Alkmaarsche Huishoud en Industrieschool. GOEDKOOPS «HOMLESSEN. GOEDKOOPE VERSTEL- 6D NAAILESSEN. DAMES KOOKLESSEN. GOEDKOOPE KOOKLESSEN. hamrubriek. i u m m H 11 H ÜP Jill Broodvoorziening. jg jjjj pip jg m, Een Vagebond. No. 240. Mn! sa Zesiisndd Jaargang. 1914. Zaterdag 10 October. Do'vogels uit onze omgeving. FEUILLETON. Koning szijxi W&& HhiS Hl AANVANG van den ai/s-JarlS«n «nrus 1 NOV. e.k. Onder wijs vakkenvoortgezet onderwijs in Ned. taal en rekenen, verstellen en naaien van onder- kleeding. Costuumnaaien, teekenen, fraaie handwerken, strij ken en vouweu der wasch. Aanvangsleeftljd 12, liefst 13 Jaar. Schoolgeld f 95, voor minvermogenden 1 ao, 110, f ia, f ÏO en 1 4 p. jaar. AANVANG 26 OCT. Maaudags- en Donderdags avonds 810 nur, einde van den cursus MAART. Onderricht wordt gegeven in het knippen en naaien van een gekleurde tusschenrok en een katoenen japon, f 8,- per cursus te voldoen in 2 termijnen. Bij genoegzame deelname,! hierna vervolgcursus voor het maken van een blouse of japon f 1,30. Leer lingen van vorige derg. cursussen ontvangen voort gezet onderwijs in costuumnaaien. 4 (avonden per week, 57 of 7' /v91 uur, aan vang 26 OCT., einde van den cursus einde MAART. De kosten bedragen f 0.80 per week, vooruit te voldoen. AANVANG DEC. 20 lessen 1 35, 2 lessen per week, onder schooltijd. AANVANG NOV. 20 lessen f 4.—, te voldoen in 2 termijnen, 1 avondles per week. Aangifte voor al deze cursussen tot 23 OCTO BER, des Dinsdags 9—12 en 2—4, en Vrijdags op het spreekuur 24 uur. Inlichtingen worden verstrekt door de directrice J. F. BEUMER. llnrgemeeHter en Wetlionders van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat van Maan dag 18 October a.s. at tot nader bericht, door de bakkers ln deze gemeente, ln verband met de aanwezige voorraden meel, niet anders zal worden gebakhen en afgeleverd dan brood, samengesteld nlt 50 gebuild tarwe meel en 50 o/o ongebulld tarwemeel, tegen maximum prijzen als volgt: melkbrood 32 cent en waterbrood 10 cent per K.G. (gaar gebakhen). B(j uitzondering zal alleen wittebrood worden gebakken en afgeleverd ten behoeve van zieken, op geneeskundige verklaring van een geneesheer. Alkmaar, 9 October 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, O. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. OCTOBER. Wijnmaand kunnen we nog noemen de maand-van de groote vogelmoorden. Niet alleen valt er dan menig exemplaar door het moordend lood, maar nog elk jaar verhangen zich duizenden en tienduizenden lijsters en andere vogels in den strik, waarin het aas zoo lokkend mogelijk uitgehangen is. Over vier jaar evenwel zal het verboden zijn de paardenharen strikken uit te hangen. Van het toezicht zal het dan afhangen, of deze vogelmoorden geheel zullen ophouden. Zie, daar hangt een vogel in zoo'n strik! De strop zit hem om den hals en het dier is reeds dood. De pootjes zijn naar boven 'getrokken, en een los bosje vederen tusschen hals en strik bewijst, dat het beest heel wat moeite gedaan heeft, om zich los te rukken, 't Is een Zanglijster, wat wel dadelijk te zien is aan de rosgele ondervederen, die van zwarte vlekjes voor zien zijn. Even verder hooren we een zacht geklapper. We gaan op het geluid af, en we zien een tweeden lijs ter, nog leyend en in twee strikken. Een strop is om door COLETTE YVER. Oeautoriseerde vertaling van W. E. P. 25) o Die roode, groene, grijze en witte uniformen, het goud van de nestels, de ridderkruisen, die schitterden op de uniformen, die galons, die zilveren en gouden opslagen, die veelkleurige epauletten, die gesloten, strakke gezichten, alles