de directrice
J. F. BEUMER.
llnrgemeeHter en Wetlionders van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat van Maan
dag 18 October a.s. at tot nader bericht, door
de bakkers ln deze gemeente, ln verband met
de aanwezige voorraden meel, niet anders
zal worden gebakhen en afgeleverd dan
brood, samengesteld nlt 50 gebuild tarwe
meel en 50 o/o ongebulld tarwemeel, tegen
maximum prijzen als volgt: melkbrood 32
cent en waterbrood 10 cent per K.G. (gaar
gebakhen).
B(j uitzondering zal alleen wittebrood
worden gebakken en afgeleverd ten behoeve
van zieken, op geneeskundige verklaring
van een geneesheer.
Alkmaar, 9 October 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
O. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
OCTOBER.
Wijnmaand kunnen we nog noemen de maand-van
de groote vogelmoorden. Niet alleen valt er dan
menig exemplaar door het moordend lood, maar nog
elk jaar verhangen zich duizenden en tienduizenden
lijsters en andere vogels in den strik, waarin het aas
zoo lokkend mogelijk uitgehangen is.
Over vier jaar evenwel zal het verboden zijn de
paardenharen strikken uit te hangen. Van het toezicht
zal het dan afhangen, of deze vogelmoorden geheel
zullen ophouden.
Zie, daar hangt een vogel in zoo'n strik! De strop
zit hem om den hals en het dier is reeds dood. De
pootjes zijn naar boven 'getrokken, en een los bosje
vederen tusschen hals en strik bewijst, dat het beest
heel wat moeite gedaan heeft, om zich los te rukken,
't Is een Zanglijster, wat wel dadelijk te zien is aan
de rosgele ondervederen, die van zwarte vlekjes voor
zien zijn. Even verder hooren we een zacht geklapper.
We gaan op het geluid af, en we zien een tweeden lijs
ter, nog leyend en in twee strikken. Een strop is om
door COLETTE YVER.
Oeautoriseerde vertaling van W. E. P.
25) o
Die roode, groene, grijze en witte uniformen, het
goud van de nestels, de ridderkruisen, die schitterden
op de uniformen, die galons, die zilveren en gouden
opslagen, die veelkleurige epauletten, die gesloten,
strakke gezichten, alles vormde slechts een schitteren
de omlijsting voor de figuur van den koning. Rechtop,
indrukwekkend, met koninklijken gang, het "hoofd ge
biedend achterover, trad hij op "de koningin toe; de
prinsen en hovelingen achter hem richtten hun pas
naar den zijne en nu begonnen de begroetingen.
Langzaam ging men van den een naar den ander, en
zoo regelmatig volgden de bewegingen elkaar op, dat
het bijna scheen, alsof van te voren de maat afgespro
ken was. Het was voor Clara de openbaring van een
onbekende wereld, waartoe zij nooit zou behooren. Zij
voelde, dat zij hier in een andere atmosfeer leefde,
dat de menschen anders waren dan zij, passend bij
hun milieu, maar mijlen van haar af. Hun terug
houdendheid, hun elegance, hun geheele manier van
optreden, vulden elkaar aan en vormden een harmo
nisch geheel. De aanmatigende houding van de
douairières kreeg iets priesterlijks, de hoogheid van de
gemalin van den grootmaarschalk werd schoonheid.
En deze mannen en vrouwen in hun uitgelezen pracht,
waren slechts satelliten, die zich bewogen om één zon
den koning.
Zijn langzame gang was majestueus, zonder dat
hij er zich van bewust was of zijn houding bestudeer
de. Alle oogen waren voortdurend op hem gericht.
Glimlachte hij, dan glimlachten twintig menschen;
bij het eerste woord, dat hij sprak, werd alles onmid
dellijk stil. Hij was de afgod.
Plotseling kwam hij regelrecht op Clara af. Een
rilling voer haar door de leden.
een poot dicht gehaald en eén houdt den linkervleugel
vast. Zoo zouden we nog verschillende zanglijsters
kunnen zien, doode en levende, gave en verminkte.
