I
i m
Honden! m Zetóafide Jaargang. 1914
Zaterdag 21 October.
te ALKMAAR
op Maandag 2 November 1914.)
Indische Bydragen.
FEUILLETON.
252
lijk men weet dit jaar op Java plaats hebberr: het
Internationaal Rubbercongres met Tentoonstelling te
Batavia en de Semarangsche Koloniale Tentoonstel
ling.
Veel moeite had men zich gegeven om het rubber
congres te doen slagen. Mr. Vissering, die in Indiü
deel van het hoofdbestuur had uitgemaakt en sedert
als president van de Nederlandsche Bank te Amster
dam vertoefd, richtte hier een Nederlandsche commis
sie op met bet doel, om namens Nederland eene in
zending op die tentoonstelling te doen plaats vinden,
bepaaldelijk betrekking hebbende op de wijze van
verkoop van rubber in Nederland, en alles wat ver
der op rubberhandel en rubbemijverheid betrekking
heeft. Een uitvoerig en keurig geïllustreerd „over
zicht" van hetgeen hier te lande omgaat in zake rub-
Nederlandsch-lndië en de Oorlog.
Nadruk verboden.
NEDERLANDSCH-INDIë EN DE OORLOO.
Voor Indië brachten de omstandigheden mede, dat
na den onrust door den Europeesche oolog teweeg ge
bracht, een groote gerustheid meer overal baan brak.
Waartoe ook moet hebben medegewerkt de omstandig
heid dat sommige buitengewoon genomen maatrege
len werden herroepen en de Gouv.-Generaal zijn tijde
lijk verblijf te Weltevreden (Batavia) weder voor Bui
tenzorg verwisselde.
Intuschen zijn Japanners als bondgenooten van En
geland ook in den Grooten Oceaan opgetreden tegen
Duitsch bezit en hebben zij van Mikronesië be-oosten
de Philippijnen het eiland Jab van de West-Carolinen
bezet, alsmede het hoofdeiland van den Marshall-
groep. Of Engeland met die voortvarendheid wel
wat tegen de afspraak gediend zal zijn, valt te be
twijfelen, het samentrekken bij de Philippijnen van na
genoeg de geheele Groote Oceaan-vloot aoor de Ver-
eenigde Staten duidt op eea wantrouwen van die zij
de in de bedoelingen van Japan.
We willen maar zeggen, dat ook voor ons Verre
Oosten nog niets met zekerheid te zeggen valt over
hetgeen in de naaste toekomst is te verwachten, daar
gelaten dian nog de vraag: wat de woedende wereld
brand over ons land, het moederland, brengen zal.
Omstreeks half Augustus vonden in de Indische
wateren voorvallen plaats, waarvan in Indische bla
den melding werd gemaakt onder het hoofd: „Ge-
heimzinnig spel ter zee." In de vier vernielde geval
len waren het Duitsche stoomschepen, die de veilige
haven verlieten zonder voorkennis van de haven-auto
riteiten en naar men zeker wist ook tegen de
instructies van de hoofdagenten van de betrokken
maatschappij. De opgeheven telegrafische gemeen
schap met Duitschland sloot verder uit, dat hier aan
rechtstreeksche instructies van de directie te Hamburg
kon worden gedacht. Vermoedelijk dat de gelijktijdige
aanwezigheid van Duitsche kruisers in den Archipel
niet vreemd aan die handelwijze is geweest. In dat
geval heeft men aan boord van bedoelde 4 koopvaar
dijschepen waarschijnlijk de door het bestuur aange
brachte verzegeling der draadlooze installaties verbro
ken om met de kruisers in verbinding te kunnen tre
den.
We moeten nog even terug komen op de houding der
bevolking bij het uitbreken van den wereldbrand. Het
geen daarvan bleek, zal ook wel hebben bijgedragen
om de eerste opwinding te doen bedaren. Het bleef
toch nog steeds de vraag wat in moeilijke omstandig
heden van inlandsche zijde te wachten viel.
