I i m Honden! m Zetóafide Jaargang. 1914 Zaterdag 21 October. te ALKMAAR op Maandag 2 November 1914.) Indische Bydragen. FEUILLETON. 252 lijk men weet dit jaar op Java plaats hebberr: het Internationaal Rubbercongres met Tentoonstelling te Batavia en de Semarangsche Koloniale Tentoonstel ling. Veel moeite had men zich gegeven om het rubber congres te doen slagen. Mr. Vissering, die in Indiü deel van het hoofdbestuur had uitgemaakt en sedert als president van de Nederlandsche Bank te Amster dam vertoefd, richtte hier een Nederlandsche commis sie op met bet doel, om namens Nederland eene in zending op die tentoonstelling te doen plaats vinden, bepaaldelijk betrekking hebbende op de wijze van verkoop van rubber in Nederland, en alles wat ver der op rubberhandel en rubbemijverheid betrekking heeft. Een uitvoerig en keurig geïllustreerd „over zicht" van hetgeen hier te lande omgaat in zake rub- Nederlandsch-lndië en de Oorlog. Nadruk verboden. NEDERLANDSCH-INDIë EN DE OORLOO. Voor Indië brachten de omstandigheden mede, dat na den onrust door den Europeesche oolog teweeg ge bracht, een groote gerustheid meer overal baan brak. Waartoe ook moet hebben medegewerkt de omstandig heid dat sommige buitengewoon genomen maatrege len werden herroepen en de Gouv.-Generaal zijn tijde lijk verblijf te Weltevreden (Batavia) weder voor Bui tenzorg verwisselde. Intuschen zijn Japanners als bondgenooten van En geland ook in den Grooten Oceaan opgetreden tegen Duitsch bezit en hebben zij van Mikronesië be-oosten de Philippijnen het eiland Jab van de West-Carolinen bezet, alsmede het hoofdeiland van den Marshall- groep. Of Engeland met die voortvarendheid wel wat tegen de afspraak gediend zal zijn, valt te be twijfelen, het samentrekken bij de Philippijnen van na genoeg de geheele Groote Oceaan-vloot aoor de Ver- eenigde Staten duidt op eea wantrouwen van die zij de in de bedoelingen van Japan. We willen maar zeggen, dat ook voor ons Verre Oosten nog niets met zekerheid te zeggen valt over hetgeen in de naaste toekomst is te verwachten, daar gelaten dian nog de vraag: wat de woedende wereld brand over ons land, het moederland, brengen zal. Omstreeks half Augustus vonden in de Indische wateren voorvallen plaats, waarvan in Indische bla den melding werd gemaakt onder het hoofd: „Ge- heimzinnig spel ter zee." In de vier vernielde geval len waren het Duitsche stoomschepen, die de veilige haven verlieten zonder voorkennis van de haven-auto riteiten en naar men zeker wist ook tegen de instructies van de hoofdagenten van de betrokken maatschappij. De opgeheven telegrafische gemeen schap met Duitschland sloot verder uit, dat hier aan rechtstreeksche instructies van de directie te Hamburg kon worden gedacht. Vermoedelijk dat de gelijktijdige aanwezigheid van Duitsche kruisers in den Archipel niet vreemd aan die handelwijze is geweest. In dat geval heeft men aan boord van bedoelde 4 koopvaar dijschepen waarschijnlijk de door het bestuur aange brachte verzegeling der draadlooze installaties verbro ken om met de kruisers in verbinding te kunnen tre den. We moeten nog even terug komen op de houding der bevolking bij het uitbreken van den wereldbrand. Het geen daarvan bleek, zal ook wel hebben bijgedragen om de eerste opwinding te doen bedaren. Het bleef toch nog steeds de vraag wat in moeilijke omstandig heden van inlandsche zijde te wachten viel. Zekerheid dien aangaande bestaat ook thans nog niet en om nu reeds te spreken van de „loyauteit der bevolking" gelijk plaats vond is minstens ge nomen overdreven te noemen. Betuigingen, schriftelijk en mondeling, werden ontvangen van vernochtheid aan ons bestuur, de inlandsche pers Het mede zich niet onbetuigd. Zelfs kwamen van de priaji's te Ma- gedang, van hoofden uit de Menangkabansche landen aanbieaingen van steun in den