Een hartverheffend werk is het zeker niet, op deze
wijze de vogels van hun vrijheid te berooven.
Daar hangt een kleine vogel, die ook zijn onvoor
zichtigheid al met den waagdood heeft moeten boeten,
't Is een Keep, en aan de vele boogjes, waarvan de bes
sen afgeweten zijn. is het wel te zien, dat hier een
troepje zulke vogels bezig geweest is. 't Gaat niet
gemakkelijk, ze in de strikken te krijgen, daar ze dik
wijls aan de takjes hangen gaan, om de bessen weg te
pikken. Zulke acrobaatjes verstrikken zich niet'
spoedig. Zoo'n Keep gelijkt veel op een Vink. en hij
behoort dan ook tot dezelfde familie, doch dadelijk is
hij te kennen aan zijn witte stuit, en aan de buitenste
staartpennen, die een witte vlek hebben. De snavel,
die in den zomer blauw ziet, is thans geel met een
zwarte punt en onderscheidt zich door bijzondere ste
vigheid. Om den zang behoeft men geen keepen ge
vangen te houden, want ze maken meer een krassend
geschreeuw dan wel een liefelijk geluid,«zooals de Vink
het gedurig hooren laat.
Bij het verder gaan zien we weldra een paar zwarte
vogels hangen. Ze zijn aanmerkelijk grooter dan de
zanglijsters, en nu we er onimddellijk bij zijn, zien
we, dat het eene exemplaar een breed wit schild aan
den krop heeft, het andere heeft lichtere randen aan
de vederen, doch nu we goed toezien, bespeuren we,
dat hier toch ook een schild, maar nog onduidelijk,
aanwezig is. Beide vogels behooren ook tot dezelfde
soort: het zijn Bef lijsters, ook Dominé-, Krans- en
Ringlijsters, en ook nog wel anders genoemd.
Het exemplaar met net onduidelijke schild is een
nog jonge vogel. Deze soort komt hier ieder najaar
slechts zeldzaam voor, in sommige jaiten meer talrijk,
terwijl ook eenige paren in ons Tand broedende zijn
aangetroffen. De Beflijster is toch niet zoo mooi
zwart als het mannetje van den Zwarten Lijster, zoo
als er daar een, met goudgelen snavel, den langen
zwarten staart hippend op en neer beweegt. We ken
nen dezen vogel goed, daar hij zich overal vertoont.
We schenken even aandacht aan dien tamelijk groo-
ten, levenden vogel, die ook in den strik is geraakt,
't Is een keurig dier, een exemplaar van de soort, dé:
Vlaamsche Gaai of Meerkol heet. Een fraaie purper
kleur, eenigszlns in het bruingrijs trekkende, vormt de
hoofdkleur van dezen vogel. In het oog vallend 'is een
lichtblauwe, door zwarte dwarsbanden afgebroken
spiegel op eiken vleugel, waarop nog een tweede, witte
spiegel aanwezig is. Staart- en slagpennen zijn
zwart met grijswit aan de buitenvlag der groote vleu
gelpennen. De zwarte snavel loopt in een haak uit,
terwijl de kopvederen tot een kuif verlengd zijn. Het
is een keurige vogel, doch een groote booswicht, d'e
door zoetlokkende geluiden kleinere vogels in de nabij
heid tracht te krijgen, om ze dan aan te vallen en le
dooden. En niet het geheele slachtoffer wordt dan
steeds door hem verslonden, maar meermalen pikt hij
alleen den bovenkop open, om de hersenen als lekkcr-
beestje te gebruiken en dan het overige cadaver te la
ten liggen. In den broedtijd vreet de Vlaamsche
Gaai ook vele eieren van andere vogels op.