Zekerheid dien aangaande bestaat ook thans nog
niet en om nu reeds te spreken van de „loyauteit der
bevolking" gelijk plaats vond is minstens ge
nomen overdreven te noemen. Betuigingen, schriftelijk
en mondeling, werden ontvangen van vernochtheid
aan ons bestuur, de inlandsche pers Het mede zich
niet onbetuigd. Zelfs kwamen van de priaji's te Ma-
gedang, van hoofden uit de Menangkabansche landen
aanbieaingen van steun in den vorm van weerbaar
heidskorpsen. Doch deze uitingen waren afkomstig
van het ontwikkelde deel der bevolking en van haar
aristocratie
Op de af deelingen van de Sarekat Islam moest ech
ter aoor dr. Rinkes worden ingewerkt en niet dan na
dat de inlanders arts Radjiman van Solo zijn grooten
invloed had aangewend, werd van die zijde eene ver
klaring ontvangen als door de aristocratische vereeni-
ging Boedi Oetomo afgelegd.
Er is reden tot tevredenheid over hetgeen van de
stemming der bevolking werd vernomen, vooral ook
i omdat uit sommige uitingen bleek, hoe geleidelijk
aan men gaat begrijpen, dat de inlander slechts kan
verliezen, mocht Indië in andere handen overgaan
Met een gelijksoortige gedachte zijn de Britsch-lndi
sche troepen naar de Europeesche slagvelden geto
gen. Het is te verwachten, dat die overtuiging ook in
ons Indië steeds meer veld zal gaan winnen, waarvan
voor ons een goed gebruik te maken is. Een gezamen
lijk strijden voor gemeenschappelijke belangen brengt
echter ook zijn consequenties, waarvooor niet mag
worden teruggedeinsd.
Een congres en een tentoonstelling zouden ge-
oog op
tijdsomstandigheden.
Niet aldus verging Eet de koloniale tentoonstelling
te Semarang. Na lang wikken en wegen vond 20 Aug.
hare opening plaats, nu wel niet door den Gouv.-
Generaal gelijk oorspronkelijk het plan was. Zonder
muziek, zonder groot vertoon werd deze in Indië eer
ste algemeene koloniale tentoonstelling geopend en in
spijt van het vroolijk vlaggengewapper droeg de
plechtigheid een ernstig karakter.
Dit „kind van smarten", gelijk de tentoonstelling is
genoemd om de vele egenwerking door haar bestuur
ondervonden en een aantal tegenslagen, die overwon
nen moesten worden, had een feestelijker opening ver
diend. Want ondanks alles en ook het feit dat zij een
jaar te laat gereed kwam, heeft men te Semarang iets
buitengewoons tot stand gebracht als in Indië op het
gebied van tentoonstellingen nog niet werd gepres
teerd. De pers roemt thans haar aanleg, de installa
ties, al zijn deze laatsten tengevolge van den oorlog
nog niet volledig, dezelfde pers die over het alge
meen voorheen zoo weinig goeds wist te vertellen
over het gebeurde te Semarang. De tentoonstelling
schijnt er op berekend veel menschen te trekken, ook
veel inlanders, die hier belangrijke gegevens vinden
over het leven en streven van geheel het volk van Java
en Madoera niet alleen, doch ook van de bewoners
der verschillende eilanden, bekend als de Buitenbezil
tingen.
Onder de vreemde exposanten worden Japan, China
en twee gouvernementen van Australië genoemd.
