DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Van bat westelijk oorlogstmln. Van bet oostelijk oorlogsterrein. No. m Honderd en zestiende Jaargang. 1914. MAANDAG 19 OCTOBER. ALKMAAR, 19 October. De Engelschen hebben den Duitschen steek onder water beantwoord met een openlijken klap, die aan kwam en klonk. Immers nadat de Duitschera de „Hawke" in den grond geboord hadden, hebben de Engelschen, eveneens in de Noordzee, vier Duitsche torpedojagers aangevallen en tot zinken gebracht. De Engelschen hebben een 350 man verloren en een ouden, bijna verouderden kruiser, de Duitschers een 240 man en vier nieuwere torpedojagers. Beide feiten zijn slechts van geringe beteekenis tegenover het ge beuren ter zee, dat ons nog te wachten staat, maar het moreel der Engelsche marine zal stellig veel gunstiger invloed van de overwinning ondervinden, dan dat der Duitsche. Over de omstandigheden, waaronder de verliezen zijn toegebracht, kan een en ander worden medege deeld. Oelijk wij Zaterdag reeds vermoedden, was de Hawke met een anderen kruiser, de Theseus, met wachtdienst op de Noordzee. Zij merkten twee Duitsche onderzeeërs op, de Theseus ontkwam door een snelle manoeuvre en verwijderde zich haastig, maar de Hawke werd midscheeps getroffen en zonk onmiddellijk terloops zij medegedeeld, dat zich aan boord bevond de bootsman Sidney Austin, die hetzelf de avontuur reeds aan boord van de Hogue had mee gemaakt, toen gered en naar ons land gebracht werd en nu al weer tot de geredden behoort. Het tweede gevecht heeft dicht bij onze kust plaats gehad. Vier Duitsche torpedojagers kwamen in aan raking met den dit jaar van stapel geloopen Engel schen lichten kruiser Undaunted en vier Engelsche torpedobooten, zoodat enkele Hollandsche visschers- schepen moeite hadden te ontsnappen aan het gevaar van de slachtoffers van den strijd te worden. Alle vier Duitsche booten werden tot zinken gebracht, de Engelsche schepen werden slechts licht beschadigd, geen Engelschman werd gedood en slechts 5 werden er gewond. De Engelsche overwinning is er een in 't klein, zooals de Engelsche vloot er in het verleden zoo vaak heeft bevochten: den tegenstander zoo groot mogelijk nadeel toe brengen en zelf geringe averij op- loopen. Wij vermoeden dan ook, dat en terecht dit succes door de Engelsche pers met jubelklanken zal worden bezongen. Veel zeggen de kleine ontmoe tingen natuurlijk niet, maar als symptomen hebben ze waarde. Men is den laatsten tijd in Engeland door die Duitsche onderzeeërs wel wat verontrust. De Dai ly Chronicle betoogde dan ook reeds, dat de minister van marine, de heer Churchill, wel een heel bekwaam man maar eigenlijk geen vlootvoogd is, en meer ver stand van politiek dan van strategie heeft. Het blad herinnerde er aan, dat het volk om lord Kitchener had geroepen en dezen ook had gekregen. En het zou nu graag zien, dat er ook een marine-strateeg werd benoemd, lord Fisher of Sir Arthur Wilson, want: „Wij gaan nu in wat we moeten noemen de meest „critieke periode voor onze vloot, de vier donkere win termaanden. Laat ons deze niet intreden onder „tweedehandsche leiding, maar onder de beste leiding, „waarover de natie beschikt." Hieruit blijkt reeds, dat men huiverig de toekomst ingaat, nu de kwetsbaarheid der groote schepen en de gevaarlijkheid der kleine onderzeeërs ondanks mij nen en ondere voorzorgsmaatregelen reeds zoo duide lijk aan het licht gekomen is. Evenwel wanneer blijkt, zooals thans, dat in den open strijd de Engelschen nog superieur zijn, zij het dan ook in kleinere ontmoetingen, dan geeft dit van zelf nieuwen moed en nieuwe hoop. Terwijl tot dusverre verschillende voorspellingen met betrekking tot den toekomst-oorlog te land zijn uitgekomen, is er een Engelsch voorspeller geweest, die aardig geraden heeft wat er op zee zou