Nauwelijks hebben we den mooien roover bekeken,
of ons oog wordt aangetrokken door vele zeer kleine
vogeltjes, die ijverig en ongedurig langs de takken
gaan en telkens iets wegpikken. Ze toonen zich jveri-
gens vostrekt niet schuw, zoodat we kunnen waarne
men een geelroode streep tusschen twee zwarte strepen
op den den bovenkop, terwijl verder de bovendeden
van deze kleine vogeltjes groenachtig geel en de on
derdeden meer rosgeel zijn. Het zijn voorwerpen van
het Goudhaantje (Regulus regulus), dat ook Gouds
bloempje, Sint-Maartensvogeltje en Mastpiepertje
wordt genoemd. Door het verorberen van insecten,
hun maskers en eieren zijn ze zeer nuttig; ze mochten
zich dan ook reeds eerder in de bescherming der wet
verheugen. Somtijds wordt een exemplaar aangetrof
fen met vuriger rood op den bovenkop en met een
zwarte en een witte streep, die over de teugels tot ach
ter hetvoog loopen. Deze vormt een afzonderlijk
soort, Regulus ignicapillus of Vuurgoudhaantje, doch
komt vrij zeldzaam op den trek voor. De twee soor
ten zijn overigens niet«gemakkelijk te onderscheiden.
We hooren meteen een schetterend geluid van
eksters, en nu we komen op de plaats, waar ze druk
bezig zijn, vinden we een verscheurden lijster op den
grond, terwijl de kop van het cadavertje nog in den
strik hangt. Dat is het werk geweest van den eksters
en misschien hebben er ook wel kraaien aan mee ge
holpen. 't Zijn echte tafelschuimers, die menig boutje
aan den vogelvanger weten te ontfutselen.
Als we aan het einde van het bosch gekomen zijn,
vinden we nog twee lijsters van andere soorten «in
strikken hangen. De eene is tamelijk groot, 't Is een
Mistellijster (Turdus viscivourus), die ook wel Groote
en Dubbele Lijster genoemd wordt. Deze soort komt
hier in veel minder aantal voor dan Zanglijsters en
Merel. De vederen der bovendeden zijn grijsachtig,
die der onderdeden geelwit met donkerbruine vlekken.
De andere lijster is een Kransvogel, ook Veldjakker
genoemd, die zich doet kennen als een dartele en le
vendige vogel. Mantel- en vleugelvederen zijn fraai
donkerbruin, de overige bovendeden grauw. Aan de
„Juffrouw Hersberg, ik ben blij u eindelijk te kun
nen zeggen, hoe het ons heeft verheugd, de koningin
en mij, u bij onze dochter te zien. En ik spreek nu
niet als souverein tot een van onze beroemste geleer
den, maar als vader tot de vrouw, die met zooveel
waardigheid en fijnen tact een plaats aan het hof
weet in te nemen, die door de omstandigheden ver van
gemakkelijk is," Hij glimlachte, keek haar een oogen-
blik met sympathie aan. Het kalme, mooie voorhoofd
tegenover hem trilde even onder het zwarte golvende
haar; met koortsachtig glanzende oogen keek zij
Wolfram aan. Zij vergat haar voorgenomen brutaal
heid en antwoordde:
„Ik dank Uwe Majesteit".
Hij bleef nog bij haar staan.
„Maar die dankbaarheid is aan mij, juffrouw Hers
berg. Mijn kleine Wanda heeft geen vroolijk leven;
zij heeft dien ernstigen inval gehad om zich aan de
studie te wijden; u heeft haar groote vreugde gebracht
Ik heb eerst mogelijke gevaarlijke botsingen gevreesd.
Maar er zijn van die onweerstaanbare, oprechte na
turen, waartegenover men slechts vertrouwen kan
voelen."
Clara maakte op goed geluk af een paar stotterende
tegenwerpingen.
„Ik houd veel van Hare Hoogheid."