vorm van weerbaar heidskorpsen. Doch deze uitingen waren afkomstig van het ontwikkelde deel der bevolking en van haar aristocratie Op de af deelingen van de Sarekat Islam moest ech ter aoor dr. Rinkes worden ingewerkt en niet dan na dat de inlanders arts Radjiman van Solo zijn grooten invloed had aangewend, werd van die zijde eene ver klaring ontvangen als door de aristocratische vereeni- ging Boedi Oetomo afgelegd. Er is reden tot tevredenheid over hetgeen van de stemming der bevolking werd vernomen, vooral ook i omdat uit sommige uitingen bleek, hoe geleidelijk aan men gaat begrijpen, dat de inlander slechts kan verliezen, mocht Indië in andere handen overgaan Met een gelijksoortige gedachte zijn de Britsch-lndi sche troepen naar de Europeesche slagvelden geto gen. Het is te verwachten, dat die overtuiging ook in ons Indië steeds meer veld zal gaan winnen, waarvan voor ons een goed gebruik te maken is. Een gezamen lijk strijden voor gemeenschappelijke belangen brengt echter ook zijn consequenties, waarvooor niet mag worden teruggedeinsd. Een congres en een tentoonstelling zouden ge- oog op tijdsomstandigheden. Niet aldus verging Eet de koloniale tentoonstelling te Semarang. Na lang wikken en wegen vond 20 Aug. hare opening plaats, nu wel niet door den Gouv.- Generaal gelijk oorspronkelijk het plan was. Zonder muziek, zonder groot vertoon werd deze in Indië eer ste algemeene koloniale tentoonstelling geopend en in spijt van het vroolijk vlaggengewapper droeg de plechtigheid een ernstig karakter. Dit „kind van smarten", gelijk de tentoonstelling is genoemd om de vele egenwerking door haar bestuur ondervonden en een aantal tegenslagen, die overwon nen moesten worden, had een feestelijker opening ver diend. Want ondanks alles en ook het feit dat zij een jaar te laat gereed kwam, heeft men te Semarang iets buitengewoons tot stand gebracht als in Indië op het gebied van tentoonstellingen nog niet werd gepres teerd. De pers roemt thans haar aanleg, de installa ties, al zijn deze laatsten tengevolge van den oorlog nog niet volledig, dezelfde pers die over het alge meen voorheen zoo weinig goeds wist te vertellen over het gebeurde te Semarang. De tentoonstelling schijnt er op berekend veel menschen te trekken, ook veel inlanders, die hier belangrijke gegevens vinden over het leven en streven van geheel het volk van Java en Madoera niet alleen, doch ook van de bewoners der verschillende eilanden, bekend als de Buitenbezil tingen. Onder de vreemde exposanten worden Japan, China en twee gouvernementen van Australië genoemd. Van de Japansche afdeeling wordt gezegd, dat zij troepen, en' meer nog in het schoone enthousiasme dier troepen in dezen oorlog een zeer ernstig en hoop vol teeken van een grooten wereldijommekeer, „waar- Jn Oost en West elkaar opmoeten en voor gemeen schappelijke idealen samen strijden." Ik zie hierin een zeer gewichtig teeken v^or de toekomst der we reld, in den geweldigen tijd, waarin wij thans leven, en waarin ongeziene, geestelijke machten de evolutie der gansche menschheid als één geheel (zonder ras sen-onderscheidt), die op het oogenblik op een ver schrikkelijk, maar prachtig noodlotspunt staat, on verzettelijk, van uit een eeuwigheidsaanzicht, bestu ren. Wie dezen wereldoorlog van uit een tijdelijk standpunt beschouwt en niet „sub specie aeternitas", die houdt beter zijn vergankelijk oordeel vóór zich." SI ANOE. Op dit besluit ia men blijkbaar toch teruggeko men, daar uit Batavia wordt geseind, dat de rubber tentoonstelling door den Gouverneur-Generaal is ge opend en dat daarbij nagenoeg alle landen waren ver tegenwoordigd. Red. 8TADNIEÜWS. ALGEMEEN SECTIERAPPORT BEGROOTINO 1915. Verschenen is het Algemeen Rapport der sectiën over de begrooting 1915. In de algemeene beschouwingen gaven de sectiën de wenschelijkheid