gebeuren. Deze voorspeller is de bekende Engelsche schrijver Wells, wiens boeken alom vermaardheid hebben ge vonden. Op een merkwaardig tijdstip is er thans van hem een merkwaardig boek verschenen. Een der laatste nummers der Tauchnitz edition (no. 4476) bevat on der den titel „An Englishman looks at the world" een reeks opstellen van den heer Wells, waarin deze zich bezig houdt met den toekomstigen oorlog en dingen als waarschijnlijk voorstelt, welke wij thans kunnen waarnemen. o In een opstel van Juni 1911 betoogt hij, dat de En gelschen wel ontzaglijke geldsommen hebben uitgege ven voor de vloot, doch geen bijzondere uitvindingen hebben gedaan, geen nieuwe weermiddelen voor zich alléén bezitten, geen gebruik hebben gemaakt van de nieuwste ontdekkingen van de mannen der wetens schap. „Het is duidelijk, dat de eerstkomende zeeoor log meer dan alle vroegere oorlogen een oorlog van mechanisme zal zijn", zegt hij. Op den duur zal de overwinning zijn aan den kant van dengeen, die in den oorlog op de uitgebreidste schaal weet toe te pas sen wat in vredestijd is uitgevonden. Over de Dreadnoughts schrijft hij: „Ze schijnen me kwetsbaar toe van bovenuit de lucht, van onderen uit de diepte der zee, kwetsbaar in een ondiep vaarwa ter en bij mist en de Noordzee is ondiep en is mistig. „Was ik lord groot-admiraal van Engeland en was er een oorlog met Duitschland uitgebroken, dan zou ik net zoo lief met de St Paulus-kathedraai in zee steken. De helft der Dreadnoughts zou Ik opbergen in de Clyde, de andere helft ook en wel in het kanaal van Bristol. Het beste deel der bemanning haalde ik er uit om te vechten met zeemijnen, torpedo's, torpe dojagers, luchtschepen en onderzeebooten." Tachtig Dreadnoughts met een trage bemanning vindt hij slechts tachtig schietschijven voor een vlug ger tegenstander. „Het groote publiek zoo zegt hij nog „heeft leeren veronderstellen, dat de toekomstige zeeoorlog begint met een beslissenden zeeslag. Het verloop stelt men zich kinderachtig eenvoudig voor: Onze tegen stander komt met 10 schepen aan, waar wij er 16 of meer hebben. Er zal geweldig geschoten worden en dan keeren onze admiraals zegevierend terugDit is een zeer te wenschen, doch zeer onwaarschijnlijk ver loop van de zaak. Oeen vijandige macht is er ook maar in het minst op gesteld welke slagschepen dan ook op onze Dreadnoughts af te sturen. Onze Dread noughts zullen door de zeeën kruisen en vijandelijke oorlogsbodems opzoeken, die zorgvuldig buiten hun bereik gehouden worden. Onze Dreadnougths zullen natuurlijk niet te dicht onder de vijandelijke kust dur ven komen, vanwege de zeemijnen en intusschen zul len onze kruisers de vijandelijke vloot in de havens opsluiten. Doch dan geschieden er andere dingen. Wij zullen merken, dat de vijand gebruik maakt van aan valsmiddelen tegen onze groote schepen, welke wij niet in overeenstemming met de regelen der sport achten. Als hij niet stapel is, zal hij veel rijker blijken te zijn aan onderzeeërs, torpedobooten, water-vlieg tuigen en andere aeroplanes, dan in officieele opga ven vermeld staat. Al deze dingen zijn goedkoop en vlug te maken. Hij zal ruim voorzien zijn van ont plofbare stoffen om deze vier-en-twintig-millioen-tri- umfen van onze scheepsbouwkundige ingenieurs te vernietigen. Zoodra het mistig of heiig is, zal er een Dreadnought in den grond geboord worden, 't Zal dan een schrale troost zijn voor ons, wanneer wij een al te roekeloozen Zeppelin in ons land te pakken krijgen of een vliegtuig door de vleugels schieten of een torpedoboot in de lucht doen vliegen.... Een twee de ongeluk met een Dreadnought zal de pers vreese- lijk zenuwachtig maken. Een derde zal misschien ten gevolge hebben, dat wij de heele vloot opbergen in veilige haven en de strijd voortzetten met torpedo-ja