Van de Japansche afdeeling wordt gezegd, dat zij
troepen, en' meer nog in het schoone enthousiasme
dier troepen in dezen oorlog een zeer ernstig en hoop
vol teeken van een grooten wereldijommekeer, „waar-
Jn Oost en West elkaar opmoeten en voor gemeen
schappelijke idealen samen strijden." Ik zie hierin
een zeer gewichtig teeken v^or de toekomst der we
reld, in den geweldigen tijd, waarin wij thans leven,
en waarin ongeziene, geestelijke machten de evolutie
der gansche menschheid als één geheel (zonder ras
sen-onderscheidt), die op het oogenblik op een ver
schrikkelijk, maar prachtig noodlotspunt staat, on
verzettelijk, van uit een eeuwigheidsaanzicht, bestu
ren. Wie dezen wereldoorlog van uit een tijdelijk
standpunt beschouwt en niet „sub specie aeternitas",
die houdt beter zijn vergankelijk oordeel vóór zich."
SI ANOE.
Op dit besluit ia men blijkbaar toch teruggeko
men, daar uit Batavia wordt geseind, dat de rubber
tentoonstelling door den Gouverneur-Generaal is ge
opend en dat daarbij nagenoeg alle landen waren ver
tegenwoordigd. Red.
8TADNIEÜWS.
ALGEMEEN SECTIERAPPORT
BEGROOTINO 1915.
Verschenen is het Algemeen Rapport der sectiën
over de begrooting 1915.
In de algemeene beschouwingen gaven de sectiën
de wenschelijkheid te kennen, de voorgestelde verhoo
gingen van jaarwedden n i e t in behandeling te ne
men en op deze begrooting zooveel mogelijk te bezui
nigen, mits de goede gang van zaken hieronder niet
zal lijden; terwijl het overgroote deel der 3e sectie
van gevoelen was dat getracht moest worden zoowel
door verlaging van de geraamde uitgaven, als wel
door verhooging van geraamde inkomsten, een zoo-
danigen toestand te krijgen, dat het geraamde bedrag
voor den Hoofdelijken Omslag kon dalen tot het cijfer
van 1914 dat is 125.000; er werd uitdrukkelijk
op gewezen dat het gezamenlijk belastbaar inkomen
voor het belastingjaar 1915, niet onbeduidend lager
zal zijn dan dat voor 1914, en dat dus ook reeds bij
gelijk belastingbedrag, het percentage der heffing een
gevoelige verhooging zou moeten ondergaan.
Omtrent liet denkbeeld om op deze begrooting gee-
ne verhoogingeo van jaarwedden in overweging tc
en W. in hun Memorie van
nemen, bestaat, zeggen B
tegenvalt, niet zoozeer voor wat betreft de uitstalling Antwoord, overeenstemming van gevoelen tusschen
zelve, er schijnt voor groote waarde aan kostbare za
ken in velerlei afwisseling aanwezig tc zijn. Doch dat
alles komt niet uit door de wijze van étaleeren; wat
daarenboven schijnt op te vallen is de minder vriende
lijke en minder voorkomende houding van het Japan
sche personeel in de étalages en verschillende gele
genheden tot uitspanning.
Bij het lezen van een en ander herinnerden we ons
de mededeeling van den Japanschen consul te Batavia
aan het „Bat. Hbl." De consul zeide verstoord te zijn
over de uitingen van wantrouwen in de bladen aan
hetafires van Japan, waarvoor hoegenaamd geen
grond bestond. Gewezen werd daarbij op de krachtige
deelneming der regeering van den Mikado aan de Se
marangsche tentoonstelling, op het streven van graal
Okuma, thans de Japansche premier, om de betrek
kingen tusschen het rijk en Nederland nauwer aan te
halen.