te kennen, de voorgestelde verhoo gingen van jaarwedden n i e t in behandeling te ne men en op deze begrooting zooveel mogelijk te bezui nigen, mits de goede gang van zaken hieronder niet zal lijden; terwijl het overgroote deel der 3e sectie van gevoelen was dat getracht moest worden zoowel door verlaging van de geraamde uitgaven, als wel door verhooging van geraamde inkomsten, een zoo- danigen toestand te krijgen, dat het geraamde bedrag voor den Hoofdelijken Omslag kon dalen tot het cijfer van 1914 dat is 125.000; er werd uitdrukkelijk op gewezen dat het gezamenlijk belastbaar inkomen voor het belastingjaar 1915, niet onbeduidend lager zal zijn dan dat voor 1914, en dat dus ook reeds bij gelijk belastingbedrag, het percentage der heffing een gevoelige verhooging zou moeten ondergaan. Omtrent liet denkbeeld om op deze begrooting gee- ne verhoogingeo van jaarwedden in overweging tc en W. in hun Memorie van nemen, bestaat, zeggen B tegenvalt, niet zoozeer voor wat betreft de uitstalling Antwoord, overeenstemming van gevoelen tusschen zelve, er schijnt voor groote waarde aan kostbare za ken in velerlei afwisseling aanwezig tc zijn. Doch dat alles komt niet uit door de wijze van étaleeren; wat daarenboven schijnt op te vallen is de minder vriende lijke en minder voorkomende houding van het Japan sche personeel in de étalages en verschillende gele genheden tot uitspanning. Bij het lezen van een en ander herinnerden we ons de mededeeling van den Japanschen consul te Batavia aan het „Bat. Hbl." De consul zeide verstoord te zijn over de uitingen van wantrouwen in de bladen aan hetafires van Japan, waarvoor hoegenaamd geen grond bestond. Gewezen werd daarbij op de krachtige deelneming der regeering van den Mikado aan de Se marangsche tentoonstelling, op het streven van graal Okuma, thans de Japansche premier, om de betrek kingen tusschen het rijk en Nederland nauwer aan te halen. Laten we echter voor heden nietverder hierop in gaan en tot besluit van deze bijdrage een waar, ern stig woord van Henri Borel aanhalen. Hij schreef in het ochtendblad van „Het Vaderland" van 9 dezer: „Met verbazing las ik in uw geacht blad van eergis teren een ingezonden stukje van den heer H. H. van Linge, waarin hij vraagt: „Is het feit, dat de Engel- „sche en Fransche Regeering niet aarzelen, allerlei „wilde en half-wilde volksstammen in den Europee- „schen krijg te betrekken, niet aan eenige bedenking „onderhevig? Zou een dergelijke handelwijze niet „voor het blanke ras een groot gevaar kunnen opleve ,ren Op deze vraag zou men al direct kunnep antwoor den en tevens weder-vragen„is 's heeren van Lin- gen's fantasie zoo woest en moorddadig, dat hij zich door wilde volksstammen een nóg wreeder en „voor 't blanke ras" nóg gevaarvoller manier van oorlogvoeren kan indenken, dan die in België door een blank ras is ingesteld? Hebben wij hier in Eu ropa, met dit alles voor oogen nog het recht, ge kleurde rassen „wild" of „half-wild" te noemen in te genstelling met beschaafde blanke rassen." Maar een tweede wedervraag is deze: Weet de heer van Lingen wel iets meer van die „wilde en half wilde volksstammen" af, dan dat zij gekleurd zijn? Heeft hij wel eens iets naders gelezen van b.v. het le ven, den godsdienst, de levensbeschouwing enz. der Sikhs4, der Gurkhas, der Sepoys, enz. Zoo hij dit ge daan had, dan zou hij weten, dat deze volken een a n d e r e beschaving hebben dan de „christelijke", maar absoluut niet tot de wilde, of zelfs maar half-wilde volkstammen behooren. Ik zie in het gebruiken van gekleurde, Oostersche 5Z1JX1 door COLETTE YVER. Geautoriseerde vertaling van W. E. P. 33) „Ja", vervolgde de scheikundige en haar oogen hadden dien droomerigen blik van iemand, die uit een heerlijken droom ontwaakt; de koning heeft mij de vorige week mijn plicht