gers, onderzeeërs, vliegmachines, enz., dat u£il zeg gen juist zooals wij hadden moeten beginnen!" Tot zoover de Engelschman, die de aanvang van den oorlog aardig te voren heeft geschetst. De Duit schers houden hun vloot in veilige haven en trachten door mijnen en onderzeeërs de gevechtswaarde der Britsche vloot te verminderen. Tot dusverre is het ef fect nog niet groot. Om de redenen, die wij Zaterdag vermeld hebben, zijn er nog geen groote, geen moder ne gevechtseenheden tot zinken gebracht en er moge al een vrij aanzienlijke tonneninhoud op den bodem der zee rusten, wat de kwaliteit der getorpilleerde En gelsche kruisers betreft is er nog niet veel verloren. Het verontrustende voor de Engelschen zit dan.|gtot dusverre ook voornamelijk in het omkomen der Be manningen en in de gedachte, dat men in de komende maanden van kwaad tot erger zal vervallen. Geen wonder, dat men in Engeland hoopt op een groot zeegevecht, teneinde de gelegenheid te hebben te la ten zien, dat de Britsche marine nog altijd uitmunt door moed en beleid en dat zij over het beste scheeps geschut beschikt. Doch die gelegenheid zal er waar schijnlijk voorshands wel niet komen, zoodat men zich moet heenzetten over kleinere verliezen en zich tevreden moet toonen met kleinere overwinningen. Wij hebben vandaag zoo lang op zee getoefd, dat er voor den oorlog te land weinig tijd en plaats meer over is. Onder de telegrammen zal men een uitvoerig door veldmaarschalk French geseind overzicht vin den van de verrichtingen van de Engelsche legermacht in Noord-Frankrijk, waaruit blijkt, dat zij niet stil ge zeten doch zich dapper geweerd heeft. Hier zij er aan herinnerd, dat den 18den September generaal Joffre het noodig achtte een nieuw plan op te maken en den Duitschen rechterflank om te trekken en in te sluiten. Zooals de stand thans is, is het met deze omtrek- kingspoging gedaan. Beide vijandelijke fronten rei ken thans tot aan de zee. Zij zijn zoover uitgerekt, als maar mogelijk was. Zij zijn bovendien in het noorden zéér sterk gemaakt. Wij mogen het er voor houden, dat in het uiterste noorden thans een vereenigde le germacht van Belgische, Engelsche en Fransche troe pen staat tegenover een' versterkte Duitsche macht, welke in de buurt van Nieuwpoort gewikkeld zijn in een gevecht, waarvan de uitslag belangrijk kan wor den. De lijn, waarlangs de partijen zijn opgesteld, loopt van Nieuwpoort in zuid-oostelijke richting naar IJ peren en gaat van daar recht naar beneden, over Armentières naar Atrecht Het onderstaande kaartje geeft dit aan en vermeldt tevens de plaatsen, waarover in de laatste communiqué's wordt gesproken. Neemt men de gansche gevechtslinie, dan blijkt, dat zij zich uitstrekt van de Zwitsersche grens tot aan de Noord zeekust Doch het Belgische gedeelte is voor het oogenblik van het grootste belang. Daar khn het spannen gaan en daar staat zeker heel wat op het spel. Toch is het best mogelijk, dat ondanks de geweldige krachtsin spanning, welke hier wordt uitgeoefend, elders een beslissing wordt verkregen, wijl daar een dusdanige verzwakking is ingetreden, dat de tegenpartij de kans schoon ziet door te breken. Hoezeer het er spannen gaat, kan hieruit blijken, dat er zelfs door den Franschen censor geschrapt wordt in de officieele communiqué's, zoodat plaats namen worden weggelaten. Overigens blijven deze communiqué's gewagen van vorderingen, in het oos ten in de buurt van St. Mihiel, maar vooral in het westen, waar de bondgenooten steeds meer terrein schijnen te winnen en dusblijkbaar onder gunstige voorwaarden een belangrijk gevecht zijn aangegaan, waarvan wij nu wel spoedig iets naders zullen verne men. NOORDZEE Blanken- berghe Ostende Nieuwpoort Yperen Armentières Lijs a Rijssel I La Bassée I Lens Atrecht DE STRIJD IN NOORD-FRANKRIJK. Het Fransche