Laten we echter voor heden nietverder hierop in
gaan en tot besluit van deze bijdrage een waar, ern
stig woord van Henri Borel aanhalen. Hij schreef in
het ochtendblad van „Het Vaderland" van 9 dezer:
„Met verbazing las ik in uw geacht blad van eergis
teren een ingezonden stukje van den heer H. H. van
Linge, waarin hij vraagt: „Is het feit, dat de Engel-
„sche en Fransche Regeering niet aarzelen, allerlei
„wilde en half-wilde volksstammen in den Europee-
„schen krijg te betrekken, niet aan eenige bedenking
„onderhevig? Zou een dergelijke handelwijze niet
„voor het blanke ras een groot gevaar kunnen opleve
,ren
Op deze vraag zou men al direct kunnep antwoor
den en tevens weder-vragen„is 's heeren van Lin-
gen's fantasie zoo woest en moorddadig, dat hij zich
door wilde volksstammen een nóg wreeder en
„voor 't blanke ras" nóg gevaarvoller manier van
oorlogvoeren kan indenken, dan die in België door
een blank ras is ingesteld? Hebben wij hier in Eu
ropa, met dit alles voor oogen nog het recht, ge
kleurde rassen „wild" of „half-wild" te noemen in te
genstelling met beschaafde blanke rassen."
Maar een tweede wedervraag is deze: Weet de heer
van Lingen wel iets meer van die „wilde en half
wilde volksstammen" af, dan dat zij gekleurd zijn?
Heeft hij wel eens iets naders gelezen van b.v. het le
ven, den godsdienst, de levensbeschouwing enz. der
Sikhs4, der Gurkhas, der Sepoys, enz. Zoo hij dit ge
daan had, dan zou hij weten, dat deze volken een a n
d e r e beschaving hebben dan de „christelijke", maar
absoluut niet tot de wilde, of zelfs maar half-wilde
volkstammen behooren.
Ik zie in het gebruiken van gekleurde, Oostersche
5Z1JX1
door COLETTE YVER.
Geautoriseerde vertaling van W. E.
P.
33)
„Ja", vervolgde de scheikundige en haar oogen
hadden dien droomerigen blik van iemand, die uit een
heerlijken droom ontwaakt; de koning heeft mij de
vorige week mijn plicht getoond. Wij, scheikundigen
zoeken ongeveer zooals onze fantasie ingeeft. Terwijl
we aan een proef bezig zijn, zien we soms iets door
schemeren van het onbekende, wij spannen alle krach
ten in om het te ontdekken, om het machtig te worden
en wanneer wij er ons bij toeval van kunnen meester
maken en 't nader bepalen, dan verliezen we onze be
langstelling ervoor en we zoeken iets anders. Maar
de koning neeft mij één groot ding gezegd: U heeft
oen nieuwe stof geproduceerd, waarvan de industrie,
de geneeskunde, duizenden lijdende wezens voordeel
kunnen hebbendie daad is roemrijk, maar legt u veel
verplichtingen op. Men verwacht van u bruikbaar
thermium, dat voor allerlei doeleinden benut kan wor
den, u heeft niet 't recht halverwege te blijven steken,
u moet voortgaan. De koning had gelijk. Ik heb be
grepen, dat ik verkeerd deed met op mijn lauweren te
rusten. Ik ben weer met een koortsachtigen ijver be
gonnen."
De aartshertogin deed moeite om te glimlachen.
,,U maakt de „groene steenkool", waarvan u op
college sprak den eersten keer, dat ik u gezien heb.
Dank zij uw uitvinding zullen er geen stakingen, geen
oproeren, geen afschuwelijke ellende en afgunst meer
zijn.Het zou wel tijd zijn, Clara, dat je ons dien
gaatt, dien groenen steenkool, die altijd door warmte
geeft!"
Clara merkte niets van de hevige ontroering van het
jonge meisje cn vervolgde:
den Raad en hun college. Wat de meening der meer
derheid van de 3de sectie aangaat, gaan zij mede met
het voornemen om van deze begrooting de posten te
schrappen, waarvoor te ramen tot een volgend jaar
kan worden uitgesteld. Ook zullen zij zich niet ver
zetten tegen verlaging of verhooging van andere pos
ten Indien daaruit, naar hun meening, geene moeie
lijkheden zullen ontstaan. Nochtans wenschen B. en
W. voor overdrijving in deze te waarschuwen. Als
men de uitgaven zoo laag mogelijk, de ontvangsten
zoo hoog mogelijk raamt, wordt de moeilijkheid om
evenwicht in de begrooting te brengen slechts naar
volgende diensten verschoven.