getoond. Wij, scheikundigen zoeken ongeveer zooals onze fantasie ingeeft. Terwijl we aan een proef bezig zijn, zien we soms iets door schemeren van het onbekende, wij spannen alle krach ten in om het te ontdekken, om het machtig te worden en wanneer wij er ons bij toeval van kunnen meester maken en 't nader bepalen, dan verliezen we onze be langstelling ervoor en we zoeken iets anders. Maar de koning neeft mij één groot ding gezegd: U heeft oen nieuwe stof geproduceerd, waarvan de industrie, de geneeskunde, duizenden lijdende wezens voordeel kunnen hebbendie daad is roemrijk, maar legt u veel verplichtingen op. Men verwacht van u bruikbaar thermium, dat voor allerlei doeleinden benut kan wor den, u heeft niet 't recht halverwege te blijven steken, u moet voortgaan. De koning had gelijk. Ik heb be grepen, dat ik verkeerd deed met op mijn lauweren te rusten. Ik ben weer met een koortsachtigen ijver be gonnen." De aartshertogin deed moeite om te glimlachen. ,,U maakt de „groene steenkool", waarvan u op college sprak den eersten keer, dat ik u gezien heb. Dank zij uw uitvinding zullen er geen stakingen, geen oproeren, geen afschuwelijke ellende en afgunst meer zijn.Het zou wel tijd zijn, Clara, dat je ons dien gaatt, dien groenen steenkool, die altijd door warmte geeft!" Clara merkte niets van de hevige ontroering van het jonge meisje cn vervolgde: den Raad en hun college. Wat de meening der meer derheid van de 3de sectie aangaat, gaan zij mede met het voornemen om van deze begrooting de posten te schrappen, waarvoor te ramen tot een volgend jaar kan worden uitgesteld. Ook zullen zij zich niet ver zetten tegen verlaging of verhooging van andere pos ten Indien daaruit, naar hun meening, geene moeie lijkheden zullen ontstaan. Nochtans wenschen B. en W. voor overdrijving in deze te waarschuwen. Als men de uitgaven zoo laag mogelijk, de ontvangsten zoo hoog mogelijk raamt, wordt de moeilijkheid om evenwicht in de begrooting te brengen slechts naar volgende diensten verschoven. B. en W. gaan accoord met verlaging van den post jaarwedde van den secretaris met 200.Met vol doening namen de secties kennis van een mededeeling van den Secretaris, waarin deze verzocht zijn voorstel tot salarisverhooging terug te nemen. Bij volgn. 80 schrijf en bureaubehoeften, druk- en bindwerk, briefsoorten, vrachtloonen en andere kleine uitgaven zagen de 1ste en 2e sectie gaarne dat het bind- en drukwerk in deze gemeente uitgevoerd werd, al zouden de prijzen iets hooger zijn. De derde sectie wenscht deze post terug gebracht te zien tot een bedrag over 1914 toegestaan. Ie meende men dat de kosten voor bind- en drukwerk eerder la ger dan hooger zouden zijn dan in 1914. 2e. oordeel de men het honorarium v/d. Stenograaf ad 500. een uitgaaf, die de gemeente in de tegenwoordige om standigheden, zich niet kan veroorloven; eensdeels meende men dat het stenografisch verslag door een in gezetene der gemeente goedkooper zou worden kunnen geleverd; anderdeels zou men er geen bezwaar tegen hebben het stenografisch verslag af te schaffen. liet nut daarvan, vooral in verband met het zeer late ver schijnen van dit verslag werd zeer problematisch ge acht. B. en W. merken ten aanzien van het eerste punt op, dat niet de lste sectie, doch slechts één lid dier sectie zich in den aangegeven zin heeft uitgelaten. Het bind en drukwerk zal, zoodra de desbetreffende overeen komst is afgeloopen, zoo mogelijk, aan ingezetenen de zer gemeente worden toevertrouwd. Waar de uitga ven in 1913 reeds bijna 2900 bedroegen en de admi nistratie zich reeds uitbreidt, is het inderdaad niet raadzaam dezen post lager te ramen. De stenograaf wordt bezoldigd met 35 per verga dering, een niet te hoog bedrag. Eenstemmig zouden B. en W. betreuren als tot afschaffing van het steno grafisch raadsverslag werd overgegaan. Bij volgnummer 82, onderhoud en aankoop voor gemeentebebouwen en vertrekken wordt voorgesteld dezen post te verminderen met 150.terwijl de derde sectie den aankoop van een tapijt niet noodig acht en alzoo dezen post met 80.