DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Broodvoorziening. iar, 'S in No. 242. Honderd en zestiende Jaargang, DINSDAG 13 OCTOBER. De Duitschers en de Belgen. Do Oostenrijkers en de Russen. De Duitschers en de Russen. DUITSCHLAND. ALKMAAR, 13 October. Vandaag kregen we een oorlogskaart van een dag blad in handen, waarin de stand van de vijandelijke troepen van Nancy tot Antwerpen staat vermeld. De Duitsche linie is aangegeven door blokjes, de linie der verbondenen door stippen. Men ziet dus blokjes en stippellijnen zich in aller lei bochten door België en Frankrijk kronkelen. Heel mooi maar niet geheel juist. Immers de blokjes en de titteltjes in België hebben bijv. lang niet dezelfde beteekenis als die, welke aan de Aisne, bij Reims, of bij Verdun zijn aangegeven. Nu eens toch stellen zij voor belegerings- en bezettingstroepen, dan infanterie en artillerie, welke zich ingegraven heeft, iets onbewe gelijks dus, e nelders weer de allerbeweeglijkste cava lerie. De verschillende situaties langs de lange linie zijn dus lang niet dezelfde en doo^ dezelfde teekens kan dus ook niet een juisten indruk van de positie der tegenover elkaar staande partijen worden gegeven. Zooals men weet is de infanterie de kern van het leger en de cavalerie het oog, terwijl de artillerie wel eens de ruggegraat van den slag wordt genoemd deze vergelijkingen doen reeds inzien, dat men deze drie verschillende zaken niet met dezelfde blokjes en tittel tjes kan aanduiden zonder tot verwarring aanleiding te geven. Wanneer er bijv. in de buurt van Rijssel blokjes worden geteekend, dan zou men verkeerdelijk denken, dat de omgeving in Duitsche handen is, im mers daar is tot dusverre enkel Duitsche cavalerie ge signaleerd. Trouwens meet men den afstand van Nancy tot Antwerpen af, dan blijkt, dat deze onge veer 500.000 meter bedraagt en neemt men aan, dat er in het geheel een millioen man troepen staan, dan zouden er zich, zoo de geheele gevechtslinie overal er uitzag, zooals de blokjeslijn zou kunnen doen ver moeden, er op eiken meter twee man worden geteld dat dit geen „oorlogtoestand" zou zijn, behoeft geen nader betoog! i Waar er de laatste dagen in de telegrammen herhaaldelijk sprake is geweest van cavalerie-operatiën in het Noorden van Frankrijk en het Zuid-Westen van België, mogen wij vandaag, in afwachting van groot nieuws, weieens het een en ander mededeelen over de taak van het „paardenvolk". Gelijk zoovele verkeerd gebleken voorspellingen heeft ook de profetie gefaald, dat in den toekomstigen oorlog de cavalerie weinig meer te doen zou krijgen, daar haar taak door andere wapens zou worden vervuld. Het „vierde wa pen", de luchtschepen en de vliegmachines, zou voor een zoo uitstekende verkenning zorg dragen, dat de ruiters er niet meer aan te pas behoefden te komen. Het moderne, vèrdragende geschut zou een ruitertour- nooi, een gevecht te paard met de blanke wapens vrij wel hebben uitgeschakeld. Deze oorlog heeft echter reeds anders geleerd. De verkenning van de lucht uit bewijst stellig goede diensten, maar zij is toch nog geducht afhankelijk van de weersgesteldheid, zoodat Napoleons stelsel, om de cavalerie in groote massa te gebruiken voor de strategische opheldering, nog wel degelijk en zelfs op zeer groote schaal toepassing vindt in dezen oorlog. Nog altijd geldt het „cavale rie vooraan". Cavalerie patrouilles rijden een land streek af, gevolgd door eskadrons, welke steun kunnen bieden bij botsingen met de vijandelijke ruiterij, voorts voor aflossing kunnen zorgen en tenslotte de ingeko men berichten kunnen schiften en doorzenden. Ach ter hen komen grootere