B. en W. gaan accoord met verlaging van den post
jaarwedde van den secretaris met 200.Met vol
doening namen de secties kennis van een mededeeling
van den Secretaris, waarin deze verzocht zijn voorstel
tot salarisverhooging terug te nemen.
Bij volgn. 80 schrijf en bureaubehoeften, druk- en
bindwerk, briefsoorten, vrachtloonen en andere kleine
uitgaven zagen de 1ste en 2e sectie gaarne dat het
bind- en drukwerk in deze gemeente uitgevoerd werd,
al zouden de prijzen iets hooger zijn.
De derde sectie wenscht deze post terug gebracht te
zien tot een bedrag over 1914 toegestaan. Ie meende
men dat de kosten voor bind- en drukwerk eerder la
ger dan hooger zouden zijn dan in 1914. 2e. oordeel
de men het honorarium v/d. Stenograaf ad 500.
een uitgaaf, die de gemeente in de tegenwoordige om
standigheden, zich niet kan veroorloven; eensdeels
meende men dat het stenografisch verslag door een in
gezetene der gemeente goedkooper zou worden kunnen
geleverd; anderdeels zou men er geen bezwaar tegen
hebben het stenografisch verslag af te schaffen. liet
nut daarvan, vooral in verband met het zeer late ver
schijnen van dit verslag werd zeer problematisch ge
acht.
B. en W. merken ten aanzien van het eerste punt op,
dat niet de lste sectie, doch slechts één lid dier sectie
zich in den aangegeven zin heeft uitgelaten. Het bind
en drukwerk zal, zoodra de desbetreffende overeen
komst is afgeloopen, zoo mogelijk, aan ingezetenen de
zer gemeente worden toevertrouwd. Waar de uitga
ven in 1913 reeds bijna 2900 bedroegen en de admi
nistratie zich reeds uitbreidt, is het inderdaad niet
raadzaam dezen post lager te ramen.
De stenograaf wordt bezoldigd met 35 per verga
dering, een niet te hoog bedrag. Eenstemmig zouden
B. en W. betreuren als tot afschaffing van het steno
grafisch raadsverslag werd overgegaan.
Bij volgnummer 82, onderhoud en aankoop voor
gemeentebebouwen en vertrekken wordt voorgesteld
dezen post te verminderen met 150.terwijl de
derde sectie den aankoop van een tapijt niet noodig
acht en alzoo dezen post met 80.— te verminderen.
Deze post kan worden verlaagd met 80 antwoorden
B. en W. Het aanschaffen van een looper komt ook
hunnerzijds, bij nader inzien, niet noodig voor. Voor
de weinigen die er prijs op stellen gebruik te maken
van de buitentrap, kan een looper worden gehuurd.
B. en W. hebbel geen bezwaar tegen den wensch
der derde sectie, om in verband met de uitgaaf voor
1913. den post kosten van aanplakken, omroepen, aan
kondigen enz., te verminderen met 100.—.
De 3e sectie stelt voor den post vertering van raads
commissies, geraamd op 200, te verlagen met 50.
B. en W. hebben daartegen geen bezwaar. Indien de
Raad dezen geheelen post zou willen schrappen, zou
den zij daartegen geen bezwaar hebben.
Bij volgnummer 93, kosten van toezicht en van in
vordering der plaatselijke belastingen wenschen alle
secties dezen post te verminderen met 150.— terwijl
de derde sectie 50.lager wenscht te ramen voor
bureaukosten van den controleur.
B. en W. maken tegen een vermindering van dezen
post met 50 (bureaukosten) geen bezwaar.
Bij vilgn. 97. jaarwedde van de haven- en Kaaimees
ters, Btellen alle secties voor den post te verminderen
met Ï50 (salarisverhoogingen).