— te verminderen. Deze post kan worden verlaagd met 80 antwoorden B. en W. Het aanschaffen van een looper komt ook hunnerzijds, bij nader inzien, niet noodig voor. Voor de weinigen die er prijs op stellen gebruik te maken van de buitentrap, kan een looper worden gehuurd. B. en W. hebbel geen bezwaar tegen den wensch der derde sectie, om in verband met de uitgaaf voor 1913. den post kosten van aanplakken, omroepen, aan kondigen enz., te verminderen met 100.—. De 3e sectie stelt voor den post vertering van raads commissies, geraamd op 200, te verlagen met 50. B. en W. hebben daartegen geen bezwaar. Indien de Raad dezen geheelen post zou willen schrappen, zou den zij daartegen geen bezwaar hebben. Bij volgnummer 93, kosten van toezicht en van in vordering der plaatselijke belastingen wenschen alle secties dezen post te verminderen met 150.— terwijl de derde sectie 50.lager wenscht te ramen voor bureaukosten van den controleur. B. en W. maken tegen een vermindering van dezen post met 50 (bureaukosten) geen bezwaar. Bij vilgn. 97. jaarwedde van de haven- en Kaaimees ters, Btellen alle secties voor den post te verminderen met Ï50 (salarisverhoogingen). B. en W. gaan hiermede accoord. Alle secties, behalve 1 lid, stellen voor den post kos ten van den Waag te verminderen met 425. In de 3e sectie de wensch geuit, dat spoedig een nieuwe regeling wordt getroffen voor de kaasdragers, daar de bestaande organisatie tot steeds meerdere moeilijkheden aanleiding geeft; met dien verstande echter, dat indien de nieuwe regeling financieele offers zal dragen de in werking treding tot later zal worden uitgesteld. Verder werd nog een verlaging van dezen post van 538.— in de 3e sectie voorgesteld, om de vernieuw ing van de leien van den Waagtoren nog uit te stel len; men vond hierin vrijheid omdat de vernieuwing over 2 jaar wordt voorgesteld. Met het voorstel jom dezen post met 425 te verla gen stemmen B. en W. in. Dit is niet het geval voor zooveel aangaat de uitgaaf van 538, wegens ver nieuwing van de leien-dakbedekking. Juist om de be grooting niet te veel te drukken werd voorgesteld het werk, dat door B. «n W. noodzakelijk wordt geacht, over twee jaren te verdeelen. Bij volgn. 110, onderhoud van huizen, torens, poor ten en derg. wensch te de derde sectie het werven van Kapel- en Brootekerk-toren uit te stellen, en den post te verminderen met 1300.—, terwijl één lid der 2e sectie één der torens dit jaar wilde uitstellen. Dc 3e sectie vermeende dat de 70.— voor dc ja- lousiën v/d serre der Stadsapotheek dit jaar uitgesteld kan worden. Voor het uitstellen van het verfwerk wenschen B. en W. de verantwoordelijkheid niet te dragen. Wat de uitgaaf van 70 betreft voor zonnescher men in de serre van de stads-apotheek, doen zij opmer ken, dat deze serre in den zomer onbruikbaar is we gens daarin heerschende hitte. Bij volgn. 111 sprak de derde sectie, naar aanlei ding van een vraag, gedaan door den directeur van Publieke Werken, eenparig als haar gevoelen uit, dat het werken in eigen beheer niet moet worden uitge breid, doch, integendeel zooveel mogelijk moet worden ingekrompen en zulks zoowel met het oog op de hooge- re kosten, als op de moeilijkheid van de controle tegen overschrijding van de toegestane credicten. B. en W. kunnen het gevoelen van de 3de sectie, zonder nadere bewijzen, niet aanvaarden. Ten aanzien van den post onderhoud van straten cn pleinen wenschen de eerste, tweede en vierde sectie niet uit te voeren de bestrating van Sliksteeg 723 alle sectiën die van de Paardenmarkt 552.dc der de sectie wenscht uit te stellen