Wolfram hernam:
„Ik hoop, dat we nu en dan eens zullen kunnen bab
belen, hetzij 's avonds bij de koningin, hetzij in uw la
boratorium. Ik ben van plan u daar eens te komen
opzoeken; ik heb vroeger het schrijnwerkersvak ge
leerd I"
Beiden glimlachten. Dertig personen sloegen ter
sluiks dit eigenaardige gesprek van den souverein met
die vrouw uit het volk gade. Hertog Bertie stond in
een hoek; zijn Eugelsche uniform leek een roode vlek
tegen den muur; hij.had zijn lorgnet opgezet en zijn
gezicht had een eigenaardige uitdrukking; de douairi
ères verbeten zich van woede. De oude Zoffem stond
recht als een kaars dit tooueel met strengen blik gade
te slaan. De hofdames critiseerden de zwart laken
japon van Clara. Als om Wolframs houding te recht
vaardigen in het oog van de douairières, legde de
koningin haar op fluisterenden toon uit:
onderzijde is de vogel wit met geel en zwarte vlekken
aan keel en krop. Deze soort komt in den winter me
nigvuldig voor, doch bijna altijd op dc weiden, zoodat
slechts zelden voorwerpen in de strikken worden ge-
gen. Vele overwinteren hier. En zoo hebben we
heden in gedachten veel vogelmoorden gezien, die on
ze goedkeuring niet kunnen hebben. Genoegen zal
het zeker doen, wanneer geen strikken meer mogen uit
gehangen worden, al zullen dan ook verscheidene per
sonen hierdoor financieel nadeel ondervinden. Neen,
dan vertoeven we liever aan het strand, waar we ook
nu de keurigste meeuwen in overvloed kunnen aan
treffen. Vooral de Kleine Zeemeeuw of Stormmeeuw
komt in deze maand in zeer groote troepen tot ons. En
wanneer de Noord-Westerstormen het water in de Zui
derzee hoog opvoeren, zoodat alle banken en vlakten
onderloopen, dan komen de stormmeeuwen met haar
blauwachtige boven- en helderwitte ondervederen in
honderden exemplaren op de weiden, zoodat een stuk
land dan soms als met sneeuw overdekt gelijkt. Ook
dwaalt deze soort dikwijls ver het land in en menig
maal ook treft men ze aan boven de stadsgrachten in
gezelschap van Kokmeeuwen, die gedeeltelijk ook hier
overwinteren. Ze missen dan evenwel haar bruinzwar
ten kop en hebben enkel nog maar twee zwarte vlekjes
bij de ooren over. Van stormmeeuw en kokmeeuw on
derscheiden de jongen zich door een zwart achtereinde
van den staart, doch deze kleur heeft bij de eerste
soort meerdere uitgebreidheid dan bij de tweede. De
oude kokmeeuwen zijn steeds te kennen aan het rood
van de pooten.
Ook Mantel- en Zilvermeeuwen zijn hier in ruim
aantal vertegenwoordigd, doch als oude bekenden wil
len we ze alleen terloops begroeten. Ook de enkele
Drieteenige Meeuwen, die nu langs het strand vliegen
schenken we heden niet veel aandacht, daar we die
soort in de volgende maand in veel grooter aantal
kunnen aantreffen. Ook dan zullen we meerdere vo
gelsoorten zien, vanwaar we nu misschien met moeite
een enkele kunnen vinden. Tot in November dus bij
de zee.
J. DAALDER Dz.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 307 (auteur J. Bourquin).
Stand
Zwart: 1, 3, 6/10, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 20/23, 25.
Wit: 29/34, 37, 38, 39, 41/44, 46, 47, 49, 50.
Oplossing
1. 32—27 1. 21:32
2. 37:19 2. 13:35
3. 31—27 3, 22 31
4. 42—37 4. 31 42
5. 29—23 5. 18 40
6. 39—34 6. 40 29
7. 33 22 7. 42 33
8. 22—18 8. 12 23
9. 44—40 9. 35 44
10. 50 10 en wint.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
J. Amelsbeek, C. Betlem Jr., G. Cloeck, D. Gerling,
J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk te Alkmaar,
S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga, Haarlem,
M. Beers, R. W. F. Bosman, Alkmaar en D. Klaij,
Oudkarspel.
TWEE SLAGZETTEN.