vormde slechts een schitteren de omlijsting voor de figuur van den koning. Rechtop, indrukwekkend, met koninklijken gang, het "hoofd ge biedend achterover, trad hij op "de koningin toe; de prinsen en hovelingen achter hem richtten hun pas naar den zijne en nu begonnen de begroetingen. Langzaam ging men van den een naar den ander, en zoo regelmatig volgden de bewegingen elkaar op, dat het bijna scheen, alsof van te voren de maat afgespro ken was. Het was voor Clara de openbaring van een onbekende wereld, waartoe zij nooit zou behooren. Zij voelde, dat zij hier in een andere atmosfeer leefde, dat de menschen anders waren dan zij, passend bij hun milieu, maar mijlen van haar af. Hun terug houdendheid, hun elegance, hun geheele manier van optreden, vulden elkaar aan en vormden een harmo nisch geheel. De aanmatigende houding van de douairières kreeg iets priesterlijks, de hoogheid van de gemalin van den grootmaarschalk werd schoonheid. En deze mannen en vrouwen in hun uitgelezen pracht, waren slechts satelliten, die zich bewogen om één zon den koning. Zijn langzame gang was majestueus, zonder dat hij er zich van bewust was of zijn houding bestudeer de. Alle oogen waren voortdurend op hem gericht. Glimlachte hij, dan glimlachten twintig menschen; bij het eerste woord, dat hij sprak, werd alles onmid dellijk stil. Hij was de afgod. Plotseling kwam hij regelrecht op Clara af. Een rilling voer haar door de leden. een poot dicht gehaald en eén houdt den linkervleugel vast. Zoo zouden we nog verschillende zanglijsters kunnen zien, doode en levende, gave en verminkte. Een hartverheffend werk is het zeker niet, op deze wijze de vogels van hun vrijheid te berooven. Daar hangt een kleine vogel, die ook zijn onvoor zichtigheid al met den waagdood heeft moeten boeten, 't Is een Keep, en aan de vele boogjes, waarvan de bes sen afgeweten zijn. is het wel te zien, dat hier een troepje zulke vogels bezig geweest is. 't Gaat niet gemakkelijk, ze in de strikken te krijgen, daar ze dik wijls aan de takjes hangen gaan, om de bessen weg te pikken. Zulke acrobaatjes verstrikken zich niet' spoedig. Zoo'n Keep gelijkt veel op een Vink. en hij behoort dan ook tot dezelfde familie, doch dadelijk is hij te kennen aan zijn witte stuit, en aan de buitenste staartpennen, die een witte vlek hebben. De snavel, die in den zomer blauw ziet, is thans geel met een zwarte punt en onderscheidt zich door bijzondere ste vigheid. Om den zang behoeft men geen keepen ge vangen te houden, want ze maken meer een krassend geschreeuw dan wel een liefelijk geluid,«zooals de Vink het gedurig hooren laat. Bij het verder gaan zien we weldra een paar zwarte vogels hangen. Ze zijn aanmerkelijk grooter dan de zanglijsters, en nu we er onimddellijk bij zijn, zien we, dat het eene exemplaar een breed wit schild aan den krop heeft, het andere heeft lichtere randen aan de vederen, doch nu we goed toezien, bespeuren we, dat hier toch ook een schild, maar nog onduidelijk, aanwezig is. Beide vogels behooren ook tot dezelfde soort: het zijn Bef lijsters, ook Dominé-, Krans- en Ringlijsters, en ook nog wel anders genoemd. Het exemplaar met net onduidelijke schild is een nog jonge vogel. Deze soort komt hier ieder najaar slechts zeldzaam voor, in sommige jaiten meer talrijk, terwijl ook eenige paren in ons Tand broedende zijn aangetroffen. De Beflijster is toch niet zoo mooi zwart als het mannetje van den Zwarten Lijster, zoo als er daar een, met goudgelen snavel, den langen zwarten staart hippend op en neer beweegt. We ken nen dezen vogel goed, daar hij zich overal vertoont. We schenken