afdeelingen, tenslotte divisies, voorzien van rijdende artillerie en mitrailleurs. Vaak worden de eerste gevechten door de cavalerie-divisies geleverd en de uitslag kan voor de latere verkenning van groote beteekenis zijn. De overwinnende cavalerie toch zal in staat zijn heel dicht bij de vijandelijke le gers te komen, zal niet enkel met succes op verkenning kunnen uitgaan, maar er ook toe kunnen bijdragen, dat de bewegingen van het eigen leger zooveel moge lijk voor den vijand verborgen blijven. Zijn de legers AVa-AT dicht genaderd, dan is er aan het front voor de cavalerie-divisies geen plaats meer, zij moeten naar de vleugels uitwijken, deze dekken en er vooral op let ten, of er ook vijandelijke pogingen voor een omtrek kende beweging worden gedaan. Dit deel van haar taak heeft de Duitsche en de Fransche cavalerie ge tuige de wederzijdsche communiqué's uitnemend volbracht in Noord-Frankrijk, waar zij telkens heeft ingegrepen, hetzij om een omtrekkende beweging te beproeven hetzij om haar te verhinderen. Maar ook kan zij een flankaanval probeeren. En vooral zij kan ook in dezen oorlog de beslissende rol te vervullen krijgen, welke zij den löden Augustus 1870 bij Maïs la Tour heeft gespeeld het doek van Carl Becker, waarop het vierde eskadron van 't tweede garde-dragonderregiment in het gevecht wordt voor gesteld is bekend. Juist in dezen oorlog, waarin de gevechtswaarde en de weerstand van de troepen door den langen duur der slagen, die immers naar weken worden gemeten en niet meer naar uren zooals voor heen, geweldig verminderen kan een cavalerie-aan- val tenslotte nog wel eens een beslissing brengen. Een korte, snelle aanval van groote ruiterscharen met lans of sabel in het open veld kan een paniek onder het afgematte en verzwakte voetvolk tengevolge hebben en leiden tot een crisis, welke, indien het paardenvolk aaneen gesloten en onstuimig optreedt, de wankelende vijandelijke linie tot wijken noopt en daardoor een ca tastrophe een aanvang doet nemen. In Zuid-West België en in Noord-West Frankrijk zijn thans groote Duitsche en Fransche cavalerie-mas- sa's, de vleugels zijn zoover mogelijk uitgerekt, het terrein is hier laag, vlak en open, de cavalerie kan dus eerst een grooten slag inleiden en later een beslissend aandeel nemen in den uitslag het zijn alle aan wijzingen, die natuurlijk kunnen falen, maar die even goed de voorboden kunnen zijn van een poging, om tot een voorloopige beslissing te geraken. Te meer omdat de Duitschers, die hier thans aanvallend op treden, hetzelfde bij Belfort doen en dus waarschijnlijk het oogenblik gekomen achten, waarop het oude, be proefde Duitsche stelsel van de beslissing .uit te lok ken op de vleugels en niet aan 't front toepassing kan vinden. Maar de verbondenen zullen dat natuur lijk niet zoo maar toelaten. Zij zullen op de hoede- zijn en ook hun stelsel hebben I Wij mogen het er voor houden, dat er iets van be lang gaande is. Het Duitsche hoofdkwartier zwijgt, het Fransche over de vleugels eveneens maar zegt dat aan het front op vele punten terrein gewonnen is, zon der dat het echter nader wordt gepreciseerd. Omtrent het Belgische veldleger en de Engelsche expeditie-troepen in België vernemen we weinig na ders. Blijkbaar is het de bedoeling der Duitschers de ze troepen naar den zeekant te drukken. Blijkens een particulier telegram in dit nummer zijn de troepen uit' Gent bij Brugge achterhaald, de achterhoede werd niet afgesneden, maar er ontstond een gevecht, dat vanmorgen nog voortduurde. Het ligt voor de hand, dat zij hun actie uitstrekken naar de kust en strijd blijft daar te wachten. Wat Antwerpen betreft de