B. en W. gaan hiermede accoord.
Alle secties, behalve 1 lid, stellen voor den post kos
ten van den Waag te verminderen met 425.
In de 3e sectie de wensch geuit, dat spoedig een
nieuwe regeling wordt getroffen voor de kaasdragers,
daar de bestaande organisatie tot steeds meerdere
moeilijkheden aanleiding geeft; met dien verstande
echter, dat indien de nieuwe regeling financieele offers
zal dragen de in werking treding tot later zal worden
uitgesteld.
Verder werd nog een verlaging van dezen post van
538.— in de 3e sectie voorgesteld, om de vernieuw
ing van de leien van den Waagtoren nog uit te stel
len; men vond hierin vrijheid omdat de vernieuwing
over 2 jaar wordt voorgesteld.
Met het voorstel jom dezen post met 425 te verla
gen stemmen B. en W. in. Dit is niet het geval voor
zooveel aangaat de uitgaaf van 538, wegens ver
nieuwing van de leien-dakbedekking. Juist om de be
grooting niet te veel te drukken werd voorgesteld het
werk, dat door B. «n W. noodzakelijk wordt geacht,
over twee jaren te verdeelen.
Bij volgn. 110, onderhoud van huizen, torens, poor
ten en derg. wensch te de derde sectie het werven van
Kapel- en Brootekerk-toren uit te stellen, en den post
te verminderen met 1300.—, terwijl één lid der 2e
sectie één der torens dit jaar wilde uitstellen.
Dc 3e sectie vermeende dat de 70.— voor dc ja-
lousiën v/d serre der Stadsapotheek dit jaar uitgesteld
kan worden.
Voor het uitstellen van het verfwerk wenschen B. en
W. de verantwoordelijkheid niet te dragen.
Wat de uitgaaf van 70 betreft voor zonnescher
men in de serre van de stads-apotheek, doen zij opmer
ken, dat deze serre in den zomer onbruikbaar is we
gens daarin heerschende hitte.
Bij volgn. 111 sprak de derde sectie, naar aanlei
ding van een vraag, gedaan door den directeur van
Publieke Werken, eenparig als haar gevoelen uit, dat
het werken in eigen beheer niet moet worden uitge
breid, doch, integendeel zooveel mogelijk moet worden
ingekrompen en zulks zoowel met het oog op de hooge-
re kosten, als op de moeilijkheid van de controle tegen
overschrijding van de toegestane credicten.
B. en W. kunnen het gevoelen van de 3de sectie,
zonder nadere bewijzen, niet aanvaarden.
Ten aanzien van den post onderhoud van straten cn
pleinen wenschen de eerste, tweede en vierde sectie
niet uit te voeren de bestrating van Sliksteeg 723
alle sectiën die van de Paardenmarkt 552.dc der
de sectie wenscht uit te stellen Ritsevoort 2258.50
alle sectiën wenschen uitstel de Laat 2805, waarmee
vervalt betrating Clarissenbuurt 75.de 3e sectie
(op één lid na) bestrating van de helling aan den
Westerweg 208.Te samen 6621.50.
Met vermindering van dezen post met 723
552 -f- 2805 75, te zamen 4155, gaan B. en
W. accoord. Met schrapping van 2258.50 voor
vernieuwing der bestrating van het Ritsevoort en ver
legging der bestrating van de zijstraten kunnen zij
zich echter niet vereenigen. Deze bestratingen, op een
hoofdverkeersweg der gemeente zijn slecht en eischen
dringend vernieuwing en verbetering. Ook achten zij
het bestraten van de helling aan den Westerweg, waar
voor 208 is uitgetrokken, niet voor uitstel vatbaar.
Alle secties stellen voor dc post onderhoud van we
gen en voetpaden te verminderen met 1000.
B. en W. gaan hiermede accoord.
Bij volgn. 118 vraagt de derde sectie of het elec-
trisch opwinden van de Waagtoren een jaar uitge
steld kan worden?