even aandacht aan dien tamelijk groo- ten, levenden vogel, die ook in den strik is geraakt, 't Is een keurig dier, een exemplaar van de soort, dé: Vlaamsche Gaai of Meerkol heet. Een fraaie purper kleur, eenigszlns in het bruingrijs trekkende, vormt de hoofdkleur van dezen vogel. In het oog vallend 'is een lichtblauwe, door zwarte dwarsbanden afgebroken spiegel op eiken vleugel, waarop nog een tweede, witte spiegel aanwezig is. Staart- en slagpennen zijn zwart met grijswit aan de buitenvlag der groote vleu gelpennen. De zwarte snavel loopt in een haak uit, terwijl de kopvederen tot een kuif verlengd zijn. Het is een keurige vogel, doch een groote booswicht, d'e door zoetlokkende geluiden kleinere vogels in de nabij heid tracht te krijgen, om ze dan aan te vallen en le dooden. En niet het geheele slachtoffer wordt dan steeds door hem verslonden, maar meermalen pikt hij alleen den bovenkop open, om de hersenen als lekkcr- beestje te gebruiken en dan het overige cadaver te la ten liggen. In den broedtijd vreet de Vlaamsche Gaai ook vele eieren van andere vogels op. Nauwelijks hebben we den mooien roover bekeken, of ons oog wordt aangetrokken door vele zeer kleine vogeltjes, die ijverig en ongedurig langs de takken gaan en telkens iets wegpikken. Ze toonen zich jveri- gens vostrekt niet schuw, zoodat we kunnen waarne men een geelroode streep tusschen twee zwarte strepen op den den bovenkop, terwijl verder de bovendeden van deze kleine vogeltjes groenachtig geel en de on derdeden meer rosgeel zijn. Het zijn voorwerpen van het Goudhaantje (Regulus regulus), dat ook Gouds bloempje, Sint-Maartensvogeltje en Mastpiepertje wordt genoemd. Door het verorberen van insecten, hun maskers en eieren zijn ze zeer nuttig; ze mochten zich dan ook reeds eerder in de bescherming der wet verheugen. Somtijds wordt een exemplaar aangetrof fen met vuriger rood op den bovenkop en met een zwarte en een witte streep, die over de teugels tot ach ter hetvoog loopen. Deze vormt een afzonderlijk soort, Regulus ignicapillus of Vuurgoudhaantje, doch komt vrij zeldzaam op den trek voor. De twee soor ten zijn overigens niet«gemakkelijk te onderscheiden. We hooren meteen een schetterend geluid van eksters, en nu we komen op de plaats, waar ze druk bezig zijn, vinden we een verscheurden lijster op den grond, terwijl de kop van het cadavertje nog in den strik hangt. Dat is het werk geweest van den eksters en misschien hebben er ook wel kraaien aan mee ge holpen. 't Zijn echte tafelschuimers, die menig boutje aan den vogelvanger weten te ontfutselen. Als we aan het einde van het bosch gekomen zijn, vinden we nog twee lijsters van andere soorten «in strikken hangen. De eene is tamelijk groot, 't Is een Mistellijster (Turdus viscivourus), die ook wel Groote en Dubbele Lijster genoemd wordt. Deze soort komt hier in veel minder aantal voor dan Zanglijsters en Merel. De vederen der bovendeden zijn grijsachtig, die der onderdeden geelwit met donkerbruine vlekken. De andere lijster is een Kransvogel, ook Veldjakker genoemd, die zich doet kennen als een dartele en le vendige vogel. Mantel- en vleugelvederen zijn fraai donkerbruin, de overige bovendeden grauw. Aan de „Juffrouw Hersberg, ik ben blij u eindelijk te kun nen zeggen, hoe het ons heeft verheugd, de koningin en mij, u bij onze dochter te zien. En ik spreek nu niet als souverein tot een van onze beroemste geleer den, maar als vader tot de vrouw, die met zooveel waardigheid en fijnen tact een plaats aan het hof weet in te nemen, die door de omstandigheden ver van gemakkelijk is," Hij glimlachte, keek