De twee slagen, die wij hier laten volgen, zijn
schijnbaar eenvoudig van constructie en toch kunnen
wij op deze slagen niet genoeg de aandacht vestigen,
omdat ze uit de partij zijn en ten allen tijde in een
partij dam kunnen voorkomen.
6. 37—31 6. 26 37
7. 41 3! en wint.
In den tweeden stand:
Zwart speelde 3—9, waarna G. Woudenberg van
„Constant" de partij als volgt besliste:
1. 34—30 1. 24:35
2. 33—29 2. 23 34
3. 39 30 3. 35 24
4. 27—21 4. 16:27
5. 31 :22 5. 17:28
„Die juffrouw Herstberg is de beroemste scheikun
dige van het heele land."
De vrouw van den grootmaarschalk zei in hevige
verontwaardiging tegen graaf Poltaw:
„Er wordt verteld, dat zij een natuurlijk kind is van
dien afschuwelijken Kosor."
De jonge aartshertogin had prins Géo meegetroond
naar een venstemis. Zij had ae fijne lippen half ge
opend en haar glimlach vertoonde even de kleine tan
den, de knappe marineofficieren in zijn donkere uni
form, waartegen het goud mooi afstak, keek met liefde
vollen blik naar die zachte lippen, hij kuste ze in ge
dachten, bewonderde, aanbad ze. Wanda zei tegen
hem:
„De tijd is mij heel lang gevallen, Géo, tot van
daag
En hij vroeg met kinderlijk bezorgdheid van jong
minnaar
„Heb je veel pijn aan je knie gehad?"
Én zij legde hem uit, dat zij altijd aan hem dacht,
wanneer zij pijn had en dat dan die pijn heerlijk was
om te dragen.
De liefde van deze twee kinderen had iets roerends,
naarmate zij elkander beter leerden kennen, werden
zij elkander zij meer opgetogen over elkaar. Toch
lag er over deze liefde iets oneindig droevigs. Zij
spraken erover, als over een kwaal, die hen ondermijn-
„Ik blijf 's avonds lang wakker liggen."
„O, ik word er moedeloos onder. Ieder werk valt
mij zwaar; ieder gezicht, dat ik zie, hindert mij. Er
bestaat voor mij maar één gezichtje op de heele we
reld."
Zij spraken elkaar moed in:
„Wij moeten geduld hebben. Denk maar aan Lina."
„O! JJna is een gelukskind!"
Én de kleine prinses dook nog verder weg in de ven
sterbank. Haar blauwe oogen keken somber, haar
smalle borst ging heftig op en neer en zij mompelde
met bitterheid in haar stem
„Wij houden te veel van elkaar, Géo 1"
Zij merkte niet van de drukte en de beweging om
hen heen: de gasten vormden zich als groepjes; het
koningspaar schreed onder de portiek niet de porphyr-
speelde S. Kan, eveneens van „Constant5,met zwart
de volgende zetten
1. 1. 19—24
2. 30:19 2. 13:24
3. 27—22? Op dezen zet wachtte zwart 1
3. 26—31
4. 37 26 4. 33-39
5. 43:34 5. 24—30
6. 35 24 6. 20 29
7. 34:23 7. 14—20
8. 25 14 8. 10 48 en wint.
Heel mooi!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 308 van L. GOUDSMIT, Amsterdam.
jSÈky^MÈ
\M
Zwart: 3, 7, 9, 10, 12, 15, 16, 18, 22, 23, 25, 35.
Wit: 21, 24, 29, 31/34, 36, 40, 44, 49, 50.
Een eigenaardige oplossing, in 't bijzonder de eer
ste zet!
Oplossingen vóór of op 15 October, Bureau van
dit Blad.
door
J. B. MEERKERK.
Hartman moest even een vergadering gaan bijwo
nen; lang zou die niet duren, meende hij. „Ga
maar naar bed," zei hij tegen zijn vrouw, die zich niet
al te wel gevoelde, „en laat de voordeur maar open"
want de meid was uit en die had geen sleutel. Hij
was bang dat zijn vrouw kou zou vatten als ze open
doen moest; 'f mocht eens wezen dat de vergadering
langer duurde dan hij hoopte.