Ritsevoort 2258.50 alle sectiën wenschen uitstel de Laat 2805, waarmee vervalt betrating Clarissenbuurt 75.de 3e sectie (op één lid na) bestrating van de helling aan den Westerweg 208.Te samen 6621.50. Met vermindering van dezen post met 723 552 -f- 2805 75, te zamen 4155, gaan B. en W. accoord. Met schrapping van 2258.50 voor vernieuwing der bestrating van het Ritsevoort en ver legging der bestrating van de zijstraten kunnen zij zich echter niet vereenigen. Deze bestratingen, op een hoofdverkeersweg der gemeente zijn slecht en eischen dringend vernieuwing en verbetering. Ook achten zij het bestraten van de helling aan den Westerweg, waar voor 208 is uitgetrokken, niet voor uitstel vatbaar. Alle secties stellen voor dc post onderhoud van we gen en voetpaden te verminderen met 1000. B. en W. gaan hiermede accoord. Bij volgn. 118 vraagt de derde sectie of het elec- trisch opwinden van de Waagtoren een jaar uitge steld kan worden? Het electrisch opwinden van de Waagtorenklok zou inderdaad een jaar kunnen worden uitgesteld zeggen B. en W.. Dit opwinden moet echter twee malen per dag plaats hebben en het is een buitengewoon zwaar werk. Nu we het voorrecht hebben daarvoor electri- sche kracht te kunnen aanwenden, zouden B. en W. het betreuren indien daartoe niet aanstonds werd overge gaan. „Ik zal dien niet geven, anderen zullen na mij ko men om 't werk te voltooienmaar tot zoolang moet ik zooveel bijdragen als ik kan; 't thermium moet ge ïsoleerd worden; ik ben aan 't zoeken, ik probeer alle reagenten, ik neem alle proeven. Vanmorgen is een kolf met een zuur mij in de handen uit elkaar ge sprongenzie mijn schort eens. „Clara," vroeg Hare Hoogheid „geloof je niet, dat er in het volk krachten leven, die verschrikkelijker zijn dan die van de ziellooze stof „Kijk eens," zei Clara, die heelemaal niet geluisterc had, „kijkt u eens naar dien neerslag in de smeltkroes dat is gekristalliseerd thermium. Niets tast het aan." „Clara," vroeg het jonge meisje nu, „heb je Isma ël Kosor de laatste dagen in 't geheel niet gezien?" Clara Hersberg had j uist den vorigen dag een harts tochtelijken, onsamenhangenden brief van den volks leider gekregen, waarin hij sprak van een mogelijken dood, van een onvermijdelijke roeping, en van liefde, die hem verteerde. Zij had dien brief gelezen, als gold het een vraag, waarmee een dwingend kind haar steeds vervolgde en had niet getracht de toespelingen, die hij maakte op komende gebeurtenissen, te begrij pen. Zij was alleen maar bezig met het thermium en met het verlangen aan Wolframs wenschen te voldoen. Zij legde verstrooid aan de aartshertogin uit, dat zij Kosor sinds langen tijd niet gezien had: nauwelijks had zij haar college aan de universiteit geëindigd of zij ging naar het laboratorium van de school, waar haar leerlingen onder haar leiding ook zochten. O, wanneer het nieuwe apparaat voor electrolyse eens klaar zou zijn „Maar", viel de aartshertogin met ingehouden onge duld in de rede, „weet u dan niets?" „Van wat?" vroeg de geleerde. „Zie maar," zei Hare Hoogheid, terwijl zij de dun ne mousselinen gordijnen voor een van de torenven sters op zij schoof. Het was een heldere, lichte Maart dag na veel dagen van dooi en modder. De lucht was zoo zuiver, alle voorwerpen zoo duidelijk en scherp omlijnd, dat men over het Wapenplein heen, dat nu wit en stoffig was, en over de breede, stijgende Ko ningsavenue heen, de brug duidelijk kon onderschei den, en den rijweg, de huizen, de winkeltjes, de rijtui gen, de trams, de zware karren, de auto's en de fietsen van de voorstad. En nog verder, waar het oog niets meer onderscheiden kon, scheen een donkere bewege lijke massa naderbij te komen. „Wat is er?" vroeg Clara afgetrokken. Wanda's oogen waren wijd opengesperd, zij staarde onafgebroken op dat verre iets; het gordijn hield