Nederlandsche regee ring die zeker wel het vertrouwen der vluchtelingen geniet, is druk in de weer om den terugkeer onder haar leiding geleidelijk te bevorderen en spoedig kan een desbetreffende regeeringsmededeeling worden ver wacht. De berichten van Nederlandsche journalisten uit Antwerpen en omgeving blijven geruststellend lui den. Het college van burgemeester en schepenen heeft met andere Belgische overheidspersonen een procla matie uitgevaardigd, waarin zij verklaren, dat vluch telingen van Antwerpen en de voorsteden veilig kun nen terugkeeren. Neringdoenden en ambachtslieden worden in het bijzonder dringend aangezocht dadelijk terug te keeren, en genoemde heer en stellen het op prijs, dat de Nederlandsche regeering een geleidelijken terugkeer bevorderen wil. Ongetwijfeld zullen zij, die in ons land hun ge schokt evenwicht terug vonden, die terugverlangen naar huis en gezin, die branden van ongeduld om te weten, hoe het met hun naaste verwanten en hun be zittingen gesteld is, aan die oproeping spoedig ge hoor geven. Intusschen wacht den comité's nog een ontzettende moeilijke taak: de tien duizenden, die her en derwaarts in ons land zijn verspreid stelselma tig in de gelegenheid te stellen zich weer te verzame len in hun vroegere woonplaats. Zij zullen daarbij op tal van moeilijkheden stuiten. Zij zullen velen vluchtelingen moed en zelf vertrouwen moeten geven („Wie goedeloos werd, is ook moedeloos, en wie ont bloot werd, pleegt bloode te worden") zij zullen hun de zekerheid moeten kunnen schenken, dat wanneer er weer gevaar dreigen mocht terugkeer naar ons land dadelijk mogelijk is en zij zullen misschien zelfs wel bezwaren moeten wegreden eer en van gastheer en en gastvrouwen, die zich meer door hun goed hart dan door hun gezond verstand laten leiden 1 Ten slotte zij vermeld, dat op den Duitschen krui ser „Emden" (wij noemden hem laatst bij vergissing bij den naam van het tweelingschip „Dresden") in den Indischen Archipel jacht wordt gemaakt door een Engelschen en twee Japansche kruisers uit Hongkong en dat volgens een bericht uit Russische bron in de Oostzee Duitsche onderzeebooten den kruiser „Pal- lada" getorpilleerd hebben, waarbij de bemanning van ongeveer 600 koppen verdronken is. DE TOESTAND I NANTWERPEN. Een redacteur van de Maasbode, die twee dagen in Antwerpen is geweest, vertelt in zijn blad, dat de houding der Duitsche soldaten uiterst correct is te genover het publiek, dat zich echter nog weinig op straat durft vertoonen. Winkels en café's zijn nog niet geopend; in een hotel werd een concert gegeven, doch dit werd voor het allergrootste deel bijgewoond door Duitsche soldaten. Op het stadhuis heerschte groote drukte, waar tal van Antwerpenaars een Duitsch paspoort kwamen vragen. Aan de eene zijde vergaderde de gemeente raad, in een andere zaal was de zetel van den Duit schen commandant. Een der gemeenteraadsleden zei, dat de toestand heel goed te noemen is en hij raadde aan, de vluchte lingen weer naar huis te zenden. Vooral is gebrek aan bakkers en slagers en ook is het goed als de poli tiemannen en gemeente-beambten zoo spoedig moge lijk terugkeeren, willen ze niet ontslagen worden. Dat de toestand in Antwerpen goed is blijkt ook wel uit he feit, dal* een der gemeenteraadsleden den re dacteur een telegram meegaf voor zijn familie, in Ne derland gevlucht, waarin hij semt, dat zijn familie zoo spoeuig mogelijk moei terugkeeren, daar de toestand m Antwerpen goed is. De proclamatie te Putte heeft reeds eenige uitwer king gehad. Verschillende families zijn reeds naar Antwerpen vertrokken, doch de meesten durven nog niet naar de stad terugkeeren. Dit