Even voor achten verliet hij zijn ruime, eenigzins
weelderig ingerichte studeerkamer en ging de deur
uit; kort daarna zocht zijn vrouw haar slaapkamer
op, achter in het groote dorpshuis want ze woon
den op een dorp en hun huis stond, onder hoog ge
boomte te midden van een grooten tuin, aan een een
zamen landweg. Zij liet de ganglamp branden en
ook het licht in de studeerkamer maar aan; dat docht
haar veiliger en ze liet de deur van de studeerka
mer op een kiertje staan, omdat het er 'n beetje warm
was geworden.
Ruim half negen lag mevrouw te bed en ze sliep
spoedig in; oin tien uur kwam de meid thuis, als al-
lijd heel stil; in 't voorbijgaan zei ze, meneer op zijn
kamer wanend, goeien nacht en over den dikken looper
in de gang kon men haar nauwelijks hooren gaan.
Hartman echter was niet thuisde vergadering duur
de veel langer dan hij vermoed had en het werd bijna,
middernacht, vóór hij heel voorzichtig zijn woning
weer binnentrad. Voorzichtig sloot hij de voordeur,
ontdeed zich Van hoed en overjas en liep rechtdoor
naar de slaapkamer, om even zijn vrouw te groeten als
ze misschien wakker mocht zijn; maar ze sliep rustig
en ging terug naar zijn studeerkamer, om te zien of
de post ook iets gebracht had.
zuilen door, de hofhouding volgde, het schaatsenrij
den zou beginnen. Plotseling zei een stem:
„Hoogheid
Het was Clara, die achteraan gebleven was en er
aan had gedacht de beide jonge menschen tot de wer
kelijkheid terug te roepen. Zij glimlachten tegen
haar, blij, dat zij hun geheim wist. De prins zei
„O juffrouw Hersberg, ze zullen ons geen hoekje
van het park gunnen, waar we rustig een half uurtje
kunnen praten!"
„Je weet het, Géo," zei de prinses met opgeheven
vinger, „ik ga alleen maar op het ijs met jou."
Clara had een week gevoel. Zij keek naar die beide
jonge wezens, zoo hartstochtelijk, zoo vervolgd in hun
liefde. De koning verzette zich tegen hun huwelijk;
hij zou hen eenmaal aan elkaar ontrukken. Haar
oogen werden vochtig.
„Lieve Hoogheid," zei ze, „vandaag is u gelukkig."
Het teere meisje richtte zich weer op, in een opwel
ling van hartstocht.
„Ja, ik ben gelukkigzei ze en keek haar prins aan
„ja, ik ben gelukkig!"
Hij boog het hoofd, maar antwoordde niets en alle
drie gingen zij het park in. Het feest begon.
Kamervrouwen en lakeien deden hun meesters de
schaatsen aan. De koningin wandelde achteloos op
een pad langs den vijver, waar men de sneeuw had
weggeveegd. Er waren potten met gloeiende kolen
neergezet, waar een heerlijke warmte van uitstraalde.
E>e lucht er boven trilde.
Hoeveel huizen, waar menschelijke wezens omkwa
men van koude, had men niet kunnen verwarmen met
deze kolen, die verspild werden in de open lucht!
Er woei een koude noordenwind, de dames knoop
ten hun bonten mantels stijver dicht. Clara was bitter
gestemd. Soms zocht haar blik, te midden van de veel
kleurige uniformen, de hooge witte gestalte van den
Koning. Zij zag hem lachend staan praten met zijn
jonge adjudanten.
Er was een oogenblik van angstige spanning. Dat
was het moment, waarop de koning op het ijs zou
gaan met een van de dames, die tegenwoordig waren.
Wie zou hij kiezen? Hij bleef raadselachtig. De uit-
V '/w' v/w/y/