haar een oogen- blik met sympathie aan. Het kalme, mooie voorhoofd tegenover hem trilde even onder het zwarte golvende haar; met koortsachtig glanzende oogen keek zij Wolfram aan. Zij vergat haar voorgenomen brutaal heid en antwoordde: „Ik dank Uwe Majesteit". Hij bleef nog bij haar staan. „Maar die dankbaarheid is aan mij, juffrouw Hers berg. Mijn kleine Wanda heeft geen vroolijk leven; zij heeft dien ernstigen inval gehad om zich aan de studie te wijden; u heeft haar groote vreugde gebracht Ik heb eerst mogelijke gevaarlijke botsingen gevreesd. Maar er zijn van die onweerstaanbare, oprechte na turen, waartegenover men slechts vertrouwen kan voelen." Clara maakte op goed geluk af een paar stotterende tegenwerpingen. „Ik houd veel van Hare Hoogheid." Wolfram hernam: „Ik hoop, dat we nu en dan eens zullen kunnen bab belen, hetzij 's avonds bij de koningin, hetzij in uw la boratorium. Ik ben van plan u daar eens te komen opzoeken; ik heb vroeger het schrijnwerkersvak ge leerd I" Beiden glimlachten. Dertig personen sloegen ter sluiks dit eigenaardige gesprek van den souverein met die vrouw uit het volk gade. Hertog Bertie stond in een hoek; zijn Eugelsche uniform leek een roode vlek tegen den muur; hij.had zijn lorgnet opgezet en zijn gezicht had een eigenaardige uitdrukking; de douairi ères verbeten zich van woede. De oude Zoffem stond recht als een kaars dit tooueel met strengen blik gade te slaan. De hofdames critiseerden de zwart laken japon van Clara. Als om Wolframs houding te recht vaardigen in het oog van de douairières, legde de koningin haar op fluisterenden toon uit: onderzijde is de vogel wit met geel en zwarte vlekken aan keel en krop. Deze soort komt in den winter me nigvuldig voor, doch bijna altijd op dc weiden, zoodat slechts zelden voorwerpen in de strikken worden ge- gen. Vele overwinteren hier. En zoo hebben we heden in gedachten veel vogelmoorden gezien, die on ze goedkeuring niet kunnen hebben. Genoegen zal het zeker doen, wanneer geen strikken meer mogen uit gehangen worden, al zullen dan ook verscheidene per sonen hierdoor financieel nadeel ondervinden. Neen, dan vertoeven we liever aan het strand, waar we ook nu de keurigste meeuwen in overvloed kunnen aan treffen. Vooral de Kleine Zeemeeuw of Stormmeeuw komt in deze maand in zeer groote troepen tot ons. En wanneer de Noord-Westerstormen het water in de Zui derzee hoog opvoeren, zoodat alle banken en vlakten onderloopen, dan komen de stormmeeuwen met haar blauwachtige boven- en helderwitte ondervederen in honderden exemplaren op de weiden, zoodat een stuk land dan soms als met sneeuw overdekt gelijkt. Ook dwaalt deze soort dikwijls ver het land in en menig maal ook treft men ze aan boven de stadsgrachten in gezelschap van Kokmeeuwen, die gedeeltelijk ook hier overwinteren. Ze missen dan evenwel haar bruinzwar ten kop en hebben enkel nog maar twee zwarte vlekjes bij de ooren over. Van stormmeeuw en kokmeeuw on derscheiden de jongen zich door een zwart achtereinde van den staart, doch deze kleur heeft bij de eerste soort meerdere uitgebreidheid dan bij de tweede. De oude kokmeeuwen zijn steeds te kennen aan het rood van de pooten. Ook Mantel- en Zilvermeeuwen zijn hier in ruim aantal vertegenwoordigd, doch als oude bekenden wil len we ze alleen terloops begroeten. Ook de enkele Drieteenige Meeuwen, die nu langs het strand vliegen schenken we heden niet veel aandacht, daar we die soort in de volgende maand in veel grooter aantal kunnen aantreffen. Ook dan zullen we meerdere vo gelsoorten zien, vanwaar we nu misschien met moeite een enkele kunnen vinden. Tot in November dus bij de zee. J. DAALDER Dz. AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro bleem 307 (auteur J. Bourquin). Stand Zwart: 1, 3, 6/10, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 20/23, 25. Wit: 29/34, 37, 38, 39, 41/44, 46, 47, 49, 50. Oplossing 1. 