Het electrisch opwinden van de Waagtorenklok zou
inderdaad een jaar kunnen worden uitgesteld zeggen
B. en W.. Dit opwinden moet echter twee malen per
dag plaats hebben en het is een buitengewoon zwaar
werk. Nu we het voorrecht hebben daarvoor electri-
sche kracht te kunnen aanwenden, zouden B. en W. het
betreuren indien daartoe niet aanstonds werd overge
gaan.
„Ik zal dien niet geven, anderen zullen na mij ko
men om 't werk te voltooienmaar tot zoolang moet
ik zooveel bijdragen als ik kan; 't thermium moet ge
ïsoleerd worden; ik ben aan 't zoeken, ik probeer alle
reagenten, ik neem alle proeven. Vanmorgen is een
kolf met een zuur mij in de handen uit elkaar ge
sprongenzie mijn schort eens.
„Clara," vroeg Hare Hoogheid „geloof je niet, dat
er in het volk krachten leven, die verschrikkelijker zijn
dan die van de ziellooze stof
„Kijk eens," zei Clara, die heelemaal niet geluisterc
had, „kijkt u eens naar dien neerslag in de smeltkroes
dat is gekristalliseerd thermium. Niets tast het aan."
„Clara," vroeg het jonge meisje nu, „heb je Isma
ël Kosor de laatste dagen in 't geheel niet gezien?"
Clara Hersberg had j uist den vorigen dag een harts
tochtelijken, onsamenhangenden brief van den volks
leider gekregen, waarin hij sprak van een mogelijken
dood, van een onvermijdelijke roeping, en van liefde,
die hem verteerde. Zij had dien brief gelezen, als gold
het een vraag, waarmee een dwingend kind haar
steeds vervolgde en had niet getracht de toespelingen,
die hij maakte op komende gebeurtenissen, te begrij
pen. Zij was alleen maar bezig met het thermium en
met het verlangen aan Wolframs wenschen te voldoen.
Zij legde verstrooid aan de aartshertogin uit, dat zij
Kosor sinds langen tijd niet gezien had: nauwelijks
had zij haar college aan de universiteit geëindigd of
zij ging naar het laboratorium van de school, waar
haar leerlingen onder haar leiding ook zochten. O,
wanneer het nieuwe apparaat voor electrolyse eens
klaar zou zijn
„Maar", viel de aartshertogin met ingehouden onge
duld in de rede, „weet u dan niets?"
„Van wat?" vroeg de geleerde.
„Zie maar," zei Hare Hoogheid, terwijl zij de dun
ne mousselinen gordijnen voor een van de torenven
sters op zij schoof. Het was een heldere, lichte Maart
dag na veel dagen van dooi en modder. De lucht was
zoo zuiver, alle voorwerpen zoo duidelijk en scherp
omlijnd, dat men over het Wapenplein heen, dat nu
wit en stoffig was, en over de breede, stijgende Ko
ningsavenue heen, de brug duidelijk kon onderschei
den, en den rijweg, de huizen, de winkeltjes, de rijtui
gen, de trams, de zware karren, de auto's en de fietsen
van de voorstad. En nog verder, waar het oog niets
meer onderscheiden kon, scheen een donkere bewege
lijke massa naderbij te komen.
„Wat is er?" vroeg Clara afgetrokken.
Wanda's oogen waren wijd opengesperd, zij staarde
onafgebroken op dat verre iets; het gordijn hield zij
nog steeds ter zijde, maar zij antwoordde niet.
Clara filtreerde een vloeistof. Zij kende noch onge
duld, noch angst, noch heimelijke vrees. Zij zocht al
leen maar en gaf al haar krachten aan dit werk. Tril
lend en zenuwachtig begon Wanda weer na een lang
stilzwijgen
„Clara, ik ben gekomen met het plan om vandaag
den heelen dag bij je te blijven."
Clara richtte zich verbaasd op.