gemeenteraadslid, de heer Stroum, deelde nog mede, oat de som van de te betalen oorlogsschatting nog niet was bepaald. Alle cijfers, tot nu toe opgegeven, zijn onjuist. Over -de inneming van de stad, waarvan de heer Stroum getuige was geweest, vertelde hij het volgen de: Toen de Duitsche parlementair Vrijdag op het stad huis kwam, waren er slechts vijf schepenen en enkele gemeenteraadsleden aanwezig. De burgemeester en de anderen waren den parle mentair tegemoet gegaan, doch hadden den verkeer den weg genomen. Toeu de parlementair de gemeenteraadsleden zag, verklaarde luj, dat hij niet met burgers wilde onder handelen. Hij moest den militairen gouverneur heb ben. Deze was noch bij den burgerlijken gouverneur, noch bij het gebouw van het loodswezen te vinden. De parlementair verklaarde daarop: „Daar schiet dan niets anders over dan een zwaar bombardement. Toch is er misschien nog één middel te vinden, n.l. dat onze troepen de stad binnenrukken. Dit geschiedde dan ook. Aan het hoofd der troepen reed Von Mallinckrodt, in Antwerpen meer dan be kend. Hij reed langs zijn eigen huis, waar het dienst meisje aan de deur stond, dat niét weinig schrok toen ze haar „mijnheer" zoo zag passeeren. Von Mallinckrodt zag verder ook een hem bekend p-°toor in burgerkleeding. Hij liet zijn troepen halt houden en zeide: „Dag, mijnheer pastoor, trek gerust uw priesterkleeding aan, u zal geen leed geschieden." En dan commandeerde hij: „Voorwaarts marsch-" Zoo werd de stad geno- Heeren Bakkers gelieven bij het door hen af te leveren brood het volgende in acht te nemenWater brood mag voorloopig alleen bestaan uit bus- of plaatbrood. Onder plaatbrood wqrdt verstaan brooden tegen elkaar op plaat gebakken. Dit waterbrood moet aan weerskanten worden voorzien van een knip. Alkmaar, 12 October 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. men. Eén der zwaarst getroffen gegouwen in de stad is het bureau van het Antwerpensche blad „Métropole". Naar Duitsche officieren verklaarden hebben zij met opzet op het gebouw der „Métropole", die zoo'n hef tige campagne tegen de Duitschers gevoerd heeft, ge mikt. Het is dan ook nagenoeg geheel vernield. Het Handelsbdad bevat nog de volgende bizonder- heden omtrent den toestand in de stad: Hoog van den toren en van het stadhuis waait thans de Duitsche vlag. Op de Groote Markt was het naar de correspondent meldt op een moment vol van Duitsche en Belgische militairen, de laatsten als krijgsgevangenen. Ze stonden op het punt naar Duitsch land te worden vervoerd. Nog een oogenblik mochten de vrouwen prpten met hunne mannen, de verloofden met hun aanstaan den. En oogluikend lieten de officieren het toe wan neer hun gevangenen wat lekkernijen werden toege stopt. Nóg lijkt Antwerpen een schier uitgestorven stad, maar toch kwam het mij voor dat tegen half vijf, toen wij de stad weder verlieten, al iets meer menschen op straat waren dan toeu wij om twee uur binnenkwa men. Blijkbaar oefenden de aangeplakte proclamaties een kalmeerenden invloed. Geruststellend werkt mis schien ook, dat de gewone politie is blijven function- neeren. Toch, zonder de rondtuffende militaire auto's en de militairen die langs de hoofdstraten kuierden, zou de stad een verlaten aanzien gehad hebben. Niet dan met de uiterste moeite, na in vier, vijf van de wei nige café's dié open waren tevergeefs gevraagd te heb ben, slaagden we ei in wat te eten te krijgen. In de nabijheid van het nog steeds gesloten station ontermde men zich eindelijk over ons, nadat we ons verzoek in het keurigste l ifansch dat we bijeen kon den vinden eenige malen hadden herhaald. De terugtocht naar