32—27 1. 21:32 2. 37:19 2. 13:35 3. 31—27 3, 22 31 4. 42—37 4. 31 42 5. 29—23 5. 18 40 6. 39—34 6. 40 29 7. 33 22 7. 42 33 8. 22—18 8. 12 23 9. 44—40 9. 35 44 10. 50 10 en wint. Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: J. Amelsbeek, C. Betlem Jr., G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga, Haarlem, M. Beers, R. W. F. Bosman, Alkmaar en D. Klaij, Oudkarspel. TWEE SLAGZETTEN. De twee slagen, die wij hier laten volgen, zijn schijnbaar eenvoudig van constructie en toch kunnen wij op deze slagen niet genoeg de aandacht vestigen, omdat ze uit de partij zijn en ten allen tijde in een partij dam kunnen voorkomen. 6. 37—31 6. 26 37 7. 41 3! en wint. In den tweeden stand: Zwart speelde 3—9, waarna G. Woudenberg van „Constant" de partij als volgt besliste: 1. 34—30 1. 24:35 2. 33—29 2. 23 34 3. 39 30 3. 35 24 4. 27—21 4. 16:27 5. 31 :22 5. 17:28 „Die juffrouw Herstberg is de beroemste scheikun dige van het heele land." De vrouw van den grootmaarschalk zei in hevige verontwaardiging tegen graaf Poltaw: „Er wordt verteld, dat zij een natuurlijk kind is van dien afschuwelijken Kosor." De jonge aartshertogin had prins Géo meegetroond naar een venstemis. Zij had ae fijne lippen half ge opend en haar glimlach vertoonde even de kleine tan den, de knappe marineofficieren in zijn donkere uni form, waartegen het goud mooi afstak, keek met liefde vollen blik naar die zachte lippen, hij kuste ze in ge dachten, bewonderde, aanbad ze. Wanda zei tegen hem: „De tijd is mij heel lang gevallen, Géo, tot van daag En hij vroeg met kinderlijk bezorgdheid van jong minnaar „Heb je veel pijn aan je knie gehad?" Én zij legde hem uit, dat zij altijd aan hem dacht, wanneer zij pijn had en dat dan die pijn heerlijk was om te dragen. De liefde van deze twee kinderen had iets roerends, naarmate zij elkander beter leerden kennen, werden zij elkander zij meer opgetogen over elkaar. Toch lag er over deze liefde iets oneindig droevigs. Zij spraken erover, als over een kwaal, die hen ondermijn- „Ik blijf 's avonds lang wakker liggen." „O, ik word er moedeloos onder. Ieder werk valt mij zwaar; ieder gezicht, dat ik zie, hindert mij. Er bestaat voor mij maar één gezichtje op de heele we reld." Zij spraken elkaar moed in: „Wij moeten geduld hebben. Denk maar aan Lina." „O! JJna is een gelukskind!" Én de kleine prinses dook nog verder weg in de ven sterbank. Haar blauwe oogen keken somber, haar smalle borst ging heftig op en neer en zij mompelde met bitterheid in haar stem „Wij houden te veel van elkaar, Géo 1" Zij merkte niet van de drukte en de beweging om hen heen: de gasten vormden zich als groepjes; het koningspaar schreed onder de portiek niet de porphyr- speelde S. Kan, eveneens van „Constant5,met zwart de volgende zetten 1. 1. 19—24 2. 30:19 2. 13:24 3. 27—22? Op dezen zet wachtte zwart 1 3. 26—31 4. 37 26 4. 33-39 5. 43:34 5. 24—30 6. 35 24 6. 20 29 7. 34:23 7. 14—20 8. 25 14 8. 