communiqué luidt: Op het front wordt sliechts licht geschoten. Op den linkervleugel blijven wij vorderen; wij hebben ons meester gemaakt van Fromelles ten Zuid-oosten van Rijssel. Op het kanaal van Yperen naar de zee hebben ze fuseliers en zeelieden een aanval der Duitschera afge slagen. Het Belgische leger heeft verschillende aanvallen door de Duitschera gedaan op overgangen van de IJser krachtig afgeslagen. Op onzen linkervleugel ten noordien van het kanaal van La Bassée hebben de geallieerden de voorrij le van Givenchy en troinelles bezet. Zij heroverden Armentières ten noorden van Ar.'os. Gisteren zijn wij merkbaar vooruitgegaan. Tusschen de streek om Arras en de Oiae hebben wij op enkele punten eenig terrein gewonnen. Het Londensche Persbureau bericht, dat de Engel sche troepen in de gevechten in het noorden flink vooruit zijn gegaan en dat de geallieerden den vijand meer dan 30 mijl achteruit heeft gedreven. Uit Berlijn wordt officiéél gemeld: Op het westelijk oorlogstooneel is de dag van gisteren over het alge meen rustig verloopen. De toestand is ongewijzigd. DE SLAG AAN DE WEICHSEL. Officieel wordt uit het Oostenrijksche hoofdkwartier medegedeeld: Zoowel de slag in de linie Stary Sam- bor—Medyka en aan de San als de Oostenrijksche operaties in de richting van de Dnjester, hebben een goed verloop. A Ten noorden van Wyazkow werden de Russen op nieuw aangevallen en achteruiigeslagenbij Syno- wucko forceerden de Oostenrijksche troepen ae Stryi- rivier en namen zij de hoogten ten noorden van die plaats en vervolgden daarna den vijand. Ook kwamen de hoogten ten noorden van Podbuz en ten zuidoosten van Stary Sambor na hardnekkige ge vechten in onze macht. Ten noorden van de Strwiaz heeft onze aanval evenveel succes. Ten noorden van Przemysl beginnen wij op den rechteroever van de San reeds vasten voet te krijgen. Het aantal na den aanvang van ons jongste offen sief gevangen genomen Russen valt nog niet bij bena dering vast te stellen, volgens tot dusverre ontvangen rapporten, zijn het er echter reeds meer dan 15.000. Uit Petrograd wordt gemeld: Er valt geen wijzi- van belang te vermelden. De gevechten aan de idden-Weichsel en in Galicië ontwikkelen zich ge leidelijk. Uit het Duitsche groote hoofdkwartier wordt ge meld Op het oostenlijk oorlogstooneel zijn onze troe pen in actie in de buurt van Lyck. Het gevecht bij en ten zuiden van Warschau duurt voort. DE RUSSISCHE TROEPEN IN HONGARIJE. De uit Maramaros verdwenen Russische troepen, die bij Raho stelling hadden genomen, werden door de Oostenrijksche troepen verslagen. Zij vluchtten in de richting Koeraesmesae, waarbij zij door de Oosten rijkers achtervolgd werden, zoo meldt een Wolff-be- richt. De vluchtende vijandelijke afdeeling, wier totale sterkte tot ongeveer 4000 man gesmolten is, is de laatste, die zich nog op Hongaarsch grondgebied be vindt. Hoogstens kunnen zich nog in de bosschen ver spreide brokstukken bevinden van de Russische inval- troepen, die zich, waar zij Oostenrijksche patrouilles ontmoeten, steeds zonder tegenstand te bieden, over geven. DE BELEGERING VAN PRZEMYSL. De oorlogscorrespondent van het Hongaarsche blad „Az Est", die zich tijdens het geheele beleg van Przemysl binnen die stad bevond, en zoodoende ge tuige is geweest van de heldhaftige verdediging van de vesting, meldt dienaangaande: In den nacht van den 6den op den 7den dezer on dernamen de Russen een wanhopige stormloop op de oostelijke forten. Weliswaar was toen reeds de aftocht van de Russen ten gevolge van den snellen en verras senden opmarsch van de verbonden legers begonnen. De bestorming geschiedde echter om twee redenen: in de eerste plaats omdat de Russen wisten, dat het Oos- tenrijksch-Hongaarsche ontzettingsleger reeds Pre- mysl naderde en ten tweede omdat de Tsaar den 6en in