Nederland geschiedde op een boerenkar. Onderweg pikten we eerst nog een photo- graaf op van de geïllustreerde pers en een einde voor Belgisch Putten nog twee vrouwen met een kind en stapels beddegoed, die nog naar Holland gingen, zoo vervolgt de correspondent. „Onze voerman hield ze voor, dat dat reine zottig heid was. ,,'k Hè van me léve niet zoo'n plesante stad gezien als Antwerpen weer is. Ieder uur van den dag mu ziek. Ge zijt sot madamke!" Ik geloof al schilderde onze voerman den toe stand wel iets te rooskleurig dat als madamke nog had moeten gaan, ze rustig thuis gebleven was." DE BEZETTING VAN GENT. Omtrent de bezetting van Gent door de Duitschers wordt nog gemeld, een kleine troep cavaleristen daar aankwam en zich naar het stadhuis begaf. Nadat de commandant zich met B. en W. had onderhouden, werd op het stadhuis' de Duitsche vlag geheschen. Een grootere colone werd elk oogenblik te Gent ver wacht. De Belgische troepen waren weggetrokken, zooda de bezetting der stad zonder eenig verzet geschiedde. Naar 't schijnt bereidt men zich te Ostende voor op de spoedige aankomst der Duitschers. Gegoede fami lies hebben althans hun bagage reeds naar Nederlanc gezonden. DE STRIJD IN GALICIë. De terugtrekkende beweging der Russen duurt zoo meldt een bericht uit Weenen zoowel in Gali- cië als ook noordelijk van de Weichsel voort. De Oos tenrijksch-Duitsche troepen zitten den terugtrekkenden Russen voortdurend op de hielen. De vervolging van den vijand wordt ten krachtigste voortgezet en in vele steden waar nog voor enkele dagen de Russische bezetting en het door de Russische generaals ingestel de bestuur oppermachtig was, fungeeren reeds weder de Oostenrijksche overheden, wier eerste taak is de schade, door het Russische tusschenbestuur aange richt, weer goed te maken. De door de Russen ver woeste telegraaflijnen, bruggen, spoorwegen zijn her steld; het spoorwegverkeer vindt weer plaats. Aange- voedigd door den terugkeer der ambtenaren, zoeken ook vele vluchtelingen de verlaten woonsteden weer op. In het algemeen hebben de Russen niet erg huis gehouden. DE STRIJD IN POLEN. Een Duitsch communiqué meldt: Na verdrijving van de Russen uit Oost-Pruisen ver volgden wij hen tot over de grens. Het zwaartepunt van onze militaire operatiën in het oosten is toen ech ter naar Polen verlegd. Wij hebben hier een volledig welslagen. Gansch Polen ten westen van de Weichsel is in ons bezit. De Russen behouden nog alleen Warschau. De in goede orde voltrokken ontruiming van eenige kilometers Russisch gebied aan de Oost- Pruisische grens is daartegenover van te minder be teekenis, waar nooit beoogd is het gouvernement Soe- walki definitief te bezetten. Van een opgeven van de belegering van Ossowiecz i9 geen sprake, daar de vesting nooit i9 belegerd, doch alleen in verband met het doel der afsluiting van den Bobr-overgang, in het kader van de toenmalige ope raties, beschoten geworden. Bij het terugtrekken op de Oost-Pruisische grens zijn onze troepen nergens ver slagen, integendeel zij wierpen bij ieder treffen den vijand zegevierend terug. DE SCHENDING DER BELGISCHE NEUTRALITEIT. De „Norddeutsche Allgem. Zeitung" schrijft onder het opschrift: „De schending der Belgische neutrali teit door Engeland en Frankrijk": Door de verklarin gen van sir Edward Grey zelf is de onhoudbaarheid reeds gebleken van de bewering der Engelsche regee ring, als zou de scshending van de neutraliteit van Beigie door Duitsclilaud aanleiding gegeven hebben aan Engeland om in den tegenwoordigen oorlog in te grijpen. De zedelijke verontwaardiging, waarmede van den inval der Duitschers in België door de Engelschen