10 48 en wint. Heel mooi! Ter oplossing voor deze week: Probleem 308 van L. GOUDSMIT, Amsterdam. jSÈky^MÈ \M Zwart: 3, 7, 9, 10, 12, 15, 16, 18, 22, 23, 25, 35. Wit: 21, 24, 29, 31/34, 36, 40, 44, 49, 50. Een eigenaardige oplossing, in 't bijzonder de eer ste zet! Oplossingen vóór of op 15 October, Bureau van dit Blad. door J. B. MEERKERK. Hartman moest even een vergadering gaan bijwo nen; lang zou die niet duren, meende hij. „Ga maar naar bed," zei hij tegen zijn vrouw, die zich niet al te wel gevoelde, „en laat de voordeur maar open" want de meid was uit en die had geen sleutel. Hij was bang dat zijn vrouw kou zou vatten als ze open doen moest; 'f mocht eens wezen dat de vergadering langer duurde dan hij hoopte. Even voor achten verliet hij zijn ruime, eenigzins weelderig ingerichte studeerkamer en ging de deur uit; kort daarna zocht zijn vrouw haar slaapkamer op, achter in het groote dorpshuis want ze woon den op een dorp en hun huis stond, onder hoog ge boomte te midden van een grooten tuin, aan een een zamen landweg. Zij liet de ganglamp branden en ook het licht in de studeerkamer maar aan; dat docht haar veiliger en ze liet de deur van de studeerka mer op een kiertje staan, omdat het er 'n beetje warm was geworden. Ruim half negen lag mevrouw te bed en ze sliep spoedig in; oin tien uur kwam de meid thuis, als al- lijd heel stil; in 't voorbijgaan zei ze, meneer op zijn kamer wanend, goeien nacht en over den dikken looper in de gang kon men haar nauwelijks hooren gaan. Hartman echter was niet thuisde vergadering duur de veel langer dan hij vermoed had en het werd bijna, middernacht, vóór hij heel voorzichtig zijn woning weer binnentrad. Voorzichtig sloot hij de voordeur, ontdeed zich Van hoed en overjas en liep rechtdoor naar de slaapkamer, om even zijn vrouw te groeten als ze misschien wakker mocht zijn; maar ze sliep rustig en ging terug naar zijn studeerkamer, om te zien of de post ook iets gebracht had. zuilen door, de hofhouding volgde, het schaatsenrij den zou beginnen. Plotseling zei een stem: „Hoogheid Het was Clara, die achteraan gebleven was en er aan had gedacht de beide jonge menschen tot de wer kelijkheid terug te roepen. Zij glimlachten tegen haar, blij, dat zij hun geheim wist. De prins zei „O juffrouw Hersberg, ze zullen ons geen hoekje van het park gunnen, waar we rustig een half uurtje kunnen praten!" „Je weet het, Géo," zei de prinses met opgeheven vinger, „ik ga alleen maar op het ijs met jou." Clara had een week gevoel. Zij keek naar die beide jonge wezens, zoo hartstochtelijk, zoo vervolgd in hun liefde. De koning verzette zich tegen hun huwelijk; hij zou hen eenmaal aan elkaar ontrukken. Haar oogen werden vochtig. „Lieve Hoogheid," zei ze, „vandaag is u gelukkig." Het teere meisje richtte zich weer op, in een opwel ling van hartstocht. „Ja, ik ben gelukkigzei ze en keek haar prins aan „ja, ik ben gelukkig!" Hij boog het hoofd, maar antwoordde niets en alle drie gingen zij het park in. Het feest begon. Kamervrouwen en lakeien deden hun meesters de schaatsen aan. De koningin wandelde achteloos op een pad langs den vijver, waar men de sneeuw had weggeveegd. Er waren potten met gloeiende kolen neergezet, waar een heerlijke warmte van uitstraalde. E>e lucht er boven trilde. Hoeveel huizen, waar menschelijke wezens omkwa men van koude, had men niet kunnen verwarmen met deze kolen, die verspild werden in de open lucht! Er woei een koude noordenwind, de dames knoop ten hun bonten mantels stijver dicht. Clara was bitter gestemd. Soms zocht haar blik, te midden van de veel kleurige uniformen, de hooge witte gestalte van den Koning. Zij zag hem lachend staan praten met zijn jonge adjudanten. Er was een oogenblik van angstige spanning. Dat was het moment, waarop de koning op het ijs zou gaan met een van de dames, die tegenwoordig waren. Wie zou hij kiezen? Hij bleef raadselachtig. De uit- V '/w' v/w/y/

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 5