zij nog steeds ter zijde, maar zij antwoordde niet. Clara filtreerde een vloeistof. Zij kende noch onge duld, noch angst, noch heimelijke vrees. Zij zocht al leen maar en gaf al haar krachten aan dit werk. Tril lend en zenuwachtig begon Wanda weer na een lang stilzwijgen „Clara, ik ben gekomen met het plan om vandaag den heelen dag bij je te blijven." Clara richtte zich verbaasd op. „Ik heb bevel gegeven, dat ze mij hier in jouw kamer bedienen," vervolgde Wanda, „ik wilde je vandaag niet in steek laten, mijn arme Clara." Vandaag?" vroeg Clara. De aartshertogin lichtte het gordijn nog eens op, en liet het toen weer vallen met de woorden: „Daan zijn ze Nu zag Clara plotseling, dat er iets bijzonders aan Wanda was, dat zij tot nu toe niet opgemerkt had. Zij zag, dat haar gelaat bedrukt en strak stond. Onwil lekeurig sloeg zij nu ook de gordijnen ter zijde. Een dicht aaneengesloten, op elkaar gepakte menig te vulde de brug; geen rijtuig kon er meer door; de Koniugsavenue was plotseling als leeggevaagd en daarheen bewoog zich de donkere volksmenigte, als een stofwolk, die langzaam opgezogen wordt door een luchtledige ruimte, regelmatig, bijna majestueus. Het begin bereikte reeds dc kade van den rechteroever, het midden nam de hcele breedte van dc brug in be slag en het einde er van kon men niet eens zien: een zwarte mcnsclienzce bedekte den rijweg van de voor stad en verloor zich in dat stadskwartier. Clara zei met verstikte stem slechts dit eene woord: „Dc wevers!" Op dat oogenblik kwam het gerommel, dat men aan den zuidkant der stad hoorde, nader, het nam toe, de ruiten van het paleis begonnen te beven, en uit een zijstraat zag men een eskadron cavalerie in vollen draf het Wapenplein oprijden. De zon kleurde de hoo- ge stofwolken geel, dan joeg de wind ze weer uiteen. De troep stelde zich op aan de zijkanten van het pa leis. Op datzelfde oogenblik was het begin van den stoet de Koningavenue opgegaan. Men kon nu duide lijk de verkleurde kielen van de werklui onderschei den en de lange jakken der vrouwen. Verscheidene van hen droegen een kind op den arm. Een kleine, tengere man liep aan het hoofd van den stoet. Clara klemde zich met beide handen aan de tafel vast. Zij had Ko sor herkend. De aartshertogin begreep welk een aan doening dit voor Clara moest zijn, die zoo plotseling uit de veilige rust van haar wetenschap werd opge schrikt. Gerijpt in haar laboratorium, overmeesterd door die geheimzinnige, wonderlijke verdooving, waarin uitvinders dikwijls vervallen, die als het ware slapend werken, had zij niets gemerkt van de bewe ging, die ontstaan en gegroeid was en tot de manifes tatie van dien dag had geleid. De Unie had haar niet geheim kunnen houden. De dagbladen hadden haar aangekondigd, de politie was van alle voorbereidin gen op de hoogte, het koninklijk kabinet had alles ge regeld, had het uur vastgesteld) waarop de betooging moest plaats hebben, de grens bepaald, waarbinnen zij blijven moest en den tijd, die haar gegund zou worden. Maar Clara, de ziel van de Unie, die harts tochtelijk het volk liefhad, de vrouw, die niet meer be zat dan haar kleeren, nadat zij alles wat zij had, voor 't volk gegeven had, Clara had alleen getuurd op haar eeuwige electrolyse en had niets geweten van alles wat er gebeurde. Welk een ontwaken na dien heerlijken wetcnschappelijken droom Zwijgend ging de aartshertogin een van de aan grenzende kamers binnen, de studeerkamer van haar vriendin. Haar oog viel op een stapel kranten, die nog niet aangeraakt lagen en die zelfs nog onder kruisband waren. Zij nam ze mee naar het laborato rium, waar Clara nog steeds door het venster stond te staren. Juffrouw Hersberg zei tegen haar: „Nu begrijp ik het, ik begrijp nu alles: hij brengt 1,1 i 1 i 1 I 16 I 11

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 5