ge bruik gemaakt is om in de neutrale landen stemming te maken tegen Duitschland, wordt in een eigenaardig licht gesteld door documenten, die door het Duitsche legerbestuur in de archieven van den Belgischen sta! te Brussel gevonden zijn. Uit den inhoud van een portefeuille, die als op schrift draagt: „Intervention Anglaise en Belgique" blijkt, dat reeds in 1906 tot de uitzending van een En gelsch expeditiecorps naar België, voor het geval een oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk mocht uit breken, besloten was. Uit een gevonden brief aan den Belgischen minister van oorlog, gedateerd 10 April 1900, blijkt, dat de chef van den Belgischen staf met den Engelschen militairen attaché te Brussel een uit voerig plan heeft opgesteld voor gemeenschappelijke operaties van een Engelsch exepeditiecorps van 100.000 man met het Belgische leger, tegen Duitsch land. Dit plan was goedgekeurd door den chef van den Engelschen generalen staf generaal-majoor Grier- son. Aan den Belgischen generalen staf werden alle opgaven omtrent sterkte en indeeling van de Engel sche legermacht, over de samenstelling van het expe ditiecorps, de punten van ontscheping, een nauwkeu rige berekening van den tijd voor het transport enz. verstrekt. Op grond van deze mededeelingen heeft toen de Belgische Generale Staf het transport der Engelsche troepen naar het Belgische opmarsch ge bied, hun huisvesting en voeding daar tot in bijzon derheden voorbereid. Tot in de kleinste bijzonderhe den is de samenwerking uitgewerkt, Duinkerken, Ca lais en Boulogne waren aangewezen als de ontsche pingsplaatsen voor de Engelsche troepen. Van daar zouden zij met Belgische treinen naar het oorlogstoo- neel gebracht worden. De voorgenomen landing in Fransche havens en het transport door Fransch gebied bewijst ten duidelijk ste dat aan deze Engelsch-Belgische overeenkomst overleg met den Franschen generalen staf voorafge gaan was. De drie mogendheden hebben de plannen voor een samenwerking der verbonden legers nauw keurig opgesteld. Dit blijkt ook uit het feit, dat in de geheime stukken een kaart gevonden is van den op marsch der Franschen. Bovengenoemd schrijven bevat eenige punten, die van buitengewoon belang zijn. O. a. wordt gezegd, dat luitenant Bamardiston (de Engelsche militaire attaché te Brussel) ontdekt heeft, dat men op den eventueelen steun van Nederland niet zou kunnen re kenen. Voorts heeft hij vertrouwelijk medegedeeld, dat de Engelsche regeering van plan is, de basis voor de Engelsche verpleging naar Antwerpen te verleggen zoodra de Noordzee van alle Duitsche oorlogschepen gezuiverd zou zijn. Verder bracht de Engelsche attaché militaire het denkbeeld van een Belgischen spionnage-dienst in de Rijn-provincie ter sprake. Het militaire materieel wordt uitstekend aangevuld door een eveneens bij de geheime stukken gevonden rapport van baron Greind, gedurende lange jaren Belgisch gezant te Berlijn, aan den Belgischen minis ter van buitenlandsche zaken, waarin met groote scherpzinnigheid de aan het Engelsche aanbod te gronde liggende bijgedachten worden onthuld en waarin de gezant wijst op het bedenkelijke van den toestand, waarin België zou komen voor eenzijdig par tij te kiezen voor de entente-mogendheden. In dit zeer uitvoerig schrijven, 23 December 1911 gedateerd, wijst baron Greindl erop, dat het plan van - uur. uur. is de i min. i ter dat 'Ogen, ;n re ulens zijn daar- inhar- en. Ik it een ensch, Mis- mijn heel is: ik kig te n zijn lef te e ge- at ik dan erech- on- lijden vezen, plaats >u er prijs armen In de omdat ooting ALKMAARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1