het Russische hoofdkwartier het bevel had uitge vaardigd, dat Przemyl den 7den in Russische handen moest zijn. De bestorming richtte zich voornamelijk tegen de drie oostelijke forten en de daartusschen gelegen in- fanterie8tellingen. De granaten der Russen brachtten eenige schade aan de forten aan. Bij het aanbreken van den dag begon een verwoede bestorming door de infanterie. Onze verdedigings troepen, voor een groot deel bestaande uit onzen uit stekenden landstorm, welke zelfs na een belegering van eenige weken niet uitgeput was, boden aan de be storming een bewonderenswaardigen weerstand. Op een gegeven oogenblik bevonden zich op een der forten reeds 270 Russen. Door tijdig ontboden hulp konden dezen omsingeld worden, waarbij er 200 werden gevangen gemaakt, terwijl de andere 70 de bestorming met hun leven bekochten. De Russen werden ten slotte gedwongen zich zoo goed als zij konden terug te trekken. Het terrein voor de versterkingen en' infanteriestel- lingen was over de heele linie met lijken van Russen bedekt. VIER DUITSCHE TORPEDOJAGERS IN DEN GROND GEBOORD. Volgens een officieel Londensch bericht heeft de lichte Kruiser „Uudaunted" met de vier torpedojagers „Lauce", „Lennox", „Legion" en „Loyal"/op 20 mijl N. W., half West van het vuurschip Haaks voor het Marsdiep vier Duitsche torpedojagers tot zinken gebracht. Eenige Hollansche stoomtrawlers, die daar aan het visschen waren, hoorden plotseling een hevig kanon gebulder, terwijl eenige minuten later de kogels over de vaartuigen vlogen. Een der trawlers, de „Nelly Geziena" moet zelfs door een granaat in het want zijn getroffen. De vechtende schepen hadden, volgens de beman ning van dit schip, een geweldige vaart, en gingen zoo dicht langs de trawler heen, dat men op sommi ge schepen de mannen aan de stukken kon zien staan. De trawlers trachtten zich zoo spoedig mogelijk in veiligheid te brengen, doch ze konden nog zien, dat twee oorlogsvaartuigen in brand stonden en een an der zinkende was. Ook zag men op verschillende plaatsen onderzeeërs opduiken. Van Duitsche zijde wordt nog officieel medege deeld: In den middag van 1 7dezer geraakten onze torpedobooten S 115, S 117, S 118 en S 119 niet ver van de Nederlandsche kust slaags met den Engelschen kruiser „Uudaunded" en vier Engelsche torpedoja gers. Volgens officieele Engelsche berichten werden de Duitsche torpedo-booten tot zioken gebracht. Van hun bemanningen zijn 31 jnan in Engeland aan wal gebracht. DE ONDERGANG VAN DE „HAWKE". Volgens nadere berichten is de Engelsche kruiser „Hawke", die met de „Theseus" wachtdienst deed, in het noordelijk gedeelte van de Noordzee, door een torpedoschot van een Duitsche onderzeeër tot zinken gebracht. De „Theseus", die de „Hawke" vergezelde, werd eveneens aangevallen, doch wist zich door een snelle manoeuvre in veiligheid te stellen. De „Hawke" werd middenscheeps getroffen, dicht bij een der kruitmagazijnen. Men hoorde een hevige ontploffing, waardoor een groot gat in den scheeps wand werd geslagen en het schip sterk overhelde. Hierdoor was het onmogelijk alle sloepen te strijken; alleen een kleine prisas, een sloep en een vlot waren te water gelaten. Het schip zonk binnen vijf minuten. Door de sloep werden verscheiden drenkelingen op- gevischt. Na vijf uur rondzwerven werden de inzitten den opgepikt door een Noorsche visschersboot, die hen naar Aberdeen overbracht. Waar het vlot is, waarop zich 70 drenkelingen be vinden, weet men niet. Een Duitsche onderzeeër moet zwaar beschadigd zijn. GEVECHTEN IN DE ZWARTE ZEE? Naar van Duitsche zijde uit Sofia wordt vernomen, zijn ter hoogte van Constantza Turksche en Russische oorlogsschepen slaags geweest. ALKMAARSCHE COURANT. o o. 'O o o* o 0 0' o oo" o o o o c F K A N K R IJ K

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1