„Ik heb bevel gegeven, dat ze mij hier in jouw kamer
bedienen," vervolgde Wanda, „ik wilde je vandaag
niet in steek laten, mijn arme Clara."
Vandaag?" vroeg Clara.
De aartshertogin lichtte het gordijn nog eens op, en
liet het toen weer vallen met de woorden:
„Daan zijn ze
Nu zag Clara plotseling, dat er iets bijzonders aan
Wanda was, dat zij tot nu toe niet opgemerkt had. Zij
zag, dat haar gelaat bedrukt en strak stond. Onwil
lekeurig sloeg zij nu ook de gordijnen ter zijde.
Een dicht aaneengesloten, op elkaar gepakte menig
te vulde de brug; geen rijtuig kon er meer door; de
Koniugsavenue was plotseling als leeggevaagd en
daarheen bewoog zich de donkere volksmenigte, als
een stofwolk, die langzaam opgezogen wordt door
een luchtledige ruimte, regelmatig, bijna majestueus.
Het begin bereikte reeds dc kade van den rechteroever,
het midden nam de hcele breedte van dc brug in be
slag en het einde er van kon men niet eens zien: een
zwarte mcnsclienzce bedekte den rijweg van de voor
stad en verloor zich in dat stadskwartier. Clara zei
met verstikte stem slechts dit eene woord:
„Dc wevers!"
Op dat oogenblik kwam het gerommel, dat men
aan den zuidkant der stad hoorde, nader, het nam
toe, de ruiten van het paleis begonnen te beven, en uit
een zijstraat zag men een eskadron cavalerie in vollen
draf het Wapenplein oprijden. De zon kleurde de hoo-
ge stofwolken geel, dan joeg de wind ze weer uiteen.
De troep stelde zich op aan de zijkanten van het pa
leis. Op datzelfde oogenblik was het begin van den
stoet de Koningavenue opgegaan. Men kon nu duide
lijk de verkleurde kielen van de werklui onderschei
den en de lange jakken der vrouwen. Verscheidene van
hen droegen een kind op den arm. Een kleine, tengere
man liep aan het hoofd van den stoet. Clara klemde
zich met beide handen aan de tafel vast. Zij had Ko
sor herkend. De aartshertogin begreep welk een aan
doening dit voor Clara moest zijn, die zoo plotseling
uit de veilige rust van haar wetenschap werd opge
schrikt. Gerijpt in haar laboratorium, overmeesterd
door die geheimzinnige, wonderlijke verdooving,
waarin uitvinders dikwijls vervallen, die als het ware
slapend werken, had zij niets gemerkt van de bewe
ging, die ontstaan en gegroeid was en tot de manifes
tatie van dien dag had geleid. De Unie had haar niet
geheim kunnen houden. De dagbladen hadden haar
aangekondigd, de politie was van alle voorbereidin
gen op de hoogte, het koninklijk kabinet had alles ge
regeld, had het uur vastgesteld) waarop de betooging
moest plaats hebben, de grens bepaald, waarbinnen
zij blijven moest en den tijd, die haar gegund zou
worden. Maar Clara, de ziel van de Unie, die harts
tochtelijk het volk liefhad, de vrouw, die niet meer be
zat dan haar kleeren, nadat zij alles wat zij had, voor
't volk gegeven had, Clara had alleen getuurd op haar
eeuwige electrolyse en had niets geweten van alles wat
er gebeurde. Welk een ontwaken na dien heerlijken
wetcnschappelijken droom
Zwijgend ging de aartshertogin een van de aan
grenzende kamers binnen, de studeerkamer van haar
vriendin. Haar oog viel op een stapel kranten, die
nog niet aangeraakt lagen en die zelfs nog onder
kruisband waren. Zij nam ze mee naar het laborato
rium, waar Clara nog steeds door het venster stond te
staren. Juffrouw Hersberg zei tegen haar:
„Nu begrijp ik het, ik begrijp nu alles: hij brengt
1,1
i
1 i
1 I
16
I 11